Film / Films

Dood aan de communisten!

recensie: Pickup on South Street

We schrijven 1953. De Verenigde Staten zijn in de ban van de verhoren van het House of Un-American Activities Committee, een door de overheid ingestelde onderzoekscommissie die mensen met (vermeende) communistische sympathieën aan strenge ondervragingen onderwerpt. Ook Hollywood blijft deze heisa niet bespaard. Een prominente groep regisseurs en acteurs steunde namelijk openlijk of in het geheim het communisme, en dit had veel onrust in de filmwereld tot gevolg. Communistisch-gezinden werden bedreigd (Gale Sondergaard), gedwongen om namen van andere sympathisanten te noemen (Elia Kazan) of werden geboycot door de rest van Hollywood (Kirk Douglas). In deze gespannen politieke arena verscheen de anticommunistische film Pickup on South Street van regisseur Sam Fuller.

~

De mooie, jonge Candy wordt, zonder dat ze het zelf weet, door een groep communistische Amerikanen ingezet om documenten te smokkelen. Wanneer ze het slachtoffer wordt van zakenroller Skip McCoy (die alleen op wat geld uit was) zijn de poppen aan het dansen. Zowel Candy, de communisten, Skip, de politie en een tipgeefster die door alle betrokken partijen benaderd wordt, jagen achter elkaar en achter grote sommen geld en geheime microfilmpjes aan.

Angstaanjager

Pickup on South Street werd duidelijk gemaakt om de communisten neer te zetten als de slechteriken. En dat is gelukt, de rooien komen er beroerd vanaf. Ook al komen ze in het begin over als normale Amerikanen, het blijken stuk voor stuk dieven, verraders en moordenaars te zijn. Tegen het einde van de film hebben ze zulke gruweldaden op hun naam staan en trekken ze zulke boeventronies dat de kijker geen greintje sympathie meer voor hen kan opbrengen. De boodschap moge duidelijk zijn: vertrouw niemand, iedereen kan een rooie zijn. Een perfecte angstaanjager deze film, precies zoals de toenmalige Republikeinse regering Eisenhower dat graag zag. Pickup on South Street moet dan ook meer gezien worden als propagandafilm dan als een speelfilm. Hoe vaak zie je niet dat een regering burgers angst aan probeert te praten door een vijand annex zondebok naar voren te schuiven? Hitler had de Joden, de rechtse Amerikaanse regering gebruikte lange tijd de communisten en tegenwoordig lijkt het er op dat rechtse regeringen de Islam zwart maken. En dat allemaal om de onderdanen te laten geloven in een sterke overheid, die desnoods wetten breekt om de burgers te kunnen beschermen…

Spanning

Pickup on South Street is niet veel beter dan vele andere politiethrillers of film-noirs uit de jaren na de Tweede Wereldoorlog maar is wel bijzonder interessant in verband met de politiek-maatschappelijke verhoudingen van die periode. Je proeft de spanning, de druk van een of andere studiobons die de rechtse regering te vriend wil houden, die zijn of haar rol in dit politieke hoofdstuk wil spelen. Het enige dat er op filminhoudelijk gebied echt uitspringt, is Thelma Ritter, die de rol van Moe de tipgeefster fantastisch speelt. Ritter speelt voor die tijd opvallend naturel, ontroerend breekbaar en erg overtuigend. Ook dat maakt de film de moeite waard.

Boeken / Fictie

Levend onder de levenden

recensie: Lloyd Hafts nieuwe bundel

Twee vaderlanden heeft de dichter Lloyd Haft: de Verenigde Staten, waar hij geboren is, en ons eigen Nederland. Beide komen aan bod in zijn nieuwe, tweetalige bundel. Formosa doet daarin dienst als rode draad.

Haft is sinoloog en getrouwd met een vrouw uit Taiwan, het eiland dat voorheen bekend stond als Formosa, wat blijkens het nawoord ‘mooi’ of ‘de schone’ betekent. Het speelt een leidende rol in zijn nieuwe, gelijknamige bundel. Daarachter zingt echter het eeuwige thema mee van de taal als ontoereikend instrument voor het vormgeven van de relatie die wij onderhouden met de wereld om ons heen. Een wereld die zich meedeelt via onze zintuigen en hersens, en de vorm krijgt van emoties, symbolen en andere diepe gevoelens, waaraan weer op poëtische wijze uitdrukking wordt gegeven.

Linguïstische dichotomie

~

Een meer dan gemiddelde belangstelling voor taal ligt bij een tweetalige schrijver als Haft voor de hand, maar het is de manier waarop hij daarmee omgaat die het voor de lezer interessant kan maken. De vorm die hij voor Formosa koos is daarbij op zich niet nieuw. Tweetalige uitgaven kennen we al uit de vertaalpraktijk, als een soort halfbakken maar onvermijdelijk compromis. Zeker bij poëzie is het voor een vertaler lastig kiezen tussen enerzijds de Nabokoviaanse aanpak van letterlijk vertalen, en anderzijds een meevoelen met de dichter waar de oorspronkelijke inhoud dan weer het slachtoffer van wordt, zoals we onlangs nog mochten meemaken bij de nieuwe vertaling van Leaves Of Grass. De originele tekst biedt dan in ieder geval nog de mogelijkheid om nog enigszins iets mee te krijgen van het oorspronkelijke gevoel, al blijft dat voor de meeste lezers in het geval van Russisch of Grieks ook niet meer dan een illusie.

Voor Haft daarentegen is een linguïstische dichotomie geen obstakel, hij gebruikt die juist als stijlmiddel. De gedichten in Formosa zijn niet onderverdeeld in originelen en vertalingen, maar in twee verschillende benaderingen van hetzelfde onderwerp. Die lijken in een enkel geval wel wat op elkaar, maar gaan minstens net zo vaak hun eigen weg.

Subtiel

De verschillen zijn soms zeer subtiel, niet meer dan nauw waarneembare nuances, maar juist daardoor is hun effect des te groter. Haft maakt zo inzichtelijk hoe secuur poëzie moet zijn, en laat tegelijk zien dat gedichten nooit verder komen dan tastende benaderingen, op weg naar de grenzen van het zegbare. Het wezen raken zij nooit, dat blijft verscholen in de suggestie. Dat gaat des te meer op waar de verschillende versies meer van elkaar afwijken. Haft hanteert daarbij een glijdende schaal, denkt dingen in het Engels die hij in het Nederlands zegt, en laat gedichten in enkele gevallen functioneel hun eigen weg gaan.

Paradoxaal genoeg zijn het juist de verschillen die de bundel zijn hechtheid geven, alsof de bezongen stof – veel rotsen en water, als vertegenwoordigers van twee principes die we in de Aziatische kunst vaker tegenkomen – des te hechter aaneengesmeed wordt, omsingeld door zorgvuldig gekozen woorden.

Daarbij springt de dichter over zijn eigen grenzen heen, in twee reeksen geïnspireerd op twee moderne Chinese schilders, die net als Haft zelf op zoek gingen naar de essentie van alle ervaring. Dan hebben we het over schoonheid die zelf de waarheid is, zodat het vanzelf weer zeer aards wordt, op een kalme en bedachtzame wijze.

Boeken / Fictie

Een gestoorde baron met een enorme penis

recensie: Chicklit over meisjes van vijftig

Een decadente trien, een dromerige weduwe en een balorige tiener. Dit gezelschap laat Sjuul Deckwitz in haar derde roman Onfortuinlijke meisjes een reisje naar Frankrijk maken. De verwende en egocentrische Victorine Griffeyn wordt op 49-jarige leeftijd door haar man Alfred verlaten. Ze wil tot zichzelf komen in het huis van wijlen haar moeder in het Franse Pargadin, en staat erop dat haar vriendin Lexia meegaat.

Road trip

Vic was ooit kunstenares en maakte furore met haar ‘hondenbeelden’, voornamelijk bestemd voor haar vriendinnen die een Ford-middenklasser ‘zo’n werkersauto, weetjewel’ noemen. Pupgroups maakt Vic allang niet meer, ze beperkt zich tot het aflopen van borrels en roddelen met haar ‘chique’ vriendinnen. Nu Alfred bij haar weg is doet ze een beroep op haar goede, oude vriendin Lexia, die eigenlijk niet op een zeurende Vic zit te wachten. En al helemaal niet op Vics balorige puberdochter Rosa, die ook meerijdt. Toch zegt ze ja.
De reis loopt uit op een totaal fiasco. Onderweg komen de dames Uco van Molenzweck de Slichte tegen, die Lexia en Vic nog kennen van vroeger. De excentrieke baron heeft nooit echt bij hun vriendenkring gehoord, maar werd geaccepteerd uit mededogen. Van Molenzweck straalde een bepaalde hulpeloosheid uit waardoor hij toch steeds weer op de borrel werd gevraagd. Hij heeft altijd al een diepe liefde voor Lexia gekoesterd en nu zij in Frankrijk op zijn pad komt, is hij vastbesloten haar voor zich te winnen. En wel tot elke prijs.

Wedgwood-AH-puntenservies

~

Deze Uco Van Molenzweck de Slichte wordt gehinderd door een buitengewoon onaangenaam lichamelijk ongemak: een penis van enorme afmetingen. Wanneer Vic ‘per ongeluk’ met hem in bed belandt, moet zij dan ook naar het ziekenhuis om de aangerichte schade te laten hechten.
Die penis is één van de details waarmee Deckwitz haar eigen Onfortuinlijke meisjes belachelijk maakt. Een horrelvoet of een bochel, nou vooruit. Maar een penis die door Lexia met een brandslang wordt vergeleken, geeft het verhaal iets potsierlijks.
Zo zijn er meer wendingen, namen en zinssneden die het verhaal een vreemde bijsmaak geven, in plaats van dat ze het door hun ongewoonheid interessanter maken. De idote naam van de baron bijvoorbeeld, of de beschrijvingen van Lexia’s dromerige karakter: “Lexia kon intens in de ban raken van het werk en de persoonlijkheid van schrijvers, schilders, filmers en componisten, levend dan wel dood – alsook van Romeinse Keizers.” En Lexia gaat dan niet voor een simpele Mozart of Fellini, nee, dat is toch minstens een Publius Aelius Hadrianus. Soortgelijke details en beschrijvingen komen zo vaak voor, dat ze irritatie gaan opwekken. Zo doet Deckwitz’ beschrijving van een verslagen Vic, net als de penis van Van Molenzweck, de wenkbrauwen weer even fronsen:

Vic, in elkaar gedoken in de grote fauteuil, wilde wel thee. Een geslagen vrouw. Maar plotseling hees ze zich overeind, pakte een kussen van de vloer en klemde het tegen haar buik. Lexia kende dit kussengebruik uit Amerikaanse sitcoms, waar het vele karakters tot troost was wanner het leven niet meeviel.

Kussengebruik uit Amerikaanse sitcoms? Gelukkig weet Lexia wat ze er mee aanmoet. Ze zet voor Vic een lekker kopje thee “in de pot van het Wedgwood-AH-puntenservies”.
Naast dit soort bevreemdende stukken bevat Onfortuinlijke meisjes echter ook een aantal mooie details. Zo laat Deckwitz via subtiele vingerwijzingen zien dat Lexia eigenlijk meer op heeft met Rosa en Alfred dan Vic. Op doorreis wil Rosa niet met haar moeder in het tweepersoonsbed maar met haar ’tante Lexi’. Alfred gaf Lexia ooit een kostbaar zilveren doosje met agaatjes voor de pilletjes tegen haar hartkwaal. Voor deze kwaal, een wispelturig hart, heeft Deckwitz een prachtige term verzonnen: Lexia’s ‘fladderhart’.

Chicklit

Op de flaptekst wordt Onfortuinlijke meisjes een road movie genoemd. Het boek heeft eigenlijk meer weg van chicklit, maar dan niet over shoppende twintigers of wanhopige dertigers. Onfortuinlijke meisjes gaat over meisjes van vijftig en hun wereld. Over een mislukt huwelijk, een teleurgestelde baron en een weduwe die alles maar over zich heen laat komen. Gegevens die tot een boeiende roman hadden kunnen leiden. Maar Onfortuinlijke meisjes is bovenal een ‘gewoon verhaal’, en weinig meer dan dat.

Boeken / Achtergrond
special: 2. Passionate Magazine

Tijdschriften over literatuur

De komende maanden kun je bij 8WEEKLY een serie artikelen verwachten waarin een dwarsdoorsnede wordt gegeven van de Nederlandstalige tijdschriften over literatuur. Vandaag nummer twee: Passionate Magazine.

Voor een literair tijdschrift ziet Passionate Magazine er opvallend glossy uit: grote foto’s, veel full colour en een ‘snelle’ pagina-indeling. Het is weer eens iets anders dan gedichten op wat dikker, crèmekleurig papier dat de geur van lijm en bomen draagt. De bladzijden zijn glad, de foto’s zogezegd groot en de poëzie wordt op een blok van gele stippeltjes afgedrukt. Voor de lezer die blijft geloven in de link tussen boeken en stoffigheid, zou dit frisse uiterlijk een schamele inhoud kunnen verbloemen.

Passionate Magazine is een uitgave van Passionate, dat zichzelf presenteert als een organisatie voor de ‘nieuwe letteren’. Passionate richt zich niet alleen op ontwikkelingen in geschreven literatuur (proza), maar ook op poëzie en nieuwe media – kortom op de snelheid waarmee de hedendaagse literatuur verandert. De organisatie, die opgericht is in 1995, houdt zich onder andere bezig met de organisatie van de Kunstbende, Write Now! en GDMW, Festival voor de nieuwe letteren.

Van klein en kleurloos naar groter en full colour

~

Passionate Magazine werd echter al in 1993 opgericht. Waar het voorheen een “klein, kleurloos, doch inhoudelijk interessant blaadje” was, zoals een brievenschrijver het in Passionate Magazine verwoordde, kan het magazine nu met recht glossy worden genoemd. Een grote foto van een schrijver siert de cover, het blad is gedrukt op mooi glad papier en naast inhoudelijke artikelen kent het tijdschrift veel kleurenfoto’s of andere kleuraccenten. Deze huidige lay-out dateert van 2004.

Een gemiddeld nummer van Passionate Magazine, dat elke twee maanden verschijnt, kent eenzelfde opbouw: verschillende verhalen en gedichten van bekende en onbekende auteurs worden afgewisseld met een groot interview met een schrijver of dichter, en met verscheidene essays. Daarnaast is er een aantal vaste rubrieken, zoals recensies van proza en poëzie, verschillende columns en de rubriek Waar is onze verslaggever?.

Ellis

De meeste nummers lijken niet over één bepaald thema te gaan, al sluiten verschillende artikelen in een tijdschrift wel op elkaar aan. In de meest recente jaargang valt op dat er veel aandacht is voor grote namen. Het nummer van maart/april 2005 is gewijd aan de Amerikaanse cultschrijver Bret Easton Ellis. Zo is er een voorpublicatie van zijn in september verschenen roman Lunar Park, worden verfilmingen van zijn romans besproken en zijn er enkele achtergrondartikelen te vinden die inzicht geven in zijn werk, zoals een artikel over de onmenselijkheid in het oeuvre van Ellis.

~

Deze meer serieuze stukken worden opgeleukt met een anekdote van Herman Brusselmans over zijn gesigneerde exemplaar van The informers van Ellis. De vaste rubriek 7 vragen aan… wordt nu ingevuld met antwoorden van Patrick Bateman, hoofdpersonage uit American Psycho. Minder geslaagd is de plaatsing van het verhaal Helium, waarin Laurens Abbink Spaink à la Ellis een gebeurtenis uit het leven van een rijke leeghoofd beschrijft. Het verhaal mag door enkele overeenkomsten met Ellis’ oeuvre dan schijnbaar in dit nummer passen, als mogelijke vergelijking met Ellis’ werk komt Helium zeker niet als beste kandidaat uit de bus. De publicatie lijkt daardoor een soort zwakke poging tot overreding: “Wij hebben in Nederland ook auteurs die schrijven als Ellis.”

Amerikaans proza

Deze uitgebreide aandacht voor Ellis is niet bijzonder opvallend: in meerdere nummers van Passionate Magazine nemen Amerikaanse auteurs een belangrijke plaats in. In het nummer van september/oktober 2005 wordt er bijvoorbeeld aandacht besteed aan Brooklyn dwaasheid, de nieuwe roman van Paul Auster, en wordt er een aantal verhalen van een andere Amerikaanse auteur gepubliceerd.

De aandacht voor Amerikaanse literatuur is dus groot. Maar om nu te zeggen dat Passionate Magazine wat betreft het proza voornamelijk gericht is op het buitenland, is een wat al te boude stelling. Er worden namelijk verschillende verhalen van jonge, onbekende Nederlandse schrijvers gepubliceerd en het zomernummer van 2005 bevat een groot interview met Esther Gerritsen.

Wordslam

De poëzie in Passionate Magazine komt wel uitsluitend van Nederlandse bodem. In elk nummer wordt van enkele dichters werk gepubliceerd. Dit gaat meestal om een klein aantal gedichten. Opvallend is dat het vaak werk is van dichters die hun sporen hebben verdiend op het podium: op wordslams, of op poëziefestivals. Dat er een leven ná de wordslams is, ontsnapt echter niet aan de aandacht van de redactie en daarom worden in het september/oktobernummer twee wordslammers geïnterviewd die net een bundel hebben gepubliceerd. De keuze voor verhalen lijkt vaak ingegeven te zijn door een voorliefde voor een licht absurdisme, zoals de vertaalde verhalen van D. Harlan Wilson. Voor de verhalen geldt duidelijk: ‘schrijven is schrappen’, want wollig taalgebruik ontbreekt volledig.

~

Kritische blik?

Wat me opvalt in de artikelen in Passionate Magazine is het hoge informatiegehalte en de beperkte kritische blik. Een interview met Tom Lanoye geeft een interessant inzicht in zijn manier van werken en zijn ideeën, maar mist een kritisch tegenwicht. De interviews zijn geen weergave van interessante gesprekken, waarin schrijver en interviewer elkaar uitdagen, maar eerder kalme verslagen van een uitwisseling van informatie. Dat is jammer, zeker als er met een uitgesproken geëngageerd auteur als Lanoye gesproken wordt.

Dit is het grootste minpunt aan dit tijdschrift. Verder is er inhoudelijk weinig op Passionate Magazine aan te merken. De verdeling tussen nieuw werk en interviews met bekende schrijvers is namelijk goed, en er is ook genoeg ruimte voor essays over actuele zaken in de literaire wereld. Door de strakke vormgeving en vele kleurenfoto’s kan Passionate Magazine een glossy tijdschrift genoemd worden, misschien een blad voor jonge mensen, of mensen die zich jong voelen – het is zeker geen inhoudsloos tijdschrift.

Passionate Magazine. Tweemaandelijks tijdschrift:
– Losse nummers: € 4,95

– Abonnement: € 25 per jaar / € 14,25 per half jaar (studenten / CJP / R’dam-pas € 18,75)
– ISSN 1385-0013
Verkrijgbaar in de betere boekhandel.
Contact: passionatemagazine@passionate.nl / 010-2762626 (bestellen losse nummers)

Zie ook in deze reeks: 1. Het Trage Vuur, 3. Tzum, 4. De Revisor, 5. Armada, 6. Bunker Hill, 7. Raster, 8. De Gids, 9. Hollands maandblad, 10. Hard gras, 11. Parmentier, 12. Deus ex Machina, 13. Het liegend konijn, 14. Lava en 15. Yang.

8WEEKLY

Allemaal naar Rotterdam

Artikel: Literatuur, muziek en theater op het GDMW Festival

Waar literatuur is, is 8WEEKLY en daarom reisden twee razende literatuurreporters en een muziekreporter in het weekend van 30 september af naar het Geen Daden Maar Woorden Festival in Rotterdam. Vrijdag en zaterdag kon jong, hip, in literatuur, theater en muziek geïnteresseerd Nederland niet alleen nieuw talent spotten, maar ook genieten van gevestigde namen.

De nieuwe letteren

Het GDMW Festival werd dit jaar voor de negende keer georganiseerd door Passionate, dat zichzelf de ‘organisatie voor de nieuwe letteren’ noemt, in de traditie van De Nieuwe Stijl. In de persmap lezen we: “De nieuwe letteren verwijzen naar een literaire opvatting die ontleend is aan de moderne stadscultuur, waarin het draait om snelheid, multimedia, rauwheid en een zakelijke aanpak.” Al bij binnenkomst kun je niet om de multimedia heen: in de hal loop je meteen tegen een DJ/VJ opstelling aan. Hier lieten de WoordDansers en DJ Evol D. featuring Rudy can’t fail hun kunsten zien en horen. Helaas hebben wij door het snelle tempo waarin het programma gepresenteerd werd, de activiteiten in de hal slechts vanuit onze ooghoeken meegemaakt: ons haastend van de grote zaal naar de kleine, en vice versa.

De vrijdag

Gummbah
Gummbah

Nieuwe schrijvers?

We hebben veel nieuwe schrijvers leren kennen, niet in de laatste plaats dankzij Gummbah. De schrijvers die hij aan het publiek voorstelde zijn weliswaar niet terug te vinden op het programma van enig literair festival en ook niet in de plaatselijke boekhandel, maar hebben zeker eeuwigheidswaarde. Zo las hij voor uit de net niet gepubliceerde brievenbundel Beste homo’s van het waardetransport van Geurt Meurs en droeg hij gedichten voor uit Het vuur der berusting van Rinus Aalvlecht. Terwijl sommige mensen hun schoenen uittrokken en het zich gemakkelijk maakten, vonden anderen dit het juiste moment om een dutje te doen, blijkbaar geen acht slaand op het aforisme “het leven is een must!”

Ernest van der Kwast
Ernest van der Kwast

Iemand anders die vanuit eenzelfde innerlijke noodzaak schrijft en wiens werk wel in de boekwinkel te vinden is, is de jonge schrijver Ernest van der Kwast. Op de vraag naar zijn drijfveren antwoordde hij: “Liefde, Dood, Verveling. De bekende thema’s.” In de kleine zaal droeg hij vol vuur voor uit Man zoekt vrouw om hem gelukkig te maken en het dit jaar verschenen Soms zijn dingen mooier als er mensen klappen. Het was, zoals wel vaker in deze zaal, niet bijster druk, maar het aanwezige publiek luisterde aandachtig.
Echt muisstil was het bij K. Michel. Zijn poëzie dwingt dat ook wel af: het laat zich niet op het eerste gehoor begrijpen en vormt zo een mooie tegenhanger van de hapklare brokken van de momenteel zo populaire poetry slammers. Michels gedichten zijn zeer uiteenlopend en gaan van het ontstaan van de taal naar een sprookje met een motto van de Ramones.

Vrolijk muziektheater

Van heel andere aard was het volgende. ‘De Vrolijke Brigade (muziektheater)’ staat er in het programmaboekje. We zijn gek op cross-over kunst. Zou het een soort musical zijn? Ja en nee. Dit nieuwe project van de groep Coolhaven is satirisch theater, cabaret, schooltoneel, dans, spoken word en muziek ineen. Het duurt een tijdje voordat je door hebt waar het over gaat, als je de kinderlijke setting op het podium ziet. Het geheel wordt uitbundig geregisseerd door een gedreven vrouwspersoon. Een groep van ongeveer tien volwassen mannen draagt naïef in elkaar geflanste kostuums uit de verkleedkist. “Wij zijn de Vrolijke Brigade!” zingen ze in koor, en net even buiten de maat. Alles zit zó over the top knullig in elkaar, dat het na een poosje wel duidelijk wordt: dit onverwacht grappig stukje theater drijft de spot met links-idealistische kunstuitingen. Dus publiek, scandeer maar vrolijk mee: “Jouw strijd, onze strijd, SOLIDARITEIT!”

~

Scabreuze teksten

Andere schrijvers die in de kleine zaal optraden, waren Theo-Henk Streng, de winnaar van de door Passionate georganiseerde schrijfwedstrijd Write Now!, Sanneke van Hassel, Désanne van Brederode (die wij helaas niet hebben gezien), Miquel Bulnes en Peer Wittenbols. Van Hassel bracht een dagboekachtig verhaal over een zwangerschap, dat zij opdroeg aan alle jonge vaders in de zaal. De half-Spaanse Bulnes, schrijver van twee romans, las een kort verhaal over de Domtoren voor. Vooraf verontschuldigde hij zich nog voor zijn ‘Gooise r’, die inderdaad duidelijk aanwezig was. Een aangename verrassing was Wittenbols, die begon met een verhaal over drie alcoholisten. Wittenbols is toneelschrijver in Arnhem en moest vanwege de stroomstoring bij de NS per taxi naar het festival komen, waar hij lichtelijk buiten adem arriveerde. Hij eindigde met een “scabreuze vertelling in rijm en proza”, een uitermate grappige combinatie van romantisch taalgebruik, platte grappen en woordspelingen.

Uiteenlopende stijlen

Sole is een opmerkelijk muziekgezelschap op dit festival. De basis van het trio wordt gevormd door een soort alternatieve hiphop. De bebaarde zanger spuugt zijn woordenstroom uit over het publiek. Hij zal ongetwijfeld wel heel veel te melden te hebben, maar verstaan doe je het niet, vanwege de harde rockmuziek waarvan ze zich bedienen. Nou ja, harde rockmuziek… De drummer drumt vooral opzwepende jazzritmes en dat maakt Sole zo spannend. Op dit festival van woordenliefhebbers trekken ze echter maar weinig publiek. Mensen komen zo af en toe wel nieuwsgierig aanwandelen, maar velen verlaten weer met dichtgeknepen oren de zaal. De weinigen die dit wel kunnen waarderen voelen zich ook niet echt op hun plek met het drink- en rookverbod in de zaal.In de kleine zaal mag gelukkig wel gedronken worden en het is daar dan ook een stuk gezelliger. Zeker bij de zachte folkklanken van de Engelse groep Tunng, die een minder heftige overgang vormt op alle voorlezers in het festivalprogramma. De moderne hippies van Tunng zitten er mooi bij. Het centrale duo van het gezelschap, Mike Lindsay en Sam Genders, speelt akoestische gitaar. De rest van de band bestaat uit een kleine zangeres die haar zang af en toe afwisselt met melodica. Naast haar zit een percussionist achter een waslijntje met allerlei ‘alternatieve’ percussie, zoals een bos schelpen en een windorgel. En er is natuurlijk de man achter de knoppen die Tunng van zijn karakteristieke elektronische geluid en samples voorziet. De groep charmeert het publiek, ook al zingen ze over seriemoordenaars. De folksongs ruisen en knisperen vriendelijk voort, maar zijn wel van een grote schoonheid en vormen het muzikale hoogtepunt van de vrijdagavond.

Vlammende Vlaming als voorprogramma

In de grote zaal zagen we als laatste schrijver nog Tom Lanoye optreden. De rasperformer uit Vlaanderen begon met “een experiment”, een nog ongepubliceerd stuk waarin de waarde van Schopenhauer ‘besproken’ werd. Toen hij uit zijn Verzamelde Gedichten ging voordragen, kwam hij echt op dreef en door zijn theatrale presentatie was het podium al gauw te klein. De geplande twintig minuten bleken ruim te kort, zoals Lanoye zelf ook naderhand tegen ons zei: “Ik kwam net op gang.” Hij kreeg het publiek moeiteloos stil, ondanks dat een deel duidelijk zat te wachten op het optreden van The Fall. Het was dan ook niet de eerste keer dat Lanoye het voorprogramma van een band verzorgde, zo antwoordde hij op onze vraag.

The Fall was van de bands de grote headliner van het festival. De groep uit 1977 was al postpunk bij het ontstaan van de punk zelf. Het geluid van The Fall houdt het midden tussen sleazy garagerock uit de jaren ’60 en indie rockmuziek uit de jaren ’80 en ’90. Voorman Mark E. Smith is gespecialiseerd in het ontslaan van bandleden, maar ook in het inspireren van verschillende generaties nieuwe muzikanten. Inmiddels is hij een oud mannetje, maar de jaren hebben hem niet milder gemaakt. Aan de gezichten van zijn verse bandleden is te zien dat hij zijn reputatie als onuitstaanbaar nog niet heeft verlaten. Maar wat is er verder nog over van de legende? Weinig. De hits van weleer die worden gespeeld zijn krachtig en temperamentvol, maar ze worden op zo’n kille en uitgebluste manier gebracht dat het hele optreden volkomen wordt verstierd. Jammer, maar het handjevol trouwe fans van toen en van nu is kennelijk nog niet vergeten hoe het ooit was geweest. Het is dringen voor het podium. Maar de conclusie is duidelijk. Ooit had The Fall de hele wereld en nu hebben ze niets meer. Helaas gaat het vaak zo met veel ‘legendarische bands’ uit de jaren ’70 die het nog eens proberen.

De zaterdag

Teren op oude en nieuwe roem

Ook op de tweede dag van het GDMW Festival stonden veel schrijvers geprogrammeerd. Dat een grote naam niet noodzakelijk een grootse prestatie met zich meebrengt, bewees Kees van Kooten. Hij schotelde de stampvolle (grote) zaal een cursus ‘Knutselen met krantenkoppen’ voor, gevolgd door een niet al te sterk pleidooi voor een volledig transparante samenleving waarin niemand nog kleren draagt en dus ook geen bommen kan verbergen. Hij sloot af met een column die vorige week in de Humo stond. Hoewel het overgrote deel van het publiek het allemaal prima vond, kon niet iedereen het optreden waarderen. “Hij teert op zijn roem,” oordeelden twee Groningers die speciaal voor Meindert Talma waren afgereisd.
Deze Friese schrijver en zanger speelde met The Negroes in de kleine zaal waar hij het jaar ervoor had voorgelezen. Talma paart droogkomische songteksten aan diverse muziekstijlen. Zijn band kan rocken, maar weet ook ruimte te laten voor gevoel. Deze combinatie sloeg aan bij het publiek, dat voorzichtig begon te swingen.

Ozark Henry
Ozark Henry

Een andere band “met gevoel voor emotie” (aldus de aankondiging) was het Belgische Ozark Henry. Met hun sobere bezetting van twee toetsenisten en een zangeres maakten ze sfeervolle muziek en kregen ze een flink deel van de grote zaal vol.
Maar terug naar de literatuur. Die was vaak toch heel wat minder populair, getuige de leeglopende zaal bij Khalid Boudou, wiens optreden aansloot op Ozark Henry. Boudou, auteur van het recent – zeer succesvol – verfilmde Het schnitzelparadijs, las voor uit nieuw, dit najaar te verschijnen werk. Toen hij zijn presentatie wat multimediaal wilde maken door met muziek een dialoog uit de film voor te lezen, bleek de techniek dat niet aan te kunnen.

Khalid Boudou
Khalid Boudou

Boekenlijstboeken en meer


In de kleine zaal was ondertussen voormalig diplomaat Richard Osinga aan het voorlezen uit zijn nieuwe roman, waarin een Afrikaanse jongen naar Nederland komt omdat hij voor Ajax wil voetballen. Zo bekijkt de lezer zijn eigen land door de ogen van een buitenstaander. Osinga las op een aangename, zeer rustige manier voor. Heel anders ging het er aan toe bij de voormalige Poetryslam-finalisten Sander Koolwijk en Peter M. van der Linden. Zeker niet minder aangenaam, maar wel beduidend minder rustig. Hoewel zeer verschillend van stijl brachten ze allebei poëzie die op het eerste gehoor tamelijk goed te begrijpen is en veel meer leunt op de presentatie.

Peter M. van der Linden
Peter M. van der Linden

Zeer laat op de avond konden we nog genieten van Tim Krabbé, die gepresenteerd werd als ‘schrijver van het ultieme boekenlijstboek’. Hij las onder andere een nooit gepubliceerd verhaal voor over een jonge aankomende schrijver die de tas met het manuscript van zijn eerste roman in de gracht laat vallen. De bij alle presentaties aanwezige achtergrondanimaties begonnen ons nu aardig op de zenuwen te werken, ook omdat ze helemaal niets met het verhaal van Krabbé te maken hadden.

Goede balans

Het is de organisatie van GDMW Festival 2005 gelukt een gevarieerde programmering neer te zetten. In literatuur geïnteresseerde bezoekers kunnen van schrijver naar schrijver, wat dan weer als nadeel heeft dat je de theaterpremières grotendeels aan je voorbij moet laten gaan. Er is een goede balans gevonden tussen ‘serieuze’ en wat meer luchtige acts. Het festivalgevoel is echt aanwezig en dat is een grote verdienste.

Muziek / Album

Ideale opwarmer

recensie: Deftones - B-Sides & Rarities

.

De cd opent met Savory, een mooi, slepend nummer dat ontstaan is uit een jamsessie met de band Far. Verder is het grootste deel van de cd gevuld met covers. De originelen van deze nummers zijn enorm divers. Wax and Wane, een mooi, duister nummer, is oorspronkelijk van de Cocteau Twins terwijl er ook een vreemde maar mooie cover van Lynard Skynard’s Simple Man op B-Sides & Rarities staat. Één van de bands waarvan alle leden van Deftones fan zijn, is Helmet. Hun versie van Sinatra wordt op een voor Deftones ongemeen ruige wijze neergezet. Ook No Ordinary Love (juist, van Sade!!) wordt op een dromerige, betoverende wijze gecoverd. De mooiste cover is The Chauffeur, een nummer van Duran Duran. Het nummer sleept je mee, weg van de wereld, en Chino’s stem is prachtig. Ook worden Deftones’ grootste helden, The Cure (If Only Tonight We Could Sleep) en The Smiths (Please, Please, Please, Let me get what I Want) gecovered.

Eigen werk hervormd

~

Deftones heeft van drie eigen nummers een akoestische versie gemaakt, Change (In the House of Flies), Digital Bath en Be Quiet and Drive (Far Away). Deze versies hebben enorm veel sfeer, varierend tussen spookachtig en dromerig. Hoe ontzettend mooi deze nummers ook zijn, voor doorgewinterde fans biedt deze compilatie niets interessants. Al deze nummers circuleren al enkele jaren op het net (ik denk dat ik ze bijna allemaal al een jaar of vier op mijn PC heb staan). Maar nu heb je ze wel mooi bij elkaar op een schijfje met een prachtig hoesje eromheen. In het boekje geven de bandleden commentaar bij de nummers en geven ze uitleg over de ontstaansgeschiedenissen ervan.

Ontwikkeling in beeld

Op de dvd staan voornamelijk de videoclips van alle uitgebrachte singles, op chronologische wijze. Opener 7 Words en Bored van het ruige en ongepolijste debuutalbum Adrenaline. Hierna volgen My Own Summer en Be Quiet and Drive van hun definitieve doorbraakalbum Around the Fur. Het is duidelijk dat de platenmaatschappij vanaf dit moment meer geld in Deftones stopte want de videoclips zien er ineens een stuk professioneler uit. Van White Pony komen de singles Change, Back to School (Mini Maggit) en Digital Bath. Wat opvalt aan een groot aantal van de video’s is dat Deftones in hun clips veel contact met hun fans maakt. In zeker vier of vijf clips tot hier aan toe staat het decor vol met figurerende fans (Back to School is hier een goed en bekend voorbeeld van). Minerva, met afstand Deftones’ mooiste videoclip, Hexagram en Bloody Cape (ook een erg mooie video) zijn de video’s van het laatste plaat Deftones.

Live-opnames

Tussen deze videoclips door zien we een groot aantal kortere live-opnames uit de periode van de desbetreffende clips en korte stukjes interview, behind-the-scenes in de studio en meer van dergelijk materiaal. Hierdoor krijgt de dvd, die ruim een uur duurt, bijna een sfeer van een volledig chronologisch overzicht van de band. Je ziet de ontwikkeling van Deftones, van beginnende band met goedkope videoclips en live-opnames in kleine clubs tot hun status als festivaltopper en stadionvuller met prachtige, professioneel geschoten videoclips. Nieuwe zieltjes zal Deftones met deze uitgave niet winnen maar B-Sides & Rarities is een must voor echte fans en een ideale opwarmer voor diegenen die met smart wachten op 25 oktober, wanneer Saturday Night Wrist verschijnt.

Theater / Voorstelling

Spannende mix van film en toneel

recensie: Tape (REP)

.

~

De vrienden Vince en John hebben een gespannen rendez-vous. Ze ontmoeten elkaar na tien jaar voor het eerst weer in een hotelkamer. Regisseur John is in de stad voor een groot filmfestival en Vince heeft besloten hem op te zoeken. Vince heeft maar een doel met dit samenzijn: hij wil dat John toegeeft dat hij hun gezamenlijke vriendin Amy tien jaar geleden heeft verkracht. En de bekentenis wil hij stiekem tapen. Wanneer Amy zich later bij de maten voegt, blijken ze alledrie een hele andere opvatting te hebben over dezelfde gebeurtenis.

Spannende vormgeving

De hotelkamer waarbinnen het stuk zich afspeelt is een driedimensionale kubus met muren van rolluiken. Aan het begin van het stuk zijn de rolluiken omlaag. Aan de buitenkant zijn dan filmbeelden in zwart-wit te zien. Het blijkt een cameraregistratie te zijn van wat zich binnen in de hotelkamer afspeelt. Een overactieve Tygo Gernandt (what’s new?) in de rol van Vince schopt tegen blikjes bier, springt op het hotelbed en rookt een peukie. Langzaam maar zeker gaan de rolluiken omhoog en krijg je ook live het beeld uit de hotelkamer te zien. In alle vier de hoeken van de kamer hangen camera’s. De ene keer zien we een grote close-up van een acteur, de andere keer wordt de wand in vier vlakken verdeeld, waardoor een haast caleidoscopisch effect ontstaat. Deze combinatie van geprojecteerde beelden op de buitenkant van de kubus en het spel van de acteurs zorgt voor een erg verrassend resultaat.

Duim voor Medina

~

Van Gernandt mag inmiddels bekend zijn dat hij kan acteren, hij komt dan ook helemaal tot zijn recht in zijn rol als nerveuze junk. Hij weet medelijden te wekken, en te laten zien dat Vince eigenlijk een kneus is. In het oorspronkelijke verhaal van Tape ontwikkel je als kijker meer sympathie voor John, gespeeld door Cas Jansen. De spanning loopt in de filmversie hoog op, omdat je niet kan geloven dat hij een verkrachting op zijn geweten heeft. Maar hoewel de acteerprestaties van Jansen niet slecht zijn, weet hij die sympathie voor zijn personage niet op te roepen. John is in Jansens vertolking eerder irritant en patserig. Wel een dikke vette duim omhoog voor Medina Schuurman. Zij weet Amy zo neer te zetten dat het een plezier is om naar te kijken. Schuurman laat zich hierbij van een heel andere kant zien dan we van haar kennen uit die bekende serie over de vriendinnen en ’t drankje. Haar Amy lijkt in niets op de Amy in de film, toch is deze vertolking zeer acceptabel. De manier waarop Schuurman als een wazige Amy recht in de camera acteert en vervolgens weer het theatrale aspect terugpakt is erg goed. Deze Amy is niet alleen prettig gestoord, maar ook gepast hysterisch en emotioneel op de momenten dat het hoort.

Kluchtig

Als thriller is de nieuwste versie van Tape niet erg geslaagd. Doordat er nauwelijks sprake is van een merkbare spanning tussen John en Vince, kent het stuk onbedoeld kluchtige momenten. Het moment dat John uit wanhoop iets stuk smijt, maakt de zaal aan het lachen. En dat terwijl we het hier wel over een verkrachting hebben. Wie na het zien van de film een soortgelijk verhaal op toneel verwacht, komt bedrogen uit. De film is subtiel en spannend waar het stuk juist in volle vaart door het verhaal dendert. Wie echter onbevangen een mooi verhaal wil zien, waarbij op een spannende manier wordt gespeeld met theater- en filmtechnieken, is bij Tape van REP aan het goede adres. Wederom is Engelkes, na Onze jeugd, erin geslaagd een stuk te maken waar vooral de jongeren met plezier weer CKV-bonnen op stuk kunnen slaan. En dat met grote namen en al.

De voorstelling is dit seizoen nog t/m 29 december 2005 te zien. Kijk hier voor de actuele speellijst.

Boeken / Strip

Kinderverhalen en grote ogen

recensie: Strips uit de Senoeni-stal

.

All in the family

~

Het eerste boekje is Kinderleed Komix #4. Lief & Leed… van de hand van de uitgeefster zelf. De Heer is onder meer bekend van strips in het meisjesblad Yes. Hierin maakt ze semi-fictieve stripjes, maar op haar website Senoeni plaatst ze dagelijks een kort stripje over haar echte leven. Deze stripjes zijn te omschrijven als een getekende blog, een webdagboek. De familie van de auteur wordt gevormd door haar elf jaar oudere man en hun (stief)kinderen Daniëlle (14), Ellen (10) en Johan (8), en vier poezen. Veel van de stripjes gaan dan ook over de familieverbanden. Ze bevatten vaak grapjes over opgroeiende kinderen, zoals het grapje over twee kinderen die ruzie maken en als ze een standje krijgen enorm lief tegen elkaar gaan zitten doen. Het leven van Margreet de Heer is zoals dat van iedere familie, maar ze weet het wel leuk te vertellen. Door die familiesituatie zijn haar verhalen heel anders dan die van andere autobiografische striptekenaars als Barbara Stok en Flo, die veel meer tekenen over hun relaties, vrienden en uitgaan.

De Heers stijl is heel basic. Je zou soms bijna zeggen dat ze niet zo goed kan tekenen, maar die simpele stijl is wél effectief. Met slechts weinig lijnen weet ze een situatie, een gemoedstoestand of een activiteit veel kracht mee te geven. De tekeningen zijn weliswaar in het zwart-wit, maar toch is het boekje heel vrolijk. Je zit steeds met een glimlach te lezen en na dit deeltje ben je blij dat je op het internet nog even verder kan kijken.

Japan in Nederland

~

De andere twee boekjes zijn van een nieuwe tekenaar uit de ‘stal’ van Senoeni. Aimee de Jongh is nog maar 16 jaar en tekent in de, in Europa de laatste jaren steeds populairder wordende, Manga-stijl uit Japan. In het boekje Ai-Chan TV wordt Aimee aangenomen bij een op manga gerichte tv-zender, waar ze probeert uit te leggen wat manga is. De vorm van het verhaal is heel bijzonder: er worden steeds korte verhaaltjes van vier plaatjes verteld, die samen het lange verhaal vormen. In ieder kort verhaaltje wordt een aspect van manga op een humoristische wijze uitgelegd, zoals de vaak gebruikte grote ogen en snelheidslijnen. Aimee is daar goed in geslaagd. De grapjes zijn typische grapjes die je ook in de originele manga vindt. Ook de uitleg van manga is goed geslaagd: als je er niks van weet, bouw je hier een aardige basiskennis op – hoewel sommige grapjes dan wel weer een beetje voor de incrowd zijn.

~

Het tweede boekje van Aimee heet Naar Tokyo!. Hierin gaat de hoofdpersoon Aimee met haar vriendje naar Japan om de geboorte van Tetsuo Shima bij te wonen. Hij is een belangrijk persoon in de manga Akira van Katsuhiro Otomo, die zich in de toekomst afspeelt. In tegenstelling tot het andere boekje betreft het hier een compleet verhaal, dat daarbij ook in kleur is getekend. De tekenstijl in beide boekjes is een schattige mangastijl met wat meer expressiviteit dan je vaak in de Japanse strips ziet. Aimee is een talentvolle jonge tekenaar, die met wat werken aan haar verhaalstijl (vooral Naar Tokyo! had wat scherper gekund) zeker nog verder kan komen.

Kinderleed Komix #4. Lief & Leed… • Tekeningen en scenario: Margreet de Heer • Uitgever: Senoeni Comics Productions • Prijs: € 5.00 • 48 pagina’s in zwart-wit • ISBN

Ai-Chan TV • Tekeningen en scenario: Aimee de Jongh • Uitgever: Senoeni Comics Productions • Prijs: € 5.00 • 44 pagina’s in zwart-wit • ISBN

Naar Tokyo! • Tekeningen en scenario: Aimee de Jongh • Uitgever: Senoeni Comics Productions • Prijs: € 5.00 • 12 pagina’s in kleur • ISBN

Muziek / Album

Met het dakje open…

recensie: The Heights - Beachy Head

Het Amsterdamse label Excelsior grossierde eind jaren negentig in leuke gitaarbandjes met melodische liedjes. Tegenwoordig is de catalogus uitgebreid met wat andersoortige bands, zoals het hardere ZZZ en singer-songwriter Sergeant Petter, maar de nieuwste release is toch weer oude koek. The Heights uit Noordwijk maken popliedjes waar je met het dak van je cabriolet open van kan genieten.

~

In mei van dit jaar waren The Heights te zien op de Small Press-beurs in Vera in Groningen om een curieuze reden. Drummer Marc van der Holst is namelijk tekenaar van de strip Spekkie Big en de afgelopen tijd publiceerde hij in cult-magazine Zone 5300 regelmatig stripjes over Brian Wilson, de geestelijk vader van de grote hits van The Beach Boys. Met die wetenschap in je achterhoofd is het geen wonder dat de band waar hij samen met zangeres/gitariste Naomi, bassist Mark en percussionist Dave (bekend van het omgekeerde hoofd) in speelt volop zonnige liedjes maakt en dat ze hun plaat Beachyhead hebben genoemd.

Bettie Serveert

Qua stijl lijken de songs op deze eerste plaat eigenlijk niet zo veel op The Beach Boys. De plaat lijkt misschien nog wel het meest op het werk van Bettie Serveert. Dat komt deels door de stem van Naomi, hoewel deze hoger is dan die van Carol van Dijk. De liedjes zijn ook heel uitgekleed, net zoals bij Bettie Serveert vaak het geval is. Toch is de stelling dat The Heights alleen op deze band lijkt niet helemaal eerlijk. De band heeft een bepaalde luchtigheid en ook een lieflijkheid die niet bij Betty Serveert past.

Zwoel of overstuurd?

~

In opener A Little Bit Of A zitten twee bassen waardoor het een heel krachtige start van het album vormt. Bij het titelnummer lijkt de stem van Naomi het sterkst op die van Carol, wat wordt versterkt door de vuige gitaarsolo aan het eind van het nummer. I Am The Trip heeft een stukje dat heel sterk lijkt op een liedje van het destijds (1997-98) zwaar onderschatte Amerikaanse trio Papas Frittas. In Watch My Head Explode lijkt de zangeres in het eerste couplet te proberen om zwoel te zingen, maar dat weet niet helemaal te overtuigen. Leuke samenzang zorgt ervoor dat het toch goed komt. Let’s Talk About You & Me is dankzij een creatieve compositie en de tweede stem één van de beste nummers op de cd. Cinnamon is het ruigste nummer op de cd, wat neer komt op meer snelheid en overstuurde stem.

Jammer van de herfst

Heel soms zijn The Heights wat monotoon, wat deels komt doordat je steeds hetzelfde gitaargeluid hoort. De drums zijn bijzonder creatief. Live kun je ook zien dat Marc veel plezier heeft in het drummen. Het totaalplaatje van dit debuut van The Heights is heel positief. Een klein nadeeltje zit er wel aan Beachyhead en dat is dat hij minder dan 30 minuten duurt en de ritjes in de cabrio zo wel heel kort gaan duren. Maar ja, dat zat er toch al niet meer in nu de herfst valt.

Muziek / Voorstelling

Der Ring des Nibelungen van De Nederlandse Opera is absolute wereldtop

recensie: Richard Wagner: Der Ring des Nibelungen

De Nederlandse Opera is een van de speerpunten van het nationale cultuurbeleid. Deze herneming van Wagners Der Ring des Nibelungen bewijst hoe terecht dit is. Deze productie kan zich niet alleen met de internationale wereldtop meten, maar laat deze zelfs ver achter zich. Het stormachtige applaus dat dirigent Hartmut Haenchen en regisseur Pierre Audi in ontvangst mochten nemen terwijl de laatste klanken van het ‘Erlösungs-Motiv’ wegstierven, is dan ook volkomen verdiend.

Miljoenen noten, meer dan veertien uur muziek en een vuistdik libretto (door Louis Couperus betiteld als “povere dilettanten-arbeid”) heeft het publiek verspreid over vier avonden ondergaan. En dat terwijl de listige voorgod Loge al aan het einde van de proloog, of liever, de Vorabend, “Ihrem Ende eilen sie zu”, zingt wanneer Wotan en zijn gevolg het Walhalla betreden. Het duurt echter nog een uur of twaalf voordat hij gelijk krijgt en het Walhalla vlam vat en de Rijn buiten haar oevers treedt. Van ‘haasten’ is dus amper sprake, maar vanaf het moment dat Wotan de door de Nibelung Alberich gesmede ring, het symbool van absolute macht, om zijn vinger schuift, is het einde der goden onafwendbaar.

~

Een einde waarnaar Wotan overigens al vanaf het einde van Die Walküre naar verlangt. Meer dan de onwetende Siegfried is de oppergod de ware tragische held van de hele operacyclus. Zelfs al neemt hij in Götterdämmerung, het slotdeel van de tetralogie, geheel niet meer deel aan de handeling, nog altijd overschaduwt hij alles wat er gebeurt. Regisseur Pierre Audi maakt van de goden echter geen afstandelijke wezens, maar echte mensen van vlees en bloed.

Revolutionaire decors

De al te menselijke karakters staan in scherp contrast met de immense decors, ontworpen door de Amerikaans/Russische ontwerper/architect Georg Tsypin. Het podium van het Muziektheater behoort tot de grootste ter wereld, de breedte is maximaal 32 meter, de maximale diepte is 48,5 meter, maar Tsypin trekt het decor tot ver in de zaal door. Hij heft zelfs de scheiding tussen zaal en podium op; het publiek kan de zangers bijna aanraken en in de speciale adventure seats maakt een deel van het publiek letterlijk deel uit van het decor. Helemaal revolutionair is de positie van het orkest, die radicaal breekt met de Wagner-traditie.

Het speciaal voor de Ring gebouwde Festspielhaus in Bayreuth is immers beroemd vanwege zijn volledig aan het zicht onttrokken orkest en dirigent. Niets mocht van Wagner afleiden van de handeling op het toneel. In het Amsterdamse Muziektheater bleek een dergelijk onzichtbaar orkest niet haalbaar. En dus werd gekozen voor een radicaal andere oplossing: de orkestbak is afgeschaft en tijdens de verschillende opera’s heeft het orkest een prominente, steeds wisselende, plaats in het toneelbeeld.

Transparante partituur

De bijzonder orkestopstelling heeft buitengewone voordelen voor de klankrijkdom van het orkest en bovenal voor de zangers, die in plaats van achter het orkest voor het orkest een aanzienlijk deel van hun partijen kunnen zingen. Haenchen kan zo pianissimi laten zingen die in een ander operahuis onmogelijk zouden zijn omdat de zangers niet over het orkest zouden komen. De meeste Wagner-zangers zijn getraind om hun stem over een grote afstand en over een groot orkest de zaal in te projecteren, wat in de slechtste gevallen leidt tot afstandelijk geschreeuw. Niets van dit alles in Amsterdam: sterker, niet eerder is zo’n intieme Ring opgevoerd.

Haenchen maakt bovendien gebruik van een ‘opgeschoonde’ partituur, waarin niet alleen alle door Wagner aangebrachte correcties na de wereldpremière in 1873 verwerkt zijn, maar bovendien de vele fouten die in een eeuw opvoeringspraktijk in de partituur geslopen waren zijn verwijderd. Het resulteert in een buitengewoon transparante Ring, wars van bombast of langdradigheid. In de lange monologen klinkt het Nederlands Philharmonisch Orkest bijna Italiaans, om in de lyrische passages over te schakelen naar een vol laat-Romantisch idioom, terwijl de orkestrale climaxen in de handen van Haenchen ook daadwerkelijk dat zijn: orgastische explosies van geluid die het publiek naar adem doen happen.

Louter topsolisten

~

Niet alleen dirigent en orkest leveren een uitzonderlijke prestatie. De solisten die voor deze Ring zijn gecontracteerd zijn zeer ervaren Wagner-zangers die optimaal gebruik maken van de in Amsterdam gecreëerde mogelijkheden. Vooral Graham Clark (Mime) en Kurt Rydl (Hagen) zijn angstaanjagend goed, maar zonder uitzondering lijken alle solisten boven zichzelf uit te stijgen. Hopelijk slaagt De Nederlandse Opera daarom in haar voornemen deze Ring ook op cd uit te brengen, want een sterkere rolbezetting dan deze is momenteel nauwelijks denkbaar. In Bayreuth zullen de nazaten van Wagner jaloers zijn.

Slechts driemaal wordt de complete Ring uitgevoerd. Gelukkig wordt in de wandelgangen gefluisterd dat de monumentale decors toch niet gesloopt zullen worden zoals lange tijd aangekondigd was, maar dat deze Ring in 2013 weer te zien zal zijn. Zonder enige twijfel ook dan het hoogtepunt van het operaseizoen.

Onvergetelijke beelden

Mocht De Nederlandse Opera niet slagen in een toekomstige herneming, dan resten de binnenkort te verschijnen dvd’s en onvergetelijke beelden. Het begin van Das Rheingold, wanneer het theater in totale duisternis is gehuld en uit het niets de eerste noten weerklinken, visueel slechts begeleid door het lampje op het dirigeerstokje van Haenchen. Of de vlammen die uit het houten (!) decor springen tijdens de Walküren-rit (zie het 8WEEKLY-filmpje op de VPRO-site), het vogeltje in Siegfried, het strak gechoreografeerde koor in Götterdämmerung, de slotscène waarin Wotans speer opeens door het decor schiet. Het zijn slechts enkele beelden die door het hoofd spoken.

“Onvoorstelbaar in wat voor toestand zelfs iemand met het grootste incasseringsvermogen kan raken als hij de vier avonden die Der Ring des Nibelungen in beslag neemt, moet uitzitten,” schreef Claude Debussy. “Het is erger dan een obsessie: je wordt zelf een wandelend tetralogisch ‘Leitmotiv’.” Debussy heeft gelijk: na vier dagen is de toeschouwer volkomen van de wereld. Maar Wagner heeft ook gelijk. Zeker in de handen Haenchen, Audi en Tsypin is de Ring het ultieme ‘Gesamtkunstwerk’, waarin alle kunstvormen versmelten en dat superieur is aan… ja, aan wat eigenlijk niet?