Film / Films

Doelloze tocht

recensie: Don't come knocking

Twintig jaar geleden gingen regisseur Wim Wenders en schrijver Sam Shepard een samenwerking aan die resulteerde in de mooie film Paris, Texas. De film vindt al jaren gretig aftrek bij de videotheken en heeft een aardige reputatie opgebouwd. Het nieuws dat de heren weer samen aan een film gingen werken, zorgde voor hooggespannen verwachtingen. Na het kijken van het resultaat, Don´t Come Knocking, bleek dat de hereniging van Wenders (regie) en Shepard (verhaal en hoofdrol) een overbodige was.

~

Howard Spence, een wereldberoemde westernacteur, loopt op z’n ouwe dag tijdens de opnames van een film weg. Gewoon weg. Zonder waarschuwing gaat hij er vandoor. Hij geeft geen reden, doet geen vooraankondiging, laat geen aanwijzingen zien dat het niet goed met hem gaat. Zomaar opeens; foetsie. Hij gaat naar z’n moeder, en daar hoort hij dat hij al dertig jaar lang een kind heeft. Dat bericht resulteert in een zoektocht naar zijn zoon. Onderweg komt hij in aanraking met een jongedame met een urn waarin de as van haar zojuist gecremeerde moeder zit. Ondertussen jaagt een belangenbehartiger van de filmproducers achter Spence aan om hem aan zijn filmcontract te houden.

Cowboy op pad

De sfeer van de film is, zeker in het begin, erg aangenaam. Als een echte poor lonesome cowboy – hij heeft in het begin nog het cowboykostuum aan dat hij voor de filmopnames droeg – zwerft Howard Spence door het kale dorre landschap. Deze tocht wordt begeleid door typische southern-americanamuziek, waardoor je het gevoel hebt dat je naar een kruising tussen een Lynchiaanse roadmovie en een hedendaagse western zit te kijken. Geen slecht begin.

Natte krant

Na jezelf een poosje in de prettige sfeer te hebben ondergedompeld, rijst de vraag: waar gaat de film verder over? Je volgt Spence, zijn moeder, zijn zoon en verschillende figuranten maar je hebt geen idee wat ze doen, waarom ze het doen en wat ze bezig houdt. Ze stuntelen niet alleen door het leven, ze stuntelen ook door de film, aangezien Wenders ze geen richting weet te geven. Geen van de acteurs of actrices weet te overtuigen, tot leven te komen. Shepard speelt zo slap als een natte krant, Gabriel Mann (Spence’s zoon) is, behalve tijdens de scènes dat hij optreedt met zijn band, niet om aan te zien en voor Tim Roth (de belangenbehartiger) is Don’t Come Knocking een minpunt in zijn oeuvre. Het geheel is sloom en doelloos. Alleen in de scènes met Sarah Polley (Go, Dawn of the Dead) is er sprake van tempo, ontwikkeling en spanning. Zij is de enige die boeit, zowel qua acteren als de rol die ze in het verhaal speelt.

Nep, triviaal, sloom

Behalve de spelers gaat ook de coach zeker niet vrijuit. Je hebt geen idee wat Wenders probeert duidelijk te maken. Wat wil hij zeggen? Wat is de bedoeling van deze film? Het verhaal gaat nergens heen, de personages zijn te nep-Lynchiaans en daardoor te triviaal en het tempo is te sloom. Van een man die Paris, Texas, Der himmel über Berlin en Buena Vista Social Club achter zijn naam heeft staan, verwacht je meer dan een potpourri van stuurloze hoofdpersonages en flauwe figuranten.

Muziek / Album

Hoe Ill Nino vanaf het begin had moeten klinken

recensie: Ill Nino - One Nation Underground

Killerriffs. Ze vormen min of meer het bestaansrecht van een band als Ill Nino. En laat deze karakteristieke eigenschap nou juist opvallend afwezig zijn op Confession,het vorige album van de Amerikaanse metalband. Wat een geluk dat de band op de nieuwste langspeler One Nation Underground het lek boven heeft. En, dat is nog maar het begin. Ill Nino is harder geworden en experimenteert meer dan ooit met het latin-imago dat het zichzelf in de loop der jaren heeft aangemeten.

~

Het is niet zozeer dat Ill Nino een geheel andere weg in is geslagen, maar dat er nieuwe bronnen zijn aangeboord is duidelijk hoorbaar. Weg is het geluid dat juist in de tijd van de Nu-metal zo breed gewaardeerd werd. In plaats daarvan wisselt het sextet brute riffs en grunts (denk aan Hatebreed of Chimaira) af met bijna idyllische percussie-elementen. Daarbij komt veel minder dan vroeger het pakkende refreintje om de hoek kijken. Hierdoor lijkt het of Ill Nino voor het eerst echt van de eigen kracht is uitgegaan, wat drummer Dave Chavarri ook toegeeft in de bio: “Dit is hoe Ill Nino vanaf het begin had moeten klinken”.

Alto-bard

Dat dat niet het geval is geweest, wordt de latino-Amerikanen in metalkringen aangerekend. Het is te hopen dat het nog niet te laat is voor Ill Nino om dat imago enigszins op te vijzelen. Afgaande op One Nation Underground verdient de band namelijk zeker een nieuwe kans. De grootste vooruitgang mag de zang van Christian Machado genoemd worden. Waar hij in undergroundhitjes als What Comes Around en How Can I Live vooral naar voren kwam als alto-bard, klinkt hij op One Nation Underground zoals een metalzanger hoort te klinken: getergd, rauw en agressief. Waarbij de combinatie tussen Engelse en Spaanse teksten overigens nog steeds vertrouwd aanhoort.

Zomeravondmetal

Toch hoeven de grootste fans van deze band niet bang te zijn weggejaagd te worden door het opgepoetste geluid. Ill Nino klinkt weliswaar wat meer metal en wat minder mainstream, maar dat wil niet zeggen dat Machado & consorten je opeens van je stoel blazen. De riffs zitten wat beter in elkaar, de grunts zijn verfrissend, maar het algehele geluid van de band klinkt nog even clichématig als voorheen. Dat wil zeggen: voor de eerste wereldschokkende Ill Nino-cd zullen we nog minstens één album moeten wachten. Het zijn bijvoorbeeld slechts de van Soulfly afgekeken latin-invloeden die Ill Nino onderscheiden van diverse andere Roadrunnerbands. One Nation Underground is dan misschien ook wel het best te verteren door iemand die de zomeravondmetal van Soulfly een beetje zat is. Ieder ander kan deze cd misschien het beste als opstapje richting echte metal zien.

Kunst / Expo binnenland

Een cursus kijken door Hans Aarsman

recensie: De Aarsman collectie

Onder museumbezoekers heb je ‘kijkers’ en ‘lezers’. In een tentoonstelling zie je de lezers eerst op zoek gaan naar een tekstbord met uitleg, om vervolgens het tentoongestelde te gaan bekijken. Ze schuifelen van tekstbord naar kunstwerk naar volgend tekstbord en volgend kunstwerk. De kijkers beginnen echter meteen bij de kunst. Als ze behoefte krijgen aan uitleg dan werpen ze een blik op het tekstbordje. De lezers kijken heel gericht en daardoor zien ze misschien dingen die de kijkers missen. Soms kunnen lezers door zo’n uitleg echter ook wat minder onbevangen tegenover het kunstwerk staan, waardoor ze bepaalde dingen over het hoofd zien. Bovendien worden ze minder snel geraakt door het beeld omdat het tekstbordje steeds tussen hen zelf en het kunstwerk in staat.

In Nederlandse musea zie je veel ‘lezers’. Misschien heeft dit te maken met ons calvinistische verleden en met het onderwijssysteem dat daar uit voortvloeide. Daarin staat het woord centraal en niet het beeld. Op school leren kinderen lezen en schrijven, maar kijken vond men tot voor kort zo vanzelfsprekend dat daar weinig aandacht aan werd besteed.

Praatjes bij plaatjes

Fotograaf, verzamelaar en schrijver Hans Aarsman behoort onmiskenbaar tot de groep ‘kijkers’. Een plaatje of een foto zegt hem meer dan duizend woorden op een tekstbordje. Met enerzijds een grote onbevangenheid, en anderzijds een scherpe blik, een flinke dosis psychologisch inzicht en een gedegen kennis van het medium fotografie weet hij aan de hand van een (kranten)foto de meest prachtige humoristische of dramatische verhalen te vertellen. In zijn wekelijkse column De Aarsman Collectie in het kunstkatern van de Volkskrant, en in de Bakens op zijn website kunnen we meegenieten van deze ‘praatjes bij plaatjes’ en krijgen we onderwijl een cursus kijken. Lang keek ik al uit naar het boek waarin deze juweeltjes zouden worden gebundeld.

Verzameling

Foto van de tentoonstelling De Aarsman collectie in het Nederlands fotomuseum 2005. Foto: Hans Aarsman
Foto van de tentoonstelling De Aarsman collectie in het Nederlands fotomuseum 2005. Foto: Hans Aarsman

Half september verscheen bij NAI Uitgevers de publicatie De Aarsman Collectie, met daarin een selectie van de Volkskrant columns van afgelopen jaar. Ter gelegenheid hiervan organiseerde het Nederlands fotomuseum in Rotterdam een kleine presentatie van De Aarsman Collectie. Al snel wordt duidelijk dat Aarsman niet zozeer van ‘officiële’ fotografie houdt; alles wat een plaatje is telt. De expositie bestaat uit uitgeknipte foto’s uit binnen- en buitenlandse kranten, tijdschriften, reclamefolders van de Makro en de Jacques Hermans, ansichtkaarten en van internet geprinte foto’s.

Afgezien van een korte inleidende tentoonstellingstekst bevat de expositie geen tekstbordjes. Daardoor wordt de museumbezoeker gedwongen om elk plaatje nauwkeurig te bekijken en zodoende om verbanden te leggen tussen de opgeprikte foto’s. En dat is ook waar de zaaltekst toe oproept: toets je eerste indruk aan datgene wat er daadwerkelijk is te zien. Al kijkend ontdek je bijvoorbeeld dat de foto’s typologisch geordend zijn. Mensen die iemand in hun armen mee dragen, de beroepsfotograaf afgebeeld in advertenties, de oorlogsfotograaf, de soldaat in oorlog, portretten van leiders, mannen en auto’s, onthoofde koppen, vlees advertenties, doden, de Oranje familie, opmerkelijke foto’s van dieren, mensenmassa’s, ruzies et cetera.

Superman, Batman en de soldaat

~

De reeks ‘mensen die iemand in hun armen dragen’ springt het meest in het oog. Vooral de foto’s die op 2 en 3 september 2004 zijn gemaakt tijdens de bloederige ontknoping van het gijzeldrama op de basisschool in Beslan. We zien soldaten en burgers die halfnaakte, bebloede kinderen wegdragen uit de school. De wanhoop en verschrikking is van de gezichten af te lezen. Eén van deze foto’s heeft alles in zich om dè foto van het gijzeldrama te worden. Zoals Aarsman zelf zegt: “Dynamisch, bijbels, schoonheid, Hollywood, dreiging, heroïek, wat heeft een foto nog meer nodig om een icoon te worden?” We zien een soldaat met neergeslagen ogen en een sigaret tussen de lippen een gewond meisje met een in zichzelf gekeerde blik en wapperende haren wegdragen. Aarsman printte de foto uit het digitale fotoaanbod van de persbureau’s. We zien de foto terug op de cover van zijn kersverse publicatie, maar gek genoeg niet in andere kranten en tijdschriften. Door goed te kijken, ontdekt Aarsman waarom niet:

Dat komt door die sigaret. Een bloot meisje in je armen en dan een brandende peuk in je mond, dat gaat niet samen. Moet dat arme kind ook nog een brandwond oplopen? Hoe heeft hij dat ding trouwens aangekregen? Toch niet voordat hij de school in rende? Er is maar een paar millimeter as zichtbaar. Zou hij het kind daarnet even hebben neergezet om op zijn dooie akkertje een sigaret op te steken? Eén onwelgevallig detail en het collectief geheugen smijt de deur al dicht.

Naast de Beslan-foto’s hangen plaatjes van onder meer Superman, Batman en de heilige Christoffel. Ook zij dragen hulpbehoevenden in hun armen. Ook de advertentie om geld in te zamelen voor de slachtoffers van de Tsunamie in Azië – een man die tot zijn middel in het water staat met een kind in zijn armen – ontbreekt niet.

Groene vingers

Een veel minder dramatische foto levert ook een spannend verhaal van Aarsman op. Dit is het geval bij de foto De benedenwoning in Amsterdam-West van fotograaf Chris de Bode, die in de bundel is opgenomen. De foto laat de achterzijde van een benedenwoning in Amsterdam-West zien. In de ramen zijn lage flats, de bomen aan de overzijde en de ondergaande zon weerspiegeld. Rechts aan de muur hangt een gieter. Voor het raam hangt een waslijn met achtergebleven wasknijpers, die het onderwerp van de foto vormen:

Maar wat doen ze daar eigenlijk? In een goed geolied huishouden hangen knijpers nooit zonder wasgoed buiten. En zeker niet als ze van hout zijn. Daar komt het weer in, dat geeft maar vlekken in je kleren. Nu het fotobijschrift ‘De achterkant van de Marianne Philipsstraat 27, de woning van Mohammed B.’ Aan deze knijpers heeft de was van een moordenaar gehangen. Ziet u hem in de bak zitten met knijpervlekken in zijn onderbroek? Zeven wasknijpers liet Mohammed buiten hangen. Niet goed geluisterd toen zijn moeder hem vertelde dat ie met het binnenhalen van de was meteen de knijpers in het wasknijperbakje moest terugleggen. Of heeft zijn was nooit buiten gehangen? Zou hij ooit in zijn tuin zijn geweest? Aan de gieter te zien wel. Wat een ontroerend detail. Mohammed B., een jongen met groene vingers. Mohammed B. op zijn knieën tussen de bloemen, onkruid wiedend. Nee, dat gelooft geen mens. Van de vorige bewoner natuurlijk geweest, die gieter. Net als de wasknijpers. Mohammed heeft ze nooit een blik waardig gekeurd. Hij was niet met plantjes bezig, niet met de was, hij was zogenaamd met grotere zaken in de weer. Domme Mohammed. Wie het kleine niet eert, is het grote niet weert. Ook dat heeft zijn moeder hem vast verteld.

De columns van Aarsman zijn verfrissend, onderhoudend en recht voor zijn raap. Bovenal zijn ze een ode aan het kijken. Misschien moeten we met z’n allen bij hem op cursus. Het boek en de expositie vormen hiertoe in ieder geval een goed begin.

Hans Aarsman • De Aarsman Collectie • NAi Uitgevers • ISBN 90-5662-470-9

Kunst / Expo binnenland

Veredelde fouten

recensie: World Wide Wrong

De computer is in deze tijd een onmisbaar gebruiksvoorwerp. Men tikt en klikt er op los; in de trein, op kantoor, op school en ook in de kunst. Iedereen kan er mee omgaan, maar slechts weinigen zijn bekend met de innerlijke werking van het apparaat. Voor velen geldt ‘zolang hij maar doet wat ik wil, vind ik het best’. Dat is maar goed ook, want hoewel gebruiksvriendelijke iconen een min of meer universele taal of wegwijzer hebben gecreëerd, zijn de achterliggende codes moeilijk te doorgronden. Zelfs vakidioten hebben er soms een zware dobber aan.

Kunstenaarsduo Jodi (Joan Heemskerk en Dirk Paesmans) neemt geen genoegen met de als vanzelfsprekend gepresenteerde computer, maar houdt zich bezig met de wijze waarop communicatie (of miscommunicatie) binnen het medium tot stand komt. Jodi tracht deze codes bloot te leggen, maar zegt geen verbeteringen te willen aandragen. Het gaat Heemskerk en Paesmans juist om het verkennen van de mogelijkheden van het medium. Ondanks dat is een kritische blik op de ondoorgrondelijkheid van de pc duidelijk aanwezig.

~

Bij alle werken in de solotentoonstelling in Montevideo is te zien hoe het duo de computer in al zijn facetten (games, internet, programmering) letterlijk binnenstebuiten keert. De normale omgangsnormen met de pc zijn in de prullenbak beland. Sportwagens draaien alleen nog om hun as en hebben het eigenlijke parcours gedag gezegd. Het bureaublad, dat anders zo leeg en overzichtelijk mogelijk wordt gehouden, is bezaaid met iconen. ‘Cheats‘ die in een spel doorgaans alleen gebruikt worden om jezelf uit benarde situaties te redden, zijn nu de normale manier van voortbewegen.

Geregelde onregelmatigheden

Ja, Jodi zet de boel wel op zijn kop, maar het is meer dan enkel ‘spielerei’. Door al deze ingrepen komen de onregelmatigheden van de systemen aan het licht. Driver, een indrukwekkende installatie van verschillende racespellen, toont de mate van eigen inbreng (intelligentie) van de spellen. Alle auto’s zijn ingesteld om alleen maar rechtsom te rijden, maar waar bij het ene spel een perfect cirkelvormig bandenspoor ontstaat, staat het andere verschuivingen toe waardoor de auto in kwestie zich toch nog weet voort te bewegen. Al lijkt dit te duiden op imperfectie, in werkelijkheid ligt hier een ingewikkeldere programmatuur, die meer mogelijkheden toe laat, aan ten grondslag.

In My % Desktop zien we hoe de pc is uitgerust voor het oplossen van de menselijke fouten. Bij elke gedachteloze kopie die van een bestand wordt gemaakt, wijst de computer zelf een naam toe. Dit lijkt prettig omdat de namen een seriële logica bezitten (alias1, alias2, alias3 etc), maar door het veelvuldig kopiëren leidt het tot onleesbare namen en crashes. Slechts tot op zekere hoogte kan de pc als buffer dienen voor de menselijke onbedachtzaamheid.

Esthetiek van bliepjes

Het onderwerp van Jodi’s onderzoek (de intrinsieke werking van de pc) doet wat gedateerd aan. Iedereen weet inmiddels dat de programmatuur veel ingewikkelder is dan de ogenschijnlijke eenvoud van het gebruiksvoorwerp. Veel mensen zijn blij toe dat ze zich niet in deze problemen hoeven te verdiepen om toch profijt te kunnen hebben van de mogelijkheden van de computer. Maar Jodi gaat verder dan analyse of conclusie. De kracht zit hem vooral in het verpakken van hun bevindingen in een esthetisch jasje. Een nieuwe poëzie van bliepjes en systeemtekens. Een nieuwe esthetiek waarin My % Desktop niet meer chaos en wanorde is, maar dichter in de buurt komt van een Wagneriaanse symfonie.

Kunst / Expo binnenland

Geen natuurgetrouwe weergave van de werkelijkheid

recensie: Oog in oog

Fotografie kan grofweg worden ingedeeld in foto’s van de werkelijkheid en geënsceneerde fotografie. Bij dit laatste type zet de fotograaf iets in scène. Vorig jaar bezocht 8WEEKLY een overzichtstentoonstelling van de collectie van Huis Marseille. Die collectie bestond voornamelijk uit foto’s van de ‘normale’ wereld. Tot 4 december toont het Groninger Museum haar fotocollectie. Dit keer is het vooral geënsceneerde fotografie wat er te zien is.

Op de tentoonstelling Oog in oog toont het museum een groot deel van haar fotografiecollectie. De legendarische museumdirecteur Frans Haks had in eerste instantie besloten dat fotografie niet in het budget van het Groninger Museum paste. Toen hij merkte dat er bepaalde kunstenaars waren die wel goed binnen de collectie van het museum pasten, is hij in 1985 alsnog begonnen met aankopen.

Centraal in de collectie staan beelden van mensen en portretten. Zo wordt de eerste zaal gedomineerd door de foto’s van Micha Klein. Van deze kunstenaar wordt het vierluik Virtualistic Vibes (1996) getoond, waarop feestende mensen in een op de computer gemaakt landschap zijn te zien. Geen leuke mensen, maar van die overdreven partybeesten uit, zeg, de It. In de grote hal hangt een prachtig overzicht van de gelikte en computerbewerkte modefotografie van Inez van Lamsweerde en Vinoodh Matadin.

Voorlopers

Erwin Olaf, Pearls, 1986. Collectie Groningen Museum.
Erwin Olaf, Pearls, 1986. Collectie Groningen Museum.

De eerste drie zalen zijn gewijd aan fotografie uit de periode voordat het museum begon met het actief collectioneren. Het betreft hier dus ‘inhaalaankopen’. De eerste zaal heeft verrassende voorlopers van de geënsceneerde fotografie, waarbij vooral het frisse knip- en plakwerk van Angus McBean uit de periode 1938-1951 opvalt. In de tweede zaal hangen foto’s van performancekunstenaars en schilders die tussen 1970 en 1980 iets met fotografie wilden doen. Alleen het werk van de volledig op fotografie gerichte Gilbert & George en Luigi Ontani weet echter te overtuigen. De derde zaal is gewijd aan zwartwitfotografie uit de jaren ’80 met zeer sterk, maar overbekend, werk van popfotograaf Anton Corbijn en vooral veel homo-erotisch werk van onder anderen Erwin Olaf. De middenzaal van de tentoonstelling hangt vol met kille portretten van Rineke Dijkstra, Inez van Lamsweerde en Anuschka Blommers en Niels Schumm.

Drie tentoonstellingen

Een belangrijke plaats in de tentoonstelling werd ingeruimd voor overzichten van de drie grote fotografietentoonstellingen die eerder in het Groninger Museum plaatsvonden. In de zaal gewijd aan Fotografia Buffa (1986), de eerste fotografietentoonstelling in het museum, is het thema ‘mens’ nog niet de rode draad. Fotografen als Winfred Evers en Rommert Boonstra maken een soort architectuur van ‘alledaagse’ objecten. Centraal in deze expositie staat Teun Hocks, die met zijn foto’s van zichzelf in absurde, humoristische situaties eigenlijk de enige naam is die in het collectieve geheugen is blijven hangen. Dat is wel anders in de Peiling 4 (1995) zaal, waar onder andere vroeg werk hangt van Micha Klein en Inez van Lamsweerde. De zaal gewijd aan foto’s aangekocht na Black & Blue (1996) is afwijkend ten opzichte van de rest van de collectie. Hier hangt enkel werk van Amerikaanse fotografen. Allen richtten ze zich op de werkelijkheid. Daarbij is vooral gekozen voor confronterende beelden. Bekend zijn de foto’s van mensen met het syndroom van Down van Diane Arbus. Shockerend zijn de werken van filmmaker Larry Clark. Hij fotografeerde in de jaren ’70 en ’80 onder andere junks en tieners. Daarbij werden beelden van seks, zwaaien met pistolen en drugsgebruik niet geschuwd.

Pis

Andres Serrano, A History of Sex (Leo's Fantasty), 1996. Collectie Groninger Museum
Andres Serrano, A History of Sex (Leo’s Fantasty), 1996. Collectie Groninger Museum

De laatste zaal van de tentoonstelling is gewijd aan de eveneens Amerikaanse fotograaf Andres Serrano. In 1997 veroorzaakte de poster van zijn tentoonstelling – te zien in de stad – een grote rel. Deze plasseksafbeelding is eveneens opgenomen in deze tentoonstelling. De foto’s van Jezusbeelden ondergedompeld in urine veroorzaakten destijds ook de nodige commotie. Meest huiveringwekkend zijn echter twee foto’s van een doodgeboren kindje en een zelfmoordenaar, gemaakt in een mortuarium. Laatstgenoemde foto was recentelijk al te zien in de opstelling van de vaste collectie van het museum. Ik vraag me af waarom er niet een ander, minder bekend werk is uitgekozen.

Kattenkwaad en blote dijen

Als je klaar bent met de centrale expositie moet je nog twee trappen op om op de overlopen van de eerste en tweede verdieping recente aanwinsten te zien van Erwin Olaf en Anthony Goicolea. Van eerstgenoemde kunstenaar is de humoristische serie Mature (1999) te zien; gemanipuleerde pin-upfoto’s van bejaarde dames. De lijven en gezichten zijn op de computer ‘strakgetrokken’, de huid is oud gelaten. Goicolea maakt foto’s van kleine jongens die kattenkwaad uithalen. Bij nadere beschouwing blijken ze allemaal hetzelfde gezicht te hebben: dat van de kunstenaar.

Compleet beeld

De tentoonstelling Oog in oog geeft een zeer compleet beeld van de collectie van het Groninger Museum. Deze lijkt door de jaren heen zeer constant opgebouwd, hoewel een aantal ‘miskopen’ wellicht nog in het depot verstopt ligt. Er is immers niet gelijktijdig een catalogus gemaakt. Dit laatste duidt er op dat deze tentoonstelling niet helemaal een serieuze poging is om de collectie te tonen, maar vooral mag worden beschouwd als een manier om bezoekers te trekken die ook naar de gelijktijdige fotomanifestatie Noorderlicht gaan – iets dat het museum zelf ook toegeeft. Dat doet niet af aan de hoge kwaliteit van de werken, maar is wel een teken van enige gemakszucht. Het museum had er ook voor kunnen kiezen om eindelijk een overzicht te maken van het werk van Inez van Lamsweerde en Vinoodh Matadin.

Film / Films

Meeslepender, spannender en beter

recensie: Casino 2-disc special edition

.

Het verhaal

~

Het waargebeurde verhaal is even aangrijpend als ongelooflijk. In Casino wordt verteld hoe de maffia in het begin van de jaren tachtig de controle over de casino’s in Las Vegas verloor. De gevaarlijke relatie tussen casino-uitbuiter Ace Goldstein, zijn rechterhand voor het vuile werk Nicky, en de gevaarlijke femme fatale / material girl Ginger is zo explosief dat er niet alleen drie levens op het spel komen te staan, maar dat er een hele way of life in Vegas verloren dreigt te gaan. Het verhaal is afkomstig van misdaadschrijver Nicolas Pileggi, van wie ook het verhaal van Goodfellas afkomstig is. Volgens Pileggi en Scorsese is Casino te zien als een soort vervolg op Goodfellas. In de extra’s van deze uitgebreide dvd zie je hoe Scorsese het verhaal tijdens het filmen schreef, en merk je dat er een continue interactie, een levendige dialoog tussen schrijven en filmen en was. Ook hoor je hoe Scorsese met zijn heerlijk zenuwachtige stemmetje vertelt dat het verhaal niet alleen gaat over de maffiawereld in Vegas, maar dat het symbool staat voor het verdwijnen van een ideologie, een manier van leven die na de jaren zeventig in de Verenigde Staten niet meer terugkwam. Het fundament voor een sterke film is gelegd: een prachtig verhaal.

De cast

~

Met Robert DeNiro, Joe Pesci en Sharon Stone als vertolkers van respectievelijk Ace, Nicky en Ginger, mag het geen wonder heten dat de film meer dan gemiddeld weet te boeien. DeNiro (in topvorm) en Pesci (niemand kan zo heerlijk schelden als hij) spelen alsof ze nooit zonder elkaar op de set hebben gestaan. Man, wat zijn ze goed op elkaar ingespeeld. Elke scène opnieuw merk je hoe vloeiend, soepel en vanzelfsprekend de heren overkomen. In de extra’s hoor je hoe ze ook buiten de draaiuren een dynamisch duo vormden en privé ook goed met elkaar overweg kunnen. Stone acteert ook erg sterk en er is een fantastische bijrol voor de altijd interessante James Woods. En uit de extra’s leer je bovendien welk rolletje Scorseses moeder speelt! Ook ontdek je dat veel bijrollen in de film vertolkt worden door echte politieagenten / croupiers / schoonmakers etc. De combinatie van topacteurs en authentieke bijrollen lijkt een tweede factor te zijn die Casino doet uitstijgen boven de middenmoot.

De sfeer

Vegas: de stad staat in veel films centraal en dat is geen wonder. Miljoenen dollars, mooie vrouwen, het nachtleven, de neonreclames, maar ook de kitsch en nep vormen een prachtig decor. Bij het bonusmateriaal krijg je ook een blik op het echte leven in Vegas, over de echte maffia, de ware geschiedenis. Er is iets in misdaad wat ons aantrekt, de sfeer van verborgenheid, van het grote geld. Veel films met dit onderwerp vinden moeiteloos de weg naar de kijkers. Scorsese maakt de sfeer compleet met zijn oog voor detail. In een van de special items zie je hoe zorgvuldig de kleuren, lampen en kostuums, de zweverige camerabewegingen, de locaties en alles wat maar bij kan dragen aan de sfeer van de film een minutieuze voorbereiding en planning met zich mee bracht. Een derde ingrediënt voor succes is aanwezig.

Geheel

Veel sterke punten dus, maar dat maakt nog niet automatisch een goede film. Een film moet altijd een evenwicht vinden, en Scorsese bewijst dat je dat wel aan hem over kan laten. Hij is een van de regisseurs die alles onder controle heeft, alles plant, alles van te voren al in zijn hoofd heeft. Hij stroomlijnt in Casino alle details zo dat ze ten goede komen aan het grote geheel. Van de fantastische pre-titles tot aan het einde en alles er tussenin: de doseringen van de verschillende voice-overs, de mooie, soms minutenlange shots, het oog voor kleur en licht, de manier waarop hij DeNiro en Pesci en ook Stone neerzet, de fantastische scène waarin hij laat zien hoe alles in het casino in de gaten wordt gehouden… De eerste vijfenveertig minuten van de film vormen misschien wel het beste dat Scorsese ooit gemaakt heeft, en gedurende de overige twee uur weet hij er voor te zorgen dat je je in Vegas waant. Ondanks dat de film oorspronkelijk niet zo goed werd ontvangen, durf ik wel te beweren dat Casino een meesterwerk is.

Theater / Voorstelling

Emotionele Don Carlos in een kale kantoortuin

recensie: Don Carlos (Toneelgroep Amsterdamen de Theatercompagnie)

Als je vandaag de dag een looiig toneelstuk van Friedrich Schiller uit 1787 uit de mottenballen haalt, moet je een goede reden hebben om het publiek daarvoor naar het theater te laten komen. Het duurt bij Toneelgroep Amsterdam een halve Don Carlos voordat begint te dagen waar regisseur Theu Boermans met deze Spaanse geschiedenis naartoe wil. Dan verschuift het verhaal van het private gekibbel van de personages naar de politiek. Opeens ontstaat een zekere herkenning. De oude koning Philips wordt iemand tussen Bush en Balkenende in. Een leider die zich zozeer vastklampt aan zijn machtspositie, dat de mensen over wie hij regeert hem nauwelijks meer interesseren. Het onoverzichtelijk grote Spaanse rijk lijkt op de Europese Unie. En Schiller zet daarin de Nederlanden neer als een vrijplaats voor andersdenkenden.

Don Carlos loopt jankend rond. Hij is verliefd op Elisabeth, de nieuwe vrouw van zijn vader, koning Philips (Voor de goede orde: deze Philips II is de heerser tegen wie Willem van Oranje rebelleerde.) Carlos was zelf verloofd met Elisabeth, maar zijn vader is met haar getrouwd omdat dat politiek handiger was. Voor Carlos’ liefdesverdriet is geen ruimte, hij kan zijn verhaal niet kwijt.

Keurslijf

~

Gezellig is het niet aan het hof. Het paleis is een kaalgeslagen kantoortuin, met systeemplafond, TL-licht en chromen stoeltjes. De muren hebben oren, onderonsjes worden meteen verlinkt. Iedereen is gevangen in een keurslijf van hofregels en etiquette. Hovelingen lopen rond in lange doodgraverjassen, vrouwen in sobere galajurken. Dit is geen plek voor emotionaliteit, of voor liefdesverdriet. Er is zelfs nauwelijks ruimte voor de hechte vriendschap tussen de jonge Carlos en Posa. Carlos (Fedja van Huêt) is onbezonnen, kinderlijk, impulsief. Hij maakt in zijn emotionaliteit scherven die de verstandige, rustige Posa (Jacob Derwig) voor hem opveegt.

Sluw

Posa heeft een lange reis gemaakt door het Spaanse rijk. Hij heeft de protestante opstandelingen in de Nederlanden gehoord, die proberen zich onder de katholieke Philips uit te vechten. Daardoor is de rationele Posa met heel andere dingen bezig dan de emotionele Carlos. Toch probeert Posa zijn oude maat te helpen. Hij bezorgt liefdesboodschappen aan de nieuwe koningin. Tegelijkertijd bewerkt hij de oude koning. Zo probeert de sluwe, idealistische Posa twee vliegen in een klap te slaan. Maar zijn plan mislukt, de club van intriganten rond de koning luist hem erin.

Gekunsteld

~

Deze Don Carlos doet denken aan de Hamlet die regisseur Theu Boermans in 1997 bij de Trust ensceneerde, met een klassiek hof dat is verplaatst naar een moderne staat. Ook toen overheerste het conflict tussen de oude en de nieuwe generatie. Belangrijk verschil is echter dat Don Carlos geen Hamlet is, en Schiller geen Shakespeare. Daartoe mist Schiller de lichtvoetigheid, de humor en de directe herkenbaarheid. Schiller is meer van de lange lappen tekst, vaak ouderwets en gekunsteld. Resultaat is drieëneenhalf uur praattoneel, en dan is dit nog een zwaar gesnoeide versie van het ellenlange origineel.

Vonken

Toch is dit een intrigerende voorstelling. Een geniale Hans Croiset brengt de oude koning Philips soepel en naturel, heen en weer schietend van autoritair naar kwetsbaar. En van de dialogen tussen de ijzersterke jonge honden Fedja van Huêt en Jacob Derwig springen de vonken af. Tel daarbij op dat Boermans vanaf de zijlijn de Nederlanders influistert te rebelleren tegen de manco’s van de Europese Unie, en de lange zit die deze voorstelling is, is toch de moeite waard.

Don Carlos is dit seizoen te zien tot en met 18 december 2005.
Kijk hier voor een actuele speellijst.

Muziek / Album

Professionele hulp voor thuisklusser

recensie: David Gray - Life in slow motion

.

~

Zijn nieuwe plaat Life In Slow Motion bij Chrysalis Music is zijn zevende CD in 12 jaar tijd. Een nadeel voor iedere artiest met zo’n topplaat in de bagage is dat je alle andere platen met die ene schijf gaat vergelijken. Voor Gray zelf is dit ook een dilemma, iets dat terug te horen is op Life in Slow Motion.

Op zijn eigen website geeft Gray in het welkomstwoord al aan eindelijk eens af te willen van dat “thuisknutselaars-imago” en meer met professionals te willen werken. Voor Life In Slow Motion heeft hij een eigen band samengesteld en werkt hij samen met topproducer Marius De Vries (bekend van o.a. Rufus Wainwright, Madonna en David Bowie) en met niemand minder dan Bob Ludwig voor de “mastering”.

Stem als krachtigste instrument

Life In Slow Motion is een sobere en ingetogen plaat geworden. De CD biedt wederom gedegen songwriterswerk, iets dat je blind aan David Gray over kan laten. De begeleidingsband is sterk en soms laat hij hele orkesten aanrukken voor de verfraaiing van zijn liedjes. De teksten zijn vol melancholie en romantiek, echter zonder veel diepgang (titels als The One I Love en Ain’t No Love beloven niet veel goeds). De productie is mooi, maar het geheel klinkt al snel overgeproduceerd en te gladjes. Gray’s stem is en blijft zijn krachtigste instrument: soms rauw, soms hoog, soms breekbaar, soms alles tegelijk.

Foto: Anton Corbijn
Foto: Anton Corbijn

Teveel onopvallende nummers

Ondanks de schrijverscapaciteiten van David Gray blijven de meeste nummers ook na meerdere draaibeurten niet hangen. Drie sterke songs en de rest middelmatigheid is toch een lage score voor deze getalenteerde Brit. Wat vooral opvalt, is dat de liedjes met sobere piano begeleiding wegebben in een soort flauwe lusteloosheid (o.a. Alibi en Ain’t No Love). De twee gitaarnummers The One I Love en Hospital Food blinken ook al niet uit in originaliteit. Blijven over het prachtige up-tempo nummer Nosda Caraid, het donkere From Here You Can Almost See The Sea (let op het hoog gezongen refrein) en het afsluitende Disappearing World.

Melancholie

Ondanks het gebrek aan originaliteit is Life In Slow Motion geen slechte plaat, maar het is ook zeker geen hoogvlieger in deze tijd van overvloed aan goede CD’s. Wat na grondig beluisteren over blijft: is een gevoel van melancholie, is het een stiekem terugverlangen naar White Ladder of een variant hierop? Het is niet realistisch om dit te verlangen, Gray wil zich logischerwijs verder ontwikkelen en zoekt daarvoor professionele hulp.

Maar waarom dan geen lekkere vieze synthesizerbeats meer, een lekker vuig gitaarakkoord of deuntjes die zoveel kwaliteit hebben dat ze direct in het geheugen gegrift staan? Ironisch genoeg moeten we daar bij Life In Slow Motion op wachten tot het al eerder genoemde laatste nummer, Disappearing World, waarin na ruim 2 minuten eindelijk een onverwacht ruig refrein voorbij komt zeilen. Helaas, Gray is beter af zonder hulp van beroepsmusici.

Muziek / Album

Keep tha funk alive!

recensie: OctavePussY - Here_Are_The_Results_Of_The_Universal_Jury

Het was een opvallende verschijning in onze brievenbus; een envelop met een vrolijk gebloemde sticker en de tekst “Leer kinderen hoe belangrijk het is om liefdevol om te gaan met dieren en er goed voor te zorgen”. Afzender van deze opwekkende boodschap was Steven van Rijn, aan de weg timmerend als zanger SpareRibs van de Nederlandse funkgroep OctavePussY (OPY).

Het was dan ook de plaat Here_Are_The_Results_Of_The_Universal_Jury (in het vervolg van deze recensie afgekort tot The Results) van deze groep die in de envelop zat. Dit is al weer het derde album van de Haagse funkers, die voor hun vorige plaat The Life of the Funkshipz Captain (de band houdt klaarblijkelijk niet van korte titels) nog medewerking kreeg van grote roerganger George Clinton.

~

Koning urban

Clinton, die naast zijn opvallende kapsel vooral bekend is als chauffeur van het Mothership (een ufo-achtige creatie waarmee hij langs de zalen trok), is op opvolger The Results afwezig. Maar ook ditmaal hebben de Hagenezen weer een handvol bekende funknamen weten te strikken. Zo is James Brown ontdaan van zijn MC Mr. Danny Ray en begeleidingsband The Soul Generals, en doen ook ditmaal weer een aantal P-Funkers (George Clintons begeleidingsband) mee. Het levert allemaal een alleraardigste plaat op van een band met een missie: OPY geeft de mensen niet wat ze willen, maar wat ze naar eigen goeddunken nodig hebben. En dat is dus liefde (voor dier en mens), respect en vooral heel veel funk. En, heel belangrijk: vooral geen urban. In het bijgaande boekje wordt king urban gepresenteerd als een vrouwen exploiterende pimp, die slechts op geld uit is. Ook MTV wordt als boegbeeld van de verfoeilijke jongerencultuur terzijde geschoven. Dat de leden van OPY weinig met het establishment ophebben, blijkt ook wel uit het nummer Jack – The mp3-ripper. Hierin haalt de band enthousiast uit naar de bazen van de maatschappijen, die door de mp3 hun positie verloren; OPY gunt de platenbonzen geen ander lot, aangezien zij artiesten altijd in hun oneindige arrogantie manipuleerden.

Show

OPY doet het allemaal liever op eigen kracht, wat de kracht van ruim twintig muzikanten inhoudt; tien die tot de harde kern behoren, tien special forces, zoals de oproepkrachten op de website van OPY worden genoemd, en dan nog de hierboven genoemde gelegenheids-OPY-ers. Gezamenlijk bieden ze bijna zeventig minuten Funk, da whole funk and nothin’ but da funk! Da’s fijn natuurlijk, maar het is ook wel een beetje veel. Op de 15 nummers die het album telt valt afzonderlijk weinig aan te merken, maar het geheel is wel wat overbelastend. En vooral: het is heel erg veel George Clinton. Ook al ontbrak de goeroe bij de opnames, het blijft duidelijk waar de Hagenezen hun mosterd halen. Volgens 3voor12 Den Haag moet de band vooral live worden gezien – iets dat ik graag geloof. Funk heeft show nodig, zoals George Clinton als geen ander begreep toen hij zijn waanzinnige Mothership bouwde. Geef de funk daarom wat het nodig heeft – en zie OPY live. Deze plaat lijkt me vooral voorbehouden voor het echte funkvolk.

Boeken / Fictie

Naast de wereld

recensie: Een man als Oblomov

Oblomov, het bekende Russische romanpersonage, staat vooral bekend als een luie man, die zijn dagen slijt op een sofa terwijl zijn dikke lijf over de rand van de bank hangt. Thomas Aurora, de hoofdpersoon uit Gert den Tooms (1970) Een man als Oblomov geeft een andere invulling aan dit type dat zich van de wereld afgekeerd lijkt te hebben. Een nachtportier, die opvallend veel tv kijkt en zich kwaad maakt over Marokkanen, lijkt inderdaad al meer te doen te hebben dan Oblomov.

Toch kan Thomas wel een ietwat wereldvreemde jongen genoemd worden. Zijn leven speelt zich af wanneer andere mensen slapen. Door zijn werk als nachtportier in Hotel Oblomov, genoemd naar de oud-eigenaar, leeft hij vooral ’s nachts. Hij vult zijn diensten met het opknappen van klusje in het hotel. De meeste tijd besteedt hij echter aan tv kijken. Eén van de redenen is dat hij hierdoor niet in slaap zal vallen. Maar Thomas heeft ook een bepaalde visie op zijn overmatige ‘beeldbuisgekluisterdheid’:

Toch bleef hij kijken, want de televisie uitzetten, dat was op zijn werkplek zoiets als vloeken in de kerk. (…) Hij had ook het gevoel dat er juist dan iets zou kunnen gebeuren – in de wereld, op CNN, of in het hotel zelf. Het uitschakelen van de televisie was voor Thomas als de wereld je rug toekeren, het noodlot over je afroepen.

Zapcultuur

Een man als Oblomov beschrijft drie dagen uit het leven van Thomas. Tijdens die drie dagen worden door middel van flashbacks uit het leven van Thomas echter ook verhalen verteld die zich niet afspelen achter de balie van Hotel Oblomov. Zo wordt Thomas verliefd op Maria, de vriendin van zijn vriend Bram, en gaat hij op reis naar Spanje en Italië. Behalve uit deze flashbacks bestaat de roman uit transscripten van televisieprogramma’s, en volgt de lezer de zapactiviteit van Thomas aan de hand van korte zinnen over verschillende tv programma’s die elkaar in snel tempo opvolgen. Deze fragmenten zijn niet altijd lukraak gekozen, maar sluiten ook aan op latere gebeurtenissen.

Moralist?

Thomas is iemand die zich van de wereld lijkt af te sluiten. Hij werkt ’s nachts en daardoor ontloopt hij het leven overdag. De televisie is een grote bron van gesprekken, informatie en gezelschap voor Thomas. Het zijn eigenschappen die hij niet in relaties met mensen vindt, maar wel bij de tv. Gaandeweg blijkt Thomas zich echter wel meer te bekommeren om het leven in de wereld waarin hij zich bevindt. Die aandacht gaat dan vooral uit naar de mensen die met andere bewoners geen rekening houden. Zo houdt hij tirades over Marokkaanse jongeren, of over andere mensen die zich niet aan de regels houden. Die onverschilligheid roept veel woede in hem op, waardoor hij van een dromerige jongen die afstand houdt, verandert in een wat moralistische man.

~

Ondanks zijn wil om een daad te stellen en dingen te veranderen blijft Thomas een ‘Oblomov’, maar niet in de zin van een lui iemand, zoals het personage uit de roman van Ivan Gontsjarov vaak gezien wordt. Thomas lijkt eerder (de fictieve)
oud Sovjet-president Kornenkovs typering van deze Russische luiaard te verpersoonlijken: ‘In plaats van te leven keek Oblomov toe’. Ondanks zijn (halfslachtige) verzet tegen de maatschappij hebben Thomas’ daden geen gevolgen en neemt hij daardoor niet geheel deel aan het leven.

Te veel


Gert den Toom probeert in verschillende verhalen uitdrukking te geven aan Thomas’ passiviteit. Het blijft ambigu of hij ‘gewoon’ passief is of zich daadwerkelijk onttrekt aan het leven. In verschillende verhalen in de roman probeert Den Toom deze eigenschappen van Thomas te illustreren. Zo wordt Thomas verliefd, maar heeft deze liefde geen gevolgen, evenals zijn andere daden. Daarnaast is er nog aandacht voor een aantal reizen van Thomas, die vaak met zoveel details zijn beschreven dat het te veel kleine geschiedenissen zijn waarin de lezer wordt meegesleept. Thomas’ relatie met zijn vader is ook een voorbeeld van een te groot aantal motieven in deze roman. Zijn vader heeft naast een moeizame relatie met Thomas ook moeite met de oorlog, iets wat hun relatie in de weg staat. Dit onderdeel van de geschiedenis draagt weinig bij aan het verhaal en kan als ’te veel van het goede’ worden gelabeld. Jammer, want het doet enigszins af aan deze verder goede roman.