8WEEKLY

‘Is dit kunst?’

Artikel: Een verslag van het Today'sArt festival

Heel af en toe kom je in de openbare ruimte een voorwerp tegen dat je op geen enkele manier kan duiden. Grote kans dat je dan te maken hebt met kunst. In Den Haag waren het afgelopen weekend veel van dit soort ervaringen op te doen. Zoveel, dat je werkelijk alles aanzag voor kunst.

TodaysArt, het tweedaagse festival van kunst, muziek en technologie blijkt een speeltuin te zijn voor grote mensen. Op maar liefst 34 verschillende podia in de stad – zowel binnen als buiten – is kunst te zien en te horen. Vooral de kunst buiten op straat is verrassend, omdat daar ook nietsvermoedende voorbijgangers bij betrokken worden.

Millegomme
Millegomme

Speeltuingevoel

De plaatselijke Turkse hangbejaarden zitten, begeleid door het geluid van psychedelisch brullende motoren, gemoedelijk met jongelingen te keuvelen op de stroboscopisch verlichte hooibalen in de Grote Marktstraat. Op het Spui, het epicentrum van het festival, is nog meer rare buitenkunst te zien. Het plein is vermomd als werkplaats waar de werkgroep Millegomme zich samen met publiek uitleeft op rubberen fantasieobjecten (kunst!).

Badkuipenflat
Badkuipenflat

De hoge overheidsgebouwen rondom het plein doen dienst als projectieschermen voor lichtkunst. De lichtshow in de kamers van het aangrenzende hotel maakt het gebouw tot een voortdurend knipperend en verkleurend geheel. Op een naastgelegen dak vertonen twee dansers een schaduwenspel op de muur van weer een ander gebouw. Voor een luxueus overzicht van deze kakofonie aan indrukken staat er een geweldige installatie op straat: de badkuipenflat! Trek je kleren uit en neem een warme duik in één van de vijf boven elkaar opgestelde badkuipen. Al badderend in de open lucht, zo’n acht meter boven de grond, ben je zelf de bezienswaardigheid en kun je terugkijken naar alle mensen die jou bekijken en fotograferen. Dit is het absolute hoogtepunt van het festival! Ook leuk is dat je met je mobiele telefoon je eigen huishoudelijke apparatenconcert kunt dirigeren. Maar echte muziek krijg je niet uit de talloze ventilatoren, keukenmixers, centrifuges en decoupeerzagen. Ach ja, ontdekken hoeveel lawaai je kan maken is ook leuk en sluit perfect aan bij het ‘speeltuingevoel’.

Een hels kabaal komt ook uit de prachtig verlichte Nieuwe Kerk. Het blijkt afkomstig van een simpele robot die doet denken aan de centrifuge om astronauten in te trainen. Bij nadere beschouwing blijkt de capsule een speaker. Vervaarlijk loeiend draait het ding met grote snelheid in het rond. Soms komt het tot stilstand, om dan een van de omstanders met pruttelende geluidjes te achtervolgen. Beangstigend en fascinerend. De gemoederen komen weer tot rust in het filmhuis, waar korte animatiefilmpjes van Norman McLaren uit het pré-computertijdperk worden vertoond. Twee balletdansers voeren een hypnotiserende dans op door middel van psychedelische montage-effecten. In een ander filmpje danst abstracte kunst vrolijk op moderne jazz.

Staalplaat: Yokomono
Staalplaat: Yokomono

Magical Mystery Tour

Met tegenzin verlaten we het Spuiplein. Toch zijn ook de overige festivallocaties zeker de moeite waard. Bij het wat afgelegen GEM en het Fotomuseum zien we een levensgrote duikboot, die Harold de Bree er in de museumvijver heeft neergezet. Je kunt er ook de intrigerende Noise Maps van geluidskunstenaar Justin Bennet beluisteren en een T-shirt kopen met daarop een gemanipuleerd logo van ontwerper Daniel Pflumm. Maar om deze locatie te bereiken moet je wel eerst de bus in. Een geblindeerde bus nog wel. Daarin mag je een persoonlijk geluidje produceren in een microfoon. Je geluid wordt vervolgens gebruikt in een mix die je later tijdens de busrit zal horen als voorproefje van het project ‘3voor12 plundert musea’. Op de site van dit project vind je een groeiende collectie audiosamples van zeldzame muziekinstrumenten uit het Haagse Gemeentemuseum en het Rotterdamse Wereldmuseum, die je kunt gebruiken om je eigen composities te mixen. Dan stopt de bus ineens voor de Video Drive In. Op de afgedekte ramen wordt het videodrieluik Similar Ways, gemaakt door de VJ’s van Farewell Industries, E202 en Pantoffeldiertjes, geprojecteerd. Dit ambient videoscape laat met weidse panorama’s en dichterlijke teksten een langzame reis door een landschap zien. De beelden zijn niet erg indringend en glijden zoetjes aan je voorbij. Je kunt er lekker bij wegdromen. Knus en verrassend, deze busbioscoop, en een aangename adempauze op een avond vol indrukken.

CrimeJazz, R.A.W.
CrimeJazz, R.A.W.

Bewegende poëzie

Voordat het publiek later in de nacht zelf kon gaan dansen, waren er nog een aantal dansvoorstellingen te aanschouwen. Een van de hoogtepunten was zaterdag te zien in het Nutsgebouw. Drie dansers bewogen op gedichten terwijl twee VJ’s beelden creëerden. De dichters, de Nederlandse Marjolein van Heemstra en de New-Yorkers Juakali en Baba Israël, declameerden hun werk zo overtuigend dat de woorden gingen klinken als muziek. De dansers interpreteerden de gevoelens die de gesproken taal opriep alledrie op een geheel eigen manier. De VJ’s vertaalden de bewegingen vervolgens met behulp van kleine cameraatjes naar motion graphics. Contouren van poses, gezichtsuitdrukkingen, geschreven woorden, maar ook de abstracte cirkels van een rondzwaaiende camera verschenen als geheimzinnige en expressieve beelden op het scherm. Poëzie kan heel ontoegankelijk zijn, en moderne dans en abstract beeld toevoegen lijkt in eerste instantie niet echt bevorderlijk voor de verstaanbaarheid. Toch ontstond er hier een boeiend samenspel waarbij woorden, beweging en beeld gelijkwaardig waren: cross-over op zijn best. Minpunt: de quasi-komische slipjassen van de VJ’s en hun blote kuiten. Storend, stijlloos en nergens voor nodig. De voorstelling was een voorproefje van R.A.W. (Rythm And Words), gemaakt door het literaire cross-overproject CrimeJazz, en zal in 2006 in de theaters te zien zijn.

Ruud van der Peijl, Dali's sister.
Ruud van der Peijl, Dali’s sister.

Scherpe staatsieportretten

Ook fotografie is kunst. Even wennen misschien, een fotograaf die nog nooit een camera in zijn handen heeft gehad. Maar ach, een filmregisseur maakt ook films zonder zelf op de knopjes te drukken. Imagemaker noemt Ruud van der Peijl zich soms, een omschrijving die de lading uitstekend dekt. Behalve als stylist – voor ondermeer G-Star, Evisu en sQueeze – werkt hij de laatste jaren ook als fotograaf. En hoewel hij nooit zelf de afdruk maakt, is zijn signatuur duidelijk aanwezig in de serie portretten Rude – Portraits of State in het Fotomuseum. De theatrale presentatie met veel spiegels, ongewone lijsten, muziek en bloedrode (rude – ruwe) kokosmatten, is stylish en scherp. Van der Peijl voegt aan zijn serie staatsieportretten van bekende en onbekende Nederlanders geraffineerde associaties toe. Je ziet schilderes Ans Markus met een Dali-snor, modekoning Frans Molenaar met hoge hakken en een schone jongeling aan zijn voeten, de zusjes Klemann als Beauty en the Beast, en fotografe Rineke Dijkstra als glamourgirl èn ingetogen ‘Anne F’. De letterlijke of figuurlijke maskers van de geportretteerden zijn fascinerend. Want wat toon je en verberg je als je jezelf aan de wereld laat zien? En wat zeg je daarmee? Naaktheid lijkt hier niet op een beeld of een bloem zoals bij Robert Mapplethorpe, maar de erotiek en de esthetiek doen wel sterk aan zijn werk denken. Ook aan dat van Erwin Olaf trouwens, al zijn van der Peijls foto’s modieuzer en minder mythisch. Veel van deze portretten ontstijgen met gemak het niveau van de gemiddelde modereportage of commercial. Want hoewel ze een mooi en gelikt tijdsbeeld geven, zijn ze menselijk en vol betekenis. Rude – Portraits of State is nog te zien tot en met 13 november 2005.

Artyfarty

Vaak zie je dat bij dit soort festivals dat functionaliteit ten koste gaat van de kunstzinnigheid. Daar is een woord voor verzonnen: ‘artyfarty’. Een aantal voorbeelden: de site van het festival is uitermate kunstzinnig, maar nuttige informatie is onvindbaar, het programmaboekje is mooi vormgegeven, maar vooral geschikt als naslagwerk. Het blokkenschema en de stadsplattegrond zijn kleurig en fleurig, maar niet minder raadselachtig dan een verweerde schatkaart. Podia vinden in de stad wordt daarmee vooral een kwestie van schatzoeken. En als je dan eenmaal een festivallocatie hebt opgespoord, dan is de aanwezige kunst niet zelden een teleurstelling. De artiest die je wilde zien is óf net afgelopen, óf een zware tegenvaller. In die laatste categorie valt ook singer-songwriter Randolph Matthews met zijn kwelende jazzy folk en soul in het Nutsgebouw. 1000 Years of Jazz in het Theater aan het Spui is te experimenteel en te introvert en Funkfest in het Paard is funky noch feestelijk. Ook het concept/gebouwtje/hype(?) <>TAG is net zo vaag en gebakken lucht als het programmaboekje beschrijft: “<>TAG is geen gallerie, <>TAG is geen muziekpodium, <>TAG is geen ontwerpstudio. Wat is <>TAG dan wel? <>TAG = <>TAG.”…Tsja.

Kevin Blechdom
Kevin Blechdom

Een Duits feestje

Sommige acts roepen in plaats van teleurstelling hele andere emoties op, zoals afschuw. De Berlijnse Club Transmediale avond in het Theater aan het Spui was vrijdag the place to be. Dichteres Kevin Blechdom grossiert in lelijkheid. Wat begint als een niet al te knap meisje in zwarte westernkledij eindigt via flauwe stand-up humor in een onsmakelijke fetisj. Op hetzelfde podium maken andere muzikanten, zoals Felix Kubin, meer positieve emoties los bij de mensen. Kubin blijkt een vermakelijke performer met de podiumopstelling en uitstraling van Stijn en de knulligheid van Mambo Kurt. Vooral zijn gebroken Nederlands is ontwapenend. Jason Forest is onder de naam Donna Summer al wat bekender in Nederland. Hij plakt breakcore, disco en techno aan elkaar tot een dansbare en hysterische mix. De kalende veertiger geeft op het podium het goede voorbeeld en danst als een bezetene. Op dit Duitse feestje is echter meer te beleven dan rare muziekjes. Zo kun je je eigen muziekgenre creëeren op de genre-generator, een soort fruitautomaat. De gekste namen komen op kassabonnetjes uit het automaat gerold. Ooit gehoord van Christian Dirty Rockabilly of Glitter Shoegazer?

Één van de beste festivalafsluiters zaterdagnacht is Mu. Mutsumi Kanamori zingt en danst zich uit de naad op de aanstekelijk swingende disco punk van haar echtgenoot Maurice Fulton. Het mag dan drie uur ’s nachts zijn, dit is het eerste moment dat het kunstminnende publiek wat twijfelende danspasjes uitprobeert. Het kan aan de overdaad aan indrukken liggen dat iedereen zich vertwijfeld afvraagt: “Is dit nou Kunst???”

Het Todays Art festival vond plaats op vrijdag 23 en zaterdag 24 september op verschillende locaties in Den Haag.

Boeken / Non-fictie

Vrijblijvende bespiegelingen

recensie: De buik van Elvis. Bespiegelingen over swingende muziek

Bespiegelingen over swingende muziek, de ondertitel van Jazz-redacteur Coen de Jonges boek De buik van Elvis, klinkt veelbelovend. Ook de hoofdstukindeling doet de liefhebber van de jazzgeschiedenis nog watertanden; het in drieën gedeelde boek leidt de lezer langs Hoofdzonden in de swingende muziek, Portretten en Improvisaties. Toch stelt het boek teleur. De Jonge lijkt in zijn onderwerpskeuze volstrekt willekeurig te werk te zijn gegaan, en diepgang en duiding ontbreken.


Dizzy Gillespie
Dizzy Gillespie

Hoofdstukken in De buik van Elvis gaan over helden als Howlin’ Wolf, Ray Charles en Chet Baker en belangrijke zaken als seks, drugs en ander geronsel. Zo begint het deel over de hoofdzonden met een artikel over erotiek in de jazz. Dit op zich aardige onderwerp verliest meteen bij de lead al zijn kracht; De Jonge haalt de dichter Roland Holst aan, omdat die naar eigen zeggen alleen via seks contact met de Muze kon leggen. Alsof Roland Holst in de muziekwereld maatgevend is, grijpt De Jonge dit gegeven aan om de vraag te stellen hoe de connectie tussen jazz en seks werkt. Vervolgens lijkt het De Jonge alleen om het roddelen te gaan, om het vertellen van vieze verhaaltjes. Zijn belangrijkste vraag in dit hoofdstuk is dan ook welke jazzmusici zich het actiefst betuigden. Deze vrijblijvende stijl houdt het gehele boek aan.

Tijdschriftstukjes

De Jonge is redacteur van het tijdschrift Jazz, en verhalen uit De buik van Elvis verschenen eerder in deze glossy over jazz, blues en soulmuziek. Qua opmaak is dat nog te zien: pagina’s zijn ingedeeld in kolommen tekst, soms onderbroken door citaatblokken die normaliter dienen om pagina’s van kranten en tijdschriften netjes te vullen als de aangeleverde tekst iets te kort is. In zo’n boek komt het op zijn minst nogal raar over om in een stukje over gospel opeens een vetgedrukt citaat over een ander onderwerp tegen te komen: “De zwarte vertakking van de islam bood jazzmusici een weg die niet door het blanke establishment zou worden beheerst. Of ze allemaal zo vroom waren als ze zich hadden voorgenomen, is de vraag”. Deze frase, die in gewone tekst vier pagina’s eerder in het boek staat, dient geen enkel nuttig doel, en leidt alleen maar af.
Ook inhoudelijk lijdt het boek er duidelijk onder dat de artikelen eerder in Jazz verschenen. Om te beginnen oogt de selectie volstrekt willekeurig. Waarom bijvoorbeeld het deel Portretten openen met een artikel over Simon Vinkenoog? Natuurlijk, de dichter is jazzliefhebber, maar het blijft raar hem boven Dizzie Gillespie en Miles Davis te zien. Blijkbaar is De buik van Elvis veeleer een boek over de passies van De Jonge (hij stelde enkele bundels samen met werk van Vinkenoog), dan een boek over ‘swingende muziek’.

Miles Davis
Miles Davis

Potentie

Het grootste probleem is echter dat De buik van Elvis diepgang ontbeert. Wat in een muziekglossy nog een leuk en interessant artikel schijnt, valt in veelvoud en tussen twee kaften toch in het niet. Zeker als je meerdere artikelen achter elkaar leest, blijkt dat De Jonge een gemakkelijk schrijver is, die voorvallen niet inbedt in een geschiedenis, die niet duidt en zelfs niet bespiegelt, zoals de ondertitel belooft, maar gewoon leuke verhaaltjes schrijft. Daar is absoluut niets mis mee, maar ze verdienen het domweg niet om gebundeld te worden. De Jonge kent veel verhalen, en daarnaast heeft hij een vlotte pen. Potentie is er dus wel, alleen zou hij eens rustig moeten gaan zitten, extra onderzoek moeten doen, en een echt boek schrijven: een boek met eenheid, diepgang en afstemming.

Boeken / Fictie

Verliefde Winslow is dodelijk saai

recensie: Winslow verliefd

Je hebt boeken waar je van tevoren heel veel van verwacht. Soms echter kom je een boek tegen waar je, om welke reden dan ook, helemaal niets van verwacht. Het kan goed zijn, maar misschien ook wel heel erg slecht. Je weet het gewoonweg niet. Zo’n boek kan dan eigenlijk alleen maar meevallen. Zou je denken.

Winslow verliefd is zo’n boek waar ik me van tevoren in het geheel geen voorstelling van kon maken. Nu ik het gelezen heb is duidelijk dat het aan de non-verwachtingen heeft voldaan: ik verwachtte niets, en het ís ook niets.

Winslow

Winslow verliefd vertelt het verhaal van de aan alcohol verslaafde dichter Richard Winslow. Winslows leven zit in het slop: zijn vrouw en zijn inspiratie hebben hem verlaten. Hij krijgt echter een aanbod om te doceren op de universiteit van Montana. Een aanbod dat hem niet bepaald aanspreekt, maar dat hem financieel wel even boven water kan houden. In Montana ontmoet hij Erika, een aan anorexia lijdende studente. Er groeit een band tussen de dikke, vadsige Richard en de veel jongere en ziekelijke Erika, die uiteindelijk uitmondt in de spontane opwelling om samen op reis te gaan.

Geloof

En hier stuit je meteen op het grootste probleem van deze roman. Op geen enkel moment geloof je in de relatie tussen deze twee mensen. Kevin Canty heeft mij op geen enkel punt kunnen overtuigen van de aantrekkingskracht tussen beide individuen. Er heerst alleen maar strijd tussen deze twee personen. En dan ook nog eens een strijd die zich voornamelijk in het hoofd van Richard bevindt, want fatsoenlijke conversaties hebben de beide personages niet met elkaar.

Als Richard en Erika dan tegen het eind van het verhaal opeens tegen elkaar zeggen dat ze van elkaar houden, is dat eerder lachwekkend dan romantisch of ontroerend. Alsof met die uitspraak alle onzekerheden en onuitgesproken woorden opeens duidelijk moeten worden. Integendeel. Al het voorgaande wordt nog onlogischer. Als twee eenzame mensen gedurende verscheidene dagen samen op reis gaan en elk uur van de dag en de nacht met elkaar delen, dan snap ik niet dat zij niet al veel eerder een zinnig gesprek met elkaar hebben gevoerd.

Eind goed…

Tot overmaat van ramp wordt het verhaal ook nog eens ontdaan van een indrukwekkend einde, doordat Kevin Canty één hoofdstuk teveel aan de roman toevoegt. Hierdoor is een in potentie dramatisch slot veranderd in een typisch Amerikaans ‘Er is nog hoop’-einde. Met deze zet is helaas ook mijn laatste hoop voor dit boek vervlogen.

Geboeid

De plot van Winslow verliefd heeft mij niet kunnen boeien, de karakters hebben me niet kunnen overtuigen. Het verhaal staat daarenboven bol van hoogdravend, maar nietszeggend taalgebruik. Geen moment werd ik meegesleept in een wilde verkenningstocht van ontluikende liefde. Daarentegen werd ik getrakteerd op een saai vispartijtje, dat in Het Parool dan misschien het etiket ‘Het beste man-jaagt-op-dierproza sinds Hemingway’ oplevert, maar voor mij niets méér betekent dan weer een moment waarop Winslow én het verhaal geen stap verder komen.

Als je dan als schrijver ook nog eens niet weet wanneer je moet stoppen, dan heb je de plank finaal misgeslagen. Kevin Canty heeft met zijn eerdere romans veel internationale lof verdiend, en ook Winslow verliefd ontvangt goede kritieken. Dit laatste is echter net zo min begrijpelijk als de strekking van deze roman.

Theater / Voorstelling

Zoektocht naar het waarom

recensie: De zelfmoord van de meisjes (Bonheur en Productiehuis Rotterdam)

.

~

De jongens zijn gefascineerd door de vijf zussen, die op het moment van hun dood tussen de 13 en 17 jaar oud waren. Ze proberen de zelfdoding te begrijpen door herinneringen aan de meisjes op te halen en hun eigen archief van foto’s, artikelen, ziekenhuisverslagen, politierapporten en roddels door te nemen. De zelfmoord van de meisjes is een bewerking van de roman The Virgin Suicides van Jeffrey Eugenides. In 2000 brachten Bonheur en Productiehuis Rotterdam deze voorstelling voor het eerst uit. De kritieken waren toen erg positief. Nu, vijf jaar later, is er een remake van de voorstelling.

Bewegingsvrijheid

Op een groen grasveld staan zestien kisten, in drie schuine rijen. Op de kisten ligt blauwgrijs grind. De jongens zitten naast elkaar op een van de kisten. Ze steken waxinelichtjes aan en langzaam wordt duidelijk dat ze zich op een begraafplaats bevinden. De kisten worden graven en vijf ervan zijn van de zusjes Lisbon. Bij elk graf staan de jongens even stil. Dan beginnen ze als uit één mond te vertellen.

Over het gevecht van de meisjes om zich uit de verstikkende greep van hun ouders te bevrijden en meer bewegingsvrijheid te krijgen. En hoe dat in eerste instantie lijkt te lukken maar uiteindelijk juist averechts uitpakt. De inperking wordt ten slotte zo verstikkend dat zelfmoord de enige uitweg is. De jongens zijn voornamelijk observanten, slechts af en toe worden ze door de meisjes actief in hun leven betrokken. Maar die schaarse momenten zijn voor de jongens al genoeg om de zusjes, die aan het einde compleet van de buitenwereld zijn afgesloten, puberaal-hartstochtelijk lief te hebben en uit hun isolement te willen bevrijden.

Vertrouwen

~

De vijf acteurs wisselen constant van rol. Soepel schakelen ze van geobsedeerde puber naar melancholieke twintiger, van naar vrijheid en liefde smachtend meisje naar cynische psychiater, overbezorgde moeder of sullige vader. De toon is licht en ontroerend, als de jongens tegenover een meisje staan zijn ze aandoenlijk in hun schutterige onhandigheid. Als ze reddingsplannen smeden zijn ze vol bravoure, maar geconfronteerd met de dood weten ze zich van onmacht geen raad. En de tragiek van de jongens wordt vaak juist door hun platte grappen invoelbaar, zonder in al te zware dramatiek te vervallen.

De acteurs zijn nog jong, rond de dertig, en vijf jaar geleden waren ze pas afgestudeerd. Het is niet moeilijk om je voor te stellen hoe ze toen de jongens speelden, ze waren zelf immers nog jongens. Nu zijn het mannen. Mannen die jongens spelen. En daar moeten ze nog (of weer?) hun weg in vinden. In de meer intieme scènes weten ze niet altijd te overtuigen. Vertrouwen ze elkaar nog niet of niet meer? Op sommige momenten doet De zelfmoord van de meisjes dan ook wat geforceerd aan. Het is te hopen dat dit in de loop van de voorstellingsreeks nog zal slijten. De zelfmoord van de meisjes is namelijk een ontroerende, lichte vertelling over een zwaar onderwerp.

De zelfmoord van de meisjes speelt nog tot en met 5 november 2005.
Kijk hier voor een actuele speellijst.

Film / Films

Doelloze tocht

recensie: Don't come knocking

Twintig jaar geleden gingen regisseur Wim Wenders en schrijver Sam Shepard een samenwerking aan die resulteerde in de mooie film Paris, Texas. De film vindt al jaren gretig aftrek bij de videotheken en heeft een aardige reputatie opgebouwd. Het nieuws dat de heren weer samen aan een film gingen werken, zorgde voor hooggespannen verwachtingen. Na het kijken van het resultaat, Don´t Come Knocking, bleek dat de hereniging van Wenders (regie) en Shepard (verhaal en hoofdrol) een overbodige was.

~

Howard Spence, een wereldberoemde westernacteur, loopt op z’n ouwe dag tijdens de opnames van een film weg. Gewoon weg. Zonder waarschuwing gaat hij er vandoor. Hij geeft geen reden, doet geen vooraankondiging, laat geen aanwijzingen zien dat het niet goed met hem gaat. Zomaar opeens; foetsie. Hij gaat naar z’n moeder, en daar hoort hij dat hij al dertig jaar lang een kind heeft. Dat bericht resulteert in een zoektocht naar zijn zoon. Onderweg komt hij in aanraking met een jongedame met een urn waarin de as van haar zojuist gecremeerde moeder zit. Ondertussen jaagt een belangenbehartiger van de filmproducers achter Spence aan om hem aan zijn filmcontract te houden.

Cowboy op pad

De sfeer van de film is, zeker in het begin, erg aangenaam. Als een echte poor lonesome cowboy – hij heeft in het begin nog het cowboykostuum aan dat hij voor de filmopnames droeg – zwerft Howard Spence door het kale dorre landschap. Deze tocht wordt begeleid door typische southern-americanamuziek, waardoor je het gevoel hebt dat je naar een kruising tussen een Lynchiaanse roadmovie en een hedendaagse western zit te kijken. Geen slecht begin.

Natte krant

Na jezelf een poosje in de prettige sfeer te hebben ondergedompeld, rijst de vraag: waar gaat de film verder over? Je volgt Spence, zijn moeder, zijn zoon en verschillende figuranten maar je hebt geen idee wat ze doen, waarom ze het doen en wat ze bezig houdt. Ze stuntelen niet alleen door het leven, ze stuntelen ook door de film, aangezien Wenders ze geen richting weet te geven. Geen van de acteurs of actrices weet te overtuigen, tot leven te komen. Shepard speelt zo slap als een natte krant, Gabriel Mann (Spence’s zoon) is, behalve tijdens de scènes dat hij optreedt met zijn band, niet om aan te zien en voor Tim Roth (de belangenbehartiger) is Don’t Come Knocking een minpunt in zijn oeuvre. Het geheel is sloom en doelloos. Alleen in de scènes met Sarah Polley (Go, Dawn of the Dead) is er sprake van tempo, ontwikkeling en spanning. Zij is de enige die boeit, zowel qua acteren als de rol die ze in het verhaal speelt.

Nep, triviaal, sloom

Behalve de spelers gaat ook de coach zeker niet vrijuit. Je hebt geen idee wat Wenders probeert duidelijk te maken. Wat wil hij zeggen? Wat is de bedoeling van deze film? Het verhaal gaat nergens heen, de personages zijn te nep-Lynchiaans en daardoor te triviaal en het tempo is te sloom. Van een man die Paris, Texas, Der himmel über Berlin en Buena Vista Social Club achter zijn naam heeft staan, verwacht je meer dan een potpourri van stuurloze hoofdpersonages en flauwe figuranten.

Muziek / Album

Hoe Ill Nino vanaf het begin had moeten klinken

recensie: Ill Nino - One Nation Underground

Killerriffs. Ze vormen min of meer het bestaansrecht van een band als Ill Nino. En laat deze karakteristieke eigenschap nou juist opvallend afwezig zijn op Confession,het vorige album van de Amerikaanse metalband. Wat een geluk dat de band op de nieuwste langspeler One Nation Underground het lek boven heeft. En, dat is nog maar het begin. Ill Nino is harder geworden en experimenteert meer dan ooit met het latin-imago dat het zichzelf in de loop der jaren heeft aangemeten.

~

Het is niet zozeer dat Ill Nino een geheel andere weg in is geslagen, maar dat er nieuwe bronnen zijn aangeboord is duidelijk hoorbaar. Weg is het geluid dat juist in de tijd van de Nu-metal zo breed gewaardeerd werd. In plaats daarvan wisselt het sextet brute riffs en grunts (denk aan Hatebreed of Chimaira) af met bijna idyllische percussie-elementen. Daarbij komt veel minder dan vroeger het pakkende refreintje om de hoek kijken. Hierdoor lijkt het of Ill Nino voor het eerst echt van de eigen kracht is uitgegaan, wat drummer Dave Chavarri ook toegeeft in de bio: “Dit is hoe Ill Nino vanaf het begin had moeten klinken”.

Alto-bard

Dat dat niet het geval is geweest, wordt de latino-Amerikanen in metalkringen aangerekend. Het is te hopen dat het nog niet te laat is voor Ill Nino om dat imago enigszins op te vijzelen. Afgaande op One Nation Underground verdient de band namelijk zeker een nieuwe kans. De grootste vooruitgang mag de zang van Christian Machado genoemd worden. Waar hij in undergroundhitjes als What Comes Around en How Can I Live vooral naar voren kwam als alto-bard, klinkt hij op One Nation Underground zoals een metalzanger hoort te klinken: getergd, rauw en agressief. Waarbij de combinatie tussen Engelse en Spaanse teksten overigens nog steeds vertrouwd aanhoort.

Zomeravondmetal

Toch hoeven de grootste fans van deze band niet bang te zijn weggejaagd te worden door het opgepoetste geluid. Ill Nino klinkt weliswaar wat meer metal en wat minder mainstream, maar dat wil niet zeggen dat Machado & consorten je opeens van je stoel blazen. De riffs zitten wat beter in elkaar, de grunts zijn verfrissend, maar het algehele geluid van de band klinkt nog even clichématig als voorheen. Dat wil zeggen: voor de eerste wereldschokkende Ill Nino-cd zullen we nog minstens één album moeten wachten. Het zijn bijvoorbeeld slechts de van Soulfly afgekeken latin-invloeden die Ill Nino onderscheiden van diverse andere Roadrunnerbands. One Nation Underground is dan misschien ook wel het best te verteren door iemand die de zomeravondmetal van Soulfly een beetje zat is. Ieder ander kan deze cd misschien het beste als opstapje richting echte metal zien.

Kunst / Expo binnenland

Een cursus kijken door Hans Aarsman

recensie: De Aarsman collectie

Onder museumbezoekers heb je ‘kijkers’ en ‘lezers’. In een tentoonstelling zie je de lezers eerst op zoek gaan naar een tekstbord met uitleg, om vervolgens het tentoongestelde te gaan bekijken. Ze schuifelen van tekstbord naar kunstwerk naar volgend tekstbord en volgend kunstwerk. De kijkers beginnen echter meteen bij de kunst. Als ze behoefte krijgen aan uitleg dan werpen ze een blik op het tekstbordje. De lezers kijken heel gericht en daardoor zien ze misschien dingen die de kijkers missen. Soms kunnen lezers door zo’n uitleg echter ook wat minder onbevangen tegenover het kunstwerk staan, waardoor ze bepaalde dingen over het hoofd zien. Bovendien worden ze minder snel geraakt door het beeld omdat het tekstbordje steeds tussen hen zelf en het kunstwerk in staat.

In Nederlandse musea zie je veel ‘lezers’. Misschien heeft dit te maken met ons calvinistische verleden en met het onderwijssysteem dat daar uit voortvloeide. Daarin staat het woord centraal en niet het beeld. Op school leren kinderen lezen en schrijven, maar kijken vond men tot voor kort zo vanzelfsprekend dat daar weinig aandacht aan werd besteed.

Praatjes bij plaatjes

Fotograaf, verzamelaar en schrijver Hans Aarsman behoort onmiskenbaar tot de groep ‘kijkers’. Een plaatje of een foto zegt hem meer dan duizend woorden op een tekstbordje. Met enerzijds een grote onbevangenheid, en anderzijds een scherpe blik, een flinke dosis psychologisch inzicht en een gedegen kennis van het medium fotografie weet hij aan de hand van een (kranten)foto de meest prachtige humoristische of dramatische verhalen te vertellen. In zijn wekelijkse column De Aarsman Collectie in het kunstkatern van de Volkskrant, en in de Bakens op zijn website kunnen we meegenieten van deze ‘praatjes bij plaatjes’ en krijgen we onderwijl een cursus kijken. Lang keek ik al uit naar het boek waarin deze juweeltjes zouden worden gebundeld.

Verzameling

Foto van de tentoonstelling De Aarsman collectie in het Nederlands fotomuseum 2005. Foto: Hans Aarsman
Foto van de tentoonstelling De Aarsman collectie in het Nederlands fotomuseum 2005. Foto: Hans Aarsman

Half september verscheen bij NAI Uitgevers de publicatie De Aarsman Collectie, met daarin een selectie van de Volkskrant columns van afgelopen jaar. Ter gelegenheid hiervan organiseerde het Nederlands fotomuseum in Rotterdam een kleine presentatie van De Aarsman Collectie. Al snel wordt duidelijk dat Aarsman niet zozeer van ‘officiële’ fotografie houdt; alles wat een plaatje is telt. De expositie bestaat uit uitgeknipte foto’s uit binnen- en buitenlandse kranten, tijdschriften, reclamefolders van de Makro en de Jacques Hermans, ansichtkaarten en van internet geprinte foto’s.

Afgezien van een korte inleidende tentoonstellingstekst bevat de expositie geen tekstbordjes. Daardoor wordt de museumbezoeker gedwongen om elk plaatje nauwkeurig te bekijken en zodoende om verbanden te leggen tussen de opgeprikte foto’s. En dat is ook waar de zaaltekst toe oproept: toets je eerste indruk aan datgene wat er daadwerkelijk is te zien. Al kijkend ontdek je bijvoorbeeld dat de foto’s typologisch geordend zijn. Mensen die iemand in hun armen mee dragen, de beroepsfotograaf afgebeeld in advertenties, de oorlogsfotograaf, de soldaat in oorlog, portretten van leiders, mannen en auto’s, onthoofde koppen, vlees advertenties, doden, de Oranje familie, opmerkelijke foto’s van dieren, mensenmassa’s, ruzies et cetera.

Superman, Batman en de soldaat

~

De reeks ‘mensen die iemand in hun armen dragen’ springt het meest in het oog. Vooral de foto’s die op 2 en 3 september 2004 zijn gemaakt tijdens de bloederige ontknoping van het gijzeldrama op de basisschool in Beslan. We zien soldaten en burgers die halfnaakte, bebloede kinderen wegdragen uit de school. De wanhoop en verschrikking is van de gezichten af te lezen. Eén van deze foto’s heeft alles in zich om dè foto van het gijzeldrama te worden. Zoals Aarsman zelf zegt: “Dynamisch, bijbels, schoonheid, Hollywood, dreiging, heroïek, wat heeft een foto nog meer nodig om een icoon te worden?” We zien een soldaat met neergeslagen ogen en een sigaret tussen de lippen een gewond meisje met een in zichzelf gekeerde blik en wapperende haren wegdragen. Aarsman printte de foto uit het digitale fotoaanbod van de persbureau’s. We zien de foto terug op de cover van zijn kersverse publicatie, maar gek genoeg niet in andere kranten en tijdschriften. Door goed te kijken, ontdekt Aarsman waarom niet:

Dat komt door die sigaret. Een bloot meisje in je armen en dan een brandende peuk in je mond, dat gaat niet samen. Moet dat arme kind ook nog een brandwond oplopen? Hoe heeft hij dat ding trouwens aangekregen? Toch niet voordat hij de school in rende? Er is maar een paar millimeter as zichtbaar. Zou hij het kind daarnet even hebben neergezet om op zijn dooie akkertje een sigaret op te steken? Eén onwelgevallig detail en het collectief geheugen smijt de deur al dicht.

Naast de Beslan-foto’s hangen plaatjes van onder meer Superman, Batman en de heilige Christoffel. Ook zij dragen hulpbehoevenden in hun armen. Ook de advertentie om geld in te zamelen voor de slachtoffers van de Tsunamie in Azië – een man die tot zijn middel in het water staat met een kind in zijn armen – ontbreekt niet.

Groene vingers

Een veel minder dramatische foto levert ook een spannend verhaal van Aarsman op. Dit is het geval bij de foto De benedenwoning in Amsterdam-West van fotograaf Chris de Bode, die in de bundel is opgenomen. De foto laat de achterzijde van een benedenwoning in Amsterdam-West zien. In de ramen zijn lage flats, de bomen aan de overzijde en de ondergaande zon weerspiegeld. Rechts aan de muur hangt een gieter. Voor het raam hangt een waslijn met achtergebleven wasknijpers, die het onderwerp van de foto vormen:

Maar wat doen ze daar eigenlijk? In een goed geolied huishouden hangen knijpers nooit zonder wasgoed buiten. En zeker niet als ze van hout zijn. Daar komt het weer in, dat geeft maar vlekken in je kleren. Nu het fotobijschrift ‘De achterkant van de Marianne Philipsstraat 27, de woning van Mohammed B.’ Aan deze knijpers heeft de was van een moordenaar gehangen. Ziet u hem in de bak zitten met knijpervlekken in zijn onderbroek? Zeven wasknijpers liet Mohammed buiten hangen. Niet goed geluisterd toen zijn moeder hem vertelde dat ie met het binnenhalen van de was meteen de knijpers in het wasknijperbakje moest terugleggen. Of heeft zijn was nooit buiten gehangen? Zou hij ooit in zijn tuin zijn geweest? Aan de gieter te zien wel. Wat een ontroerend detail. Mohammed B., een jongen met groene vingers. Mohammed B. op zijn knieën tussen de bloemen, onkruid wiedend. Nee, dat gelooft geen mens. Van de vorige bewoner natuurlijk geweest, die gieter. Net als de wasknijpers. Mohammed heeft ze nooit een blik waardig gekeurd. Hij was niet met plantjes bezig, niet met de was, hij was zogenaamd met grotere zaken in de weer. Domme Mohammed. Wie het kleine niet eert, is het grote niet weert. Ook dat heeft zijn moeder hem vast verteld.

De columns van Aarsman zijn verfrissend, onderhoudend en recht voor zijn raap. Bovenal zijn ze een ode aan het kijken. Misschien moeten we met z’n allen bij hem op cursus. Het boek en de expositie vormen hiertoe in ieder geval een goed begin.

Hans Aarsman • De Aarsman Collectie • NAi Uitgevers • ISBN 90-5662-470-9

Kunst / Expo binnenland

Veredelde fouten

recensie: World Wide Wrong

De computer is in deze tijd een onmisbaar gebruiksvoorwerp. Men tikt en klikt er op los; in de trein, op kantoor, op school en ook in de kunst. Iedereen kan er mee omgaan, maar slechts weinigen zijn bekend met de innerlijke werking van het apparaat. Voor velen geldt ‘zolang hij maar doet wat ik wil, vind ik het best’. Dat is maar goed ook, want hoewel gebruiksvriendelijke iconen een min of meer universele taal of wegwijzer hebben gecreëerd, zijn de achterliggende codes moeilijk te doorgronden. Zelfs vakidioten hebben er soms een zware dobber aan.

Kunstenaarsduo Jodi (Joan Heemskerk en Dirk Paesmans) neemt geen genoegen met de als vanzelfsprekend gepresenteerde computer, maar houdt zich bezig met de wijze waarop communicatie (of miscommunicatie) binnen het medium tot stand komt. Jodi tracht deze codes bloot te leggen, maar zegt geen verbeteringen te willen aandragen. Het gaat Heemskerk en Paesmans juist om het verkennen van de mogelijkheden van het medium. Ondanks dat is een kritische blik op de ondoorgrondelijkheid van de pc duidelijk aanwezig.

~

Bij alle werken in de solotentoonstelling in Montevideo is te zien hoe het duo de computer in al zijn facetten (games, internet, programmering) letterlijk binnenstebuiten keert. De normale omgangsnormen met de pc zijn in de prullenbak beland. Sportwagens draaien alleen nog om hun as en hebben het eigenlijke parcours gedag gezegd. Het bureaublad, dat anders zo leeg en overzichtelijk mogelijk wordt gehouden, is bezaaid met iconen. ‘Cheats‘ die in een spel doorgaans alleen gebruikt worden om jezelf uit benarde situaties te redden, zijn nu de normale manier van voortbewegen.

Geregelde onregelmatigheden

Ja, Jodi zet de boel wel op zijn kop, maar het is meer dan enkel ‘spielerei’. Door al deze ingrepen komen de onregelmatigheden van de systemen aan het licht. Driver, een indrukwekkende installatie van verschillende racespellen, toont de mate van eigen inbreng (intelligentie) van de spellen. Alle auto’s zijn ingesteld om alleen maar rechtsom te rijden, maar waar bij het ene spel een perfect cirkelvormig bandenspoor ontstaat, staat het andere verschuivingen toe waardoor de auto in kwestie zich toch nog weet voort te bewegen. Al lijkt dit te duiden op imperfectie, in werkelijkheid ligt hier een ingewikkeldere programmatuur, die meer mogelijkheden toe laat, aan ten grondslag.

In My % Desktop zien we hoe de pc is uitgerust voor het oplossen van de menselijke fouten. Bij elke gedachteloze kopie die van een bestand wordt gemaakt, wijst de computer zelf een naam toe. Dit lijkt prettig omdat de namen een seriële logica bezitten (alias1, alias2, alias3 etc), maar door het veelvuldig kopiëren leidt het tot onleesbare namen en crashes. Slechts tot op zekere hoogte kan de pc als buffer dienen voor de menselijke onbedachtzaamheid.

Esthetiek van bliepjes

Het onderwerp van Jodi’s onderzoek (de intrinsieke werking van de pc) doet wat gedateerd aan. Iedereen weet inmiddels dat de programmatuur veel ingewikkelder is dan de ogenschijnlijke eenvoud van het gebruiksvoorwerp. Veel mensen zijn blij toe dat ze zich niet in deze problemen hoeven te verdiepen om toch profijt te kunnen hebben van de mogelijkheden van de computer. Maar Jodi gaat verder dan analyse of conclusie. De kracht zit hem vooral in het verpakken van hun bevindingen in een esthetisch jasje. Een nieuwe poëzie van bliepjes en systeemtekens. Een nieuwe esthetiek waarin My % Desktop niet meer chaos en wanorde is, maar dichter in de buurt komt van een Wagneriaanse symfonie.

Kunst / Expo binnenland

Geen natuurgetrouwe weergave van de werkelijkheid

recensie: Oog in oog

Fotografie kan grofweg worden ingedeeld in foto’s van de werkelijkheid en geënsceneerde fotografie. Bij dit laatste type zet de fotograaf iets in scène. Vorig jaar bezocht 8WEEKLY een overzichtstentoonstelling van de collectie van Huis Marseille. Die collectie bestond voornamelijk uit foto’s van de ‘normale’ wereld. Tot 4 december toont het Groninger Museum haar fotocollectie. Dit keer is het vooral geënsceneerde fotografie wat er te zien is.

Op de tentoonstelling Oog in oog toont het museum een groot deel van haar fotografiecollectie. De legendarische museumdirecteur Frans Haks had in eerste instantie besloten dat fotografie niet in het budget van het Groninger Museum paste. Toen hij merkte dat er bepaalde kunstenaars waren die wel goed binnen de collectie van het museum pasten, is hij in 1985 alsnog begonnen met aankopen.

Centraal in de collectie staan beelden van mensen en portretten. Zo wordt de eerste zaal gedomineerd door de foto’s van Micha Klein. Van deze kunstenaar wordt het vierluik Virtualistic Vibes (1996) getoond, waarop feestende mensen in een op de computer gemaakt landschap zijn te zien. Geen leuke mensen, maar van die overdreven partybeesten uit, zeg, de It. In de grote hal hangt een prachtig overzicht van de gelikte en computerbewerkte modefotografie van Inez van Lamsweerde en Vinoodh Matadin.

Voorlopers

Erwin Olaf, Pearls, 1986. Collectie Groningen Museum.
Erwin Olaf, Pearls, 1986. Collectie Groningen Museum.

De eerste drie zalen zijn gewijd aan fotografie uit de periode voordat het museum begon met het actief collectioneren. Het betreft hier dus ‘inhaalaankopen’. De eerste zaal heeft verrassende voorlopers van de geënsceneerde fotografie, waarbij vooral het frisse knip- en plakwerk van Angus McBean uit de periode 1938-1951 opvalt. In de tweede zaal hangen foto’s van performancekunstenaars en schilders die tussen 1970 en 1980 iets met fotografie wilden doen. Alleen het werk van de volledig op fotografie gerichte Gilbert & George en Luigi Ontani weet echter te overtuigen. De derde zaal is gewijd aan zwartwitfotografie uit de jaren ’80 met zeer sterk, maar overbekend, werk van popfotograaf Anton Corbijn en vooral veel homo-erotisch werk van onder anderen Erwin Olaf. De middenzaal van de tentoonstelling hangt vol met kille portretten van Rineke Dijkstra, Inez van Lamsweerde en Anuschka Blommers en Niels Schumm.

Drie tentoonstellingen

Een belangrijke plaats in de tentoonstelling werd ingeruimd voor overzichten van de drie grote fotografietentoonstellingen die eerder in het Groninger Museum plaatsvonden. In de zaal gewijd aan Fotografia Buffa (1986), de eerste fotografietentoonstelling in het museum, is het thema ‘mens’ nog niet de rode draad. Fotografen als Winfred Evers en Rommert Boonstra maken een soort architectuur van ‘alledaagse’ objecten. Centraal in deze expositie staat Teun Hocks, die met zijn foto’s van zichzelf in absurde, humoristische situaties eigenlijk de enige naam is die in het collectieve geheugen is blijven hangen. Dat is wel anders in de Peiling 4 (1995) zaal, waar onder andere vroeg werk hangt van Micha Klein en Inez van Lamsweerde. De zaal gewijd aan foto’s aangekocht na Black & Blue (1996) is afwijkend ten opzichte van de rest van de collectie. Hier hangt enkel werk van Amerikaanse fotografen. Allen richtten ze zich op de werkelijkheid. Daarbij is vooral gekozen voor confronterende beelden. Bekend zijn de foto’s van mensen met het syndroom van Down van Diane Arbus. Shockerend zijn de werken van filmmaker Larry Clark. Hij fotografeerde in de jaren ’70 en ’80 onder andere junks en tieners. Daarbij werden beelden van seks, zwaaien met pistolen en drugsgebruik niet geschuwd.

Pis

Andres Serrano, A History of Sex (Leo's Fantasty), 1996. Collectie Groninger Museum
Andres Serrano, A History of Sex (Leo’s Fantasty), 1996. Collectie Groninger Museum

De laatste zaal van de tentoonstelling is gewijd aan de eveneens Amerikaanse fotograaf Andres Serrano. In 1997 veroorzaakte de poster van zijn tentoonstelling – te zien in de stad – een grote rel. Deze plasseksafbeelding is eveneens opgenomen in deze tentoonstelling. De foto’s van Jezusbeelden ondergedompeld in urine veroorzaakten destijds ook de nodige commotie. Meest huiveringwekkend zijn echter twee foto’s van een doodgeboren kindje en een zelfmoordenaar, gemaakt in een mortuarium. Laatstgenoemde foto was recentelijk al te zien in de opstelling van de vaste collectie van het museum. Ik vraag me af waarom er niet een ander, minder bekend werk is uitgekozen.

Kattenkwaad en blote dijen

Als je klaar bent met de centrale expositie moet je nog twee trappen op om op de overlopen van de eerste en tweede verdieping recente aanwinsten te zien van Erwin Olaf en Anthony Goicolea. Van eerstgenoemde kunstenaar is de humoristische serie Mature (1999) te zien; gemanipuleerde pin-upfoto’s van bejaarde dames. De lijven en gezichten zijn op de computer ‘strakgetrokken’, de huid is oud gelaten. Goicolea maakt foto’s van kleine jongens die kattenkwaad uithalen. Bij nadere beschouwing blijken ze allemaal hetzelfde gezicht te hebben: dat van de kunstenaar.

Compleet beeld

De tentoonstelling Oog in oog geeft een zeer compleet beeld van de collectie van het Groninger Museum. Deze lijkt door de jaren heen zeer constant opgebouwd, hoewel een aantal ‘miskopen’ wellicht nog in het depot verstopt ligt. Er is immers niet gelijktijdig een catalogus gemaakt. Dit laatste duidt er op dat deze tentoonstelling niet helemaal een serieuze poging is om de collectie te tonen, maar vooral mag worden beschouwd als een manier om bezoekers te trekken die ook naar de gelijktijdige fotomanifestatie Noorderlicht gaan – iets dat het museum zelf ook toegeeft. Dat doet niet af aan de hoge kwaliteit van de werken, maar is wel een teken van enige gemakszucht. Het museum had er ook voor kunnen kiezen om eindelijk een overzicht te maken van het werk van Inez van Lamsweerde en Vinoodh Matadin.

Film / Films

Meeslepender, spannender en beter

recensie: Casino 2-disc special edition

.

Het verhaal

~

Het waargebeurde verhaal is even aangrijpend als ongelooflijk. In Casino wordt verteld hoe de maffia in het begin van de jaren tachtig de controle over de casino’s in Las Vegas verloor. De gevaarlijke relatie tussen casino-uitbuiter Ace Goldstein, zijn rechterhand voor het vuile werk Nicky, en de gevaarlijke femme fatale / material girl Ginger is zo explosief dat er niet alleen drie levens op het spel komen te staan, maar dat er een hele way of life in Vegas verloren dreigt te gaan. Het verhaal is afkomstig van misdaadschrijver Nicolas Pileggi, van wie ook het verhaal van Goodfellas afkomstig is. Volgens Pileggi en Scorsese is Casino te zien als een soort vervolg op Goodfellas. In de extra’s van deze uitgebreide dvd zie je hoe Scorsese het verhaal tijdens het filmen schreef, en merk je dat er een continue interactie, een levendige dialoog tussen schrijven en filmen en was. Ook hoor je hoe Scorsese met zijn heerlijk zenuwachtige stemmetje vertelt dat het verhaal niet alleen gaat over de maffiawereld in Vegas, maar dat het symbool staat voor het verdwijnen van een ideologie, een manier van leven die na de jaren zeventig in de Verenigde Staten niet meer terugkwam. Het fundament voor een sterke film is gelegd: een prachtig verhaal.

De cast

~

Met Robert DeNiro, Joe Pesci en Sharon Stone als vertolkers van respectievelijk Ace, Nicky en Ginger, mag het geen wonder heten dat de film meer dan gemiddeld weet te boeien. DeNiro (in topvorm) en Pesci (niemand kan zo heerlijk schelden als hij) spelen alsof ze nooit zonder elkaar op de set hebben gestaan. Man, wat zijn ze goed op elkaar ingespeeld. Elke scène opnieuw merk je hoe vloeiend, soepel en vanzelfsprekend de heren overkomen. In de extra’s hoor je hoe ze ook buiten de draaiuren een dynamisch duo vormden en privé ook goed met elkaar overweg kunnen. Stone acteert ook erg sterk en er is een fantastische bijrol voor de altijd interessante James Woods. En uit de extra’s leer je bovendien welk rolletje Scorseses moeder speelt! Ook ontdek je dat veel bijrollen in de film vertolkt worden door echte politieagenten / croupiers / schoonmakers etc. De combinatie van topacteurs en authentieke bijrollen lijkt een tweede factor te zijn die Casino doet uitstijgen boven de middenmoot.

De sfeer

Vegas: de stad staat in veel films centraal en dat is geen wonder. Miljoenen dollars, mooie vrouwen, het nachtleven, de neonreclames, maar ook de kitsch en nep vormen een prachtig decor. Bij het bonusmateriaal krijg je ook een blik op het echte leven in Vegas, over de echte maffia, de ware geschiedenis. Er is iets in misdaad wat ons aantrekt, de sfeer van verborgenheid, van het grote geld. Veel films met dit onderwerp vinden moeiteloos de weg naar de kijkers. Scorsese maakt de sfeer compleet met zijn oog voor detail. In een van de special items zie je hoe zorgvuldig de kleuren, lampen en kostuums, de zweverige camerabewegingen, de locaties en alles wat maar bij kan dragen aan de sfeer van de film een minutieuze voorbereiding en planning met zich mee bracht. Een derde ingrediënt voor succes is aanwezig.

Geheel

Veel sterke punten dus, maar dat maakt nog niet automatisch een goede film. Een film moet altijd een evenwicht vinden, en Scorsese bewijst dat je dat wel aan hem over kan laten. Hij is een van de regisseurs die alles onder controle heeft, alles plant, alles van te voren al in zijn hoofd heeft. Hij stroomlijnt in Casino alle details zo dat ze ten goede komen aan het grote geheel. Van de fantastische pre-titles tot aan het einde en alles er tussenin: de doseringen van de verschillende voice-overs, de mooie, soms minutenlange shots, het oog voor kleur en licht, de manier waarop hij DeNiro en Pesci en ook Stone neerzet, de fantastische scène waarin hij laat zien hoe alles in het casino in de gaten wordt gehouden… De eerste vijfenveertig minuten van de film vormen misschien wel het beste dat Scorsese ooit gemaakt heeft, en gedurende de overige twee uur weet hij er voor te zorgen dat je je in Vegas waant. Ondanks dat de film oorspronkelijk niet zo goed werd ontvangen, durf ik wel te beweren dat Casino een meesterwerk is.