Theater / Voorstelling

Broers voor het leven en de dood

recensie: Tot jij mij ziet (Huis aan de Amstel)

.

~

Kaïn en Abel. Zo verschillend zie je ze zelden. Waar Abel, de jongste, een dromer is die van lezen houdt – welbespraakt en een beetje vreemd, is Kaïn, de grote broer, een doener, die zegt waar het op staat, zijn vuisten gebald in de zakken. Kaïn is stoer, Abel is bang. De wat vadsige Tjebbo Gerritsma is met zijn onrustige blik perfect als ruwe bolster Kaïn. De kleine, gespierde Sanne den Hartogh als Abel is, na een wat aarzelende start, geloofwaardig als de schizofrene Benjamin die, behalve een verontrustend ziektebeeld, een duister geheim met zich meedraagt.

Broedertwist

De namen van de broers roepen de associatie op met het bijbelverhaal, waarin Kaïn zijn broer Abel uit jaloezie dood sloeg. Kaïn en Abel zijn namen die horen bij een broedertwist; dreigend en onontkoombaar. De spanning tussen de twee broers is dan ook om te snijden. Kaïn houdt zijn broertje kort, en Abel doet er alles aan om de aandacht van zijn grote broer te trekken. Dat betekent altijd effect bij zijn grote voorbeeld met het korte lontje. Het is prachtig om naar te kijken, die twee verdoemde zielen die om elkaar heen draaien in het kille huis. Compassie voel je voor beiden, vanwege hun onmacht. Te lang samen en alleen, jaren waarin te veel is gebeurd. Abel kan niet leven zonder pillen en niet zonder Kaïn, Kaïn kan niet leven met Abel, omdat dat voor hem geen leven is.

Wat is er met hen aan de hand? In de zeven dagen voordat hun vader thuiskomt wordt langzaam de deksel van de beerput opgelicht. Vader verliet hun moeder, zwanger van Abel, toen Kaïn zes was. Moeder ging dood toen Kaïn te jong was om de zorgen over zijn onberekenbare broertje alleen te dragen. Vind je het gek dat Kaïn de man haat die hem in de steek liet, en die hij zich enkel herinnert als de hand in zijn nek terwijl hij op een blauw fietsje met een geel zadel zat? Abel heeft geen herinnering, die heeft alleen maar dromen. Hij droomt van een man die hem hoog optilt en hem leert om ‘normaal’ te leven.

Less is more

~

Dat bijrollen overbodig zijn in dit drama, daar komen we achter in de tweede helft van deze tot dan toe prachtige voorstelling. Dan komt vader binnen, om in het ouderlijk huis te sterven maar liefst. Hij is bot en egocentrisch, en ziet niet wat zich daar in huis afspeelt tussen de broers. Hij brengt de mooie Sue mee; zelfverzekerd en intrigerend – maar in dit stuk past haar aanwezigheid niet. De spanningsboog is ruw verbroken. De bijfiguren zijn bedoeld als katalysatoren voor een dramatisch slot, maar tekstschrijver Roel Adam mist zijn doel. Zijn zorgvuldig opgebouwde prachtbroers komen in de verdrukking door de twee fremdkörper die voor veel onrust zorgen.

Jongvolwassenen

Als het onontkoombare gebeurt en de jongste sterft door de hand van de oudste, blijven de motieven raadselachtig. Het gevoel voor Kaïn is te groot om hem simpelweg te zien als een jaloerse geweldenaar. Die duister blijvende motieven zijn op zich niet erg. De zaal, grotendeels gevuld met tieners, heeft het naar de zin: ademloze stilte, concentratie en af en toe een opgeluchte lach bij een grappige tekst. De rest van de zaal – dertig, veertig of ouder – wordt net zo meegezogen in het mooie spel van de broers. Geslaagd theater voor jongvolwassenen dus, en ook interessant voor ouder publiek. Maar de stervende vader Max en zijn kameraadje Sue moesten hun kamp maar opslaan in een ander stuk.

Tot jij mij ziet is nog te zien tot en met 19 november 2005.
Voor een actuele speellijst kijk je hier. hier

Kunst / Expo binnenland

Verder kijken

recensie: Stichting Victor VI - De kruisiging met leden van de familie van Adriaen Willemsz. Ploos

Niet zozeer het kunstwerk zelf, maar de vraag waarom en voor wie het schilderij is gemaakt, is het onderwerp van een tentoonstellingenreeks van het Centraal Museum. Tot en met 8 januari 2006 is het de beurt aan ‘De kruisiging met leden van de familie van Adriaen Willemsz. Ploos, naar Hendrick ter Brugghen, 1624?’, geschilderd door een onbekend gebleven kunstenaar. Dit is de vierde in een serie van zes kleine exposities waarin steeds één of meer schilderijen uit de collectie oude schilderkunst centraal staan.

Het gerestaureerde schilderij dat in de vierde editie is te zien, dook in 1956 op in de Haagse kunsthandel en werd in 1987 aangekocht door het Centraal Museum. Voor het eerst sinds de aankoop wordt het schilderij aan het publiek getoond. De tentoonstellingenreeks wordt mogelijk gemaakt door Stichting Victor Heiloo, die het Centraal Museum een grote subsidie verleende voor restauraties en materieel-technisch onderzoek.

Kopie

'De kruisiging met leden van de familie van Adriaen Willemsz. Ploos, naar Hendrick ter Brugghen, 1624?
‘De kruisiging met leden van de familie van Adriaen Willemsz. Ploos, naar Hendrick ter Brugghen, 1624?

Opvallend aan het werk dat dit keer centraal staat is het kruisigingtafereel. Dit is een kopie naar een werk van Hendrick Ter Brugghen (Utrechtse kunstschilder, 1588-1629), gedateerd rond 162[.], dat zich in het Metropolitan Museum in New York bevindt. Er is echter één belangrijk verschil tussen origineel en kopie: op het tweede schilderij is aan de centrale compositie een aantal portretten van de stichters – de opdrachtgever en zijn familieleden – toegevoegd. De knielende donor, zijn vrouw, zoon en drie dochters kunnen door de banderol en de familiewapens worden geïdentificeerd als de familie van Adriaen Willemsz. Ploos.

Curieus

Het schilderij is daarmee ronduit curieus, omdat de afgebeelde stichters op het moment van de opdracht al lang waren overleden. Hun zestiende eeuwse kostuums wijken stilistisch af van de zeventiende eeuwse compositie van de kruisiging van Ter Brugghen. De vraag is dan: waarom en voor wie is het schilderij gemaakt? Wie het antwoord wil weten, zal de tentoonstelling moeten bezoeken.

Aangezien het geen meesterwerk is, valt er als museum aan het schilderij op zich weinig eer te behalen. Maar de zoektocht naar de totstandkoming van het kunstwerk maakt de tentoonstelling wel weer interessant. Het valt toe te juichen dat een museum een onbekend werk als uitgangspunt neemt voor een dergelijke minitentoonstelling. Uit dit voorbeeld blijkt namelijk dat ook een relatief eenvoudig schilderij van een middelmatige kunstenaar vaak een prachtig verhaal kent.

Informatiebrij

Het enige minpunt aan de expositie rond ‘De kruisiging met leden van de familie van Adriaen Willemsz. Ploos’ is de presentatie. Het schilderij hangt in een klein, benauwd, erg donker zaaltje. Om de toeschouwer het hele verhaal uit de doeken te kunnen doen, is op de muren flink veel informatie aangebracht. Gevolg is dat je als geïnteresseerde akelig je best moet doen om je door de brij van gegevens heen te worstelen. Ook krijgt de bezoeker, in tegenstelling tot wat is beloofd, nauwelijks inzage in de onderzoeksmethoden. Slechts de vitrine bevat enkele boeken. Misschien is het wat dat betreft wachten op de twee publicaties rond dit project, die na voltooiing van de zes tentoonstellingen zullen verschijnen.

Film / Films

Gewelddadig knap

recensie: Hooligans

Het ingrediënt ‘voetbalgeweld’ op zich biedt geen garantie voor een boeiende film, zoals blijkt uit Nick Loves Football Factory (2004), waarin de wereld van hooligans te oppervlakkig wordt belicht. De Britse BBC-serie The Firm (1986) geeft een veel beter inzicht in achterliggende motieven van voetbalgeweld. Hooligans, het filmdebuut van de in Duitsland geboren Lexi Alexander, biedt dit inzicht ook.

Op wat kleine moralistische trekjes na is Hooligans er in alle opzichten in geslaagd het publiek mee te sleuren in de wereld van voetbalvandalen. Net zoals in Philip Davis’ ID (1995), waarin een politieagent infiltreert in de harde kern van een Engelse voetbalclub, laat Alexander zien hoe groot de invloed van het groepsproces kan zijn op een individu. En dat is best beangstigend.

Harde kern

De toon wordt direct gezet aan het begin van de film. Supporters van twee rivaliserende voetbalclubs, zogenaamde firms, gaan elkaar op een metrostation in Londen hardhandig te lijf. De wereld van de hooligans en de wereld van Harvard-student Matt Buckner (Elijah Wood) staan hier in schril contrast. Nadat Buckner (twee maanden voor zijn afstuderen) van de universiteit wordt gestuurd, komt hij in aanraking met de hooliganwereld. Hij besluit in te trekken bij zijn zus Shannon (Claire Forlani), die in Londen woont. Daar ontmoet hij Shannons zwager Pete (Charlie Hunnam), leider van de Green Street Elite (GSE), de harde kern van West Ham United. Matt wordt opgenomen in de groep, maar of dat zijn redding of zijn ondergang is, blijkt pas later.

Het duurt een tijdje voor je aan babyface Wood als vechtersbaas gewend raakt: hij blijft anvankelijk als Hobbit aan je netvlies kleven. Toch weet hij de transformatie van Yankee naar een gewelddadig zuipende hooligan vrij goed neer te zetten. Als Matt, die eigenlijk van honkbal houdt, onvoorzien zijn eerste klappen uitdeelt tijdens een confrontatie met een andere firm, volgt een kettingreeks van gewelddadige scènes, die zeer realistisch ogen.

Loyaliteit

Ook al lijkt de hooliganwereld anarchistisch, er gelden heel duidelijke principes. Een daarvan is loyaliteit aan de firm. Je gaat iedere confrontatie met andere firms aan, je praat niet met de pers en je laat je maten nooit in de steek. Er is bijna sprake van een huwelijk, waarin ‘vreemdgaan’ zwaar wordt bestraft: met verbanning uit de firm. Leo Gregory (die Bovver speelt in de film) overkomt dit en vertolkt de pijn die daarop volgt verbluffend goed

~

Hooligans is van begin tot eind explosief, bloederig en gewelddadig. Maar gelukkig is de film meer dan dat. Alexander laat zien dat voetbal niet de echte reden is van het geweld. De basis van voetbalgeweld heeft te maken met respect, waarbij voetbal slechts een oppervlakkige aanleiding is. Respect, niet alleen ten opzichte van andere firms, maar ook ten opzichte van je vrienden en jezelf. Je zie Matt bijna letterlijk groeien na ieder gewonnen gevecht. Het gevoel van winnen en verliezen weet regisseur Alexander goed over te brengen. De euforie die de kijker ervaart bij weer een gewonnen strijd van de GSE stemt tot nadenken, want wat zegt dat over het geweld in jezelf? Hooligans is een geslaagde film, waarin veel aandacht is voor de personages en geweld een persoonlijk gezicht krijgt.

Boeken

Boeken over de Japanse cinema

recensie: The Midnight Eye Guide to New Japanese Film // The Yakuza Movie Book // Stray Dogs & Lone Wolves // A New History of Japanese Cinema

De hernieuwde belangstelling voor Japanse cinema heeft tot een stortvloed aan nieuwe boeken geleid: van academische studies en gespecialiseerde gidsen tot biografieën en gebundelde recensies. The Midnight Eye Guide to New Japanese Film, een introductie tot de meest gezichtsbepalende Japanse films en filmmakers van dit moment, blijkt het meest waardevol.

~

The Midnight Eye Guide to New Japanese Film is het eerste boek dat gewijd is aan de nieuwe golf van regisseurs die de laatste vijftien jaar de Japanse film weer op de wereldkaart hebben gezet. De oprichters van de populaire webstek Midnight Eye hebben met het boekwerk een uitputtende gids samengesteld. In deze gids komen niet minder dan twintig belangwekkende regisseurs aan bod middels een zeer uitgebreid profiel en een beschouwing van een aantal van hun films. Uiteraard beslaat het boek publiekslievelingen Kitano en Miike, maar ook Hideo Nakata (Ringu), Naomi Kawase (Shara) en miskende pioniers als Sogo Ishii en Masato Harada passeren de revue (waarom de oude veteranen Imamura, Suzuki en Fukasaku überhaupt behandeld worden, blijft echter onduidelijk). De fervente Midnight Eye-lezer zal alle namen en films herkennen, maar het boek bevat louter nieuw schrijfmateriaal. Het meest interessant zijn de inzichten die de regisseurs zelf verschaffen (iedere ingang bevat uitgebreide citaten, waarvan de herkomst vreemd genoeg onbekend blijft). Ook zeer welkom is het opnemen van Studio Ghibli, die de succesvolle anime vertegenwoordigt.

Obsessie

De kenmerkende obsessie met details van de heren Sharp en Mes (Mes is auteur van Iron Man: The Cinema of Shinya Tsukamoto) maakt van de The Midnight Eye Guide een ware encyclopedie. Hun gestrooi met feitjes werkt soms storend, bijvoorbeeld wanneer de auteurs in een bespreking van Family Game (een film die in het westen niet eens verkrijgbaar is) kans zien in te gaan op de letterlijke vertaling van een andere film van de hoofdrolspeler, en zelfs op een computerspel waarin zijn beeltenis gebruikt werd. Helaas is het boek ook bepaald niet gespeend van slordigheden: het bevat de nodige typ- en taalfouten, en Seijun Suzuki’s filmografie is allesbehalve compleet. De Japanse weergave van de regisseurs en filmtitels is een leuke bijkomstigheid, maar bijvoorbeeld de geboortejaren van de regisseurs waren meer welkom geweest. Desondanks is de Midnight Eye Guide een zeer waardevol werk van twee autoriteiten op hun vakgebied, al was het maar omdat er nog niet eerder zo veel informatie over de regisseurs en films in kwestie in een boek bijeengebracht is.

Gangsterfilms

~

De uitgever van de The Midnight Eye Guide bracht eerder al Mark Schillings The Yakuza Movie Book uit. Wie bekend is met werk van de Britse criticus zal niet opkijken van zijn soms oppervlakkige recensies van Japanse gangsterfilms, zijn soms populistische schrijfstijl en het feit dat hij het niet zo nauw neemt met details. Voor wie daar rekening mee houdt, rest een zeer interessant en enthousiast samengesteld boek over een genre dat wellicht te weinig serieus genomen werd en wordt. Niet alleen bekende werken als de briljante oude gangsterfilms van Fukasaku en Suzuki worden behandeld, ook minder gevierde, obscuurdere films komen aan bod. Een deel van dit materiaal was al eerder te lezen in zijn bijdragen voor The Japanese Times, maar samengesteld in boekvorm en voorzien van zeer lange interviews met belangrijke acteurs en interviews, resulteert het in een bruikbaar en fascinerend leesboek. Bovendien is het voorzien van een verhelderende inleiding in de geschiedenis van het genre. Als naslagwerk is het Yakuza Movie Book minder geschikt, temeer omdat details soms niet kloppen, de filmografieën vanwege de opmaak niet handig leesbaar zijn, en een normale index vreemd genoeg ontbreekt. Ook heeft Schilling er helaas voor gekozen de films volgens de Japanse titels alfabetisch te rangschikken.

Samuraifilms

~

In Stray Dogs & Lone Wolves: The Samurai Film Handbook van Patrick Galloway wordt het Japanse genre van de samuraifilm onder de loep genomen. Wie nog nauwelijks bekend is met dit genre zal in dit boek een uitstekende en toegankelijke gids vinden. In drie korte hoofdstukken wordt alles wat je in het algemeen over de samurai moet weten op een heldere wijze uitgelegd. Hier wordt niet alleen uiteengezet wat een samurai is en hoe het genre van de samuraifilm in elkaar steekt, maar wordt onder het kopje This is not Hollywood ook uitgelegd hoe de Japanse filmwereld functioneert. Tevens wordt van de belangrijkste artiesten een korte profielschets gegeven. Na dit inleidende deel volgt een serie besprekingen van een vijftigtal samuraifilms, beginnend met Rashomon uit 1950 en eindigend met The Twilight Samurai uit 2003. De besproken films zijn telkens geselecteerd op hun verkrijgbaarheid in Amerika. Het boek spitst zich überhaupt nogal toe op de Amerikaanse markt, wat slechts in zoverre storend is dat een aantal van de besproken films in Europa alleen via Amerikaanse websites te verkrijgen is. Op dit kleine minpuntje na is Stray Dogs & Lone Wolves ook voor de Nederlandse lezer een zeer bruikbaar handboek. Voor echte experts zal er weinig nieuws in staan, maar voor de leek opent zich hier een rijke bron van informatie die verder vrijwel nergens zo overzichtelijk te verkrijgen is.

Enorm

~

Voor de meer belezen liefhebber brengt uitgeverij Continuum het academische boek A New History of Japanese Cinema uit, een enorme studie die de geschiedenis van de Japanse film in kaart brengt en er in slaagt hem in een geheel nieuwe context te plaatsen. Het boek is het resultaat van een interdisciplinaire studie, waarin Isolde Standish niet minder dan 1500 films behandelt; van de allereerste tot en met Takashi Miike’s recente uitspattingen als Ichi the Killer. Standish gelooft niet in de “Japanse cinema” als zodanig, maar stelt voor cinema als een cultuuruiting te beschouwen die parallel loopt aan ontwikkelingen in modernisme, nationalisme en gender. Het resultaat is voor de leek onleesbaar, voor de student van de Japanse film (en algemene geschiedenis) zal het echter een zeer interessant werk blijken te zijn.

Tom Mes & Jasper Sharp • The Midnight Eye Guide to New Japanese Film • Uitgever: Stone Bridge Press • 376 bladzijden • prijs: $22.95 (paperback) • ISBN: 1880656892

Mark Schilling • The Yakuza Movie Book: A Guide to Japanese Gangster Films • Uitgever: Stone Bridge Press • 335 bladzijden • Prijs: $19.95 (paperback) • ISBN 1-880656-76-0

Patrick Galloway • Stray Dogs& Lone Wolves: The Samurai Film Handbook • Uitgever: Stone Bridge Press • 2405 bladzijden • Prijs: $19.95 (paperback) • ISBN 1-880656-93-0

Isolde Standish • A New History of Japanese Cinema. A Century of Narrative Film • Uitgever: Continuum Books • 452 bladzijden • Prijs: £25.00 (gebonden) • ISBN: 0826417094

Muziek / Album

Vuilnisbakkenrasmuzikant

recensie: EX PMX - Scraphead Bi*Recycled

Abstractie lijkt een toverwoord te zijn in de ontwikkeling van de elektronische dansmuziek. De soundscapes en het gekraak, het zover vervormen van een stem dat het een beat wordt, instrumenten en reguliere computerprogramma’s hebben afgedaan. Aan de basis van deze ontwikkeling staan de artiesten van het Warp-label. Aphex Twin en Squarepusher zijn de bekendste vaandeldragers maar ook in Nederland wordt er behoorlijk aan de weg getimmerd. Hierbij kun je denken aan Machinefabriek maar ook aan het werk dat platenlabel Beluga uitbrengt. De nieuwste release van dit label is Scraphead Bi*Recycled van EX PMX.

~

Nou ja, Nederland… Peter Max (de man achter EX PMX) is een Deen, maar hij woont in Nederland. Al een jaar of vijf houdt hij zich bezig met diverse kunstvormen, waarvan muziek er één is. Resultaat: zijn debuutalbum Scraphead Bi*Recycled. Dit is een goed voorbeeld van abstracte electronische muziek. Voor het maken van dit album gebruikt hij weggegooide troep als instrument; de geluiden die dit voortbrengt haalt hij door de mangel tot het allemaal kraakjes, bliepjes en toontjes zijn. Afval-recycling, dus. Een beetje ritmisch copy-pasten en je hebt een nummer. Doe dit tien keer, en je hebt je debuutalbum.

Snotverkouden Miss Kittin

Naast deze ecologisch verantwoorde manier van muziek maken, gebruikt EX PMX (een afkorting van EXperiments of Peter MaX) hier en daar een enkel gitaartje en wat vocalen, maar wel vreselijk vervormd. Heb je je altijd al afgevraagd hoe het zou klinken als je met je hoofd aan de ene kant van een twintig meter lange metalen buis luistert terwijl aan de andere kant een een snotverkouden Miss Kittin met meerstemmige stemvervormer de buis in krijst? Nou, zo dus.

Milieuvriendelijk

Het rare maar o, zo ware, is dat het vreselijk lekker klinkt! Ondanks (of juist vanwege?) de abstracte ontstaansgeschiedenis hebben de nummers strakke ritmes, veel energie en net genoeg muzikaliteit om nog als een levend nummer te klinken. Het nummer I bijvoorbeeld, dat bijna aan Breakbeat doet denken of Jesus ‘round the Corner, dat in de buurt van vuige electroclash komt. Abstract maar bekend, vreemd maar aanvaardbaar. Eerlijk is eerlijk, wanneer je EX PMX de hele dag op hebt staan, wordt het vervelend en eentonig maar als je Scraphead Bi*Recycled zo af en toe op zet, zal de inventiviteit je blijven verbazen. Zeker een interessant experiment en nog milieuvriendelijk ook!

Wil je het album kopen? Dat kan alleen online op de site van Beluga recordings.

Film / Films

Subtiliteit wordt naar achtergrond gebeukt

recensie: Leef!

“Leef!” schreeuwt de openingsfilm van het Nederlands Film Festival. De titel had geen wrangere bijsmaak kunnen hebben: twee dagen voor de wereldpremière van zijn eigen film overleed regisseur Willem van de Sande Bakhuyzen aan kanker. Zijn laatste film, Ik omhels je met 1000 armen, heeft hij nog net af kunnen maken.

Foto: Victor Arnolds
Foto: Victor Arnolds

Met scenarioschrijfster en studievriendin Maria Goos vormde Van de Sande Bakhuyzen een gouden duo. Samen maakten ze de televisieserie Oud Geld en de films Familie en Cloaca. De kracht van deze drama’s ligt in de onderhuidse spanningen tussen familieleden of vrienden die onvermijdelijk tot uitbarsting komen. Datgene wat niet wordt uitgesproken, of datgene wat in het verleden is gebeurd, is vaak belangrijker dan wat je wel ziet of hoort.

Wat dat betreft begint Leef! veelbelovend. Verloskundige Anna Jongkind (Monic Hendrickx) probeert haar traumatische jeugdherinneringen een plaats te geven door ze op te schrijven. Door middel van flashbacks ontrafelt de film langzaam haar geheim. Dan zet Leef! aan tot denken:
het roept subtiele, diepgaande vragen op over de betrouwbaarheid van het geheugen en wreedheid door ouderlijke onmacht.

Spannend

De tweede verhaallijn is echter aanzienlijk vlakker. Dochter Isabelle (Sophie van Winden) heeft een hartkwaal en kan elk moment dood neervallen, dochter Robin (Sarah Jonker) raakt steeds verder aan lager wal en vader (Peter Blok) zit verstrikt in een relatie met een veel jongere collega. Spanning genoeg, en de makers van Leef! doen er nog een schepje bovenop door dit toch al niet zo sporende gezin te treffen met de ene na de andere heftige gebeurtenis. Wellicht is dit te wijten aan de lange tijd die tussen het schrijven van het scenario en de verfilming zat. Goos schreef in de tussentijd, onder de naam van haar hoofdpersoon Anna Jongkind, de
30-delige feuilleton Leef! in Volkskrant Magazine, die vooral draait om het gezin en de verloskundigenpraktijk. Misschien kreeg ze in die tijd weer zoveel inspiratie, dat ze toch
meer aan het scenario wilde toevoegen.

Klappen

~

In de sterkste scènes wordt ‘gewoon’ geruzied of de confrontatie gezocht. “Heb jij een hekel aan mama?” vraagt Isabelle zonder te knipperen aan haar oma. Of Robin rent met een rood hart op haar lichaam getekend naar haar zus om haar zo letterlijk dood te laten schrikken. De dialogen zijn niet zo vilein-grappig als in Cloaca, maar ze zijn wel scherp en realistisch. Wat ook indruk maakt zijn de filmische details. De lichtval maakt de flashbacks spannend, niet de mededeling dat Jongkind iemand vermoord heeft. En dat je het geluid van een echo hoort in plaats
van de geijkte hartslag op spannende momenten, moet toch op zijn minst een glimlach uitlokken.

Leef! deelt echter te vaak harde klappen uit, en doet daarmee zichzelf te kort. De Grote Gebeurtenissen in de film, vaak fysieke geweld dat volstrekt uit de lucht komt vallen, zijn helemaal niet nodig. Sterker nog, het beukt al deze heerlijke subtiliteiten naar de achtergrond. Leef! wil graag indruk maken, maar schreeuwt daarvoor te hard.

Muziek / Album

Even wennen aan de volgende hitplaat

recensie: Franz Ferdinand - You Could Have It So Much Better

In het seizoen 2004-2005 was er geen band hipper dan Franz Ferdinand. Als zo’n ontzettend gehypete band zijn hype heeft waargemaakt en met een tweede cd komt, zijn de verwachtingen hooggespannen. You Could Have It So Much Better ziet iets meer dan anderhalf jaar na het ontzettend succesvolle eerste album het licht.

Aan de verwachting voldoet Franz Ferdinand zeker. Deze nieuwe cd heeft een vertrouwd geluid. Toch heeft de band zich de afgelopen tijd volop ontwikkeld. Het meest valt op dat de muziek minder ‘hakkerig’ is geworden en juist iets meer melodisch. Opener The Fallen is bijvoorbeeld al veel ‘swingender’ dan de meeste nummers op de titelloze debuutplaat. Opvallend is wel dat Franz Ferdinand daardoor wat meer als een ‘gewone’ popband is gaan klinken.

Gruizige gitaar

~

Dat gewonere maakt niet uit voor de aanstekelijkheid. Want de jongens van deze Schotse band weten nog steeds lekkere nummers te schrijven, zoals de eerste single van dit nieuwe album Do You Want To. Dit nummer is zeker zo’n stamper en meezinger als Take Me Out en The Dark Of The Matinée van het eerste album. Bij dit nummer en bij het volgende nummer This Boy wordt duidelijk, dat de grootste verandering aan het geluid van Franz Ferdinand vooral de gitaren betreft. Deze zijn wat gruiziger geworden en hebben een wat minder cleane sound dan voorheen. Ook in Evil And A Heathen is dit rauwere geluid te horen. Hierin wordt een snerpende gitaar ondersteund door een dreunende basdrum. Echte bas is echter niet het sterke punt van dit nummer, het is zo geproduceerd dat je zelf de bassen op je stereo omhoog moet gooien.

Akoestische gitaar

Een aantal rustige liedjes naast floorfillers is iets nieuws van deze cd. Walk Away is een voorbeeld van een minder snel nummer, dat, mede dankzij zijn cynische tekst, doet denken aan Pulp. Die band is trouwens ook terug te horen in het van tempowisselingen aan elkaar hangende I´m Your Villain. Fade Together is het meest rustige nummer, met nota bene akoestische gitaar en piano. Dit Beatlesque nummer is heel afwijkend van de rest van de cd. Door zo´n sterke stijlbreuk ga je je afvragen wat je daar van moet vinden. Het nummer is beslist niet slecht, maar blijft een vreemde eend in de bijt. Nog meer akoestische gitaar en piano en zeer sterke invloeden van David Bowie, zijn te horen in Eleanor Put Your Boots On. Dit nummer is ook weer zeer afwijkend van wat Franz Ferdinand eerder deed.

Even wennen

Net zoals op het debuutalbum staan er op You Could Have It So Much Better een paar nummers die minder blijven plakken in het geheugen. Maar ook weer lekker dansbaar materiaal zoals Well That Was Easy en What You Meant, dat er voor zorgt dat dit een album is dat kan tippen aan het eerste. Alleen wat anders dan je een dik jaar lang steeds op de radio hebt gehoord en op MTV hebt gezien – en dat is natuurlijk even wennen.

Boeken / Achtergrond
special: Een interview met Esther Gerritsen

Een pleidooi voor gesprekken over het weer

Na haar veelgeprezen verhalenbundel Bevoorrecht Bewustzijn en novelle TussenEenPersoon is Normale Dagen Esther Gerritsens derde prozawerk. “Ik heb het gevoel dat het met proza meer mogelijk is om verder door te dringen”, zegt de schrijfster van talloze theaterteksten. Een gesprek over gedwongen berusting.

Ze houdt niet echt van interviews. Het maakt haar wat zenuwachtig. Esther Gerritsen bekent het na afloop van het gesprek, waarbij ze steeds minder spraakzaam werd. Romanpersonages kun je gewoon wat in de mond leggen, vertelt ze. Als ze zichzelf daarentegen hoort praten, vraagt ze zich steevast af: denk ik dat wel echt?

Nu het vraaggesprek is afgelopen hervindt ze zich. Enthousiast vertelt ze over de biografieën van nazi’s die ze leest. “Ik ben nieuwsgierig naar hoe iemand zo wordt.” Eichmann, Speer en Hitler las ze al en in Hess is ze nu bezig. Ze wijst ze aan tussen alle andere boeken die samen een metershoge stapel naast het trapgat vormen. Op de benedenverdieping van haar appartement was een lek, daarom hebben Gerritsen en haar man hun boekencollectie hoog opgestapeld in een uitgespaarde nis in de muur. Ze waagt een poging de mémoires van Rudolph Höss, kampcommadant van Auschwitz, uit de berg te wrikken. Het visioen van een Esther Gerritsen bedolven onder haar eigen boeken weerhoudt haar echter.

Dood vogeltje

~

Gerritsens fascinatie voor het gedrag van mensen is een constante in het werk van de 33-jarige schrijfster. Ze voert haar romanfiguren al analyserend op. De in regel uiterst zelfbewuste personages plaatst ze in alledaagse situaties – tijdens het ontbijt, het witten van een muur of een nieuwjaarsreceptie – en laat ze vervolgens op zichzelf reflecteren. Ben ik iemand die elke dag toast eet? Waarom zou ik eigenlijk als ik koffie heb gezet het ook opdrinken? Wit ik de muur van deze kennis uit vriendschap of uit eigenbelang? De personages zijn tobbers, net als de schrijfster zelf. En over veel dingen kan gepeinsd worden, waardoor Gerritsens romanfiguren vaak blijven steken in de kleine dingen van het leven.

“Je schrijft over de dingen waar je zelf mee bezig bent”, vertelt Gerritsen, gezeten aan de eettafel in haar keuken. “Ik vind al snel iets spectaculair, ik heb niet zoveel nodig om lang na te kunnen denken. Laatst was ik in een nerveuze bui naar het postkantoor. Je moest er van die nummertjes trekken. Ik stond daar: ‘Als ik het maar red!’ En ik begon alvast te bedenken wat ik zou zeggen als ik te laat was.” Ze houdt van saaie dingen, zegt ze. Ze leest graag niet-spectaculaire boeken. “Ik heb net Dagboek van een teleurgestelde man gelezen. Daarin vindt de hoofdpersoon een dood vogeltje en kijkt hij hoe dat in elkaar zit.” Gerritsen zelf bekijkt de mens alsof het een dood vogeltje betreft. Dan is het onmogelijk met bombastisch proza voor de dag te komen, maar is een bescheiden aanpak gepast. “Laatst zag ik een documentaire van Oliver Sacks over autisten. Daarin zag je een jongen die de neiging had een videoband steeds stil te zetten bij een bepaald beeld. Hij zei: ‘Dat is de enige manier om te zien wat er gebeurt.’ Het ging te snel voor hem. Hij moest het beeld stilzetten om het beter te bekijken. Daar denk ik vaak aan als ik aan het schrijven ben.” Anders gezegd: “Als ik op treinreis ben, blijf ik op het perron al hangen.”

Spruitjesgeur

Normale dagen is Gerritsens vierde boek na de veelgeprezen verhalenbundel Bevoorrecht bewustzijn, de novelle TussenEenPersoon en Toneel, een bundeling van haar theaterteksten. Opnieuw wordt uiterst minutieus het denken en doen van een paar mensen neergezet. Hoofdpersoon Lucie wordt op een dag door haar oma opgebeld met de mededeling ‘opa is ziek’. Haar grootouders zijn plattelanders. Lucie weet dat de nuchter geformuleerde zin betekent dat haar opa stervende is. Ze kan niet anders dan langsgaan, ook al heeft ze zich al drie jaar niet laten zien. In het dorpje aangekomen wil ze echter lucht geven aan de jarenlang opgekropte gevoelens van wrok jegens haar grootouders, die haar na de dood van haar ouders opvoedden. Al snel blijkt dat dat in een wereld van spaarzaam spreken en spruitjesgeur ondoenlijk is. Gerritsen laat op subtiele wijze zien hoe het onuitgesprokene tussen Lucie en haar grootouders in blijft hangen.

“Ik wilde dat het zwijgen er niet slecht vanaf kwam”, beschrijft Gerritsen de licht moralistische insteek van haar roman. “Alles benoemen is ook niet alles. Ik ben die mensen aan het eind ook zat. Maar ik besef steeds meer dat taal niet alles is. Sommige mensen kunnen nou eenmaal niet alles uitspreken. Ik zou tegelijkertijd niet met zo iemand getrouwd willen zijn. Maar voor mij is het belangrijker hoe je in je hoofd kan zwijgen en je jezelf niet in destructieve gedachten verliest.” Ze vindt dat laatste zelfs van zo groot belang dat ze de voorspelling uitspreekt dat haar volgende boek daarover zal gaan. Het zwijgen waaraan Lucie zich aanpast is echter een gedwongen berusting, zegt Gerritsen. “Er gaat iemand dood die geen flikker tegen je zegt en dat ook niet zal doen. Je hebt geen tijd om er tegen aan te schoppen.”

Scène uit 'De dag en de nacht en de dag na de dood'. Foto: Sanne Peper.
Scène uit ‘De dag en de nacht en de dag na de dood’. Foto: Sanne Peper.

Die gedwongen berusting is essentieel in het werk van Gerritsen. In TussenEenPersoon breekt Gerritsen een lans voor gesprekken over het weer. Zo ook in haar toneelstuk De dag en de nacht en de dag na de dood, die nu in de theaters speelt: de personages voeren onder meer een uitgebreide dialoog met het weer als onderwerp. Maar ook dit verlangen naar een conversatie die elke pretentie achter zich laat, is een zelfopgelegde berusting die eigenlijk ontspruit aan de angst om met wezenlijke dingen bezig te zijn. Een manier om het risico te vermijden dat de in je hoofd rondtollende gedachten met je aan de haal gaan.

Samenhang

Dat haar leven en haar werk ogenschijnlijk zoveel met elkaar samenhangen, zorgt ervoor dat interviews sneller over haar persoon gaan dan over haar werk. “Ik kan niet anders schrijven dan ik schrijf”, zegt ze. “Het is moeilijk een afstand te scheppen. Ik heb weinig keus.” Maar vindt ze het niet vervelend wanneer de focus zo op haar ligt? “Ik heb de neiging om als iemand iets vraagt overal antwoord op te geven. Dan denk ik later: dat moet ik misschien niet doen.” Ze praat twijfelend, alsof ze aan iets vervelends wordt herinnerd. “Blijkbaar is het moeilijk om een gesprek zuiver te houden.” Om iets uit te leggen wil ze nog weleens voorbeelden uit haar eigen leven gebruiken, legt ze uit. “Als het daar maar bij blijft. Maar soms vraagt iemand: ‘Hoe ga je daar dan mee om?’ Dan wordt het te persoonlijk. Misschien kan ik die grens zelf niet goed bewaken.”

Gerritsens boeken en toneelstukken draaien louter om datgene wat zich in het hoofd afspeelt. Ze ziet haar personages dan ook niet voor zich als wezens van vlees en bloed, maar als niks anders dan dragers van gedachten. “Ik kan moeilijk over ze praten als mensen. Een personage zie ik als een soort veld dat je vult met gedachten en een gevoelsleven. En dat betekenisveld botst met een ander betekenisveld.” Die afstand tot het fysieke brak Gerritsen op toen ze naar de toneelschool in Utrecht ging. “Ik leefde naar de taalles toe, want ik vond het niet leuk om een lokaal binnen te komen alsof het de zee was. Ik was er erg slecht in om dingen te ervaren op het moment zelf. In het lichamelijk bewust zijn was ik ook niet goed. Bovendien snapte ik het opzeggen van een tekst zonder publiek niet. Ik kon dus niet repeteren.”

De definitieve uitslag

Toen aan de toneelschool vervolgens een schrijfopleiding werd begonnen, hield Gerritsen het snel voor gezien. Na haar studie schreef ze toneelteksten voor Toneelgroep Amsterdam, Het Syndicaat, Het Gasthuis, Victoria en Keesen & Co. Op het moment van spreken zegt ze echter na dit theaterseizoen er even mee te stoppen. Niet omdat ze het één, romans schrijven, leuker vindt dan het andere (“de definitieve uitslag is er nog niet”), maar: “Ik heb het gevoel dat het met proza meer mogelijk is om verder door te dringen.” Dit jaar wil ze nog drie toneelstukken schrijven, waaronder één over een mondschilderes. “De regisseur was er blij mee, want ik wil iemand met een dwarslaesie”, zegt ze lachend. “Het gaat over levenslust, over in het leven staan ondanks dat je geen lichaam hebt.” Vervolgens zal ze haar tijd wijden aan een nieuwe roman, die als het goed is weer een fractie omvangrijker is dan Normale dagen, dat evenals de voorgangers van bescheiden omvang is.

“Naarmate je ouder wordt, kun je dingen van steeds meer kanten zien. Toen ik 14 was, ging ik eens een boek schrijven. Na dertig bladzijden was het af. ‘Ik heb toch alles gezegd wat er te zeggen valt over iemand die een ongeluk krijgt en zich verhangt?’, dacht ik. Nu zou ik voor hetzelfde driehonderd bladzijden nodig hebben.” Ze lacht bij de gedachte: “Op mijn 60e schrijf ik een dik boek.”

Esther Gerritsen • Normale Dagen • Uitgever: De Geus • 219 bladzijden • prijs: € 18.90(gebonden) • ISBN: 9044506536

Kunst / Expo binnenland

Ongewone staatsieportretten

recensie: Ruud van der Peijl, Rude / Portraits of State

Bokser Regilio Tuur, modekoning Frans Molenaar, kunstenares Ans Markus en acteur Roeland Fernhout. Deze en andere beroemdheden wist Ruud van der Peijl voor zijn camera te krijgen voor zijn installatie Rude / Portraits of State, te zien in het Fotomuseum in Den Haag. Ook aanstormend talent en mensen die de fotograaf na aan het hart liggen liet hij opdraven voor zijn staatsieportretten. Maar verwacht vooral geen staatsieportret ‘a la Beatrix’.

Ruud van der Peijl (1960) staat bekend als ‘King of Style’. Na zijn opleiding als modeontwerper aan de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht was hij eind jaren tachtig één van de oprichters van het Nederlandse modemerk Gletcher. Tot 1997 was hij docent mode en styling aan diverse academies in Nederland. In die tijd timmerde hij ook aan de weg als stylist bij magazines als sQeeuze en Blvd. In 1996 werd zijn werk door het Stedelijk Museum geselecteerd voor de tentoonstelling Modehuis Amelisweerd en Rude / Portraits of State debuteert Van der Peijl nu als fotograaf. De portretten die hij maakte, zijn allerminst doorsnee. De fotograaf speelt met een aspect uit het leven of de persoonlijkheid van de geportretteerden, en vergroot dat zodanig uit tot het het onderwerp van de foto is geworden. Met een flinke knipoog welteverstaan.

Ruud van der Peijl, Roeland coming out, 2001.
Ruud van der Peijl, Roeland coming out, 2001.

Bij de foto van Roeland Fernhout draait het om zijn homoseksualiteit. Op Roeland coming out (2001) is te zien hoe de acteur – zijn ontblote bovenlijf gekromd – op een bank ligt, terwijl zijn linkerhand naar zijn penis tast. Naast de bank ligt een opengeslagen magazine vol mannelijk naakt. Op soortgelijke wijze portretteert Van der Peijl de zangeressen Suzanne en Monique Klemann, bekend van de groep Loïs Lane. Monique, die naast zangeres ook modellenwerk doet, wordt over het algemeen beschouwd als de knapste van het stel. Van der Peijl beeldde haar af als ‘The beauty’, voluptueus in lingerie gestoken. Voor haar oudere zus Suzanne blijft er niets anders over dan te fungeren als ‘The beast’: bezweet, met wilde haren en zwartomrande ogen.

Ruud van der Peijl, Dali's sister.
Ruud van der Peijl, Dali’s sister.

Tegenstelling

Bij kunstenares Ans Markus trekt Van der Peijl een vergelijking met Salvador Dalí, beroemd van zijn surrealistische schilderijen, wiens kenmerk een dunne, omhoog wijzende snor was. Markus kreeg voor de gelegenheid ook een snor op haar bovenlip bevestigd. Frans Molenaar, de enige echte modekoning die we in Nederland kennen, zetelt in Emperor (2004) op de leuning van een stoel en draagt bont om zijn schouders. In zijn collecties gebruikt Molenaar veel bont, iets wat hem op flink veel kritiek van de anti-bont lobby is komen te staan.

Maar het zijn niet alleen bekende nederlanders die Van der Peijl vastlegde. Zo is er Rogier Vlaming. Op Diamond Dogs 1 (2000) en Diamond Dogs 5 (2005) is hij, afgezien van een lendendoekje, geheel naakt afgebeeld. Zijn gespierde bovenlijf staat in contrast met zijn door beugels gestutte onderlijf. Normaalgesproken zou je als voorbijganger niet naar hem durven kijken uit angst te loeren, maar als bezoeker van de tentoonstelling heb je geen andere keuze.

Ruud van der Peijl, Diamond Dogs 1, 2000.
Ruud van der Peijl, Diamond Dogs 1, 2000.

Poespas

Hoewel sommige teksten van de folder bij de tentoonstelling nogal hoogdravend klinken (“In Rude / Portraits of Stage strijden mythe en masker, deugd en ondeugd, snobisme en decadentie, hemel en hel om de aandacht”) is een bezoek aan de tentoonstelling zeker de moeite waard. Het zijn prachtige, intrigerende portretten geworden. Officieel heet de fototentoonstelling geen fototentoonstelling, maar installatie. De ruimte is voorzien van poespas als rode kokosmatten op de vloer, spiegelwanden en lichteffecten. Niet nodig, maar misschien is Van der Peijl dat verplicht aan zijn imago als ‘King of Style’.

Muziek / Album

Stevie glijdt moeiteloos naar binnen

recensie: Stevie Ann - Away from here

Ze is het nieuwe talent in de popwereld, als we platenmaatschappij CNR mogen geloven. Ook trein-blad Rails tipt de 18-jarige Stevie Ann deze maand als de belofte van dit moment, en Stevie zelf gelooft er ook heilig in: haar eigen website laat ons althans weten dat ze “niet zomaar een zangeres, maar een getalenteerde muzikant en componist” is.

maar een getalenteerde muzikant en componist” is.

Honderd procent getalenteerd en de grote belofte dus, deze 18-jarige Stéphanie Struijk uit Limburg. Belofte maakt echter schuld, leert een Oud-Hollandsche wijsheid, en al die gesponsorde en overdreven loftuitingen op voorhand maakten me alleen maar extra cynisch. Benieuwd, maar met een houding van “overtuig me maar”, legde ik Away from here dan ook in het laatje van de cd-speler.

~

Eigen teksten

En helaas: overtuigen deed Stevie in eerste instantie nauwelijks. Ze zingt weliswaar een aardig moppie, maar bij deze eerste luisterbeurt greep ze me maar weinig. Hoe vaker ik Stéphanie daarna echter opzette, hoe meer ik haar talent zag. Het meiske heeft een mooie stem, en schreef de teksten op haar debuutplaat zelf. Dat laatste is iets waar zangeresjes als Pink en Joss Stone veelvuldig om geroemd worden, terwijl die dichtsels het niveau bakvis nergens overstijgen. Uit de pen van Stéphanie rollen dan toch verrassend aardige teksten. Vooral prettig is dat Stéphanie zich niet presenteert als een stoere vrouw, zoals Pink en Joss Stone op kinderlijke wijze wel doen; daardoor doen de intiem-ogende teksten van de Limburgse van zichzelf al veel volwassener aan dan het harde geschreeuw van haar collega’s.

Gladjes

En ook muzikaal kent Away from here voldoende momenten die de plaat interessant zouden moeten maken. Met de folk-met-rustige-country-bite die overheerst is bijvoorbeeld helemaal niets mis, al springt het ook nooit op positieve wijze in het oog. En daar zit hem nu juist de crux: Away from here is een bijna volledig vlak product. Bang voor negatieve uitschieters lijken alle scherpe kantjes er van af geslepen, waardoor Stevie als een gladgestreken pappetje naar binnen glijdt. Dat is jammer, want in liedjes als You versus Me en Johnny is duidelijk te horen dat zowel Stevie als haar band veel in hun mars hebben. Een talent mag Stevie Ann daarom zeker wel genoemd worden, het is alleen te hopen dat het veilige en vlakke geluid van Away from here haarzelf ook gaan irriteren, en dat ze zowel live als op haar komende platen (want dat er meer komen, lijkt onvermijdelijk) iets rauwer en puurder durft te zijn.