Muziek / Album

Herkenbaar, maar minder

recensie: The Dandy Warhols - Odditorium or warlords of Mars

.

~

En om meteen maar tot de conclusie te komen: op Odditorium or warlords of Mars is dat niets anders. Hier is Smoke it het energieke en pakkende eerste singeltje. Een gemakkelijk in het gehoor liggend nummer, dat op de betere feesten niet zou misstaan. Het beste nummer van de plaat is het daarmee echter niet; die eer is voorbehouden aan het er direct op volgende Down like disco. Vooral het begin van dit vijf minuten doorstampende nummer doet erg sterk denken aan het heerlijke Minnesoter van de plaat Come down. Opvallend vrolijk is het country-uitstapje The new country. Met krap twee minuten is dit een van de kortste nummers, maar vanwege het ‘lekker’ mag het niet onvermeld blijven.

Trip zonder drugs


Naast deze fijne en hapklare brokken staat de plaat -vanzelfsprekend- weer vol met allerhande uitgesponnen en zichzelf herhalende nummers. De langste is afsluiter A loan tonight, dat zichzelf in twaalf minuten traag stuwend over de eindstreep sleept. Door het steeds maar herhalen en tussendoor laten piepen van bijvoorbeeld de gitaar, krijgt dit nummer – zoals we ook wel gewend zijn – een zeer hoog ‘wow te gek man’-karakter: The Dandy Warhols weten een gevoel op te wekken waar je normaal gesproken drugs voor nodig hebt. De roes is misschien korter, maar de vervelende bijeffecten ook significant minder.

Diffuus


Dat wel naar zo’n afsluiter toe moet worden gegroeid blijkt uit het bijna tien minuten durende Love is the new feel awful. Dit is, na een gesproken intro, het eerste nummer op de plaat en had gehalveerd kunnen worden. Het komt te vroeg, en had een betere inleiding kunnen en moeten krijgen. Dat is ook een beetje het probleem met de gehele plaat: hoewel het onmiskenbaar Dandy Warhols is, had het hier en daar scherper gekund. Waar het probleem precies zit, is echter moeilijk te zeggen; The Dandy Warhols trekken al meer dan tien jaar lang hun eigen diffuse pad, en de ene keer pakt dat op plaat beter uit dan de andere keer. Odditorium or warlords of Mars is zeker een goede en interessante plaat, maar de beste uit hun carrière is het niet.

Boeken / Non-fictie

Vermakelijke Venetiaanse maskerade

recensie: John Berendt - The City of falling Angels/ De stad der vallende engelen

De titel van John Berendts nieuwe boek slaat niet op het apocriefe verhaal over Lucifer (ooit Gods lievelingsengel, maar na zijn val uit de hemel beter bekend als de duivel), maar is afgeleid van een bordje dat in de jaren ’70 in de Santa Maria della Salute stond om bezoekers te waarschuwen voor de wankele marmeren engelen die de kerk sierden: ‘Beware of falling angels’. Het beschrijft in één zin het onderwerp van Berendts nadrukkelijk níet fictieve verhaal: Venetië.

Venetië is enerzijds een betoverende stad, zo mooi dat Berendt het niet kan nalaten dit vast te leggen door op lukrake momenten foto’s te nemen, bijvoorbeeld wanneer hij een kat ziet of telkens als hij een klok hoort luiden. Vrijwel steeds blijkt het resultaat een ansichtkaart waardig. Anderszijds wordt Venetië ernstig bedreigd door natuur- en mensengeweld. Het stijgende water knaagt aan funderingen en muren, en de toeristenvloed verdrijft de oorspronkelijke Venetianen. Zij hebben dan ook een enorme hekel aan diezelfde toeristen en rekenen voor hen hogere prijzen in winkels, hotels en restaurants. Berendt vertelt hoe zijn huisbazin hem aanraadt regelmatig bij dezelfde winkels boodschappen te doen en bij dezelfde cafeetjes espresso’s te drinken. Op die manier leert men hem kennen en mag ook hij Venetiaanse prijzen betalen.

~

In de winter van 1996 besluit Berendt om – tijdelijk – naar Venetië te verhuizen, zodat hij de stad zonder toeristen en als een bewoner kan leren kennen. Zijn aankomst in de stad valt samen met de brand in het operagebouw Fenice. Het boek opent met dit drama, waarbij de Fenice helemaal uitbrandt. Zo lijkt het laatste bolwerk van de Venetianen, de laatste plek die niet door toeristen werd gedomineerd, verloren te gaan.

Acterende excentriekelingen

Eén voor één worden de belangrijkste personages uit het boek geïntroduceerd: de glasblazer die de hele nacht naar het vuur bleef kijken en daarna wekenlang als een bezetene de nacht herschiep in Venetiaans glas; de excentrieke graaf die het toekijkende stadsbestuur adviseerde dat, als ze het voor de oorspronkelijke, sociale functie willen herbouwen, ze er dan een discotheek van moeten maken; en ook, in New York, de hoofden van Venetië’s meest prominente hulporganisatie ‘Save Venice’, die toevallig die avond hun jaarlijkse benefietgala hielden.

In de loop van het boek, dat via een Venetiaans labyrinthische kronkelroute de wederopbouw van de Fenice volgt, komen deze en vele andere bewoners van Venetië aan bod. Berendt beschrijft hen, hun stad en hun trotse, theatrale karakter met liefdevol onbegrip. De heetgebakerde, hoogoplopende ruzies en de rekbaarheid van de Venetiaanse waarheid zijn deze koele Amerikaan vreemd. Hij waarschuwt de lezer al in de proloog door de woorden van graaf Marcello te citeren: ‘Venetianen acteren altijd’. Het is een in vele varianten terugkerend thema. Zo mijmert een Engelse ex-patriot dat je in deze stad vanzelf gaat overdrijven, omdat je anders zo saai lijkt. Een Venetiaanse schilder daarentegen stelt spijtig dat de Amerikanen geen excentriekelingen meer produceren. Nu zullen de Venetianen zelf voor hun amusement moeten zorgen.

Uitzonderlijk portret

~

Zo zijn er verschillende lijntjes die het boek bijeenhouden, waardoor het ondanks de ogenschijnlijke onsamenhangendheid op de een of andere manier toch een geheel vormt. Slechts één verhaal, of portret, valt hierbuiten. Het hoofdstuk The man who loved others is een op zichzelf staand en afgerond geheel over Mario Stefani, de dichter die zelfmoord pleegde. Hij was een extraverte man die openlijk uitkwam voor zijn homoseksualiteit en die een zeer bekende en geliefde figuur was in de stad. Zijn onverwachte dood bracht dan ook een enorme schok teweeg en gaf, samen met zijn testament, aanleiding tot allerlei complottheoriën. Dit is het enige verhaal waarvan aan het einde met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid duidelijk is wat er gebeurde, en waarvan de ‘booswicht’ ook daadwerkelijk een onaardige man blijkt te zijn.

Op wonderbaarlijke wijze weet Berendt telkens met alle partijen te praten en toont hij alle spelers in het drama wellicht niet objectief, maar in ieder geval toch onpartijdig. Zo blijkt dat noch de slechteriken intens slecht, noch de zelfbenoemde goeden waarlijk goed zijn. Misschien dat Berendt dan toch de titel van deze vermakelijke memoire dubbelzinnig bedoelde. De Venetianen zijn gevallen (maar geliefde) engelen.

John Berendt • The City of falling Angels • Uitgever: Hodder And Stoughton (import Nilsson & Lamm) •Prijs: € 14.95 (paperback) • 371 bladzijden • ISBN 0340824999

De stad der vallende engelen

Update: 7 november 2005

De bij A.W. Bruna verschenen Nederlandse vertaling van Kramer en Blankestijn is accuraat, maar soms wat ongeïnspireerd en karakterloos. Hun vertaling laat zich op een natuurlijke wijze lezen en het oorspronkelijke Amerikaans schemert er slechts af en toe in door, maar dat geeft de tekst toch ook iets houterigs. Verder hebben de vertalers soms de neiging de lezer al teveel tegemoet te komen door zinnen in hun vertaling als het ware te parafraseren, waardoor iets van de scherpte van het origineel verloren gaat. Het oorspronkelijke en overigens zeer begrijpelijke Engels van Berendt blijft te prefereren, maar je mist geen werkelijk essentiële zaken als je alleen de vertaling leest.

John Berendt • Stad der vallende Engelen • vertaald door Gert-Jan Kramer en Marga Blankestijn • Uitgever: A.W. Bruna • prijs: € 19,95 (gebonden) • 412 pagina’s • ISBN 90-229-8932-1

Muziek / Album

Laat het maar stormen

recensie: Miss Antarctica - Lost Electricity

Een jaar of drie geleden kreeg ik een EP in de bus van een bandje dat het toen best wel eens zou kunnen gaan maken. De titel hiervan was Home Is Where The Heart Can Never Heal. Onlangs, toen ik mijn cd’s weer eens reorganiseerde, dook dit plaatje weer op. En ik dacht nog: “waar zijn die jongens in vredesnaam gebleven?” Nog geen twee maanden later zit Lost Electricity in de speler, het officiële langspeeldebuut van Miss Antarctica.

~

De band bestaat uit twee Nederlanders en even zoveel Engelsen. Al is het Britse aandeel van Richey Glass en Jas Langdon wat groter, omdat zij getweeën de nummers schreven. De biografie spreekt over allerlei ellende en avonturen in de stormachtige levens van deze twee vrienden, die al in het midden van de jaren negentig in Engeland met elkaar muziek maakten. Toen Glass in Amsterdam ging wonen, waagde Langdon niet veel later ook de oversteek. Miss Antarctica zag het levenslicht.

Windkracht 10


Het geluid van Miss Antarctica heeft even de tijd gehad om te rijpen. Deze nieuwe plaat is heel vol geproduceerd. Op die eerdergenoemde EP klonk het toch al noisy nummer The Walls Come Tumbling Down zelfs nog wat ingetogener dan op Lost Electricity. Wat dat betreft wordt die muur juist wat opgetrokken in plaats van neergehaald. Met veel galm en effecten raast Lost Electricity over je heen als het grijze wolkendek op de albumhoes met windkracht 10. Door de band genoemde invloeden als Radiohead, Pedro the Lion en The Flaming Lips zijn hoorbaar, ik denk echter wel dat de band er in geslaagd is een plaat te maken die er uitspringt met een gezonde eigen mix van invloeden uit de alternatieve popscene. Bovendien vormt Lost Electricity een ijzersterk geheel.

In Nederland hebben we veel bandjes die zich conformeren aan een wat standaard-poprockidioom. Er worden veel mooie, maar wat gezapige popliedjes gemaakt in dit land. Ook Miss Antarctica moet het aan de basis hebben van prachtige toegankelijke emotionele liedjes. Lost Electricity klinkt als geheel echter net een fractie urgenter dan veel andere debuten; die wind raast net iets harder voorbij. Deze jongens laten het zelfs flink stormen.

Op vrijdag 21 oktober 2005 wordt de release van Lost Electricity gevierd met een concert in Paradiso Amsterdam.

Boeken

Een ander gezichtspunt

recensie: Mob Culture

In 1906 verschenen kort na elkaar twee films, The Silver Wedding en The Black Hand, die het ontstaan van een genre markeerden: de gangsterfilm. Zij waren de eerste films die echt over het criminele leven gingen en waarin schurken de hoofdrol speelden. Volgend jaar is de gangsterfilm dus exact een eeuw oud.

Inmiddels is het genre haast voor iedereen een goede bekende. Er zijn zo veel gangsterfilms gemaakt die door miljoenen mensen zijn bekeken (The Godfather-trilogie, Goodfellas, The Untouchables), en er is een goed bekeken televisieserie gemaakt (The Sopranos). Daarnaast zijn er talloze boeken en essays verschenen over de verschillende al genoemde gangsterfilms, en niet te vergeten de tientallen studies naar de groep films uit de jaren dertig, waar Public Enemy, Little Caesar en de originele Scarface toe behoren. Een haast doodgeschreven genre, dus. Mob Culture: Hidden Histories of the American Gangster Film, waarin essays van verschillende auteurs te vinden zijn, pakt het anders aan en bekijkt de niches en onbetreden weggetjes van de gangsterfilm.

Verademing

Scarface
Scarface

Voor diegenen die al veel over gangsterfilms hebben gelezen, is Mob Culture een verademing. Eindelijk wordt het genre eens vanuit andere standpunten bezien. Het aantal publicaties waarin het hele betoog opgehangen wordt aan The American Dream, het consumentisme, het opwerken/carrière maken loopt inmiddels de spuigaten uit. Het tentoongespreide materialisme en egocentrisme lijken voor bijna alle schrijvers het enige uitgangspunt te zijn voor een nadere analyse van dit genre. In de gedegen introductie bij Mob Culture worden deze elementen alleen aangestipt en wordt beloofd het over een andere boeg te gooien. En dat gebeurt ook. Een boek over de maatschappelijke achtergronden van de maffia, hun kleding en The Sopranos.

Sociaal-maatschappelijk

Een substantieel gedeelte van het boek neemt niet de hierboven genoemde materialistische invalshoek, maar bekijkt de gangsterfilms vanuit een sociaal-maatschappelijk perspectief. Hierbij moet je denken aan essays over de positie van Italianen in de Verenigde Staten anno 1930, de rol van vrouwen in deze gangsterverhalen en een beschouwing over de blaxploitation-films, een groep films uit de jaren zeventig waarin de zwarte gangster centraal stond (bijvoorbeeld Shaft of Black Ceasar). Black Hands and White Hearts, het essay van Giorgio Bertellini over de manier waarop (Italiaanse) immigranten en negroïde mensen in de vroege films werden neergezet, verdient wat dit betreft wat extra aandacht en waardering. Het is een sterk uiteengezet stuk over de raciale normen en waarden in de eerste decennia van de filmgeschiedenis.

Ver van de kern

The Sopranos
The Sopranos

Naast de sociaal-maatschappelijke blik, geeft het boek ook bepaalde ‘kleine’ onderwerpen een kans. Esther Sonnet en Peter Stanfield bijvoorbeeld schreven samen een even triviale als onderhoudende beschouwing over de dresscode van gangsters in gangsterfilms. Hoewel dit ondertussen wel erg ver van de kern, van de essentie van gangsterfilms is afgedwaald, is het stuk erg aardig en is het een welkome afwisseling op de gebruikelijke visies op gangsterfilms. Het gedeelte over The Sopranos past eigenlijk niet zo goed bij de rest van het boek. Hoewel het erg goed geschreven is en de gemaakte analyses goed zijn, valt het een beetje uit de toon. De rest van Mob Culture laat de grote namen uit de cinematografische geschiedenis namelijk overduidelijk links liggen. Het doet haast vermoeden dat dit essay is geschreven om de verkoopcijfers te stimuleren, terend op het grote succes dat het televisieprogramma heeft.

Mob Culture is een verzameling goed geschreven stukken die alle inhoudelijk erg scherp en goed onderbouwd zijn. Het Engels van de auteurs is aangenaam: uitdagend, maar leesbaar. Verwacht echter geen (pogingen tot) allesomvattende analyses van het genre. Mob Culture biedt gewoon een frisse blik en pretendeert ook niet meer te willen doen dan dat. De opzet is wat dat betreft geslaagd.

Muziek / Voorstelling

Indrukwekkende laatste opera Jan van Vlijmen vol blinde moordlust

recensie: De Nationale Reisopera, Het Asko Ensemble & Capella Amsterdam o.l.v. Stefan Asbury. - Jan van Vlijmen & Hugo Claus - Thyeste

Vorig jaar overleed de Nederlandse componist Jan van Vlijmen (1935), vlak nadat hij de opera Thyeste had voltooid. Deze bijzondere opera beleefde eind september in de Brusselse Muntschouwberg zijn wereldpremière, en op wat de zeventigste verjaardag van de componist had moeten zijn de Nederlandse première in Utrecht.

~

Thyeste is niet alleen bijzonder omdat het de laatste grote compositie van Van Vlijmen is, maar ook omdat het een unieke Nederlands-Belgische coproductie betreft van de Nationale Reisopera en De Munt. Bovendien werd het libretto geschreven door Hugo Claus, die hiertoe zijn toneeltekst Thyestes bewerkte en in het Frans vertaalde.

Blinde moordlust

Het bekendste verhaal over broederhaat is natuurlijk dat van Kaïn & Abel. Maar hoewel de Bijbel de nodige gruwelverhalen bevat, moet je voor echte wreedheden tussen broeders terug naar de klassieke mythologie, naar Thyestes en Atreus. Dit klassieke verhaal over de kleinkinderen van Tantalus (die van die kwelling, ja) is voor librettist en operacomponist een goudmijn: een bloedstollend verhaal met ijzersterke personages en een ruime voor- en nageschiedenis.

Wraak, wraak en nog eens wraak, daar draait het om. Atreus zal niet rusten voordat hij zijn broer Thyestes de rekening gepresenteerd heeft voor het stelen van zijn vrouw en de troon. Weliswaar is Atreus met hulp van de oppergod weer koning geworden en leeft Thyestes al geruime tijd in ballingschap, maar nog altijd is wraak zijn enige gedachte. Simpelweg zijn broer doden is voor hem te weinig: “Iemand doden, dat is de gril van een milde koning. In mijn rijk is de dood een genade.” Atreus wil meer, hij wil “de Furiën te voorschijn zien kruipen”, “vervuld worden door een groot geweld”, kortom “iets dat de grenzen van de lamlendige menselijke haat doorbreekt.” En dat gebeurt…

~

Atreus veinst dat hij zich wil verzoenen met zijn broer en lokt hem en diens zonen naar Mykene door hem voor te houden dat hij de troon wil delen. Eigenhandig vermoordt Atreus daar de kinderen van zijn broer en schotelt hen aan Thyestes als feestmaaltijd voor. En Thyestes laat zich zijn kinderen goed smaken – The Cook, the Thief, His Wife and Her Lover van Peter Greenaway is er niets bij. Wanneer Atreus hem de niet eetbare delen van zijn kinderen (hoofden, handen) in een zak toesmijt, wordt Thyestes bijkans gek van verdriet, “Zij dansen in mijn ingewanden”, en vraagt zich vertwijfeld af “is er geen grens meer aan het kwaad op aarde?” Maar Atreus houdt hem kil voor: “Je zou hetzelfde gedaan hebben. Maar je hebt het niet gedaan omdat je dacht dat mijn kinderen de jouwe waren.”

Het thema van het verhaal is volgens Van Vlijmen allerminst ouderwets: “De mythologische thematiek van Thyeste staat ogenschijnlijk ver van onze samenleving, maar in de kern is dat natuurlijk niet zo. Het thema van gefnuikte verbondenheid, jaloezie, haat en wraakzucht is nog altijd actueel en zal dat helaas wel blijven zolang de mens bestaat, ook in een breder verband: zie bijvoorbeeld de volkerenmoord in ex-Joegoslavië, Rwanda, noem maar op. In zekere zin is dat óók broederstrijd; vaders, zonen, broers, buren, vrienden, als de lont wordt aangestoken, is de moordlust blind.”

Kwaliteit boven alles

Aan componeren kwam Van Vlijmen lange tijd amper toe. Hij was achtereenvolgens directeur van het Koninklijk Conservatorium in Den Haag (1970-1985), intendant van De Nederlandse Opera (1985-1988) en directeur van het Holland Festival (1990-1998). Vooral in die laatste twee functies kreeg hij veel lof maar vooral ook kritiek over zich heen. Niet zozeer door de kwaliteit van de door hem gerealiseerde producties, maar vooral door de enorme tekorten die onder zijn bewind ontstonden. Kwaliteit was het enige dat voor hem telde, maar na zijn gedwongen vertrek bij De Nederlandse Opera liet hij volgens Truze Lodder, de huidige zakelijk directeur, ‘een puinhoop’ achter: “We konden de salarissen op een bepaald moment niet eens meer uitbetalen!” Na zijn vertrek bij het Holland Festival trok Van Vlijmen zich terug in Normandië, waar hij zich tot zijn dood vol energie op zijn eigen werk stortte.

Een ‘heel ouderwetse’ opera

Van Vlijmen was lange tijd een strenge volger van het boegbeeld van de Tweede Weense School, Alban Berg, hoewel hij gaandeweg steeds ‘vrijer’ en lyrischer schreef. Zelf zei hij vlak voor zijn dood daarover: “Muziek moet dwingend en sober zijn, maar dat betekent niet dat ik zelf alleen maar een strenge notenteller ben. Ik barst van de emoties!” Ook moest hij weinig hebben van postmoderne stukken: “Ik ben een traditionalist en ik wil een verhaal vertellen met noten. Als dat niet lukt, is er iets mis…” Daarom is Thyeste volgens hem een ‘heel ouderwetse’ opera geworden: “Atreus is uiteraard de tenor, sterker nog: hij is een heldentenor. Thyestes is een dramatische bariton.”

Thyeste is inderdaad buitengewoon transparant geworden, met een klassieke rol voor het koor (Capella Amsterdam) dat commentaar levert op de gebeurtenissen. Van Vlijmen wilde boven alles een verstaanbare opera maken. Daarom wilde hij ook absoluut geen boventitels – een wens waaraan in Nederland niet voldaan wordt. Daarom componeerde hij bewust voor een klein orkest, met een hoofdrol voor lage blazers en ijle strijkers. Maar ook gitaar, andere tokkelinstrumenten en veel percussie hebben een belangrijke rol in de partituur, die nergens te overheersend wordt en voortreffelijk wordt uitgevoerd door het Asko Ensemble. Zeer effectief is ook hoe de chromatische, springerige zanglijnen van Atreus zich gaandeweg de bijna twee uur durende opera vermengen met de modale zanglijnen van Thyestes, zodat aan het eind beide broers zich van eenzelfde idioom bedienen.

Een beter lot dan Creon

De regie van Gerardjan Rijnders, tussen 1988 en 2001 artistiek leider van Toneelgroep Amsterdam, is ingetogen en wars van grote gebaren, waardoor het drama niet wordt uitvergroot, maar juist teruggebracht naar menselijke proporties. John Daszak (Atreus) en Dale Duesing (Thystes) krijgen daardoor alle ruimte om te schitteren. Ook het kale ronde decor van Paul Gallis leidt nergens af, maar is zeer functioneel.

Vier jaar geleden presenteerde De Nationale Reisopera de wereldpremière van Creon van de vlak daarvoor overleden componist Huub Kerstens. Dat bleek een schitterende productie, die echter maar halfvolle zalen trok. Hopelijk wacht Thyeste een beter lot. Jan van Vlijmen, Hugo Claus en de Nationale Reisopera verdienen dat.

Film / Films

Promotiepakket

recensie: Saw (Special Edition)

Toen Australiërs James Wan (regisseur) en Leigh Whannell (schrijver/acteur) net na hun afstuderen aan de filmacademie in Melbourne begonnen met het bedenken en schrijven van de horrorslasher Saw, hadden ze waarschijnlijk nooit gedacht dat hun filmpje binnen twee jaar zou uitgroeien tot een van de publiekslievelingen van 2004. Eind oktober draait Saw II in het buitenland, wij moeten het voorlopig nog even doen met de dubbele dvd-versie van de eerste Saw.

Adam (Leigh Whannell) en dr. Lawrence Gordon (Cary Elwes) worden wakker met hun enkels vastgeketend, elk aan een kant van een gore badkamer. In het midden van de ruimte ligt een lijk met in de ene hand een pistool en in de andere hand een bandrecordertje. De mannen kunnen zich niets herinneren, maar komen er al snel achter dat ze in handen zijn gevallen van de gestoorde moordenaar Jigsaw. Deze psychopaat zet zijn slachtoffers voor wel heel benarde keuzes. De zaag die in de badkamer ligt is dan ook niet bedoeld om de kettingen mee door te zagen…

Publiekslieveling

~

Het verhaal achter Saw is er toch wel één vol succes. De jonge onervaren filmmakers Wan en Whannell maakten een goedkope demo, stuurden hem op naar Hollywood en kregen al snel een budget van ruim één miljoen om hun film te maken. Zonder enige vorm van repetitie werd de gehele film in achttien dagen opgenomen, op één locatie waar alle sets waren gebouwd. Het eindresultaat werd niet alleen een publiekslieveling op verschillende festivals, maar bracht alleen al in Amerika meer dan 55 miljoen dollar op. Begrijpelijk, want Saw is een vermakelijke, bij tijd en wijlen ranzige horrorslasher. Dat het acteerwerk van met name Elwes meer dan eens onder de maat is, zullen we daarbij maar even door de vingers zien. Aan kritische filmfans is deze variatie op Cube immers niet besteed. Voor horrorfans op zoek naar entertainment is Saw wel degelijk een aanrader.

Niets echt special

Waarom deze dvd uitgave echter wordt gepresenteerd als een special edition is niet helemaal duidelijk. Buiten het steelbook-hoesje is er helemaal niets echt ‘special’ aan de dvd. Het handjevol extra’s had net zo goed op één disc kunnen staan. Om te beginnen is er de zogenaamde Behind the Scenes. Dit item bestaat uit een kortdurende verzameling beelden van achter de schermen, waarbij af en toe een anoniem lid van de crew verschijnt om wat uitleg te geven over een rekwisiet. Vervolgens zijn er de Film clips, lees: een handjevol clips rechtstreeks uit de film, die dan ook niets toevoegen.

Enthousiast

~

Naast twee trailers, wat foto’s en redelijk interessante maar nauwelijks bijzonder gepresenteerde weetjes over het productieproces, staan er ook nog enkele interviews met cast en crew op de bonusdisc. Helaas blijft het bij promotiepakketmateriaal. De acteurs en producenten vertellen wat oppervlakkige dingetjes over hun personages en het productieproces. Het overgrote deel van de gegeven informatie heb je echter al zelf in de film kunnen zien en voegt dus niets toe. Enige interviewtjes die de moeite waard zijn, worden gehouden met Wan en Whannell. De twee jongens zijn duidelijk nog niet aangetast door of gewend aan de eindeloze routine van het filmmaken. Ze zijn nog verschrikkelijk enthousiast en vooral Whannell kan eigenlijk nog nauwelijks geloven dat hij een film heeft gemaakt.

Overblijfselen

In een serie steelbook-uitgaven, waaronder ook Underworld en White Noise, is nu dus ook Saw als special edition verschenen. Helaas is de dvd helemaal niet ‘special’ te noemen. Interessante extra’s, zoals verwijderde scènes of audiocommentaar, ontbreken zoals gezegd. Wat overblijft zijn wat overblijfselen uit een promotiepakket. Net als bij White Noise lijken ook deze extra’s helemaal nergens op. Jammer, want de jonge filmmakers Wan en Whannell lijken genoeg enthousiasme voor de film te koesteren om deze special edition dvd wat op te kunnen poetsen. Misschien waren ze te druk bezig met hun volgende projecten nu Hollywood aan hun voeten ligt. Wan is bezig met de regie van een volgende thriller, Whannell schreef Saw II.

Film / Films

Vreselijke Amerikanen

recensie: Crash

“Los Angeles is de enige stad waar niemand elkaar meer per ongeluk aanraakt op straat.” Met die stelling opent Crash, terwijl het scherm nog zwart is. “Ik denk dat we die aanraking zo missen, dat we met elkaar botsen, gewoon om iets te voelen”, stelt politieman Graham Waters (Don Cheadle). Letterlijk en figuurlijk: aan botsingen geen gebrek in Crash.

~

Het regiedebuut van Paul Haggis (scenarioschrijver van Oscarwinnaar Million Dollar Baby) toont hoe de levens van volstrekte vreemden door toevallige ‘botsingen’ met elkaar verweven raken. Deze vertelstijl is niet nieuw. Sterker nog: er lijkt zich zelfs een soort subgenre af te tekenen, met als bekendste vertegenwoordigers Magnolia en 21 Grams.

Nare trekjes

Het verschil met andere vertegenwoordigers van het genre is dat Haggis zijn politieke boodschap ruimhartig over de film smeert. Het beeld dat hij schetst van de Amerikaanse samenleving is weinig vrolijk. Amerikanen zijn – zonder uitzondering – vreselijke mensen, gedreven door angst, xenofobie, racisme en achterdocht. Als de film nog geen drie minuten bezig is, zijn de grote thema’s binnen de Amerikaanse politiek aangesneden: het illegalenprobleem, de discriminatie en de angst voor iedereen met een Arabisch uiterlijk.

Hoe zwaar en kort door de bocht dit ook mag klinken: Haggis gaat nét niet over het randje met zijn thematiek. Hij stelt het beeld telkens subtiel en realistisch bij: wie een klootzak lijkt, wordt iets sympathieker, maar nooit een held. En de vriendelijke mensen blijken behoorlijk nare trekjes te hebben. De jonge, Afroamerikaanse jongen (rapper Ludacris) die klaagt over discriminatie, bevestigt later zelf de vooroordelen. De Perzische, oudere man (Shoun Toub) die door zijn uiterlijk geen geweer kan kopen (“Osama!”), blijkt later even onbeschoft te zijn als de winkelbediende. Zo dwingt Haggis je om voortdurend (voor)oordelen bij te stellen.

Geen ontsnapping

~

Haggis, die ook het scenario schreef, speelt met meer verwachtingen. Crash lijkt het ene moment op een politieserie, dan weer een sociaal drama. Omdat de film drijft op toeval, is het vaak volstrekt onvoorspelbaar wat er gaat gebeuren. Toch is Crash een evenwichtige film. De compositie is sterk: geen van de verhaallijnen voelt langdradig of overbodig. Ook de cast heeft die balans. Ondanks dat er een paar grote namen in zitten (Sandra Bullock, Matt Dillon), raken de onbekendere acteurs niet ondergesneeuwd. Bovendien is het acteerwerk uiterst geloofwaardig.

Dat realistische wordt versterkt door het camerawerk, dat vaak dicht op de huid zit. De nacht in L.A. voelt beklemmend en dreigend, precies zoals de personages het ook ervaren. Dit alles maakt van Crash een ervaring waaraan je bijna niet kunt ontsnappen. En uiteindelijk een verhaal waarin meer liefde voor mensen zit dan op het eerste gezicht lijkt.

Muziek / Album

Geschiedenis is geschreven

recensie: Paul McCartney - Chaos and Creation in the Backyard

Vitrage is ietwat stiekem een paar centimeters voor het raam weggeschoven. Een jongeman zit in de achtertuin. Linkshandige akoestische gitaar in de hand. Het hoofd schuin, hij lijkt te zingen. Moeders was wappert in de wind. Deze sobere zwartwit-foto van een jonge Paul McCartney siert zijn onlangs uitgekomen, twintigste solo-album. En na het veelvuldig beluisteren ervan, snappen we wat de foto wil zeggen: hier wordt geschiedenis geschreven.

Met Chaos and Creation in the Backyard bewijst de 63–jarige Sir Paul dat hij absoluut in de race is voor de titel ‘één van ’s werelds grootste songschrijvers ooit’. Sterker, het daadwerkelijk winnen ervan komt na beluisteren van dit album verradelijk dichtbij. Diversiteit is het kernwoord bij dit album. McCartney laat dit (weliswaar mét de verrassende hulp van co-producer Nigel Godrich) meer dan ooit zien. Superlatieven (sorry alvast) als ‘muzikale alleskunner’, of ‘briljant componist’ liggen mij meer dan eens op de lippen.

Grenzen verkennen

~

Godrich laat Paul McCartney op een veelzijdige manier ‘als Paul McCartney klinken’. De hoofdpersoon speelt vrijwel alle instrumenten zelf in, maar zorgt er desondanks immer voor dat hij als een volwaardige band klinkt. Macca nam er dan ook ruimschoots de tijd voor. Ongeveer twee jaar sleutelde hij aan de nummers voordat ze goed bevonden waren om het album waardig te zijn. Muzikaal gezien verkent hij grenzen meer dan ooit. Nummer na nummer is anders, in herhaling vallen doet hij dit keer niet. Hoor een snufje Harrison in Friends to Go. Luister ademloos naar Jenny Wren, de Blackbird van 2005. Of naar het bijna psychedelische How Kind of You? Of die Beatle-esque vioolpartijen in English Tea. Belangrijke noot hierbij: nergens klinkt het als goedkope kopie van voorheen, nergens is Chaos… een kloon van een eerder Beatle/ Wings-tijdperk.

Abbey Road

De nummers zijn stuk voor stuk schitterend. Neem A Certain Softness. Het mag als één van de verrassingen van het album beschouwd worden. Een schitterende zangpartij gecombineerd met een welhaast Cubaans arrangement. Een ander hoogtepunt is Promise to You Girl. Meerdere tempo’s, meerdere ritmes, meerdere nummers eigenlijk, volgen elkaar zeer vloeiend op. Een beetje zoals op de B-zijde van dat schitterende Beatle-album Abbey Road ook het geval is.

Anyway is met recht een heerlijk slotakkoord. Wat begint als intiem pianoliedje (uiteraard over de liefde), ontaardt via ruwe rocksong in een Radiohead-achtige compositie. Maar toch klinkt ’t noot voor noot als McCartney. En dat is knap. Dit is een zeer verrassend album geworden. Chaos and Creation in the Backyard? Inderdaad, er is geschiedenis geschreven.

Film / Films

Zelfmoordenaars met een menselijk gezicht

recensie: Paradise Now

Said en Khaled zijn twee gewone jongens uit Nablus. Ze werken in een garage. Hangen wat rond, vervelen zich, drinken thee. De een flirt wat met een meisje. Ze mopperen over roadblocks. En 24 uur later hebben ze een explosievengordel om en gaan ze een bus opblazen in Tel Aviv.

Waarom doen deze jongens dit? Wie op deze vraag een eenduidig antwoord verlangt, zit verkeerd. Regisseur en schrijver Hany Abu-Assad wil met Paradise Now vooral discussie uitlokken. Hij laat alleen de laatste 24 uur voor de aanslag zien. Redenen worden licht aangestipt; de beslissing is al lang daarvoor genomen. “Jullie zijn uitverkoren”, meldt een Hamas-lid slechts. “En jullie kunnen met zijn tweeën, zoals jullie wilden.” Vanaf dat moment lijkt het alsof de jongens de regie over het gebeuren volledig kwijt zijn. Ze ondergaan de rituele handelingen vooraf – die overigens prachtig verfilmd zijn. Bij het oefenen van het ontstekingsmechanisme, doet een van hen een shootout na, alsof hij in een western speelt. Gewone kwajongens, beland in een gevaarlijk avontuur. Geen religieuze fanatici.

Normale mensen

~

Het zijn dit soort wrang-komische elementen die Abu-Assad vaker gebruikt om de hele operatie minder professioneel te maken: de camera blijkt na een ellenlange zelfmoordboodschap niet te werken, een verhuizing van het hoofdkantoor is niet meer dan het verslepen van een ventilator en wat elektronica. Het zijn normale mensen, die gedwongen worden door omstandigheden, lijkt Abu-Assad telkens te benadrukken. Bij de beslissing spelen ook persoonlijke motieven, schemert het tussen de regels door. Dat is een interessant uitgangspunt. Het zijn niet de maagden in het paradijs, maar oude rekeningen die vereffend moeten worden met deze daad.

Platgetreden paden

De onderdrukking van de Palestijnen is in Paradise Now een gegeven: de roadblocks zie je zelden, maar je weet dat ze er zijn. Over de oplossing van het probleem gaan de de hoofdrolspelers regelmatig met elkaar in discussie. Is geweld de enige manier van verzet, of moet je op vreedzame wijze de maatschappij proberen te veranderen? Die discussies veranderen steeds vaker in een lesje Palestijnse-kwestie-voor-beginners, vaak doorspekt met oneliners als “liever dood in de hemel dan leven in een hel”. Voor mensen die regelmatig het nieuws zien, zijn het platgetreden paden. In een standaard nieuwsreportage over de Palestijnen in de bezette gebieden zie je die tegenstelling genoeg.

Provocatie

~

Paradise Now is een spannende film, die drijft op verrassende plotwendingen, het acteerwerk en de prachtige beelden en montage. Nee, er zijn geen slachtoffers te zien, en ja, Abu-Assad geeft de zelfmoordenaars een menselijk gezicht. Op papier lijkt het een provocatie, op film is het niet meer dan een portret van twee gewone Palestijnse jongens, terecht beloond met een Gouden Kalf voor beste film. Toch heeft het verhaal minder om het lijf dan je in eerste instantie denkt. Is het écht verrassend dat dit duo zich door een combinatie van persoonlijke omstandigheden en Palestijnse problematiek een explosievengordel liet omhijsen? Eigenlijk ben je over Paradise Now snel uitgepraat.

Boeken / Achtergrond
special: 3. Tzum

Tijdschriften over literatuur

De komende maanden kun je bij 8WEEKLY een serie artikelen verwachten waarin een dwarsdoorsnede wordt gegeven van het aanbod aan Nederlandstalige tijdschriften over literatuur. Vandaag nummer drie: Tzum.

Het literaire kwartaaltijdschrift Tzum is het kindje van Coen Peppelenbos: schrijver van de romans Tavenier en Harde actie, literatuurcriticus van de Leeuwarder Courant en docent aan de lerarenopleiding Nederlands in Leeuwarden. Peppelenbos is daarnaast echter ook, onder meer in de persoon van gastlezer op leeskringavondjes, promotor van de werken van Arthur Japin en Tommy Wieringa.

Japin

Peppelenbos is in die mate een bewonderaar van Japin dat diens schrijfwerk het kloppende hart vormt van elke afzonderlijke uitgave van zijn tijdschrift. Maar liefst negen pagina’s lang krijgt de auteur van het komende boekenweekgeschenk elke drie maanden weer carte blanche. Pagina’s die gevuld worden met een soort van dagboekaantekeningen: Japin op Java, Japin in London tijdens de recente terroristische aanslagen, Japin in een Samburo-dorp in Noord-Kenia.

~

Het is gewaagd en bij nader bezien wat veel. Vooral omdat Tzum de gelijksoortige rubriek schetsboek bezit: een daartoe uitgenodigde auteur zet een hoeveelheid korte ontboezemingen op een rijtje. Over het algemeen heeft het tijdschrift te stellen met mindere goden dan Japin. Het zal de reden wezen waarom men vol inzet op zijn joker. Veel spetterend literair werk biedt Tzum in de regel namelijk niet. Een voorpublicatie uit de roman Troost van Ronald Giphart is wellicht een uitzondering, ook al wordt het stuk ontsierd door drukfouten. Af en toe springen er evenwel stukken in het oog: de subtiele psychologie van het verhaal Dode hoek van ex-natuurkundige Roel Smits bijvoorbeeld en ook, door hun gekte, de ontregelende gedichten van Karel ten Haaf. Beiden staan in de voorlaatste uitgave van het tijdschrift.

~

In de meest recente editie wordt veel ruimte gegund aan Tommy Wieringa. Peppelenbos interviewt de veelgeprezen schrijver van Joe Speedboot en biedt hem tegelijk de gelegenheid de schetsboek-rubriek in te kleuren. Wieringa blijkt, evenals Japin, een reiziger te zijn en geeft een interessante kijk op zijn bezoek aan Alexandrië. Zijn meest saillante opmerking is daarentegen te vinden in het vraaggesprek: “Alles over Tristan is mijn eerste poging om een roman te maken als een Thais hoertje; een strak, goed gecomponeerd gebruiksvoorwerp”, laat hij optekenen. Ondanks dit soort smakeloosheid tilt de inbreng van Wieringa deze editie van Tzum op tot een behoorlijk niveau.

Tzum-prijs

Jammer blijft het daarentegen dat het tijdschrift ooit het idee kreeg een eigen prijs in het leven te roepen. De beste zin in verhalend proza van het afgelopen jaar is volgens Tzum één uit Ilja Leonard Pfeiffers Het grote baggerboek:

Trekt ie daaropvervolgends z’n broek omlaag, gaat met die harige aars van hem boven de chili hangen en zet ie me daar toch z’n dikke darm open dat Noach kon fluiten naar berg Ararat.

Pfeiffer ontvangt welgeteld 35 euro, één voor elk woord. Even weinig indrukwekkend als de winnende volzin is de prijs zelf. Waarom zou een tijdschrift dat een reclamebord voor literatuur wil zijn, oppervlakkigheid in de literaire wereld stimuleren? Het geeft de indruk van een geforceerde kreet om aandacht.

Tzum heeft moeite, als de laatste drie verschenen exemplaren als leidraad gebruikt mogen worden, werkelijk opvallende schrijvers aan te trekken en staat zo te vaak vol met huis-tuin-en-keuken-proza. De fantastieloze vormgeving van het blad werkt deze alledaagsheid daarbij in de hand. Het blijft wachten op auteurs die je echt naar de strot vliegen.

Tzum
– Losse nummers: € 6,50
– ISSN 1388-1442
– Uitgeverij Kleine Uil
Tzum verschijnt 4x per jaar.

Zie ook in deze reeks: 1. Het Trage Vuur, 2. Passionate Magazine, 4. De Revisor, 5. Armada, 6. Bunker Hill, 7. Raster, 8. De Gids, 9. Hollands maandblad, 10. Hard gras, 11. Parmentier, 12. Deus ex Machina, 13. Het liegend konijn, 14. Lava en 15. Yang.