Muziek / Album

Mooi overzicht van modale solo-carrière

recensie: Pete Townshend - Anthology

Naast The Rolling Stones en The Beatles was The Who de derde parel aan de Britse popkroon in de jaren zestig. The Who onderscheidde zich door de prachtige stem van Roger Daltrey en het virtuoze drumwerk van Keith Moon maar het grote brein van de band was gitarist Pete Townshend. Het is dan ook niet verwonderlijk dat Townshend de enige was die een behoorlijke solocarrière op poten wist te zetten nadat de band in 1982 uit elkaar viel (hoewel ze in 1989 nog herenigde). Dat zijn muziek zo slecht nog niet is, blijkt uit de onlangs verschenen verzamelaar Anthology.

~

Vermaard waren vooral de live-optredens van The Who, waarbij alle instrumenten aan het eind van het concert aan diggelen gingen. Het was echter niet louter rebellie dat The Who groot maakte. Uit het muzikale hoogtepunt, de conceptuele rockopera over de doofstomme Tommy, die geweldig kon flipperen, spreekt een groot muzikaal en tekstueel talent. Townshends solowerk heeft van die twee peilers de muzikale kant overgehouden.

Op Anthology ontbreken drie van Townshends eerste vier albums, allen gewijd aan een duistere Indiase goeroe luisterend naar de naam Meher Baba. Ik ben niet bekend met deze obscure platen, maar ik vermoed dat ze niet zonder reden niet vertegenwoordigd zijn. Daarnaast vinden we geen nummers terug van de Scoop-uitgaves, waarop solo-demo’s staan van Townshend tijdens zijn Who-tijd.

Hoogtepunten

Wat overblijft zijn zes solo-albums en het duet-album Rough Mix met Ronnie Lane (bekend van The Faces). Vooral deze laatste plaat kent veel hoogtepunten, met onder meer het schitterende Heart to hang onto. Gezien de samenstelling lijkt deze verzamelaar vooral White City (1985) – evenals Tommy een conceptuele plaat en geen verzameling liedjes – naar voren te schuiven als Townshends beste album. Deze plaat is vrijwel integraal opgenomen, maar ook de andere albums zijn goed vertegenwoordigd. Dat geldt ook voor zijn meest recente solo-album, Psychoderelict (1993), dat strak maar tamelijk overgeproduceerd klinkt.

Beetje gelikt

~

In vergelijking met de rauwe muziek van The Who klinkt Townshends solowerk een beetje gelikt en geforceerd. Slecht is het zeker niet, hoewel ook Townshend in zijn latere werk niet gevrijwaard is gebleven van de synthesizer-vervuiling en overproductie, die als een angstaanjagend spook door de jaren tachtig woei om oude rocksterren van het rechte pad af te leiden. Townshend weet nog redelijk weerstand te bieden aan deze sirenes en de productie is in de meeste nummers nog wel te pruimen.

Wat in ieder geval in Townshend te prijzen valt, is dat hij in de loop der jaren is blijven rocken en zijn gitaarspel blijft ook in de minder interessante nummers de moeite van het luisteren waard. Op zijn beste momenten doet Anthology dan ook denken aan het genie van Townshend en The Who, maar ook deze oude ster lijdt aan de onvermijdelijke last van het verleden. Was het motto van de energieke jongensbravoure van The Who nog “Hope I die before I get old”, nu is het vervangen door “I won’t run anymore”, een nummer dat Townshend in de liner notes typeert als een “song about growing up”. De rebel is dus tegen zijn wens in oud geworden en zingt daar nu over. Het is vooral lekkere luistermuziek die de volwassen Townshend maakt: de branie en passie zijn vervangen door contemplatie, maar daar is niks mis mee.

Boeken / Fictie

Sprekende stemmen in Fabers troosteloze wereld

recensie: De Fahrenheit-tweeling

Michel Fabers uitgever laat hem schrijven wat hij zelf wil en dat heeft een zeer divers oeuvre tot gevolg. Faber wekte interesse met zijn verhalenbundel Gods Speelgoed, bevestigde zijn talent met zijn sf-achtige debuutroman Onderhuids en brak door met de vuistdikke, Victoriaanse roman Lelieblank, Scharlakenrood. En nu is er een verhalenbundel over de troosteloze tijd waarin wij leven: De Fahrenheit-tweeling.

Michel Faber wordt alom geprezen om zijn empathie met de personages die zijn romans en verhalen bevolken, zijn fantasierijke plotwendingen en zijn precieze taalgebruik. Maar hij is bovenal bekend geworden door zijn vermogen om uiteenlopende stemmen te laten spreken. Dat lukt ook weer wonderbaarlijk goed in De Fahrenheit-tweeling, een verzameling verhalen waarin de wereld vanuit het perspectief van onder anderen een dakloze man, een welvarend Engels echtpaar in Schotland en een ex-heroïnehoer getoond wordt.

De wereld volgens Faber

~

Faber confronteert de lezer via de vervreemdende visie van buitenstaanders met datgene wat hij of zij gewoon vindt. Die ongemakkelijke omgang met de (Westerse) mensenwereld loopt als een rode draad door zijn oeuvre. Het lijkt wel alsof hij zich beter met de eenling kan identificeren, met de onaangepaste die simpelweg niet snapt hoe de maatschappij werkt. Zoals Faber zelf zegt in het verhaal Tabitha Warren: “Want hoe knap ze ook in elkaar zitten, we weten maar al te goed dat [haar boeken] niet geschreven zijn door katten, honden, dolfijnen, ratten of welke zoölogische protagonisten ze verder ook heeft afgewerkt, maar door een vrouw die er nooit helemaal de slag van heeft gekregen om mens te zijn.” Mij bekruipt het gevoel dat hij het hier over zichzelf heeft. De maatschappij, dat samengeklonterde geheel van mensen, ervaren de personages in zijn boeken vaak als bedreigend. Faber zelf woont met zijn geliefde en haar twee zoons op een afgelegen boerderij in Schotland, en zelfs daar trekt hij zich soms wekenlang terug in zijn studeerkamer, gevangen in een diepe depressie.

Het leven in deze hedendaagse Westerse wereld is grauw, volgens Faber. De meeste verhalen spelen zich af in troosteloze, Engelse industriesteden, onder grijze wolken en in miezerende regen. Eén verhaal neemt deze setting zelfs als uitgangspunt en beschrijft tot in detail het uitzicht van een bijstandsmoeder die met haar zoontje in een langzaam afglijdende achterstandsbuurt woont. Zij mijmert tijdens het kijken over waar ze zou willen wonen, zich tegelijkertijd beseffend dat ze dat nooit kan betalen. In de andere verhalen ligt het er niet zo dik bovenop, maar blijft de foeilelijke omgeving op de achtergrond opduiken: “‘Ik heb op het tapijt van je ouders in de hal gekotst,’ herinnerde Morpheus zich ineens. ‘Hindert niks, het kleurt er precies bij,’ zei Ildiko.”

Hoop en verlossing

~

In De Fahrenheit-tweeling zijn echter zo her en der kleine zonnestraaltjes doorgedrongen, als kleine lichtpuntjes in Fabers donkere wereld. Niet alleen in kleine, soms zwarte, humoristische terzijdes (zoals Ildiko’s opgewekte antwoord), maar ook in het gevoelsleven van zijn personages komt steeds vaker hoop voor. De ex-heroïnehoer tracht weer moeizaam een band op te bouwen met haar zoontje, dat haar jaren eerder door de sociale dienst is afgenomen: “‘Nee,’ dacht Gail automatisch, zoals altijd wanneer haar iets gevraagd werd dat niets met heroïne te maken had. Al het andere was te moeilijk.” Maar ze probeert het toch. En dan: “Het zou niet duren, maar ze voelde zich gelukkig, ongelofelijk gelukkig, en trakteerde zichzelf op het ene na het andere shot aanstekelijke opwinding.” Zo zijn meer verhalen doortrokken van Faberiaanse melancholie, maar wel met hoop op beterschap.

Die hoop op beterschap, verandering, verlossing desnoods, komt in veel verhalen terug. Een hol met twee uitgangen opende in dit opzicht mijn ogen. Een Engels echtpaar, gegoede ondernemers in aardewerk, rijdt na een sollicitatiegesprek met een toekomstige werknemer terug naar hun huis. Ze wonen in Schotland, klagen over het arbeidsethos en allengs blijkt ook hun huwelijk enige scheuren te vertonen. Plotseling rijden ze een wilde kat aan. Hun pogingen het gewonde beest te helpen nemen steeds hysterischer vormen aan, totdat hun eigen problemen vereenzelvigd lijken te worden met die van de wilde kat – evenals de oplossing ervoor.

Deze gelaagdheid is prachtig en geeft stof tot nadenken. Met name het titelverhaal biedt grootse mogelijkheden tot mooie, ingewikkelde denkpaden. Maar tegelijkertijd is het Faber niet altijd gelukt om in het korte bestek van een verhaal zowel een interessante plot als een boeiende gedachte te verwerken, waardoor sommige verhalen de indruk wekken onaf te zijn. Dan loont het de moeite de bundel even weg te leggen en rustig na te denken over Fabers woorden. De Fahrenheit-tweeling is een boek dat die tijd en aandacht meer dan waard is.

Theater / Voorstelling

Cynisme versus onvervuld verlangen

recensie: Platonov (RO Theater)

Ver-ve-ling: het druipt ervan af bij de personages in Platonov, een vroeg stuk van de 21-jarige Anton Tsjechov (1860-1904). De dorpsbewoners in dit stuk vervelen zich zeven slagen in de rondte. Het ideale klimaat om je halsoverkop in uitzichtloze affaires te storten, toe te geven aan onverstandige verlangens, of te reiken naar iets hogers. Naar iets bevredigenders dan alweer een saaie dag, een zomer, een jaar.

~

De dorpsbewoners in Platonov ontmoeten elkaar na hun eenzame winterslaap op het landgoed van de jonge weduwe Anna Petrovna. Maar zelfs na maanden van afwezigheid hebben ze elkaar nog altijd niets te vertellen. Totdat dorpsonderwijzer Platonov arriveert. Even is hij het middelpunt van vrolijkheid. Maar zijn cynische opmerkingen jagen iedereen in de verdediging. Tsjechov gebruikt Platonov om zijn commentaar op de kleingeestige menselijke verhoudingen te verwoorden.

Versleten geluk

Regisseur Alize Zandwijk gebruikt graag oude toneelstukken om de actualiteit aan te spiegelen. Zo ook in deze Platonov. Iedereen heeft beter dagen gekend, de ware voorspoed is voorbij. Het decor is even sleets als het Grote Geluk. Toch hebben de mensen feitelijk weinig te klagen, zowel in het stuk, als in hedendaags Nederland. Maar gelijkmoedigheid is saai, vervelend, niet spannend. Dus als er geen gedonder is, dan zorgen we zelf wel dat er gedonder komt. En het enige wat je daarvoor nodig hebt is een lastpost, iemand die de harmonie verstoort.

Michael Platonov is zo’n controversieel personage. Hij zal niet rusten voordat de hele gemeenschap aan ongelukkigheid en wantrouwen ten onder gaat. Hij lacht om het onvervulde verlangen van de dorpsbewoners naar een belangrijk doel, hij pareert hun dromen en idealen met snoeihard cynisme. Niemand kan hem aan, hij denkt en praat sneller dan iedereen om hem heen. Eigenlijk zou de dokter een gelijkwaardige sparringpartner voor Platonov moeten zijn, maar Cees Geel speelt de dokter als een verongelijkt watje dat het onrecht wel degelijk ziet, maar er geen weerwoord op heeft.

Etterbak

~

Platonov staat te boek als een onevenwichtig stuk van een onrijpe twintigjarige Anton Tsjechov. Eigenlijk valt het met die onevenwichtigheid wel mee, de toneelliteratuur kent wiebeliger stukken. Punt is alleen dat bij elke uitvoering weer ongeloofwaardig is dat alle vrouwen verliefd worden op Platonov, en alle mannen tegen hem opkijken. Want deze grofgebekte man is geen ras-charmeur, maar een vervelende etterbak die geen aanbidding verdient, maar een grote mond terug. Hoewel de een na de ander probeert hem van repliek te dienen, wint hij uiteindelijk elk duel.

Chemie

Acteur Herman Gillis speelt de gefrustreerde dorpsonderwijzer helder en overtuigend, en bij vlagen zelfs briljant. Vooral wanneer zijn kansen keren en hij ten onder gaat, laat Gillis alle facetten van zijn grote talent zien, door de dronken Platonov tegelijkertijd cynisch, ontgoocheld, vertwijfeld en vrolijk en grappig te laten zijn. En dat mooi toneel vooral een kwestie is van een bruisende chemie tussen acteurs, blijkt als Gillis de strijd aan moet met Anneke Blok in de rol van de weduwe Anna Petrovna. Adembenemende dialogen zetten Gillis en Blok samen neer, de vonken vliegen er vanaf.

Dat de jeugdige Tsjechov zijn commentaar op de samenleving op het laatst in overtrokken wolligheid laat doorschieten, dat nemen we dus graag op de koop toe. Want ondanks dat knullige einde is dit een opmerkelijke avond toneel.

Platonov is dit seizoen te zien tot en met 20 november. Kijk hier voor de speellijst.

Boeken / Achtergrond
special: Een interview met Frank Giroud

Mijn truc is dat ik geen trucjes gebruik

Naar aanleiding van de recente lancering van zijn nieuwe serie Quintett hield ik onlangs een interview met Frank Giroud: stripscenarist van beroep, en tevens vader en bekende Fransman. Zelf blijft hij er nuchter onder, maar na het succes van De Tien Geboden is hij een gevestigde naam geworden in de stripwereld. Uiteraard brengt dit de nodige voordelen met zich mee, zoals de mogelijkheid van een groot publiciteitsoffensief waarbij alles om Quintett draait.

~

Quintett is een serie die geïllustreerd wordt door diverse tekenaars en die schijnbare one-shots samenbindt tot één geheel, met daarin natuurlijk de nodige plotwendingen. Giroud heeft geprobeerd het voor de lezer spannend te houden door niet al te voorspelbaar te schrijven. Zoals hij ook eerder in enkele andere series deed, stelt hij regelmatig de plot bij zodat bijvoorbeeld een standaard liefdesgeschiedenis verandert in een verhaal vol intriges. “Ik schrijf niet veel series van dat type,” vertelt Giroud, “Het betreft hier alleen De Tien Geboden, Geheimen en Quintett, en als het er op aankomt vertegenwoordigen die albums maar een minderheid van mijn hele oeuvre. Maar het is waar dat ik die manier van schrijven fijn vind, omdat het mij de voordelen biedt van een one-shot – dat een compleet verhaal is dat in één keer aan de lezer wordt gepresenteerd – én dat van de serie, waarbij je een voldoende aantal pagina’s hebt (in elk geval meer dan bij een one-shot) en waarmee je dus een aanzienlijk rijker universum kan creëren. Een ander nadeel van de one-shot is dat je het verhaal voortdurend interessant moet houden, en dat wil nog wel eens geforceerd overkomen op de lezer.”

Subjectief perspectief

Het inschakelen van meerdere tekenaars dient volgens Giroud meerdere doelen: “Bij De Tien Geboden was het doel de lezer binnen twee jaar de volledige serie te kunnen aanbieden. Bij Quintett was er echter een andere reden voor het gebruik van deze stijlformule. In deze serie geeft elk album een eigen, subjectief perspectief op de verschillende gebeurtenissen. In de albums staat het onzekere karakter van ‘de waarheid’ centraal, het gaat mij om ‘de werkelijkheid’ die altijd versplinterd is. Om die reden leek het me noodzakelijk om elk album door een andere tekenaar te laten illustreren, zodat het verschil in perspectief ook door de beelden ondersteund wordt.”

Bij de eerste twee albums lijkt het doel van Giroud al bereikt te zijn. Zij boden beide een totaal ander beeld van de situaties, maar toch was het allemaal wel herkenbaar. De stijlverschillen zijn ook slechts in die mate aanwezig dat de figuren er weliswaar anders uit zien, maar toch duidelijk dezelfde zijn als in de overige delen. Zo treedt er geen vervreemding op, maar is het toch duidelijk dat je hier de ándere kant van het verhaal ziet. Goed gedaan, net als bij De Tien Geboden.

Dichterlijke vrijheden

~

Om zijn verhaal zo goed mogelijk van achtergrond te kunnen voorzien, gaat Giroud altijd ter plaatse op zoek naar documentatie. Het verhaal van Quintett speelt zich af in Griekenland, een land dat Giroud zelf graag bezoekt. “Ik had elke willekeurige plaats en elk tijdperk uit kunnen kiezen, aangenomen dat het om een sector ging waar voldoende vage regels en grenzen waren om datgene toe te laten wat men in deel vijf zal ontdekken. Ik heb Macedonië vooral gekozen omdat ik de geschiedenis van deze kleine, neutrale enclave tijdens mijn onderzoeken voor Louis Ferchot tegen was gekomen.” Later vertrouwt hij me nog toe dat hij natuurlijk niet altijd alles helemaal kloppend kan maken, maar dat hij dit wel zoveel mogelijk probeert. In het verleden heeft Giroud al veel gedaan met geschiedenis, en daarom is het nu ook wat makkelijker om geschiedkundige feiten in zijn verhalen te verwerken. Maar zoals hij zelf zegt: het moet er natuurlijk wel bij passen. Het lijkt er op dat die geschiedenis soms toch wel een beetje verdraaid wordt om in zijn verhalen te passen. “Ik hou van de geschiedenis en blijf haar trouw. Maar ik gebruik inderdaad soms wat dichterlijke vrijheden…”

Pionierswerk

Het is Giroud nooit om het geld gegaan. Hij schrijft alleen voor zijn plezier en probeert ook altijd nieuwe dingen uit in zijn verhalen. Het meeste plezier beleeft hij aan het omwerken van een los gedachtenspinsel tot een goedlopend scenario, dat vervolgens ook nog begrijpelijk is voor de tekenaar én uiteindelijk voor de lezer. Hij ziet zichzelf ook wel een beetje als een pionier, maar wát hij daarmee bedoelt blijft helaas in het ongewisse. “Ik heb overigens altijd goed van mijn werk kunnen leven. Sinds De Tien Geboden zelfs meer dan goed! Maar die bestseller heeft niks aan mijn werkwijze veranderd. Integendeel, na het werk van pionier gedaan te hebben is het moeilijk om op een meer klassieke wijze van vertellen terug te komen, of om ‘gemakkelijk’ werk te doen.”

Hij weet ook deksels goed dat hij soms risico loopt met een te experimenteel scenario, maar hij experimenteert gewoon te graag om ermee op te houden. “Dan loop je natuurlijk het risico dat je op het einde niet financieel wordt beloond… maar het verkennen van nieuwe gebieden vind ik toch het allerleukst. Ik gebruik ook nooit trucjes of dergelijke dingen in mijn scenario’s, of nee… eigenlijk wel! Mijn truc is dat ik geen trucjes gebruik, zodat het voor de lezer altijd een verassing blijft wat er gaat gebeuren.” Dat is natuurlijk wel leuk gezegd, maar het lijkt erop dat óók Frank Giroud trucjes gebruikt. Waarom zou hij anders altijd dingen open laten die pas in een later album van een serie verklaard worden..? Inderdaad, ook Giroud kent wel degelijk de nodige (commerciële) trucjes.

Hernieuwde samenwerking

Frank Giroud
Frank Giroud

Bij het maken van Quintett werd Giroud geholpen door onder anderen Paul Gillon en Giulio De Vita, die hem allebei al eerder assisteerden bij De Tien Geboden. “Deze hernieuwde samenwerking is geen toeval,” aldus Giroud, “ik aanbid deze twee auteurs, en ik wilde graag weer met ze samenwerken… te meer daar wij het altijd zeer goed eens kunnen worden met elkaar.” Toch weet Giroud niet zeker of hij nogmaals een beroep op hen zal doen. “Het hangt er van af wat ik nog voor series wil gaan maken…” Waarschijnlijk zal hij pas echt nieuwe series gaan maken als hij klaar is met alle projecten die nu nog lopen, dus dát kan nog wel even duren. Ook sluit hij niet uit dat hij wederom een serie met diverse tekenaars gaat maken: “Het bevalt me erg goed.”

Wat betreft de toekomst van Quintett is Giroud heel duidelijk: “Na deel vijf is het helemaal afgelopen, alles zal worden verklaard en er worden geen openingen voor spin-offs achtergelaten. Het zal sommigen al zijn opgevallen, maar De Vita tekent niet voor niets steeds de eerste en laatste pagina van de verhalen, daar komt nog iets heel speciaals achteraan in deel vijf…” Op deel vijf moeten we echter nog even wachten. Als alles goed gaat verschijnt dit afsluitende deel eind 2006 en dan zullen we zien of Giroud zijn beloftes waar kan maken. Deel een en twee zijn in elk geval al een mooie start voor een serie die hopelijk even mooi zal eindigen. Wel is het duidelijk dat de mysteries rond deel vijf vooral zijn bedoeld om een hype te creëren, zoals wel vaker het geval is bij dit soort series. Hopelijk stelt het ook écht wat voor; dan zou deze serie zeker een plaats verdienen tussen de andere topseries die de stripwereld tot nu toe voortbracht.

Theater / Voorstelling

Fries fadofenomeen Laverman laat je dromen

recensie: De Maisfrou (Nynke Laverman)

Fries Fado Fenomeen: dit etiket kreeg de 25-jarige zangeres Nynke Laverman opgeplakt na haar theatervoorstelling en cd-debuut Sielesâlt, dat ze vorig jaar presenteerde. Van de cd, waarop gedichten van de Friese dichter Slauerhoff in fado werden omgezet, werden vijfentwintigduizend exemplaren verkocht. Nu begint Laverman met haar tweede theatertournee, getiteld De Maisfrou. Hiervoor werkte ze samen met de Friese dichteres Albertina Soepboer. Samen reisden ze af naar Mexico, waar ze onder meer ‘de maisfrou’ ontmoetten. De vrouw, die in Lavermans woorden “alles in het leven lijkt te doorzien”. Zelf verlangt ze hier ook naar, wat tot uiting komt in haar nieuwe liederen. Dit keer presenteert Laverman niet alleen fado’s, maar onder invloed van de Mexicaanse cultuur ook tango- en sambamuziek.

~

Op het podium is het decor in Mexicaanse sferen omgetoverd. Het toneel is bedekt met jutezakken, een houten schutting siert de achtergrond, daarvoor staan kleurrijke olievaten opgestapeld. Met een beetje fantasie waan je je in Zuid-Amerika, helemaal wanneer de aanstekelijke muziek van Laverman je meesleept over de oceaan. In het begin moet je nog een beetje wennen aan de Friese taal, maar al snel word je gegrepen door de hartstocht waarmee Laverman haar verlangens bezingt. Blijft de vraag over of Laverman met De Maisfrou dezelfde hoogtes bereikt als met Sielesâlt. In het begin van haar voorstelling stelt ze zich in ieder geval brutaal en met cynisme voor als het Friese Fado Fenomeen. Een prachtige alliteratie, maar veel meer is het voor Laverman niet. Zij wil alleen maar vooruit…

Verlangen

Net als in haar voorstelling Sielesalt draait het in De Maisfrou allemaal om verlangen. Niet alleen een verlangen naar liefde, maar vooral ook naar wijsheid in het leven. Wijsheid, die de maisfrou bezit. In Mexico heeft maïs naast een praktische ook een symbolische waarde: het staat voor de cyclus van het leven, voor vruchtbaarheid en hoop. In de prachtige teksten van Soepboer komt dit gevoel van verlangen en hoop terug, zoals in het lied Riedsel fan twa tegearre (Raadsel van twee samen):

In sommige nachten wasemen alle woorden van eenzaamheid.

Nevel drijft in het hoofd om, wat valt er ook te zeggen.

Als de stoelen leeg blijven, de klok zonder hoop tikt.

De soep staat koud op tafel, de kaas blijft hangen aan het mes.

Wat ik aan gebaren voor je kan maken

Het is geen raadsel

Wat ik aan woorden voor je kan zeggen

Is niet dat raadsel

Van twee samen

Ik wil weer zingen over dat raadsel

van twee samen

Samenwerking

Vol overgave zingt Laverman haar fado’s afgewisseld met beweeglijke sambanummers als Praat fan de wyn (Praat van de wind.) Een nummer waarvan de muziek gecomponeerd werd door Wende Snijders, die samen met Laverman de Amsterdamse kleinkunstopleiding doorliep en momenteel in Nederland furore maakt met haar Franse chansons. Snijders is daarmee één van de vele componisten die meewerkten aan het nieuwe programma van Laverman. Tezamen zorgen deze verschillende componisten voor een grote variatie in de arrangementen en een subtiele overgang tussen de muzikale en theatrale aspecten.

Groei

De Maisfrou verhaalt over de groei in het leven, de hoop om vooruit te komen. En dat is precies wat deze voorstelling nog nodig heeft. Het moet groeien. Alle ingrediënten zijn aanwezig: de virtuoze fadostem van Laverman, het sublieme spel van haar band (waarbij vooral het percussiespel van Sytze Pruiksma er boven uitspringt) en vooral een pracht aan liederen. Maar het mag allemaal nog wat bruisender, intenser. De Maisfrou is een voorstelling die je moet ondergaan, die je moet meeslepen. En die overtuiging is er tijdens Lavermans optreden nog niet helemaal.

Maisfrou van Nynke Laverman is in ieder geval nog tot en met mei 2006 te zien. Een uitgebreide speellijst vind je hier. In februari verschijnt haar nieuwe cd met muziek van de voorstelling.

Muziek / Concert

Akoestisch, vrolijk, introvert, aandoenlijk

recensie: Sufjan Stevens

Sufjan Stevens doet Nederland aan. Een belangrijk moment voor velen, want hij heeft er veel nieuwe fans bij na het uitbrengen van het indrukwekkende album Illinois afgelopen zomer. Het imago van de VS is niet al te best de laatste tijd. Aan Sufjan Stevens de zware taak om het op te poetsen. Een taak die hij liefdevol op zich neemt. En met succes, getuige het uitverkochte Paradiso afgelopen donderdag.

~

Steekt ‘introvert’ niet een beetje raar af in het titelrijtje? Zeker, maar rond Sufjan Stevens hangt een merkwaardige sfeer. Hij en zijn begeleidingsband The Illinoise Makers gaan gekleed in uniform om de Amerikaanse staat Illinois, die ze vanavond bezingen, te promoten alsof het een baseball team is. Ze schudden met pom-poms, zwaaien met vlaggetjes en springen vrolijk op en neer als het publiek applaudisseert.

Zelden heb ik zo’n hechte band gezien als die van deze zes Illinoise Makers. Ze moedigen elkaar aan en lachen elkaar lief toe. Met hun simpele acrobatische kunsten en gebarentaal bij de liedjes charmeren ze hun gasten. Maar noise is niet wat ze maken, eerder veel plezier. Temidden van al dit gedartel steekt de ster van vanavond opvallend introvert af. Met een naar binnen gekeerde blik en op zijn tenen staand zingt hij de liedjes van het laatste album Illinois. Gezegend met een opvallend hoge, fluwelige stem verhaalt hij over de meest afwisselende onderwerpen zoals een reusachtige wesp, een jaarlijkse feestdag Casimir Pulaski Day, het kleine stadje Jacksonville, maar ook Chicago en een seriemoordenaar…

Banjo

~

Stevens heeft zich zelf de meest uiteenlopende muziekinstrumenten eigen gemaakt: strijkers, blazers, tokkelinstrumenten, toetsen, noem maar op. We zien hem vanavond vooral achter de piano of met akoestische gitaar, maar de meeste indruk maakt hij met zijn banjo. De rest van de bezetting is voornamelijk akoestisch en bepaald niet alledaags. Het specifieke geluid van het album Illinois hoor je hier terug bij de xylofoon, trompet en trombone. Het is misschien jammer dat hij de strijkers en de fluit thuis heeft laten liggen, maar met de piano neemt hij die partijen makkelijk voor zijn rekening. Zijn band is minstens zo muzikaal als de man zelf: per liedje wordt er van instrument gewisseld.

Je kunt je ook afvragen wie er in de band van wie speelt, want het voorprogramma van de show My Brightest Diamond, bestaat uit exact dezelfde mensen, inclusief Sufjan. Alleen is de muziek wel een tikkie anders. De stijl van zangeres Shara doet denken aan Jewel. Ze zingt de sterren van de hemel als de mensen Paradiso binnendruppelen. Later springen ze net zo gemakkelijk het podium weer op om de vrolijke club rond Sufjan te vormen. Alleen het nut van de verkleedpartijen tijdens de show komt niet echt over. Maar het leidt gelukkig niet al te zeer af van de prachtige liedjes. Tegen de verwachting in geeft hij het publiek een adembenemende tweede toegift. Solo zingt hij het nummer Romulus. Een mooie verstilde afsluiter na een lichtelijk verwarrende show vol onnavolgbaarheid, gespring, schoonheid en algehele schattigheid.

Theater / Achtergrond
special: Toonstra wint Groninger Studentencabaretfestival

Honger in Afrika een nieuwe rage?

Theo Maassen, Jochem Myer en Alkemade & Bloemen. Wie treedt er in hun voetsporen door het illustere Groninger Studenten Cabaret Festival op zijn naam te zetten? Het antwoord van de jury en het publiek is dit jaar de 26-jarige Anne Jan Toonstra uit Groningen. Ondervoorzitter en cabaretier Joep OnderdeLinden prees de student geneeskunde voor de wijze waarop hij het publiek “met alle mogelijke middelen een kijkje bood in de chronische storm in zijn hoofd”. De toeschouwers sloten zich daarbij aan, gezien de uitverkiezing van Toonstra als publiekslieveling. Daarmee troefde hij zijn medefinalisten Martijn Koning en het trio Borleffs, Logman en De Waard volledig af. Voor Koning restte slechts de persoonlijkheidsprijs: de juryprijs voor de deelnemer met de grootste kans op een cabaretcarrière.

Vorig jaar ging het cabaretduo Ozzy en Tom aan de haal met prijs. Maar toen waren er nogal wat klachten over de kwaliteit van de finalisten. Presentator Bert Visscher kondigt van te voren aan dat de bezetting dit jaar sterker is en dat we een spannende strijd mogen verwachten. Ook het publiek lijkt te rekenen op een leuke avond: het wemelt van de studenten en studentes, die vlak voor aanvang van de voorstelling wanhopig zoeken naar hun plaats en bij het vinden daarvan op zoek gaan naar lege plekken met een beter uitzicht. Studentikoos begint de finale van het Cabaret Festival dan ook een kwartier te laat, maar door de bekende snelheid van gastheer Bert Visscher is deze achterstand al snel weer ingehaald.

~

Aan elkaar gewaagd

Ook bij de finalisten is er geen gebrek aan snelheid. Flitsend vertolken ze hun programma, waarbij verder opvalt – ook voor de jury – dat ze erg gericht zijn op hun eigen leven en weinig naar buiten kijken. Het zijn aan elkaar gewaagde kandidaten, die – ook opvallend- dit keer weinig gebruik maken van muziek. Alleen winnaar Anne Jan Toonstra bespeelt virtuoos een piano, terwijl hij spot met de jazz-muziek en een cursus Hollandse liedjes voor moslims geeft. “Er is er één besneden, hoera, hoera” is één van de vertolkingen, waarmee Toonstra zijn kracht weet te etaleren.

Zijn show getiteld Hikikomori (naar een Japans fenomeen waarbij jongeren zich opsluiten op hun kamer) wisselt echter nogal van stemming en performance. Met zijn liedjes en het typetje van de rokende en zingende travestiet Joyce weet hij het publiek optimaal te overtuigen, met zijn kaboutersketch lukt dit totaal niet. Het verhaaltje weet niet te boeien en is bovendien door de stemvervorming niet te verstaan. Kortom, het is pappen en nathouden bij Toonstra. Regelmatig komt de tweevoudig winnaar van het Rotterdamse Cameretten (als onderdeel van het duo Anne Jan en Sofie) in hem naar boven, maar in het geheel komt zijn verhaal wat ongestructureerd over. Dat komt vooral door de snelle aaneenschakeling van al zijn gedachtekronkels, waarbij je je continu afvraagt wat de Groningse cabaretier hier nu mee wil zeggen. Alles irriteert hem, of het nu gaat om de honger in Afrika (“Is dat nu weer een rage daar of zo? Een hele tijd hoor je niets en nu ineens weer wel.”) of om televisieprogramma’s waar je jezelf of auto om kan laten bouwen. Maar wat hij daarmee nu precies duidelijk wil maken blijft de vraag.

Rust

~

Na de van de hak op de tak springende Toonstra is de show Over de top van Martijn Koning een oase van rust. Daarnaast valt op dat hij als enige van de finalisten geen gebruik maakt van decorstukken. De rechtenstudent, die als standupper eerder op de Uitmarkt en Lowlands stond, heeft meer dan genoeg aan zijn stem. Toch duurt het even voordat hij het publiek weet te boeien met zijn verhaal over zijn studie- en werkleven. De essentie van dit verhaal is al snel duidelijk – namelijk dat hij nergens in geslaagd is – en daardoor vermindert de nieuwsgierigheid naar de rest van zijn voorstelling al snel. Maar met actuele en gewaagde grappen over onder meer de jongen die van de Martinitoren werd geduwd of het meisje dat in Leeuwarden tot twee keer toe in brand werd gestoken, laat hij werkelijk zien wat hij in zijn mars heeft. “Een vriend tegen de brandstichter: wat hoor ik nu, is het uit?” De potentie is bij Koning zeker aanwezig, maar in zijn voorstelling Over de top durft hij zich te weinig daadwerkelijk te laten gaan, of zijn potentiële engagement aan het publiek op te leggen. Het is teveel naar binnen gericht, of zoals de jury het verwoordt “te veel staren naar de navel.”

~

Het is opnieuw een grote sprong naar de derde finalist van deze avond: het Utrechtse trio Borleffs, Logman en De Waard. Met hun zeer fysieke vertolking van het studentenleven doen ze qua beeldvorming en tomeloze energie even denken aan The Ashton Brothers. Maar de kern van de voorstelling is toch meer gebaseerd op de Lullo’s van Jiskefet. In de voorstelling Laag wordt het standaard beeld van een mannelijke student treffend neergezet: zittend op een bank met een flesje bier kijkend naar een pornofilm. Voor serieuze gesprekken is geen plek; wel voor grappige spelletjes. De magistrale verbeelding van het computerspel Super Mario springt daarbij het meest in het oog. Het zou dan ook zeker niet onterecht zijn als het Utrechtse trio er met de prijzen vandoor was gegaan op het Groningse cabaretfestival. Ware het niet, dat de jury het optreden (in vergelijking met die in de halve finale) te slordig vond, en bovendien kun je stellen dat het trio wel erg dicht is blijven hangen bij het studentikoze bestaan.

Lange weg te gaan

Na ruim drie uur vermaak kun je concluderen dat de drie finalisten enigszins de hoop mogen hebben dat ze zich ooit in het rijtje van hun illustere voorgangers zullen scharen. Toonstra is vanwege zijn originaliteit, geloofwaardigheid en vooral ook muzikale capaciteiten misschien wel de meest kansrijke en daarom de terechte winnaar van het cabaretfestival. Maar dat alle finalisten nog een lange weg te gaan hebben wordt duidelijk als het cabaretduo Van Houts en De Ket het podium voor een gastoptreden betreedt. Met het aan de actualiteit refererende nummer Giro 666 steken ze de draak met de actie voor Pakistan. Om nog maar te zwijgen over de prachtige dialoog tussen God, de dood en de Heilige Geest of hun verbeelding van porno-idols. Van Houts en De Ket geven zich bloot; iets wat niet van de finalisten op deze cabaretavond gezegd mag worden. Maar goed, ze zijn net begonnen…

Meer informatie over het Groninger Studenten Cabaret festival vind je hier En mocht je nieuwsgierig zijn geworden naar de genoemde cabaretiers: de winnaars gaan een tournee maken langs de theaters in Amsterdam, Rotterdam en Den Haag.

Kunst / Achtergrond
special: Modernisme en historisme in de hedendaagse vormgeving

Utrecht Manifest

Of ik een los papiertje bij me heb, vraagt de dame achter de balie in de Pastoe meubelfabriek. Als eerste heb ik een visitekaartje bij de hand, maar het had net zo goed een boodschappenlijstje of treinkaartje kunnen zijn. Met een tang wordt mijn visitekaartje ‘geknipt’ en staat het logo van Utrecht Manifest in het papier geprent. Dit slimme en milieuvriendelijke idee voor het entreeticket zet de toon voor Utrecht Manifest, de biënnale voor vormgeving en maatschappij. Vol verwachting wandel ik de voormalige fabriekshal binnen waar de tentoonstellingen Now & Again, Choice, en een overzicht van het werk van Maarten van Severen te zien zijn.

Tijdens het weekend van 22/23 oktober heeft Eindhoven, waar enkele weken geleden de Dutch Design Week werd georganiseerd, het stokje van de ‘vormgevingsestafette’ doorgegeven aan Utrecht. Tien dagen lang staat vormgeving centraal in de Domstad. Initiatiefnemers zijn het Centraal Museum en meubelfabriek Pastoe. Op deze locaties vinden de exposities plaats. Utrecht Manifest onderscheidt zich van andere designmanifestaties door een bedachtzame, reflectieve benadering. Een uitgebreid programma lezingen en symposia is georganiseerd ter verdieping. Vraagstukken die tijdens Utrecht Manifest aan bod komen, zijn onder meer: Wat kan vormgeving in de meest brede zin van het woord in onze huidige samenleving betekenen? En: Is het modernisme nog steeds dé grote inspiratiebron voor vormgevers?

Kale peertjes

~

Met een retrospectieve tentoonstelling wordt de Gentse meubelontwerper en interieurarchitect Maarten van Severen (1957-2005) geëerd. Onder het schijnsel van kale peertjes – naar ontwerp van Van Severen – worden tal van meubels, lampen, bestekonderdelen, prototypes, ontwerpschetsen en maquettes van gebouwen en interieurs, foto’s van zijn hand, en een kort filmisch portret getoond. De meubels van Van Severen worden geroemd om de minimalistische vormgeving en het ‘zen-gehalte’. De ontwerpen weerspiegelen Van Severens opvoeding in de jaren zestig en zeventig te midden van de conceptuele en minimalistische kunst. Net als bij de Utrechtse meubelmaker en architect Gerrit Rietveld (1888-1964) is het werk van Maarten van Severen een zoektocht naar de essentie. Rietveld bracht met zijn rood-blauwe leunstoel, opgebouwd uit vijftien latjes en twee planken, de pluche fauteuil terug tot de basis. Echt comfortabel zat de rood-blauwe stoel niet, maar zitten was dan ook een werkwoord, aldus Rietveld. Ook Rietveld ontwierp in het Rietveld-Schröderhuis (1924) al lampen van kale peertjes. In de meubels van Van Severen gaan eenvoud en comfort meer hand in hand, zoals bijvoorbeeld in de chaises longues (lounge chair, 1994-1996) of de lage stoelen geplooid uit één plaat aluminium of kunststof. Jammer dat je ze niet mag uitproberen!

Van Severen heeft regelmatig samengewerkt met architect Rem Koolhaas en diens bureau OMA, onder meer aan de stadsbibliotheek van Seattle, die 36 kilometer boeken omvat. De laatste en tevens grootste opdracht van Van Severen in Nederland was het ontwerpen van de entree, informatie- en ticketbalies, bibliotheek, boekwinkel, educatieve ruimte, auditorium en restaurant van het nieuwe Van Abbe Museum in Eindhoven. Functionalistische ontwerpen die het museum kleur geven.

Now & Again

De ontwerpen van Van Severen oogsten nog steeds lof. Het is dan ook nog niet lang geleden dat Nederland in de ban was van de ontwerpen van Gispen, Pastoe en andere modernistische vormgeving. Maar in de woonbladen lijkt juist geschiedenis de laatste trend te zijn. In de tentoonstelling Now & Again wordt onderzocht hoe modernisme en historisme zich tot elkaar verhouden. Voor Jurgen Bey is ontwerpen gelijk aan her-zien, zo blijkt uit zijn Kokon Family Chair (1999). Niets hoeft nieuw te worden gemaakt, want als je goed om je heen kijkt, is het er al. Bey bekleedde historisch meubilair met pvc, en verzilverde bloemetjesservies uit grootmoeders tijd (Broken Family, 1999).

Heatwave van Joris Laarman
Heatwave van Joris Laarman

Ontwerper Joris Laarman viel enkele jaren geleden – en nog steeds – op met zijn krullerige betonnen Heatwave, omdat deze zo schaamteloos verwijst naar het verleden; naar de gedecoreerde gietijzeren radiatoren van de 19e eeuw om precies te zijn. In zijn radiator vallen ornament en functie perfect samen. Hij geeft hiermee een nieuwe betekenis aan het begrip functionaliteit.

Extreme make-over


Het werk van de Utrechtse meubelmaker en architect Gerrit Rietveld mag op Utrecht Manifest niet ontbreken. Zo is er een tour uitgezet langs gebouwen van Rietveld in de provincie Utrecht. Het meest bekend is het Rietveld-Schröderhuis, dat Rietveld in opdracht van – en in samenwerking met Truus Schröder ontwierp. In het Centraal museum kun je Rietvelds bekendste huis bezichtigen met behulp van een digitale rondleiding. Je kunt kiezen uit verschillende gidsen: onder meer conservator Ida van Zijl, restauratie-architect Bertus Mulder, een buurtbewoner, architect Ben van Berkel of ontwerper Jurgen Bey. Ze laten je delen in hun persoonlijke herinneringen en in fraai historisch beeldmateriaal. Deze tour is vanaf half november ook te volgen via de website van het Rietveld-Schröderhuis. De virtuele tour haalt het natuurlijk niet bij het daadwerkelijk ervaren van licht, ruimte en flexibiliteit, maar de nieuwe website biedt een leuke kennismaking met het beroemde pand.

Fotografie: TV
Fotografie: TV

Behalve dit ‘online’ Schröderhuis is er ook aandacht voor een ander project van Rietveld. Eind jaren vijftig ontwierp hij sociale woningbouw in de Utrechtse wijk Hoograven. Voor die tijd waren deze eengezinswoningen ongetwijfeld goed doordacht en voorzien van een flexibele plattegrond. Anno 2005 doen de woningen echter nogal gedateerd aan. De woningen worden momenteel gerenoveerd “met respect voor het modernistische gedachtengoed”. Tijdens de renovatie grijpt Utrecht Manifest de kans om een woning aan de Robijnlaan 10 (1957-1960) aan een ‘extreme make-over’ te onderwerpen. De metamorfose is verzorgd door styliste Marjo Kranendonk en zou aansluiten op de huidige interesse voor historische stijlen als barok, biedermeijer, rococo, romantiek en ook voor de kleur zwart. Het resultaat is een huis, zó verschrikkelijk zwart, dat het op geen enkele manier meer verwijst naar het modernisme of naar vormgevingstradities, maar dat vooral doet denken aan een spookhuis op de kermis of een filmdecor voor de Adams Family. Gelukkig is in het Centraal Museum de combinatie van Rietveld-meubels uit de vaste collectie en de stoelen van de Braziliaanse ontwerpers Humberto en Fernando Campana een geslaagder experiment.

Een tweede jeugd voor De Uithof


In de wonderschone Agnietenkapel van het Centraal Museum is een presentatie ingericht over universiteitscampus De Uithof. In de jaren negentig prees ik mezelf als student letteren – samen met de rechtenstudenten – zeer gelukkig. Ik had college in prachtige monumentale panden in de binnenstad en kon daarna rechtstreeks het naburige café induiken. Alleen voor een hertentamen of een formaliteit bij het bestuursgebouw verzamelde ik al mijn moed en begaf ik me op de fiets richting De Uithof: een grauwe buitenwijk in de Hollandse Waterliniepolder vol betonnen sick buildings van de Universiteit Utrecht uit de jaren zestig.

Eind jaren negentig begon hier tot mijn verrassing verandering in te komen. Gebouwen vol licht, ruimte en verbeeldingskracht verrezen aan de Heidelberglaan. Ineens leek de zon hier vaker te schijnen, en ook het omringende polderlandschap en de hortus botanicus straalden meer schoonheid uit. Er opende zelfs een kroegje. Onder Aryan Sikkema, bouwmeester van de Universiteit Utrecht van 1984-2005, onderging De Uithof een geweldige metamorfose. Samen met ondermeer OMA, Rem Koolhaas, Neutelings – Riedijk, Erick Egeraat, Mecanoo en Wiel Arets is Sikkema erin geslaagd om op De Uithof ratio en poëzie te verenigen.

Voor Utrecht Manifest stelde Sikkema onder de titel Waanwijsheid van de geplande stad een speciale krant en een gelijknamige tentoonstelling samen waarin hij voorbeelden toont en zijn inspiratiebronnen bespreekt, waaronder Gerrit Rietveld, Aldo van Eyck en Rem Koolhaas. Over Rietveld zei Sikkema: “Naar mijn mening is Rietveld de meest ontroerende Nederlandse architect van de twintigste eeuw. Zijn oprechte zoektocht naar een nog onbekende, nieuwe, betere wereld en de overtuiging dat die ook werkelijk te vinden zou zijn, heeft geleid tot een aantal aangrijpende gebouwen.” Op de expositie laten foto’s en video’s van de ’tweede jeugd’ van De Uithof zien hoe vormgeving het leven kan verrijken.

Op naar 2007

De eerste editie van Utrecht Manifest lijkt erin geslaagd om de maatschappelijke rol die vormgeving kan spelen zichtbaar te maken en te stimuleren. We kijken uit naar de editie van 2007.

Muziek / Album

Gladgestreken eigenzinnigheid

recensie: Fiona Apple - Extraordinary Machine

Tussen de release van de vorige cd van Fiona Apple en haar nieuwste cd Extraordinary Machine zit maar liefst zes jaar. De oorzaak daarvan ligt bij onenigheid met de platenmaatschappij, waardoor eerdere versies werden afgekeurd. Nu is de plaat eindelijk op de markt en hij is zeker de moeite waard.

~

Over de hele wereld werden maar liefst zes miljoen exemplaren van de twee eerdere platen Tidal en When the pawn… verkocht, maar in ons land kreeg de 28-jarige singer-songwriter maar weinig voet aan de grond. Het Nederlandse publiek staart zich een beetje dood op Tori Amos. Toch is Fiona Apple zeker zo interessant en eigenzinnig als deze artieste, die vrijwel met dezelfde ingrediënten werkt: vrij uitgeklede songs met piano. Het grootste verschil tussen deze twee is dat Fiona Apple vooral het lage register van de piano gebruikt en dat op een vrij staccato manier. Dit geeft de nummers, samen met de bijzonder warme stem van de zangeres, een heel eigen karakter.

Bijzondere productie

Deze nieuwe plaat van Apple is een voortzetting van het eerdere werk, maar wordt gekenmerkt door een bijzondere productie. Die is namelijk verzorgd door Mike Elizondo, die eerder ook werk van Eminem, Dr. Dre en 50 Cent produceerde. Dat is goed terug te horen in de beat van een aantal nummers, die ook in een hiphop- of r&b-nummer zouden passen. Maar dat wil niet zeggen dat Apple zich overgeeft aan de commercie: haar inbreng is veel sterker dan die van de producer, waardoor de eigenheid behouden blijft.

Klassieke instrumenten en eigentijdse beats

Het openings- en titelnummer heeft geen piano als begeleiding, maar een pizzicato strijkkwartet (dat aan de snaren van de instrumenten plukt), een hoorn en een marimba. Dat geeft, samen met de afwijkende zanglijn, een heel bijzonder effect en de toon van de plaat is er mee gezet. Veel nummers worden naast een ‘normale’ band in meerdere of mindere mate orkestraal begeleid. De eerste single O’Sailor heeft een aanstekelijk refrein met maar een heel klein beetje, maar erg effectieve koorzang aan het eind. Dat nummer is representatief voor de hele cd, die stuk voor stuk goede nummers kent, zoals Oh Well – dat wat weg heeft van Tori Amos’ Cornflake Girl. De beats van producer Elizondo zijn duidelijk terug te vinden in Tymps (the sick in the head song) – dat zomaar een hitsingle kan worden – en in Window. Toch is het eerder Apples stempel, niet Elizondo’s, dat het album domineert.

Extraordinary Machine is een album met een rijke sound, met als enige mogelijke kritiekpunt dat hij soms wat gladjes is afgeproduceerd. Als het dat is, dat de liefhebbers van Tori Amos tegenhoudt om Fiona Apple te accepteren, zou ik mij er overheen zetten. De songs van Fiona Apple zijn interessant om naar te luisteren en de fluweelzachte stem van deze zangeres steekt prachtig af tegen haar ruige pianospel.

Boeken / Fictie

Ook in boekvorm versplinterd

recensie: Fort Europa. Hooglied van de versplintering

.

Lanoye schreef het verhaal voor de afscheidsvoorstelling van regisseur Johan Simons bij toneelgroep ZTHollandia. Dat leidde tot een mooie en intrigerende voorstelling, waarbij de tekst naar mijn smaak wel wat tegenviel: “Theater moet volgens Simons aanzetten tot denken. Lanoye heeft die pretentie wel, maar de diepgang ontbreekt.” In boekvorm blijkt het anders: de ondertitel blijft misschien meer beloven dan Lanoye waarmaakt, maar de zeven monologen passen binnen twee kaften beter bij elkaar dan op het toneel.

Vaderland en moedertaal

~

Fort Europa biedt zeven persoonlijke verhalen, verteld in monologen die doorgaans weinig met elkaar te maken hebben. Alleen de drie bejaarde hoeren die het boek afsluiten lijken het samen te doen. Maar ook bij hen blijven de klaagzangen steken in elkaar afwisselende en langs elkaar heen gaande monologen. Wat alle actoren in ieder geval gemeen hebben is een afkeer van het huidige Europa. Een Belgische soldaat vertelt over de verkrachting van zijn land in het verleden, een stamcelbiologe zoekt in steeds weer andere continenten naar de vrijheid waar Europa volgens haar voor staat, een ondernemer trekt gedesillusioneerd naar Zuid-Amerika. Een chassidische jood verwoordt het gevoel dat alle personages wel op de één of andere manier hebben: Europa is geen stuk land, maar een state of mind.

Gehechtheid aan grond, dat is geen waarheid. De mens hangt niet vast aan grond. Een boom, die hangt vast aan de grond. Een cactus, die hangt vast aan zijn bodem. De mens niet. De mens moet bewegen. En de mens moet studeren. Ons vaderland zit in ons hoofd. Het vaderland van de mens. Dat is zijn geest.

Het vaderland van de mens, dat is zijn taal.

Ons echte vaderland is onze moedertaal.

En die hangt nooit vast aan de grond.

Egoïstische Europeaan

De ware Europeaan is voor Lanoye vrijheidslievend en vooruitstrevend. Teleurgesteld in het stuk land tussen Noordzee een Bosporus trekt hij naar andere gebieden. Shanghai lijkt een goede optie; daar kan alles, daar is nog vrijheid. Maar tegelijkertijd is die Europeaan ook egoïstisch en voelt hij zich niet geremd door enige vorm van ethiek. De problemen van de zeven personages zijn invoelbaar en geloofwaardig. De drang om te vertrekken is eveneens te begrijpen, maar al de personages hebben ook ernstig last van arrogantie – uitmondend in nog vervelender trekjes.

Op subtiele wijze ontmaskert Lanoye zo de arrogante Europeaan. De onvrede die hij beschrijft is helder en herkenbaar, de drang naar een beter Europa – of zoals Lanoye dat noemt het ware Europa – is begrijpelijk, maar de oplossing die in het vertrek wordt gezocht is op zijn minst onwenselijk. De personages die Lanoye opvoert kennen geen sociale gevoelens en leven alleen voor hun eigen idealen: de chassidim troggelde in de oorlog geld af van mede-joden voor een dode mus, de ondernemer ziet alleen maar de positieve kanten van het kapitalisme, de stamcelbiologe heeft slechts oog voor haar Nieuwe Mens en waardeert alle ethische en morele bezwaren als achterhaald. Verblind door eigenbelang trekken ze nu weg uit Europa, op zoek naar de vrijheden die Azië en Zuid-Amerika bieden.