Boeken / Fictie

Ook in boekvorm versplinterd

recensie: Fort Europa. Hooglied van de versplintering

.

Lanoye schreef het verhaal voor de afscheidsvoorstelling van regisseur Johan Simons bij toneelgroep ZTHollandia. Dat leidde tot een mooie en intrigerende voorstelling, waarbij de tekst naar mijn smaak wel wat tegenviel: “Theater moet volgens Simons aanzetten tot denken. Lanoye heeft die pretentie wel, maar de diepgang ontbreekt.” In boekvorm blijkt het anders: de ondertitel blijft misschien meer beloven dan Lanoye waarmaakt, maar de zeven monologen passen binnen twee kaften beter bij elkaar dan op het toneel.

Vaderland en moedertaal

~

Fort Europa biedt zeven persoonlijke verhalen, verteld in monologen die doorgaans weinig met elkaar te maken hebben. Alleen de drie bejaarde hoeren die het boek afsluiten lijken het samen te doen. Maar ook bij hen blijven de klaagzangen steken in elkaar afwisselende en langs elkaar heen gaande monologen. Wat alle actoren in ieder geval gemeen hebben is een afkeer van het huidige Europa. Een Belgische soldaat vertelt over de verkrachting van zijn land in het verleden, een stamcelbiologe zoekt in steeds weer andere continenten naar de vrijheid waar Europa volgens haar voor staat, een ondernemer trekt gedesillusioneerd naar Zuid-Amerika. Een chassidische jood verwoordt het gevoel dat alle personages wel op de één of andere manier hebben: Europa is geen stuk land, maar een state of mind.

Gehechtheid aan grond, dat is geen waarheid. De mens hangt niet vast aan grond. Een boom, die hangt vast aan de grond. Een cactus, die hangt vast aan zijn bodem. De mens niet. De mens moet bewegen. En de mens moet studeren. Ons vaderland zit in ons hoofd. Het vaderland van de mens. Dat is zijn geest.

Het vaderland van de mens, dat is zijn taal.

Ons echte vaderland is onze moedertaal.

En die hangt nooit vast aan de grond.

Egoïstische Europeaan

De ware Europeaan is voor Lanoye vrijheidslievend en vooruitstrevend. Teleurgesteld in het stuk land tussen Noordzee een Bosporus trekt hij naar andere gebieden. Shanghai lijkt een goede optie; daar kan alles, daar is nog vrijheid. Maar tegelijkertijd is die Europeaan ook egoïstisch en voelt hij zich niet geremd door enige vorm van ethiek. De problemen van de zeven personages zijn invoelbaar en geloofwaardig. De drang om te vertrekken is eveneens te begrijpen, maar al de personages hebben ook ernstig last van arrogantie – uitmondend in nog vervelender trekjes.

Op subtiele wijze ontmaskert Lanoye zo de arrogante Europeaan. De onvrede die hij beschrijft is helder en herkenbaar, de drang naar een beter Europa – of zoals Lanoye dat noemt het ware Europa – is begrijpelijk, maar de oplossing die in het vertrek wordt gezocht is op zijn minst onwenselijk. De personages die Lanoye opvoert kennen geen sociale gevoelens en leven alleen voor hun eigen idealen: de chassidim troggelde in de oorlog geld af van mede-joden voor een dode mus, de ondernemer ziet alleen maar de positieve kanten van het kapitalisme, de stamcelbiologe heeft slechts oog voor haar Nieuwe Mens en waardeert alle ethische en morele bezwaren als achterhaald. Verblind door eigenbelang trekken ze nu weg uit Europa, op zoek naar de vrijheden die Azië en Zuid-Amerika bieden.