Boeken

All time favourite

recensie: Teen Movies

De jeugd van tegenwoordig denkt bij een tienerfilm aan American Pie. Wie een beetje ouder is kan zich The Breakfast Club nog herinneren. De veertigers hadden George Lucas’ American Graffiti en Grease, en wie nog ouder is groeide op met James Dean.

Het is bijzonder interessant om een boek te lezen over de ontwikkeling van een filmgenre dat iedere generatie opnieuw zo’n groot publiek aanspreekt. Voor een puber (en evenzeer voor nostalgische volwassenen) is een tienerfilm immers het medium bij uitstek voor identificatie, uitlaatkleppen, projecties, fantasieën, begeertes en angsten. Teen Movies is deel 28 uit Short Cuts, een nieuwe serie inleidende filmstudieboeken. Daarom is het boek noodzakelijk beknopt (het beslaat bovendien uitsluitend Amerikaanse films) en beperkt het zich tot de basale ontwikkeling van dit genre en de meest wezenlijke thematiek die je in deze films vindt.

Scène uit 'Scream'
Scène uit ‘Scream’

Over tienerfilms is al veel geschreven, en Shary baseert zich vooral wat betreft de oudste films voor een deel op de bestaande literatuur (voornamelijk op Thomas Doherty’s Teenagers and Teenpics). Teen Movies is echter waardevol omdat het een compacte en overzichtelijke inleiding is tot het genre, en het meest omdat de heropleving van het genre van de laatste tien jaar (vooral in horrorfilms – denk aan Scream) erin opgenomen is. Shary beschrijft de geschiedenis strikt lineair en verdeelt hem in vijf perioden, waardoor het een handig en goed leesbaar overzicht biedt.

Collectief geheugen

Met een gezaghebbende blik voert Shary de lezer langs de belangrijkste ontwikkelingen: de nadruk op ongehoorzame en criminele tieners in de jeugdfilms van de jaren ’30 en ’40, de ontdekking van het tienerpubliek, de rebellerende tieners van de jaren ’60 en ’70, het gouden tienerfilmtijdperk van de jaren ’80 (de John Hughes-films en de introductie van seks), en de turbulente jaren ’90. In die periode keert seksualiteit expliciet, maar op een andere manier, terug (homoseksualiteit wordt nu pas voor het eerst voorzichtig gebruikt), ontwikkelen zwarte filmmakers een eigen genre, worden de meisjes zelfstandiger en de films brutaler en sarcastischer. Een behoorlijk uiteenlopend aantal films wordt kort behandeld. Meer diepgaande analyses biedt Shary van de films die in het collectieve geheugen van de respectievelijke generaties liggen: onder andere Rebel without a Cause, The Breakfast Club (de ultieme genrefilm), en American Pie.

Beperkt

Scène uit: 'The Breakfast Club'
Scène uit: ‘The Breakfast Club’

Maar wat is een tienerfilm? Shary geeft vreemd genoeg nergens een definitie van de term. De implicaties van het bestaan van het genre als zodanig en de commerciële en artistieke effecten daarvan blijven dan ook onbelicht. En waarom behandelt hij naast duidelijke tienergenrefilms ook een film als Freeway? Zit er niet in de meeste films een tiener? Waarom lenen de scholieren van American Beauty zich niet voor een analyse en Reese Witherspoon’s karakter in die thriller-voor-volwassenen wel? Op het verwerken van de meest rudimentaire tijdgeestpsychologie na, contextualiseert de auteur weinig. Zo blijft de invloed van tv-series, toch het populairste tienermedium, geheel buiten beschouwing. Jammer, maar gezien de beperktheid van deze studie begrijpelijk. Storend zijn zulke onduidelijkheden en gebreken niet, want het boek levert wat er van verwacht wordt: een basale maar nagenoeg complete chronologische geschiedenis. Slechts een paar essentiële (want populaire) tienerfilms die de auteur negeert komen in gedachten: Richard Linklater’s Dazed and Confused, The Goonies en Stand By Me bijvoorbeeld.

Moralist

Maar is Shary (een Amerikaanse professor in mediastudies) wel een betrouwbare commentator? Hij doet Gus van Sant’s Elephant af als vapid, maar vergeet misschien dat het gebrek aan psychologie in die film ook een interessant gegeven is in de geschiedenis van scholierenfilms. Misschien komt het omdat de auteur stiekem een moralist is, zoals hij in zijn zogenaamde conclusie verraadt:

we need to encourage the production of movies that make teens feel good about themselves and their abilities in a progressive way.

Een nobele aanmaning, die in een boek als dit echter niet thuishoort. Gelukkig staat deze visie de objectiviteit van zijn studie niet in de weg in de rest van zijn boek, dat grotendeels nuchter en beschrijvend blijft.

Fouten

Wat betreft de technische kant is het boekje van wisselende kwaliteit. Het is op prettig formaat gedrukt en overzichtelijk gezet. Daarnaast bevat het een waardevolle literatuurlijst, en het fotomateriaal is van acceptabele kwaliteit en goed over de pagina’s verspreid. Formele fouten komen helaas te veel voor. De index is bij een academisch boek van wezenlijk belang; bij een paar steekproeven blijkt dat die van Teen Movies een aanfluiting is. Voorbeelden: de paginaverwijzing naar Disturbing Behavior klopt niet; veel wezenlijke, in het boek wel genoemde films en acteurs ontbreken in hun geheel (River’s Edge, Less than Zero, My Own Private Idaho, Kevin Bacon, Tom Cruise). Minder ernstige maar even opvallende slordigheden komen voor in de vorm van bijvoorbeeld ontbrekende witregels en een verkeerde spelling van Ferris Bueller.

Muziek / Achtergrond
special: What else is new?

London Calling

Een Paradiso vol pophipsters, fans van Britse muziek, Britten, groupies, journalisten en muzikanten. Dat was de sfeer die er het afgelopen weekend hing tijdens het halfjaarlijkse London Calling festival. Een opgewonden sfeertje van over elkaar heen bieden welke band het helemaal gaat worden. Altijd spannend welke shows gaan uitverkopen in het komende jaar en dat jij dan kan zeggen dat je erbij was toen ze nog in de kleine zaal op London Calling speelden. 8WEEKLY was er ook bij en weet het fijne er van. Het enige wat je nu nog hoeft te doen is dit verslag lezen en voilá, je kunt je vrienden gemakkelijk overbluffen.

Battle
Battle

Hoe zullen we London Calling november ’05 samenvatten? Spannend en up-tempo. Minder punk dan de vorige editie, meer aandacht voor niet-gitaarbandjes. Al was er op deze editie nog altijd met geen mogelijkheid te ontkomen aan de gitaardictatuur. Veel hoogtepunten, maar niet zo extreem als de vorige editie (Kaiser Chiefs!). Ook veel dieptepunten. Het goede of het slechte nieuws eerst? De dieptepunten dan maar. Op het absolute nulpunt vinden we Field Music. Saaie uitstraling en brave, lichtelijk stuurloze muziek. Geen woorden aan vuil maken. Dan is er een grote middenmoot aan bands die op zichzelf wel goed zijn, maar je het gevoel geven dat je dit al vaker hebt gehoord en beter. Een aantal bands ondervindt hier veel last van zoals Battle, Dogs en The Race. Van deze is Dogs wel de meest veelbelovende. Gewoon goede gitaarrock en veel enthousiasme in de grote zaal. Niks mis mee, maar jammer genoeg niet zo gedenkwaardig vanwege het grote aanbod van andere goede Britse bands.

The Zutons vallen door de mand

Amusement Parks on Fire vervolgens is een twijfelgeval. Deze jonge band is door velen getipt als de nieuwe sensatie in postrock. Ze doen het in de grote zaal inderdaad behoorlijk goed. Mooie geluidsmuren, gepijnigde zang, professioneel goede emo. Het probleem bij deze band is alleen, dat we dit in Nederland al in overvloed hebben en wel op het Zabel label. Amusement Parks on Fire is een winnaar. Van de Grote Prijs van Nederland welteverstaan. Dan hebben we nog een kleine categorie tegenvallende bekenden. The Zutons bijvoorbeeld, zijn inmiddels geen onbekenden meer in Nederland en hebben met een sterk popliedje als Pressure een goede troefkaart in handen – ook de gigantische backdrop met dreigende monsters er op afgebeeld doet veel beloven. Schijn bedriegt, The Zutons vallen lichtelijk door de mand, maar in de zaal is het springen en dansen in de voorlinies.

The Zutons
The Zutons

Een andere tegenvallende bekende is ook Brakes met hun tegendraadse New wave. Staccato liedjes als All night Disco Party zijn onnavolgbaar en briljant. Maar met een paar countrynummers doen ze dit uitblinken totaal teniet en ze verbruien het helemaal als ze een meezingende fan bij de act betrekken. Zonde, want als ze deze misstappen niet hadden gezet, hadden de Brakes tot de hoogtepunten van het festival kunnen behoren.

Strategie

Ook de in Amsterdam wonende Britten van Miss Antarctica zit het niet echt mee. Met net een nieuwe plaat uit is optreden op dit festival een strategische zet. Ze hebben een berg dure instrumenten en andere apparatuur meegesleept en het podium lijkt dan ook te klein voor ze. Het festivalpubliek was al flink uitgedund vanwege het late tijdstip, maar gedurende het optreden zal het nog verder leeglopen. Mensen hebben zin om te dansen, maar deze band heeft alleen maar imposante gitaarmuren te bieden en dat vergt voor sommige mensen te veel van hun geduld. De getergde voorman is ook geen stralend voorbeeld van charisma, daar kan zelfs een felrode

Queen Adreena
Queen Adreena

westernblouse geen verandering in brengen. Een troostprijs. Laatste dieptepunt: Queen Adreena. Goede stonerrock, foute uitstraling. De junkielook is gewoon niet meer zo hip anno 2005. Werkelijk alles is eng aan deze band. De zangeres heeft een geweldige rockstrot, maar een lichaam als een gratenpakhuis, wat ze dan ook graag aan de mensen onthult. Behekst, evenals de rest van die band. Brrrr.

En dan nu het goede nieuws! Dat was op dit festival gek genoeg vooral in de kleine zaal te vinden. Allereerst, de aanmoedigingsprijs gaat naar The Research. Een minimalistische bezetting: een drumster, een bassiste en een zanger met een goedkoop klein keyboard op zijn schoot. Het zijn niet bepaald nachtegaaltjes, dit trio en de instrumenten worden ook niet echt virtuoos bespeeld. Toch is het allerminst knullig. Deze onhippe mensen klinken lekker nieuw en fris en de mooie liedjes met samenzang zijn oprecht.

White Rose Movement
White Rose Movement

Duimen in de lucht. White Rose Movement mag er ook wezen in de grote zaal. Onvervalste powerpop! Deze strakke band refereert vooral naar andere ‘bands van het moment’ zoals The Robocop Kraus. Dat niveau wordt net niet gehaald, maar ze hebben wel een overdonderende uitstraling en daarmee pakken ze de zaal volledig in.

X-factor

Britse bands staan bekend om hun goede looks, maar op dit festival valt dat merkwaardig genoeg bij de meeste bands nogal tegen. En zo gaat de London Calling schoonheidsprijs al snel naar Duels. Mooie pakken, mooie jongens, mooi meisje op toetsen. Zo zou het moeten zijn. Maar wat is een mooie band zonder geweldige muziek:

Guillemots
Guillemots

urgente pop met duidelijke richting en leuke, goed verstaanbare teksten. Een genot om te zien. Dat laatste gaat ook op voor de band met het meeste lef: Guillemots. Van achter uit de volgepakte zaal banen een stel hippies zich een weg naar het podium als in een vrolijke optocht om ons prachtige indiepop te brengen. Sterker nog, dit zijn de nieuwe Shins. Net zo vrolijk, melodieus en gedreven en op contrabas het mooiste meisje dat je ooit gezien hebt. De aandacht houden ze helaas niet onvoorwaardelijk vast, dankzij de gewaagde keuze om meer dan de helft van de set met ballads te vullen. Maar ondanks dat is hier toch een band die er behoorlijk positief uitspringt.

Gillend

De prijs voor de beste harde muziek gaat net aan de neus van de Test Icicles voorbij. Hoewel ze best strakke hardcore maken, compleet met een bijdehante punkattitude is Forward Russia ze voor. Zij overtuigen meer dan honderd procent. Ze klinken als een drie keer dolgedraaide Bloc Party. Met gillende stemmen en gitaren stuiteren ze hyper over het podium. Ja, deze band heeft de x-factor en we gaan ze zeker terugzien op andere podia volgend jaar.

Kiddy-disco-punk

Kid Carpet
Kid Carpet

De grappigste en creatiefste act van het festival is ongetwijfeld Kid Carpet. Om zijn muziek te omschrijven gebruikt hij zelf de termen shit-hop, kiddie-disco-punk en rubbish music. Dat dekt de lading aardig, maar let wel: dit is geweldig. De man maakt solomuziek enkel met een drumcomputer en aan elkaar geplakte samples uit kinderspeelgoed en primitieve casiootjes. Hij heeft er een hele studie van gemaakt. Met liedjes over werkloosheid, plastic tasjes en een cover van Van Halens Jump heeft Kid Carpet de lachers op zijn hand. Een vijfjarige etterbak in het lijf van een volwassen Brit met een verlopen kop. Je moet er maar op komen. Maar als je denkt dat knippen en plakken met kinderspeelgoed knap is, dan valt je mond helemaal ver open bij de punkfunkers van Clor. De laatste tijd wordt veel punkfunk muziek omschreven als ‘hoekig’. Waarom is niet altijd even duidelijk. Maar als er één band is die die omschrijving verdient is het wel Clor. Hun muziek zit zo onnavolgbaar knap in elkaar dat je al gauw de weg kwijtraakt van alle scherpe bochten en ritmewisselingen. De spannende en complexe arrangementen worden met de zelfverzekerdheid gebracht alsof ze het Lowlands-optreden volgend jaar al in de zak hebben zitten. En terecht. Aan het einde van dag twee kan er ten slotte nog gedanst worden tot diep in de nacht bij de dansbare gitaren van Chikinki en de sexy punkfunk van The Infadels. Totdat je erbij neervalt.

Film / Films

Verboden vruchten

recensie: I Spit on Your Grave

In 1978 werd de wereld opgeschrikt door (zogenaamd) de gruwelijkste film aller tijden. Debutant Meir Zarchi had naar eigen zeggen van Day of the Woman (zoals de film oorspronkelijk heten moest) een integere film over de gruwelen van verkrachting willen maken, maar I Spit on Your Grave werd gelanceerd als een rape & revenge rolprent voor de destijds florerende exploitation-markt. Zoals de genreaanduiding reeds doet vermoeden, is de film opgehangen aan twee handelingen: de tamelijk uitgebreide verkrachting en de tamelijk uitgebreide wraak van schrijfster Jennifer Hills (Camille Keaton; inderdaad, familie van Buster Keaton).

~

Dat I Spit on Your Grave moeiteloos van woensdagavondwaargebeurd- in spektakelfilm kon veranderen, geeft misschien al aan dat Zarchi’s intenties op zijn minst voor interpretatie openstonden. Is dit exploitatiepulp of oprecht? In ieder geval rekt hij de vreselijkste scènes behoorlijk uit. Op den duur tolt je hoofd van het vele, van misselijkheidswege, wegdraaien. Daarbij weigert Zarchi consequent om in de film het getoonde te verontschuldigen: hij filmt nu eenmaal een verkrachting – en dus niet de emotionele nasleep, maar de daad zelf, hoe traumatiserend en gekmakend dat ook is voor het publiek dat lang genoeg is blijven zitten. In de vrouwvriendelijke jaren zeventig braakten belangrijke critici dan ook en masse en en public hun morele verontwaardiging over de vreselijke, vrouwonterende rotzooi die Zarchi ongevraagd over hen zou uitstorten. I Spit on Your Grave zou mannen aanzetten tot verkrachting, en zou onvoldoende aandacht hebben voor de rol van de maatschappij, enzovoort. En vervolgens werd de film dan ook praktisch overal verboden of gecensureerd.

Onethisch? Wat nou onethisch?

Waarschijnlijk hebben we alleen aan die druktemakerij te danken dat de film nu in een speciale editie op dvd verschijnt. Zo onethisch of immoreel is I Spit… nu ook weer niet. Verkrachting wordt verheerlijkt noch aangeprezen – daarvoor zijn Keatons gekrijs en het grove geweld te indringend. Je vereenzelvigen met, of de kant kiezen van de verkrachters is er ook al niet bij. Zarchi laat geen moeite getroost om aan te tonen dat het provinciaalse, mentale kleuters zijn die niets begrijpen van vrouwen of de twintigste eeuw in het algemeen. Om nog maar te zwijgen van de overtuigende wijze waarop het personage van Keaton voor zichzelf opkomt.

Pulp van niets

~

Zoals gezegd, zonder alle ophef, op eigen kracht, was de film veel minder aandacht ten deel gevallen. I Spit… is bepaald schokkend, maar dat is geen kwaliteitsgarantie. De shots zijn traag en lelijk, en allemaal van enorme afstand gemaakt – voor een close-up hanteert Zarchi nog een minimale afstand van tien meter -, de dialogen zijn vreemd en onlogisch en de acteerprestaties zijn redelijk. En de krappe anderhalf uur speeltijd ten spijt, lijkt I Spit… een werkelijk eindeloze zit.

Drie voor de prijs van één

,
Gelukkig is dit een speciale editie. Want daardoor krijg je eigenlijk drie films voor de prijs van één: I Spit… in ongecensureerde versie; dan de film met commentaar van de regisseur; en de film met commentaar van cultkenner Joe Bob Briggs. Audiocommentaar beschouw ik – maar dat is persoonlijk – als een soort talkradio, omdat je weinig tot niets meekrijgt van de film. Maar als zodanig zijn beide versies geslaagd. Zarchi’s geklets varieert van nutteloos en saai tot confronterende ontboezemingen over zijn redenen om de film te maken, en dat verandert een middelmatige rape & revenge flick in een persoonlijk relaas over de tegenslag die een regisseur kan tegenkomen.

Catharsis

Dat van Briggs is het meest uitgebalanceerde commentaar dat ik ooit gehoord heb: dat beslaat een spectrum van hilarisch geleuter uit de losse pols, tot zeer zinnige analyses van eventuele kritiek op de film. Zo maakt hij bijvoorbeeld met gemak gehakt van belangrijk criticus en verontwaardigde moraalridder Robert Ebert. Alleen al deze feature maakt de dvd het kijken waard. Van alles dat je dwarszit na de eerste en tweede kijkbeurt, word je gelouterd door de derde draaibeurt (tegen die tijd ben je trouwens ook wel toe aan wat afleiding).

Vertrouwen

Amusementswaarde hebben ook de originele trailers, zij het voor korte duur. (Kijkers met haast kunnen de film overslaan en trailer 4 kijken.) Goed nieuws is dat de distributeur ook andere (al dan niet pulp-)klassiekers uitbrengt. Sam Peckinpahs Straw Dogs (1971), Last House on the Left & The Hills have Eyes (allebei van Wes Craven, resp. 1972 en 1977): Dutch Film Works lijkt op dreef te zijn wat het geweld-uit-de-jaren ’70-segment aangaat. Als die andere dvd’s even zorgvuldig uitgevoerd zijn als I Spit on Your Grave ziet deze pulpvriend ze met vertrouwen tegemoet.

Film / Achtergrond
special: Een interview met David Cronenberg

‘En ik ben al helemaal geen postmodernist!’

Fans maakten zich al zorgen dat hij soft geworden was. David Cronenberg (1943, Toronto) leek met het mainstream-debacle Spider (2002) het fantasievolle geweld en de suggestieve seksscènes een beetje ontgroeid. Met het nieuwe A History of Violence kunnen liefhebbers zich weer in de handen wrijven. Daarin splitst de regisseur als vanouds aan horrorpulp memorerend gedachtegoed in de draaiende maag van de kijker. 8WEEKLY ondervroeg een schijnbaar in oude gewoontes terugvallende David Cronenberg.

Foto: Hans de Greve
Foto: Hans de Greve

De hoofdrol in A History of Violence wordt vertolkt door Viggo Mortensen. Hij speelt familieman Tom Stall die, als hij bedreigd wordt, uit zijn muisgrijze flanellen hemd scheurt en de boze meneren op verdacht doeltreffende wijze op hun falie geeft. Langzaam wordt duidelijk dat Tom een zeer twijfelachtig (want zeer gewelddadig) verleden heeft. De vraag dringt zich op of Stall veel gemeen heeft met Cronenberg. Probeerde de regisseur een laatste maal de confrontatie aan te gaan met zijn woeste verleden, en het zo te verwerken? Zegt de film iets over hoe hij zijn eigen ontwikkeling ziet? “Nee, helemaal niet. Voor mij vraagt elke film gewoon een andere aanpak. Toen ik aan The Dead Zone werkte dacht iedereen ook dat ik volwassen was geworden, omdat die veel minder schokkend was dan wat ik daarvoor had gedaan. Maar na The Dead Zone kwam The Fly, en dat werd weer afgedaan als pulp.” Geen geheime artistiek-persoonlijke agenda dus. Waar laat hij zich dan wel door inspireren? Door de graphic novel (van John Wagner & Vince Locke) waarop de film gebaseerd is? In hoeverre is Cronenberg bijvoorbeeld trouw gebleven aan de originele opbouw van het verhaal? “Zoals ik al zei: ik kijk vooral naar wat de film nodig heeft. Ik geloof dat ik de eerste dertig minuten redelijk getrouw het boek volg.” Maar dat was niet expres: “Toen ik eindelijk toekwam aan het lezen van de novel hadden we alle creatieve beslissingen al genomen.” Het boek bleek compleet irrelevant te zijn geworden: “Er zit geen seks in de strip, Stalls zoon wordt niet gepest, het focust meer op mob dynamics, op hoe de maffia werkt. Het einde is al helemaal anders. Het is gewoon een totaal andere ervaring geworden.”

Paradox

~

Eerlijkheid speelt een grote rol in de film: Tom is oneerlijk tegen zichzelf en tegen anderen, probeert te ontsnappen aan zijn verleden door het te negeren, maar precies daarom keert het steeds terug, en dan werkt hij zich weer verder in de nesten. “Eigenlijk gaat de film niet over eerlijkheid maar over verraad. Toms gezin krijgt bij wijze van spreken een hele nieuwe, gewelddadige vaderfiguur. En daar moet het gezin mee leren omgaan. Hij heeft zichzelf geleerd geen geweld te gebruiken. Maar als zijn leven of dat van andere mensen bedreigd wordt, is hij in staat heel snel die boosaardige drift op te roepen.” Toms vrouw is zich bewust van de reden van hun voortdurende ongeluk in de film. ‘Jij hebt ons dit aangedaan’, lijkt ze te zeggen. “Als hij eerlijk was geweest over zijn donkere kant was er geen geweld geweest. Maar aan de andere kant: je kunt je afvragen of het gezin ooit had bestaan, als zijn vrouw had geweten wie hij was. Daar zit een interessante paradox in…”

Pulp

Foto: Hans de Greve
Foto: Hans de Greve

Compenseert die morele boodschap de expliciete scènes? Een veel gehoorde klacht over Cronenbergs werk zijn de gruwelijke beelden. Maar meestal staan zijn confronterende beelden wel geheel in dienst van de boodschap, zoals in Videodrome (1983) en ook in Naked Lunch (1991). “Ik wil even wat recht zetten. Ik ben het niet met je eens dat ik expliciete films zou maken. Tegenwoordig verstaan we onder expliciet iets anders. Pornografie is expliciet. Genitaliën zijn expliciet. In mijn films zitten weinig seksscènes, en al helemaal geen genitaliën.” Hoe zou hij het dan willen noemen? “Ik zou zeggen dat ik krachtige, overtuigende beelden maak. Maar om op je vraag terug te komen: eigenlijk is Naked Lunch wel een goed voorbeeld. William S. Burroughs (auteur van het boek waarop Naked Lunch geïnspireerd is, red.) maakte veel gebruik van detectivepulp en science fiction, maar niet op een typische detectivepulpmanier. En hetzelfde geldt voor mij. Mijn werk is trouwens al geen pulp meer genoemd sinds The Fly, en die kwam uit 1984.” Hoe heet zijn werk dan, tegenwoordig? “Tegenwoordig heet het ‘postmodern’. Maar volgens mij ben ik al helemaal niet postmodern – en Burroughs trouwens ook niet. Ik doe iets met wat ik lees, ik voeg wat toe. Ik probeer inderdaad iets te zeggen met wat ik film.” Wat verstaat hij precies onder postmodern? “Quentin Tarantino, die is – misschien! – een postmodernist. Omdat hij zich niet laat inspireren door de realiteit, maar door oude films. Eigenlijk laat hij zich inspireren door de realiteit zoals die in oude films eruit ziet.” Maar wat is Cronenberg dan wel? “Ik vergelijk me met mijn filmhelden: Fellini, Antonioni, Bergman. Dat zijn mensen die me inspireerden. Ik zie mezelf als een modernist. Als je wilt weten wat dat is, dan moeten we het eerst hebben over wat moderne kunst is. En daar hebben we denk ik geen tijd meer voor.”

Boeken / Fictie

Het absurde staat dichter bij de waarheid dan het leven zelf

recensie: Ma Jian - De noedelmaker

.

Ma Jian (1953) behoort volgens Nobelprijswinnaar Gao Xingjian tot de belangrijkste en moedigste stemmen in de Chinese literatuur. In 1987 werd hij uit China verbannen vanwege zijn verhalenbundel over Tibet. Hij woonde tot de overdracht in 1997 in Hongkong, om daarna naar Londen uit te wijken. Inmiddels mag hij China weer in, maar zijn werk blijft verboden.

~

Komend voorjaar zal in Engeland een vertaling van de verboden verhalenbundel verschijnen onder de veelzeggende titel Stick Out Your Tongue. Eerder verscheen al een vertaling van zijn reisroman Red Dust, waarvoor Ma Jian in 2002 de Thomas Cook Travel Award ontving. De noedelmaker is zijn eerste ‘gewone’ roman. Hij speelt zich af in de periode na het bloedbad op het Plein van de Hemelse Vrede in 1989, in de overgang van een communistische samenleving naar die van het nieuwe ideaal: de socialistische markteconomie waarbij buitenlandse kapitalistische ondernemingen tot de Chinese economie worden toegelaten, met alle gevolgen van dien…

Spiritueel vacuüm

Deze gevolgen – uitwassen of absurditeiten zou je ze willen noemen, al maakt de auteur meteen al duidelijk dat hij het echte leven zal beschrijven – vormen het uitgangspunt van de roman. Eens per week komen twee vrienden, een beroepsschrijver en een beroepsbloeddonor, bij elkaar om hun leven te bespreken, herinneringen op te halen aan de heropvoedingskampen en uitbundig te eten en drinken. De bloeddonor betaalt, hij is na de Culturele Revolutie rijk geworden met professioneel bloed geven en het ronselen van bloeddonoren. Zijn zakken puilen uit van de bonnen waarmee ‘staatsbedrijven en particuliere ondernemingen hun personeel belonen’.

Moderne parabels

Wiens brood men eet, diens woord men spreekt? De beroepsschrijver heeft er steeds meer moeite mee. Zijn broodheren hebben hem opdracht gegeven een korte propagandistische roman te schrijven voor de campagne ‘Leren van Lei Feng – de altruïstische soldaat van het Volksbevrijdingsleger’, maar hij vindt de mensen in hun dagelijks leven interessanter. De volgende zeven hoofdstukken laten zich lezen als zijn roman in wording. Met zijn ‘ondervoede brein weeft hij de verhalen van het boek waarvan hij weet dat hij het nooit zal schrijven’. Het zijn moderne parabels, zwartgallig maar vaak ook droogkomisch van toon, vooral door Ma Jians beeldspraak en de talrijke verwijzingen naar de bedilzucht van de Partij – die voor een Chinees lezerspubliek nog talrijker zullen zijn – en de dolgedraaide westerse consumentencultuur. De beroepsschrijver vindt zijn generatie:

een verloren generatie, opgegroeid in een spiritueel vacuüm, afgesneden van de rest van de wereld. Toen ons land zijn grenzen openstelde, waren wij de eersten die daarvan slachtoffer werden. Momenteel is de buitenlandse cultuur de enige religie.

In zijn roman neemt de beroepsschijver het verhaal op van een man die een particulier crematorium is begonnen om klanten snellere dienstverlening te bieden. Andere extra’s die hij biedt zijn de hergebruikte begrafeniskleding en de muziek waarop de doden in de oven kunnen ‘wegzwijmelen’; liederen als Zonder Communistische Partij geen nieuw China of verboden erotische Franse discomuziek. Ook schrijft hij over Su Yun: een bekend actrice tijdens de Culturele Revolutie, maar nu door iedereen uitgekakt. Haar pogingen om zelf een toneelscript te creëren pakken luguber uit. In uiterste wanhoop besluit ze tot een zelfmoordshow, en voor de ogen van het massaal toegestroomde publiek wordt ze door een hongerige tijger verslonden. En hij vertelt over de éénkindpolitiek die een vader ertoe brengt om zijn geestelijk gehandicapte dochtertje steeds weer te vondeling te leggen. Zo probeert hij zijn kans op een zoon te vergroten, maar ondertussen raakt hij steeds sterker aan haar gehecht.

Het onvermogen, de wensen, de dromen en daden van al die mensen van vlees en bloed wil de beroepsschrijver omvormen tot kunst, al weet hij dat ze zijn roman nooit zullen lezen. Misschien omdat hij deze nooit zal voltooien, misschien omdat ze niet geïnteresseerd zullen zijn. Het is zoeken naar een vorm voor nieuwe inhoud, en alle levensverhalen zijn wat de beroepsschrijver betreft nog ‘onder constructie’. Dus richt hij plotseling het woord tot de bloeddonor, of krabbelt hij aantekeningen bij het geschrevene. Ook over de titels is hij nog niet zeker. Wordt het De zelfmoordenares of De toneelspeelster? De bezitter of De bezetene? Mens of onmens, je rol is afhankelijk van de heersende moraal en de visie van je biograaf.

Een meesterlijke vorm, deze ‘onaffe’ roman. Het drukt uit waar een schrijver in ballingschap mee worstelt, terwijl de levensverhalen af genoeg zijn om diepe indruk te maken en zowel bevreemding als begrip en sympathie op te roepen. De worsteling van de samenleving als geheel speelt zich op alle niveaus af, bij de keuzes van alle mensen en dus ook bij die van de ‘beroepsschrijver’.

Zien en schrijven

In een interview met het Engelse The Guardian stelde Ma Jian dat Chinese schrijvers actief moeten strijden voor de vrijheid van meningsuiting, en dat ze in hun werk niet om het verleden van het geweld in China heen moeten gaan. “China is completely lacking in self-awareness and as someone who has stepped outside that society, I have a responsability to write about it as I see it.” In zijn roman vind je daarom vele bespiegelingen over de rol van de schrijver en de literatuur. Is schrijven genoeg, als politieke daad? En is het ethisch om je af te sluiten van de wereld en vanaf de zijlijn te observeren, of is het arrogant? En wat koopt hij of de mensheid voor zijn ethisch besef? Ontbreekt het hem niet gewoon aan durf om echt iets te veranderen? Want wie leest die boeken nou eigenlijk?

Wat hij nu schreef, constateerde hij, leek nog het meest op een monoloog. Uiteindelijk, zo wist hij, was het niet eenvoudig om in zijn teksten aanwijzingen voor zijn bestaan te vinden. Wat anderen wilden dat hij zou zijn, kon hij zijn. Maar hun leven binnendringen, daartoe was hij niet in staat.

Muziek / Album

Tsjechische juweeltjes voor heel weinig

recensie: Een chaotisch maar interessant overzicht van het werk van Bedrich Smetana

Bedrich Smetana (1824-1884) was een Tsjech. Je kunt wel stellen dat weinigen meer Tsjech waren dan Smetana. Zijn gevoel van verwantschap met de Tsjechische (of Boheemse) natie, die tijdens zijn leven nog onderdeel uitmaakte van de Oostenrijkse helft van het Habsburgse Rijk, loopt als een rode draad door ’s mans leven en werk. Zijn politieke opvattingen moest hij helaas bekopen met jaren ballingschap in Zweden, maar zijn reeks symfonische gedichten over Bohemen (Má Vlast – Mijn vaderland) werd een superhit, vooral het stuk over de rivier de Moldau (Vltava). Het is ondertussen zo vaak voor mineraalwaterreclames misbruikt dat je al dorst krijgt bij het horen ervan.

Bedrich Smetana
Bedrich Smetana

Maar in 1848 was het nog niet zover. Toen was Smetana een beginnende componist, die een feestelijke symfonie schreef om de troonsbestijging van de nieuwe Oostenrijkse keizer Franz Joseph te vieren. De hoop was groot dat de nieuwe keizer meer zelfstandigheid zou geven aan Bohemen, dus Smetana pakte uit en gebruikte de keizerlijke hymne, geschreven door Haydn, in drie van de vier delen van deze Triomfsymfonie. Het moest een muzikale viering van Bohemen worden maar dankzij die hymne heeft het een hele andere lading gekregen. We kennen die deun van Haydn tegenwoordig namelijk met de woorden Einigkeit und Recht und Freiheit (en vroeger Deutschland, Deutschland, über alles): voor een stuk dat de Tsjechische vrijheid wilde vieren niet helemaal de ideale tekst…

Bummer

Tegenvaller voor Bedrich. Maar hij revancheerde zich met de al genoemde cyclus Má Vlast, en de Triomfsymfonie raakte in het stofhoekje van de muziek. Er bestaan nauwelijks opnamen van, terwijl het toch een heel leuk werk is. Mijn verbazing was dus groot, toen ik het aantrof in een serie van vier cd’s met werk van Smetana, die minder dan vijf euro moest kosten. Ik vermoed dat de Triomfsymfonie er alleen in terecht is gekomen omdat niemand de moeite heeft genomen ‘m eruit te gooien.

Zootje

Want eerlijk gezegd is deze collectie een zootje. Opnamen uit vijf afzonderlijke decennia gespeeld door evenzoveel orkesten; orkestwerken, kamermuziek en pianomuziek door elkaar gehusseld en volslagen onbekend werk naast doodgespeelde stukken. Ik vermoed dat de samensteller een lading archiefopnamen heeft opgesnord en op willekeurig manier op deze cd’s heeft gegooid. Het zou me verbazen als het ‘m meer dan vijf minuten heeft gekost om de selectie te maken.

Vaclav Talich
Vaclav Talich

Maar wat een leuk zootje! We beginnen met de oudste opname uit deze set, die van Vaclav Talichs uitvoering van Má Vlast uit 1941. Gespeeld tijdens de Duitse bezetting heeft deze voor nogal wat controverse gezorgd; sympathisanten zullen zeggen dat Talich danig in de problemen kwam door dit aartsnationalistische stuk voor de nazi’s te spelen, tegenstanders zullen hem beschuldigen van collaboratie. Hoe het ook zij, het blijft een interessant tijdsdocument. Maar eerlijk gezegd is het niet veel meer dan dat. De opname klinkt alsof je er door een rol toiletpapier naar luistert (zelfs naar de standaard van 1941) en ondanks het gedweep van menige Tsjech kan ik niet echt warmlopen voor Talichs kunsten. Dit is de snelst gespeelde Má Vlast die ik ken maar ook één van de minst spannende. Wie een echt bezielde opname wil horen kan beter terecht bij de versie waarmee Rafael Kubelik na dertig jaar ballingschap in 1990 het Praagse festival opende.

Polka’s

Cd twee bevat de Triomfsymfonie en het symfonische gedicht Håkon Jarl, beide leuke, inventieve stukken in heel behoorlijke uitvoeringen door het Symfonieorkest van de Tsjechoslowaakse Radio (uit respectievelijk 1975 en 1980). Het enige probleem is dat de symfonie als één track is geplaatst. Een track van dik veertig minuten zelfs, dus even een stukje beluisteren wordt lastig. De derde schijf is de meest chaotische van de set. We krijgen achtereenvolgens een lading polka’s voor piano, Tsjechische dansen voor piano, nogmaals het scherzo uit de Triomfsymfonie (in een beduidend minder goede uitvoering dan op de tweede cd), een studiecompositie voor vier piano’s en nog een paar polka’s voorgeschoteld. Allemaal uit een verschillend jaar, allemaal door anderen gespeeld. Maar beroerde uitvoeringen zijn het bepaald niet, integendeel. De hoempapolka’s zullen niet ieders ‘ding’ zijn – daar tegenover staan de Tsjechische dansen, kleine meesterwerkjes die zich met de beste Dvorak kunnen meten.

Meesterschap

Maar het meesterschap van Smetana komt het duidelijkst naar voren in zijn kamermuziek en daarvan biedt de laatste cd van deze set een tweetal uitgelezen voorbeelden. Het eerste strijkkwartet (normaal gesproken met de ondertitel Uit mijn leven, maar hier niet) krijgt één van de beste (live-)uitvoeringen die ik ken door het Talich kwartet. Hetzelfde geldt voor het pianotrio, misschien wel Smetana’s beste werk. Geen moment is te horen dat Daniel Kallmünzer, Pavla Francu en Simon Kanka een gelegenheidstrio vormen. Ze geven daarbij deze muziek de energie die ze verdient, zonder een moment de vele subtiele nuances uit het oog te verliezen: echt een indrukwekkende uitvoering. Dat beide stukken wederom als één track op de CD staan is weliswaar onhandig maar hier zeker overkomelijk: je hebt toch nergens de behoefte om ze in stukjes te horen.

Er zijn voor de meeste van Smetana’s werken meer dan genoeg alternatieven. Maar voor een luttele vijf euro? De kamermuziek-CD rechtvaardigt de aanschaf alleen al. Daar krijg je dan helemaal voor niets een willekeurige kwak Smetana bij, inclusief de (onterecht) vergeten Triomfsymfonie. Die lauwe Má Vlast kun je dan zien als een leuke introductie van een stuk dat beter verdient.

Theater / Voorstelling

Jesus Christ Superstar komt niet uit de verf

recensie: Jesus Christ Superstar (Joop van den Ende Theaterproducties)

Jezus prevelt het Onze Vader; eerst in woord en gebarentaal, daarna is hij stil en blijven alleen nog de gebaren over. Dat vormt de proloog voor de musical Jesus Christ Superstar. Het is een manier om uit te drukken dat het niet alleen om de woorden draait, maar juist om de boodschap daarachter. En die is niet altijd in gesproken woord te vangen. Het is één van de nieuwe dimensies, die regisseur Paul Eenens aan zijn versie van de musical Jesus Christ Superstar heeft toegevoegd. Het geeft aan dat er bewust voor is gekozen de in de jaren zeventig zo omstreden rockopera van een eigentijds jasje te voorzien, waarin de gevaren van blinde persoonsverering centraal staan.

~

Het is een gewaagde onderneming van Eenens om de zo bekende musical Jesus Christ Superstar een andere interpretatie te geven. In de jaren zeventig deed de musical over de laatste zeven dagen van het leven van Jezus Christus veel stof opwaaien. Vooral het feit dat Jezus in de rockopera als een gewoon mens werd neergezet zorgde voor veel opschudding. Maar sindsdien wordt de film ieder jaar met Pasen vertoond en wordt hij ook in christelijke kringen breed geaccepteerd. Maar Eenens wil de toeschouwers van zijn versie van Jesus Christ Superstar toch weer wakker schudden en verwijst daarom op subtiele manier naar de persoonsverering van bijvoorbeeld Pim Fortuyn of de gebeurtenissen rondom de moord op Theo van Gogh. Een idealistisch plan, maar helaas komt het tijdens de musical niet uit de verf.

Geen charisma

Na de verrassende en ontroerende openingsscène van Jezus, is de voorstelling nogal wisselend van kwaliteit. Er volgen intense momenten, maar er wordt door sommige acteurs ook nogal vlak gespeeld. Jezus, gespeeld door de Belg Dieter Troublyn, komt totaal niet over als een charismatisch man waarvoor de Romeinen moeten vrezen. Ook de twijfels van Jezus, die zo sterk naar voren komen in de filmversie van Jesus Christ Superstar, zijn bij Troublyn niet terug te vinden. Hierdoor verliest het verhaal aan kracht en geloofwaardigheid, temeer omdat ook de tegenstanders van Jezus niet overtuigen. Zowel Kaiaphas (Bas Kuijlenburg), Annas (Rolf Koster) als Herodes (Michael Diederich) weten Jezus niet echt het vuur na aan de schenen te leggen.

~

Verrassend is de wijze waarop Martin van der Starre, zanger van de Haagse band jeWelste, Judas neerzet. Vol overtuiging laat hij Jezus weten dat die op de verkeerde koers zit. Het gaat de aanbidders van Jezus alleen nog maar om de man, niet meer om zijn woorden. Van der Starre laat zijn twijfels heerlijk rauw uit zijn mond komen, waarbij ik me wel afvraag hoe lang hij deze rauwe stem nog kan blijven hanteren. Een openbaring is ook de wijze waarop Casey Francisco (Maria Magdalena) a cappella het nummer Hoe kan ik van hem houden (I don’t know how to love him) zingt. Het is één van de spaarzame momenten waarop Jesus Christ Superstar echt ontroert. Maria Magdalena is uiteindelijk ook de enige persoon die Jezus trouw blijft. Deze afvalrace in de verbondenheid met Jezus wordt prachtig inzichtelijk gemaakt, doordat de personen één voor één het andere kamp instappen.

Actualiteit

De verwijzing naar de actualiteit komt het sterkst tot uiting bij de sterfscène. Jezus wordt daarbij niet aan het kruis gehesen, maar het rode kruis (dat tijdens de hele voorstelling het decor vormt) wordt opgetakeld en een zee van bosjes bloemen, teddyberen en kaarsjes wordt zichtbaar. Jezus slaat dit op de achtergrond gade.

Ook in de vertaling van Daniël Cohen komt de actualiteit tot uiting: zo heeft hij het onder meer over ‘demoniseren’ en ‘intifadah’. Helaas komen niet alle teksten zo sterk over als de oorspronkelijke Engelse teksten. Zo is Kom op nou! wel een erg slap aftreksel van What’s the buzz. Maar over het algemeen is over de liedteksten en zeker ook over het decor weinig aan te merken. Helaas ontbreekt bij een groot deel van de cast de overtuiging om echt te ontroeren en de toeschouwers daadwerkelijk aan het denken te zetten.

De musical Jesus Christ Superstar is nog tot en met 2 juli 2006 te zien. Een uitgebreide speellijst vind je hier.

Kunst / Expo binnenland

Meer dan duizend woorden

recensie: World Press Photo - Things As They Are

‘Eén en al ellende’, zo typeert een bezoeker de tentoonstelling Things As They Are – Photojournalism in context since 1955. Met deze expositie viert World Press Photo haar vijftigjarig bestaan. Die opmerking is begrijpelijk. De fotografen volgden voortdurend de loop der gebeurtenissen in de hele wereld. De onderwerpen betreffen veelal armoede, sociaal en politiek onrecht, oorlog, wreedheden en rampen.

World Press Photo of the Year 1985 - Frank Fournier
World Press Photo of the Year 1985 – Frank Fournier

Sommige tentoongestelde foto’s zijn bijna iconen geworden. Wie herinnert zich niet de foto die symbool stond voor de wrede oorlog in Vietnam? In 1972 fotografeerde Nick Ut het negenjarige meisje Kim Phuc Phan Thi dat naakt in de richting van de camera vlucht, na een napalmaanval dichtbij Trang Bang in Vietnam. De kleding die ze droeg is van haar lijf gebrand, net als delen van haar huid. Of de foto die Georges Merillon nam van een uitgemergelde man die net is gestorven aan aids, omringd door zijn treurende familie. Maar evenzeer op het netvlies gebrand staat een foto van Frank Fournier. In 1985 nam hij een foto van een Colombiaans meisje, dat verdrinkt in een modderstroom. Op het moment dat Fournier de foto neemt, leeft ze nog en kijkt recht in de camera. Ze houdt zich vast aan een dunne paal, maar zal uiteindelijk verdrinken.

People About to be Shot

De omvangrijke tentoonstelling biedt een breed scala aan objecten en beelden; ongeveer honderdtwintig reproducties van vakbladen; vitrines met originele publicaties; vintage prints en verschillende projecties, waarmee de geschiedenis van vijf decennia wordt getoond. De fotografen waren overal: de Vietnam oorlog, de moord op Kennedy, de onderdrukking van zwarten in Zuid-Afrika, de val van de Berlijnse muur, de genocide in Sudan. Het was – en is – de taak van deze fotografen om voor anderen te observeren en vast te leggen. Door hun foto’s werd het publiek wereldwijd op de hoogte gebracht van belangrijke gebeurtenissen.

Zo maakte Robert Haeberle in 1969 de foto People About to be Shot, tijdens het My Lai bloedbad in Vietnam. Zeven mensen staan in een groepje dicht bij elkaar. Op de voorgrond is een oude vrouw zichtbaar, haar gezicht is vertrokken van angst. De foto ademt de sfeer van paniek uit. De titel laat weinig te raden over. Robert Haeberle verklaarde dat “Guys were about to shoot these people. I yelled: Hold it! and I shot my pictures. M16’s opened up and from the corner of my eye I saw bodies falling but I did not turn to look”.

Leed

Things As They Are - Myrzik & Jarisch
Things As They Are – Myrzik & Jarisch

Met de tentoonstelling laat World Press Photo behalve een overzicht van de persfotografie, ook ontwikkelingen en veranderingen in dit vakgebied zien, vaak ingegeven door controverses. Zoals de discussie rond authenticiteit van foto’s, nadat bleek dat sommige fotografen het beeld hadden geënsceneerd, of gemanipuleerd, om zo tot een beter resultaat te komen. Doet het af aan de waarde van de foto, was de vraag. Ook de esthetiek van foto’s zorgde voor beroering. Het vastleggen van de gebeurtenissen in de wereld, hetzij om het publiek te informeren, hetzij om concrete veranderingen tot stand te brengen, wordt bereikt door foto’s te maken, die blijk geven van interessante, esthetische keuzes. Is het verkeerd om schoonheid te zien in leed? Fotografen werd verweten dat ze zich zouden verrijken door het vastleggen van andermans leed.

Enkele fotografen trokken zich de kritiek aan en sloegen een andere weg in. Zoals Donna Ferrato, wiens foto’s over het onderwerp huiselijk geweld aan bod komen. In 1985 kreeg ze van een tijdschrift de opdracht om het begrip ‘liefde’ te fotograferen. Terwijl ze aan het werk was, zag ze hoe een man zijn vrouw sloeg. In een reflex legde ze deze gebeurtenis vast. Vol walging gooide ze het rolletje in de vuilnisbak, om deze er later toch weer uit te halen. Op die dag besloot ze huiselijk geweld en de gevolgen daarvan voor kinderen vast te leggen. Eén van de ergste gevallen die ze fotografeerde, was Diane Hawkins en haar dochter Katrina Harris. In mei 1993 werden zij dood aangetroffen in hun huis in Washington; ze waren neergestoken en verminkt. Het hart van Hawkins was weggesneden en Katrina was bijna onthoofd. De politie arresteerde de ex-vriend van Hawkins. Door haar foto’s gaf Ferrato het begrip huiselijk geweld een gezicht. Ze richtte het Domestic Abuse Awareness Project op, een organisatie die haar foto’s gebruikt om geld in te zamelen voor het uitbannen van huiselijk geweld. Ferrato documenteert de werkelijkheid om een kritiek hierop te kunnen formuleren en aan het publiek te tonen.

Hulde aan de fotografen wier werk tentoongesteld is. Niet alleen geven ze met hun foto’s een beeld van de wereldgeschiedenis van de afgelopen vijftig jaar. Ook tonen ze gebeurtenissen die anders wellicht voor het publiek verborgen zouden zijn gebleven. Gebeurtenissen zoals ze zijn. Of zoals iemand ooit zei: “Een foto zegt meer dan duizend woorden”.

Boeken / Non-fictie

De journalistiek die wij verdienen

recensie: Een vreselijk land – de mooiste journalistieke verhalen van Nederland

Ieder land krijgt de journalistiek die het verdient. De Verenigde Staten kennen een kritische en kwalitatief hoogstaande perstraditie die regeringen kan laten vallen. Het kleinburgerlijke en regenteske Nederland daarentegen heeft niet meer dan regenteske lakeien (de Volkskrant voorop) en reportageschrijvers die met paternalistische distantie schrijven over alles wat zich afspeelt buiten hun eigen redactielokalen, ring Amsterdam en VINEX-woning. In de laatste categorie valt de bloemlezing die Joris van Casteren samenstelde van wat hij zelf noemt ‘journalistieke verhalen’ – proza op de grens van kunst en krant.

Dat werd vanzelf een bont allegaartje. Met een vertederende glimlach lezen we een opstel van Jan Campert uit de jaren twintig, een stuk dat heden ten dage nog niet eens de welwillendste weblog zou halen. De bijdragen die Van Casteren uit het werk van Carmiggelt bij elkaar zocht zijn dan weer typisch Carmiggelt. Maar het is lang niet allemaal oud wat hij selecteerde. Van Casteren – werkzaam voor De Groene Amsterdammer – nam ook een stuk van eigen hand op, de ijdeltuit, naast actueler werk van Martin Bril tot Cherry Duyns en Annejet van der Zijl.

Literair stelt het allemaal niet zo verschrikkelijk veel voor. Wie verlegen zit om een grensverleggende leeservaring kan beter een echt boek pakken. Deze staalkaart biedt dan wel weer allerlei interessante inzichten in hoe de pers in ons land functioneerde en nog steeds te werk gaat, en dan vooral in de niche waar Van Casteren zijn materiaal zocht.

Hellegat
Hellegat

Als je alles zo achter elkaar leest valt vooral de enorme morele Rechthaberei op waarmee de reporters op pad gingen. Ze zijn niet nieuwsgierig naar wat zich in de Achterhoek afspeelt, ze weten allang dat het in Limburg niet deugt. Het enige wat ze doen is het zoeken van pakkende illustraties bij hun eigen gelijk, met als variant een volkomen in zichzelf gekeerde soort zelfbevrediging waarin het onderwerp er niet eens meer toe doet en alles draait om de pijntjes en gevoelentjes van de scribent, met als triest dieptepunt een larmoyant verhaal (uit alweer De Groene) van Rob van Erkelens.

Dialectsprekend

De zucht naar de diepste treurnis drijft de reporters niet louter naar de meer afgelegen gehuchten. Ook de hoofdstad biedt genoeg van die kleurrijke typen, die net als hun boerse companen liefst dialectsprekend worden opgevoerd, want ook dat hoort er tot zeer vermoeiens toe bij. Verder geen klachten hoor, want het leest allemaal vermakelijk weg en zelfs het hellegat waar ik zelf opgroeide ontkomt niet aan de journalistieke belangstelling.

De verhalen staan helaas niet op chronologische volgorde, zodat de conclusie dat in de loop der jaren het peil van de verhalen gestadig is gestegen, via een omweg moet worden vastgesteld. Het hoogtepunt hebben we in ieder geval al weer gehad, want het stuk van inmiddels wijlen Bob den Uyl over de treinkaping bij Beilen is het enige dat in de buurt kan komen van de grote buitenlandse en vooral Amerikaanse verhalen. New Journalism is inmiddels zo gewoon geworden, dat niemand meer opkijkt van alweer een persoonlijk verhaal en dat het aantal beoefenaren van dit specifieke genre ter redactie over elkaar struikelt. Misschien is het weer eens tijd voor wat nieuws, wie zal het zeggen. Na onder meer een hilarisch boek over mislukte dichters heeft Van Casteren in ieder geval weer een zeer leesbaar werkje afgeleverd, zoveel is zeker.

Boeken / Achtergrond
special: Een interview met Mark Z. Danielewski

Het postmodernisme voldoet niet meer

.

“Je hebt misschien gemerkt dat ik een bult op mijn hoofd heb.” Danielewski wijst naar een plek op zijn voorhoofd. “Mijn zus is ervan overtuigd dat die is veroorzaakt door mijn tweede boek. Ik moest zelfs naar de dokter voor een MRI-scan. De bult is hard, voel maar”, nodigt hij uit. “We gingen naar de dokter en zij zei: ‘Je hebt een osteoma op de frontale kwab op die en die plek.’ Ik keek haar toen aan en vroeg: ‘Maar wat betekent dat?’ Ze keek terug en zei: ‘Je bent een eenhoorn.'”

~

De Amerikaanse schrijver Mark Z. Danielewski (39) wil maar zeggen: de zes jaar arbeid aan zijn tweede roman (werktitel: That, geplande publicatie: oktober 2006) viel hem zwaar. Zo zwaar zelfs dat hij fysieke reacties ging vertonen. Hij staaft er de bewering mee dat That een keer zo complex zal zijn als House of Leaves. Iets wat Danielewski ongetwijfeld met sardonisch genoegen zegt tegen eenieder die het horen wil.

House of Leaves

Zijn debuutroman House of Leaves was al een ruim zevenhonderd pagina’s tellend monster: een bloedstollend verhaal over een levend huis, gevat in een handvol perspectieven van uiteenlopende vertellers (met elk hun eigen lettertype) en met talloze volledig ontsporende voetnoten, letterspiegelingen, bladzijden die variërend leeg of overvol zijn, figuurtjes vormende woorden, wetenschappelijke verhandelingen die zij aan zij staan met brieven en poëzie, en een index waarin zowat elk gebruikt woord is opgenomen. Danielewski bracht de eenvoud van het griezelverhaal en de pretentie van onbeteugelde experimenteerdrift samen in een postmoderne literaire paradox.

Als hij het over zijn “tweede roman” heeft, refereert Danielewski aan That (“It’s sort of a pun. Because my friends always call me up and ask me: ‘How’s it going with that?'”). De novelle The Fifty Year Sword die binnenkort (en uitsluitend) in de Nederlandse boekhandels ligt, is echter volstrekt anders. Dit langwerpige kleinood van zo’n vijftig beschreven pagina’s, aangevuld met tekeningen van de Nederlandse Amerikaan Peter Sambeek, is nadrukkelijk een tussendoortje. In frivole, melodieuze en woordspelige zinnen verhaalt Danielewski over de Thaise naaister Chintana. Op een Halloweenfeestje, waar zij met tegenzin heen gaat, treft zij een schaduwrijke Verhalenverteller die verslag doet van zijn lange zoektocht naar het ultieme wapen. De reis voerde hem door de Forest of Falling Notes, over de Mountain of Manyone Paths tot bij de Man with No Arms. Het wapen heeft hij die avond bij zich, in een kist die aan zijn voeten ligt.

Een zwaard

“Ik had het idee van een zwaard, waarvan de effecten pas láter gevoeld worden”, vertelt Danielewski. Het is 31 oktober, Halloween. ’s Avonds zal hij zijn novelle presenteren. “Ik speelde met de gedachte aan een Drie Minuten Zwaard, een Eén Dags Zwaard, een Vijftig Jaars Zwaard enzovoort. Die ideeën materialiseerden en symboliseerden een ervaring, die we misschien allemaal wel gehad hebben: je bent op een feest en iemand zegt iets tegen je. Je lacht wat, je gaat verder. Maar een uur later merk je dat je heel diep doorstoken bent. Je had niet door dat datgene wat gezegd werd heel giftig was.”

“Ik heb een vriend, die ik al lang ken – ik ga geen namen noemen -, en hij had een verhouding. Twee jaar geleden. Die verhouding is nooit aan het licht gekomen. Nú heeft hij problemen in zijn relatie en hij denkt dat dit allemaal kort daarvoor is veroorzaakt – hij is een stuk jonger dan ik. De een heeft de ander bijvoorbeeld een keer niet gebeld. Hij beseft niet dat zijn gedrag van twee jaar terug misschien heel langzaam dit drama, dat zich nu pas openbaart, heeft geconstrueerd. Nu lijkt het dat zijn vriendin zich plotseling onttrekt aan zoiets simpels als een telefoongesprek en dat het allemaal haar schuld is. Maar misschien is hij degene die dit allemaal, jaren en jaren terug, heeft veroorzaakt.”

Politiek

“Datzelfde kan ook heel politiek worden. Het is wellicht zelfs de drempel naar volwassenheid: het besef dat niet alles onmiddellijk merkbaar is. Je besteedt bijvoorbeeld te weinig geld aan een educatief programma; de consequenties vallen je vandaag niet op. De komende vijftig of honderd jaar ook niet. Of -“, hij lacht kort, “je besluit ineens Irak binnen te vallen en de gevolgen daarvan… die hebben we zelfs nu nog niet gevoeld. Dit zijn natuurlijk complexe politieke ideeën. Maar ook zonder heel specifiek te worden, is er de volgende onderliggende les: we moeten de gevolgen van acties bestuderen en vervolgens inzien dat wat wij doen op korte termijn geen gevolgen hoeft te hebben, terwijl het later alsnog door kan werken.”

“Dát zat in mijn hoofd. Ik schreef het op en werkte er nog een jaar aan. Ik bracht thema’s bij elkaar, gaf ze vorm. De meeste tijd was ik echter bezig erachter te komen wat mijn fictie nu eigenlijk is. Ik zag mijzelf als een horlogemaker: ik houd van details, bezig zijn met kleine deeltjes. Tijdens dit bezoek aan Nederland bedacht ik me opeens dat deze metafoor niet klopt. Mijn verhaal vertelt immers niet hoe laat het is. Schrijven kan beter worden vergeleken met het bouwen van een viool. Het hele proces vraagt veel tijd, oog voor detail en zorgvuldigheid van je. En uiteindelijk is het een instrument waarop je kan spelen. Een instrument voor de lezer en wellicht ook voor andere auteurs. Het bezit de potentie om er je eigen muziek mee te creëren, je eigen verhaal te maken van mijn fictie. Een jaar stak ik in al die subtiliteiten. De vorm van de viool was er namelijk, maar nu moest ik het timbre ervan bepalen.”

Ruw

~

“Het leuke aan The Fifty Year Sword is: hoeveel tijd ik er ook aan heb besteed, nog steeds is het niet helemaal door mij verteerd. House of Leaves daarentegen was totaal verteerd. Ik moet nog steeds voor het eerst verrast worden door een analyse van het boek. Ik wist alles, ik kende het boek zó goed, dat ik precies wist wat je erover zou kunnen schrijven. The Fifty Year Sword is ruwer. De grote thema’s begrijp ik. Maar sommige dingen zijn rauw, die komen uit de grond. Dit boek staat meer open voor interpretatie. Toen ik House of Leaves schreef wist ik welke academische en kritische taal aangewend zou worden om erover te spreken. Ik had het deconstructivisme bestudeerd, ik was op de hoogte van de postmoderne fictie, ik kende de psychologische leeswijzen van Freud en Deleuze. Ik wist waarvoor het boek geschikt zou zijn.”

“Op een bepaalde manier was House of Leaves dan ook het werk van een leerling, want onderhavig aan de bestaande kritische structuren. That daarentegen schreef ik terwijl ik me realiseerde dat het boek een geheel nieuw kritisch instrumentarium zal vergen om het te behandelen. Een kritisch instrumentarium dat nog niet bestaat. Ik denk niet dat je dit boek met postmoderne, deconstructivistische technieken kan analyseren. Academici en critici moeten een eigen taal en manier van lezen uitvinden om het boek te duiden. Maar het riskante is dat we niet zeker weten of het boek erin zal slagen die manier van lezen te bewerkstelligen. Dat duurt even, zoals het mij zes jaar kostte om het te schrijven.”

Het postmodernisme voorbij

“Kijk naar de romans van Jane Austen. Die boeken werden vooral op een sociaal niveau gelezen. Toen kwamen de gedichten van Ezra Pound en T.S. Eliot. Plotseling realiseerden critici zich dat ze een heel nieuw kritisch discours nodig hadden. Vervolgens publiceerde James Joyce Ulysses. Na die roman leest men boeken niet meer op dezelfde manier. Plotseling zijn ze mathematisch, zijn ze encyclopedisch, hebben ze hypertekstuele referenties die nagespeurd moeten worden. Het zijn niet slechts Victioriaanse snapshots van theefeestjes en strandpicknicks. Ze zijn abstract en tegelijk emotioneel. Ze worstelen met de geschiedenis. Ze laten niet zien hoe de Eerste Wereldoorlog precies in elkaar steekt, maar wel wat de gevolgen ervan waren: de verschrikking die de mensheid binnen was gedrongen. En dat alles verteld in een nieuwe taal.”

“Klassieke literatuur heeft de neiging elitair te zijn, zich te richten op de goden. Postmoderne literatuur daarentegen kan zowel aan Homerus als aan de popcultuur refereren. Het probleem is echter dat de pop- en massacultuur, evenals de klassieke studies, tot enorme bloei zijn gekomen: onze boekenplanken staan er vol mee. Postmodernisme voldoet niet langer als organiserend principe. We moeten informatie op een andere manier gaan ordenen. Dat is de volgende fase. House of Leaves lag op de grens tussen het postmodernisme en het postpostmodernisme, maar is zelf nog wel veel verschuldigd aan het postmodernisme. Met That zal dat een heel ander verhaal zijn.”

Televisie

“Ik word tegenwoordig steeds vermoeider van boeken die op maat zijn gemaakt voor televisie of films, vol met verhalen die voornamelijk op representatie gebaseerd zijn. De vraag is echter: moet de roman doorgaan met iets waarvoor televisie en film geschikter is? Nee, de roman moet datgene bieden dat de televisie niet kan, dat de lezer raakt zoals een andere kunstvorm dat niet kan. That, evenals The Fifty Year Sword, probeert voor de lezer een plek te creëren waar hij nooit eerder is geweest. Een plek die emoties en gedachten oproept die niet te ervaren zijn in een bioscoop of voor de televisie.”

“Ik denk dat de literatuur zich nog steeds kan ontwikkelen. Het probleem van de modernisten was dat ze alsmaar verder van het eigenlijke verhaal afdreven. Het ging alléén nog maar om de vorm. Het idee dat een aantrekkelijk verhaal de kern van een boek vormt was verloren. Ik denk dat er nog steeds ruimte is voor ontwikkeling. Maar ik wil hieraan toevoegen: het is een ontdekkingsreis. Ik weet nu hoe That eruit komt te zien. Wat de vorm van het volgende boek zal zijn? We zullen zien. Wie zal het weten? Voor mij is het, vooral in deze periode van mij leven, belangrijk om voor alles open te staan. Ik ben geen kruisvaarder, ik ben een ontdekkingsreiziger. Ik heb geen ‘Idee’ dat ik wil planten in toekomstige, vreemde grond. Ik arriveer al onderzoekend, al kijkend. Als het er is, is het er. Maar wellicht vind ik iets anders.”

Lijnbreuk

'Hanging out in Amsterdam'
‘Hanging out in Amsterdam’

“Ik had The Fifty Year Sword niet kunnen schrijven, en That al helemaal niet, zonder computers of internet. Er lag teveel onderzoek aan ten grondslag. De Oxford English Dictionary staat online: talloze etymologieën kan ik daar onmiddellijk nazoeken. Dat kon James Joyce niet. Ik kan razendsnel historische feiten en kaarten vinden. Voor de lay-out kan ik kiezen uit een oneindig palet aan kleuren. Ik kan pdf-files naar De Bezige Bij sturen en zeggen: ‘Ik wil deze lijnbreuk precies hier.’ Ik heb zoveel meer controle over de tekst dan enig andere schrijver de afgelopen honderd jaar had. Ook al willen wij schrijvers ons heel zelfstandig voelen, toch worden we tot op bepaalde hoogte geschreven door onze context, de wereld waarin wij leven. Daarom probeer ik zo open mogelijk te staan: ik ga naar de bioscoop, kijk televisie, luister naar mensen, gebruik de nieuwste technologie, kijk wat mijn iPod kan doen, sms mijn vriendin, bekijk myspace.com, zoek de nieuwste database die ik op het internet kan vinden, speur naar de meest recente software.”

“Ik wil intrigerend proza schrijven, proza waardoor mensen zich afvragen wat er nu precies aan de hand is. Dat is van groot belang, van moreel belang zelfs. Het verlangen om ergens achter te komen, nieuwsgierig zijn: dat is gezond, dat is goed voor de wereld. Het is verstandig om je geliefde bepaalde vragen te stellen, het is goed politici te vragen wat ze in vredesnaam aan het doen zijn. Zonder het stellen van vragen – wat een soort uitdaging is, een soort van intimiteit en interesse – gaan veel dingen fout. Het is hetzelfde als het openen van een paar ramen bij binnenkomst in een donkere kamer: dingen moeten circuleren.”

“Ikzelf vind allerlei plekken intrigerend. Ik herinner me dat voor mij als kind kelders donker waren, vochtig, eng, bedekt met spinnen en stof. Ik weigerde toen een kelder in te gaan. Het was simpelweg angstaanjagend. Als je dan uiteindelijk naar beneden gaat, besef je niet alleen dat je in een kelder het licht aan kunt doen, maar dat een kelder ook erg leuk kan zijn. We moeten die donkere plekken juist opzoeken.”

Een drug

“Het morele belang van mijn boeken ligt in het nieuwsgierig maken. Ik vertel je niet nieuwsgierig te zijn, maar ik máák je nieuwsgierig. Ik vertel je niet waaruit een drug bestaat, maar ik gééf je de drug. Ik vertel je niet hoe de muziek gespeeld wordt, ik gééf je de muziek. Het maakt niet uit wat je eigenlijk denkt, maar na het lezen van het verhaal ben je geïntrigeerd. Misschien ben je gefrustreerd, omdat je het eng vindt om nieuwsgierig te zijn. Toch maakt het je nieuwsgierig. Het is een drug: het heeft een heel direct effect op je zonder dat je per definitie door hebt wat er gebeurt. Voor mij is het niet van belang of lezers elk detail begrijpen. Evenals het niet van belang is om de auto te snappen waarin je rijdt. Het enige wat je hoeft te weten, is hoe je je voelt wanneer je ermee rondrijdt.”

“Dát is waar ik mee bezig ben. Mijn boeken mogen dan steeds complexer worden, maar uiteindelijk hoef je je daar niet bewust van te zijn. Het enige dat telt is: je houdt er een ervaring, een sensatie aan over.”

Mark Z. Danielewski • The Fifty Year Sword • Uitgever: De Bezige Bij • 99 bladzijden • prijs: € 24,90 • ISBN 90-234-1877-8

Mark Z. Danielewski • Het vijfig jaars zwaard • Uitgever: De Bezige Bij • 99 bladzijden • prijs: € 24,90 € ISBN: 90-234-1856-5