Kunst / Expo binnenland

Robuuste huiden en stevige kuiten

recensie: Pure Rubens

Misschien is een tentoonstelling over de olieverfschetsen van Rubens in het Museum Boijmans Van Beuningen wel voor de hand liggend. Het Museum bezit zo’n twintig schetsen van de kunstenaar en kan dus gemakkelijk uit de eigen collectie putten. Toch is het al bijna zeventig jaar geleden dat het Museum dit onderwerp belichtte. Bovendien bestaat de tentoonstelling uit veel meer dan een aantal uit het depot opgeduikelde werken. ‘Pure Rubens’, georganiseerd in samenwerking met Museo Nacional del Prado in Madrid, toont veel topstukken op heldere wijze. Het is de extra toeslag bovenop je kaartje meer dan waard.

Binnenin de nis

Die helderheid is grotendeels te danken aan de ruime opzet van de tentoonstelling. Een introductiefilm en een met tekeningen versierde tekst over Rubens’ werkwijze leiden het geheel duidelijk in. Vervolgens is het lastig om te verdwalen in de paar grote, aaneensluitende zalen, maar de expositie is ook weer niet zomaar, in één oogopslag, te zien. Dat komt onder andere door een grote nis in het midden van de hoofdzaal. De nis zorgt ervoor dat niet alleen de grote werken de aandacht trekken, maar dat juist ook de kleinere olieverfschetsen opvallen.

Peter Paul Rubens, De kruisafname, 1611-1614, olieverf op paneel, Londen the Courtald Gallery

Een goed voorbeeld hiervan vind je direct bij het betreden van de tentoonstelling. Rechts van je hangt een groot schilderij, maar als eerste zie je juist de kleine schets op de wand tegenover je. De schets en het schilderij verbeelden hetzelfde onderwerp, de ontmaskering van Achilles, maar tonen de voorstelling op verschillende manieren. Op de schets is Achilles kwetsbaar: hij schrikt van de ontmaskering, waarvan het gevolg is dat hij mee zal moeten vechten in de strijd. Op het schilderij ziet Achilles er daarentegen juist krachtig uit op het moment dat hij wordt ontmaskerd. Hij trekt het zwaard, waaraan hij wordt herkend, heldhaftig uit een berg juwelen en zijn rode mantel wappert als die van een superheld.

De tentoonstelling is thematisch opgebouwd, met uitzondering van de werken in de nis, die komen uit Rubens’ vroege periode aan het begin van de zeventiende eeuw. De kunstenaar verblijft dan acht jaar in Italië en wordt daar vooral beïnvloed door de klassieke traditie en de eigentijdse Italiaanse schilderkunst. Opvallend in de nis is ook zijn uitbeelding van een Oudtestamentisch verhaal over Simson en Delila. Twee olieverfschetsen tonen hoe Simson, verraden door zijn geliefde, gevangen wordt genomen door soldaten. Beide werken zitten vol beweging en de robuuste huid van Simson en het zachte, lelieblanke lichaam van Delila zijn haast tastbaar. Het is een fantastische stofuitdrukking die op de meeste kunstwerken in de zalen te bewonderen valt.

Peter Paul Rubens, Drie nimfen met de hoorn des overvloeds, ca. 1625-1628, olieverf op paneel, Londen, Dulwich Picture Gallery

Rubensvrouwen

Mooie vrouwen als Delila kunnen in een tentoonstelling over Rubens eigenlijk niet ontbreken. Je zou kunnen stellen dat drie typische ‘Rubensvrouwen’ zijn afgebeeld op het werk Drie nimfen met de hoorn des overvloeds. Van het werk zijn zowel de schets als het uiteindelijke schilderij te zien en op beide zien we weldoorvoede schoonheden met stevige kuiten en bolle wangen. De schets is helemaal van de hand van Rubens, op het schilderij zijn de vruchten, bloemen en dieren geschilderd door Frans Snijders. Een kunstenaar met een productie als die van Rubens kan immers niet anders dan een deel van zijn werk uitbesteden.

Dat Rubens enorm veel produceerde en dat de schetsen in olieverf ook commerciële doelen dienden wordt in de tentoonstelling goed uitgelicht. Een ander aspect dat verschillende keren de aandacht krijgt is een vergelijking tussen de olieverfschetsen van Rubens en de losse schilderijen van de impressionisten. De vergelijking grappig, maar gaat niet helemaal op. De impressionisten presenteerden hun schetsen als voltooide werken, terwijl ze voor Rubens deel uitmaken van zijn werkproces. Rubens onttrekt zijn schetsen dan ook aan vele ogen door ze voornamelijk in zijn atelier te bewaren, bij zijn overlijden worden er daar honderden gevonden. Dat de tijden wat te gemakkelijk naast elkaar worden geplaatst is jammer, maar het is één van de weinige minpunten van de verder prachtige tentoonstelling.

 

Boeken / Fictie

Literatuur van lichaamsholtes

recensie: Marieke Lucas Rijneveld – De Avond is Ongemak

In zowat alle recensies werd dit boek onthaald als Neerlands hoop: een romandebuut dat niets minder was dan een meesterwerk en zelfs de vergelijking met De Avonden kon doorstaan – wellicht uit luiheid omwille van het woord ‘avond’. Begrijpe wie kan: De Avond is Ongemak is weliswaar aardig geschreven, maar daar houdt het ook op.

De plot van De Avond is Ongemak past op een bierviltje: gezin verliest oudste zoon, gezin rouwt en groeit uit elkaar. Dat wordt uitgesmeerd over 270 pagina’s, waarbij het verdriet, de onmacht tot communicatie en de drang om te ontsnappen zin na zin in je gezicht wordt gegooid. De Avonden van Gerard Reve ging over de waanzin van de oorlog en de illusieloosheid van de jeugd die eruit kwam, zonder dat die oorlog ook maar één keer bij naam werd genoemd. Hier struikelt pagina na pagina ‘verdriet’ over ‘pijn’, ‘hart’ en ‘gemis’. Zodanig in your face dat het op den duur bijna lachwekkend wordt, wat ongetwijfeld niet de bedoeling was. Het gevolg is ook dat het je op geen moment raakt, ondanks het rauwe verdriet dat wordt ontleed. Je moet het als auteur maar kunnen.

Kakken

Ook de symboliek is om van te huilen. Hoofdpersonage Jas draagt het hele boek door haar jas, die ze weigert uit te trekken. Wat uiteraard een letterlijke vertaling is dat de gevoelens die ze niet krijgt geuit. Ze slaagt er ook niet in te kakken, omdat ze van verdriet helemaal verstopt zit. Het is allemaal zo doorzichtig.

Maar wat nog het meest stoort, is de constante stroom aan vergelijkingen. Haal die er allemaal uit en je houdt een boekje van 50 pagina’s over. Er mag geen vuilniszak in beeld komen of de opening ervan gelijkt op de aars van een koe. Gesneden snijbonen zien eruit als een uitgeroeide sprinkhanenplaag. In plastic verpakte hooibalen zijn als zeepblokken. En heeft een boek een ezelsoor? Dan wou het hoofdpersonage dat ze er zelf ook één had, om te weten waar ze was. Het lijkt wel of de auteur op elke pagina als een kind roept ‘kijk eens wat ik kan’. Zelfs in de allerlaatste twee woorden van het boek kan ze het niet laten uit te pakken met een – in dit geval bijzonder flauwe – woordspeling die de dramatiek van de situatie helemaal onderuithaalt.

Lichaamsholtes en wat erin te rammen

Zorgwekkende evolutie ook in de jongste literatuur van de Lage Landen: de fascinatie voor lichaamsholten en wat je er allemaal in geramd krijgt. Hielp het einde van Lize Spits’ Het Smelt het hele boek al bijna onderuit door de stok die ergens in werd gepropt waar die niet hoorde, gaat Rijneveld nog een stuk verder: zussen tongen met elkaar, zowel de vinger van de vader als de broer wordt in de anus van Jas gepropt, en op het einde krijgt een vriendin de spuit in haar achterste waarmee koeien geïnsemineerd worden. Suspension of disbelief, my ass. Het zal wellicht onmacht of zo moeten uitdrukken, maar het werkt gewoon niet. Wie heeft ooit als 12-jarige een oudere broer of zus gevraagd een vinger in de anus te steken, waarop die dat ook effectief deed? Kom nou.

Niet de avond, maar heel dit boek is ongemak. Slechts één scène – de huiveringwekkende, haast apocalyptische ruiming van de koeienstal, waar mond-en-klauwzeer is vastgesteld – blijft hangen. De rest is een waslijst van vergelijkingen en manke metaforen van een auteur die op elke pagina veel te zichtbaar haar best doet literatuur te bedrijven. Waarom mensen dit een adembenemend debuut of godbetert een meesterwerk noemen, is me een raadsel. Zou het met de Nederlandse literatuur dan zo erg gesteld zijn?

 

Boeken / Fictie

Een onmogelijke vriendschap

recensie: John Steinbeck - Muizen en mensen

Muizen en mensen betekende voor John Steinbeck een wereldwijde doorbraak. Wat John Steinbeck in 1937 in 134 pagina’s wist te vatten is een zeldzaam en ijzersterk verhaal over de grenzen van vriendschap en loyaliteit.

De vrienden George Milton en Lennie Small leiden als arbeidsmigranten ten tijde van de Grote Depressie een onzeker bestaan. Ze trekken van de ene ranch naar de andere, waar ze voor een schamele vijftig dollar per maand hooibalen sjouwen. Maar waar de andere migranten hun zuurverdiende centen uitgeven aan drank en vrouwen, houden George en Lennie vast aan hun droom ooit een eigen huisje te hebben, compleet met een moestuin, kippen en konijnen. Het maakt Lennie dolgelukkig te weten dat hij op een dag voor deze konijnen mag zorgen.

Bijzondere band

Muizen en mensen was oorspronkelijk als toneelstuk bedoeld, een gegeven dat in de hele novelle resoneert. Het grootste deel van het verhaal speelt zich op één boerderij af, waardoor het goed werkt in een theatersetting. Centraal staat de vriendschap tussen George en Lennie, die zowel erg hecht als zeer ongebruikelijk is. Lennie is mentaal zwak en George heeft zijn tante ooit beloofd zorg voor hem te dragen. Deze taak neemt hij uiterst serieus en hij wringt zich in allerlei bochten om te zorgen dat zowel Lennie als hijzelf niet in de problemen komt.

Dit houdt in dat George zo veel mogelijk het woord doet en Lennie zijn best doet het niet te verprutsen. Want hoewel Lennie beresterk is en dus hard kan werken, gedraagt hij zich vaak als een olifant in een porseleinkast. George probeert hem koest te houden door samen met Lennie te fantaseren over het huisje dat ze willen kopen. Maar ook de minst oplettende lezer kan op zijn vingers natellen dat dit huis er nooit zal komen.

Zuiderlijke tongval

Of mice and men werd al meerdere malen in het Nederlands vertaald. Peter Bergsma toont zich in topvorm met deze vertaling, waarin hij voor de lastige taak stond de zuidelijke tongval van de personages te vatten. Zo wordt er veelvuldig gebruik gemaakt van dubbele ontkenningen of worden letters ingeslikt, zoals wanneer Lennie George belooft: ‘I ain’t gonna say nothin’.’

Bergsma is niet zozeer geïnteresseerd in het zo nauwkeurig mogelijk vertalen van het gezegde. Veeleer vat hij de toon, die hij vangt in een soort Amsterdamse straattaal. Het is een ogenschijnlijk vreemde keuze, om een provinciaal- met een stedelijk dialect te vertalen, maar het stoort in het geheel niet. Het stelt Bergsma in staat de sfeer te vatten zonder vreemde bokkensprongen te moeten maken om een woordelijke vertaling te creëren.

John Tahon - Keramiekmuseum Princessehof
Kunst / Expo binnenland

In gesprek met schiere monniken

recensie: Johan Tahon - Monk
John Tahon - Keramiekmuseum Princessehof

Momenteel kun je in het Noorden én in het Zuiden van ons land overzichtstentoonstellingen zien met werk van Johan Tahon (1965). Keramiek in het Princessehof te Leeuwarden, oud en nieuw werk uit verschillende materialen in het Bonnefantenmuseum in Maastricht (Beating around the Bush – episode #5).

Johan Tahon is een Vlaams kunstenaar die werd ontdekt door curator en museumdirecteur Jan Hoet. Zijn werk is in Nederland vooral bekend geworden door toedoen van galerie Gerhard Hofland in Amsterdam, die regelmatig stukken van hem toont.
In Maastricht wordt Tahons kunst geplaatst in relatie tot oude kunst, met name van de middeleeuwse beeldsnijder Jan van Steffeswert. Daar lenen de archaïsch overkomende beelden zich ook bij uitstek voor. In Leeuwarden worden de meeste, grotendeels monumentale, keramische figuren voor het eerst solo binnen de muren van een museum getoond. Ze staan in een zaalvullende vitrine waar de bezoeker omheen kan lopen. Een meer klassieke opstelling dan in Maastricht dus. Het werk spreekt hier meer voor zichzelf.

In gesprek

John Tahon

Johan Tahon, Monk, 2016-2017, geglazuurde keramiek, +/- 160 cm hoog. Foto: G.J. van Rooij.

Deze klassieke opstelling nodigt uit tot een (intern) gesprek. De opstelling begint ook haast symbolisch: met twee kleine koppen, Ozean en Yosemite, die samen zijn neergezet. Beide komen ritualistisch over, overgoten met wit glazuur, zoals in India melk of water over een lingam (kleine pilaar of zuil) wordt gegoten. Diezelfde sfeer ademen ook de kleine vazen die als albarelli (apothekerspotten) tussen de monniken in de grote vitrine staan.
De monniken zelf staan er in zichzelf gekeerd en wat gebogen bij. Ze hebben geen armen, als bij een klassieke torso, hun lichamen zijn gedraaid en ze dragen allemaal een monnikskap. Ze zijn geïnspireerd op de schiere (witte) monniken op Schiermonnikoog. Opeens valt een figuurtje aan het eind van de vitrine op, tussen de potten. Het lijkt wel een duiveltje, met opstaande oortjes/horentjes en een glimlach om de mond. Een humoristisch element tussen alle ernst.

Dichterlijk

Tahon

Johan Tahon, Monk, 2016-2017, geglazuurde keramiek, +/- 160 cm hoog. Foto: G.J. van Rooij.

Tahon inspireert dichters en dat is te begrijpen, want je kunt bijna alleen op dichterlijke wijze over zijn werk praten. Voor Maastricht schreef Till Lindemann (van de band Rammstein) vijf gedichten. Op de tentoonstelling in Leeuwarden kun je elementen toepassen uit gedichten van Peter Verhelst over Tahon. Deze staan ook op Tahons website. De veegjes rond een oog van een monnik zie je dan bijvoorbeeld als houtskoolveegjes. Uit de gaten in de schedels ontspruiten onzichtbare berkentakken of geweien, verwijzend naar dieptepsychologie.
Waar de monniken hun ogen neerslaan, slaat de bezoeker die juist op en wordt er, dat is althans de bedoeling, door geraakt. Kijkend, erom heen lopend, het voor zichzelf in al dan niet poëtische taal proberen te vatten. Dat is het spirituele gesprek dat in Leeuwarden, en op een andere manier ongetwijfeld ook in Maastricht, wordt gevoerd. Een tentoonstelling die het 100-jarige Princessehof, en de Culturele Hoofdstad van Europa waardig is. Meer dan.

Ga dus naar Leeuwarden. En naar Maastricht. En als het even kan ook nog naar Boijmans van Beuningen in Rotterdam, waar t/m 23 september in het kader van de expositie ANIMA MUNDI Tahons Offer valt te zien.

Boeken / Fictie

Oude dromen van de toekomst

recensie: Philip K. Dick - Elektrische dromen

Opdringerige huishoudrobots, mensen die gedachten kunnen lezen en intergalactische snelwegen: de bundel Elektrische dromen van Philip K. Dick zit vol met dit soort futuristische taferelen. Deze veelzijdige science fiction bundel toont aan dat Dick een expert is in het genre. De verhalen ontroeren, beangstigen en zetten je aan het denken.

Philip K. Dick (1928 – 1982) wordt beschouwd als een van de grootmeesters van de Amerikaanse science fiction. Zijn romans zijn verfilmd tot o.a. Blade Runner en Minority Report. Een tiental korte verhalen is onlangs bewerkt tot de Amazon serie Electric Dreams en verzameld in de gelijknamige bundel.

De connectie met de serie is niet te missen. De korte verhalen in Elektrische dromen zijn allen voorzien van een inleiding door de desbetreffende regisseur. Hierin leggen ze uit waarom ze ervoor gekozen hebben om het verhaal te verfilmen en welke elementen uit de oorspronkelijke tekst ze behouden hebben. Doordat de introducties een context bieden, vormen ze een toegevoegde waarde in het geheel.

Nog altijd relevant

De verhalen zijn heel verschillend van aard, van pure science fiction met robots en ruimtereizen (‘Verkooppraatje’) tot enge horror (‘Het vaderwezen’). Hoewel ze decennia oud zijn, doen ze bijna niet gedateerd aan. Ook leest de tekst zeer vlot weg (wat tevens hulde voor de vertalers is). Het telepathische element in ‘De kapmaker’ verraadt echter dat de verhalen geschreven zijn in een ander tijdperk: dit soort praktijken was namelijk populair in de science fiction van de jaren zestig van de vorige eeuw. Gedachtelezen anno nu zou via technologie plaatsvinden, niet via mensen met een speciale telepathische gave. Ook zijn de ietwat stereotypische rollen voor mannen en vrouwen niet meer helemaal van deze tijd.

Ondanks deze verouderde elementen valt het vooral op dat de verhalen nog altijd relevant zijn. Het verhaal over de gedachtelezers doet denken aan de huidige praktijken in China, waar de regering steeds verder gaat in het monitoren van de bevolking. Of neem ‘Autofab’, een verhaal over zelfregulerende fabrieken die maar blijven produceren, ook al zijn alle grondstoffen op. De lokale bevolking probeert de fabrieken te vernietigen, maar deze zijn juist ontworpen om zichzelf in stand te houden. Dit roept vragen op over kunstmatige intelligentie: wat als robots steeds slimmer worden en dit ten koste gaat van de mensheid?

Aliens versus mensen

Het mooiste zijn de menselijke verhalen: ‘Het vaderwezen’ en ‘Menselijk is’. In deze vertellingen neemt een alien de vorm van een mens aan, met in beide gevallen een totaal andere afloop. In ‘Het vaderwezen’ ontdekt een jongen dat zijn vader is vermoord en dat een alien zich als hem voordoet. Wat volgt is een scène die direct in de tv-serie Stranger Things gebruikt zou kunnen worden: de jongen en zijn vriendjes gaan op zoek naar een manier om het vaderwezen te vermoorden. In ‘Menselijk is’ is een vrouw zeer ongelukkig in haar huwelijk met een vreselijk onaardige, door zijn werk geobsedeerde man. Na een reis naar een andere planeet is haar man ineens verdacht vriendelijk. Een wanhopige alien die met uitsterven wordt bedreigd heeft zijn lichaam overgenomen. Maar of zijn vrouw dat nu heel erg vindt…

De bundel Elektrische Dromen is een pareltje voor de sci-fi liefhebber. De verhalen zijn allemaal totaal anders waardoor je doorlopend verrast wordt, terwijl de introducties het boek een persoonlijk tintje geven. En er wordt wel gezegd: Don’t judge a book by its cover, maar in dit geval is de omslag wel een vermelding waard; de uitgever heeft voor een prachtig omslag gekozen, waarin je de menselijkheid uit Dick’s verhalen herkent.

Muziek / Album

Blues uit diverse windstreken

recensie: Blues-Update Volume 8

Bluesmuziek is er in vele soorten en maten. Nieuwelingen melden zich met regelmaat aan het bluesfrong, terwijl oude bekenden nog steeds met uitstekend nieuw materiaal op de proppen komen. Inmiddels moet Ian Siegal zich tot de oudgedienden van de blues noemen. Danny Bryant komt met mogelijk zijn beste plaat ooit, nu hij verder moet zonder zijn vader in de band. Dana Fuchs groeit alleen maar verder.

Siegal komt met de bluesplaat van het jaar

Laten we er maar geen doekjes om winden: het nieuwe album van Ian Siegal doet direct een gooi naar de titel van bluesplaat van het jaar. All The Rage maakt al bij een eerste beluistering helder dat Siegal in topvorm is. Hij versnijdt de blues vakkundig met genres als soul, rock en een vleugje voodoo. De cover van het album is een schilderij van Ian Siegal zelf, gemaakt naar een foto die van hem werd geschoten. Zo zien we meteen dat Siegal niet alleen als muzikant veelzijdig is. Het maakt nieuwsgierig…

De albumopener ‘Eagle-Vulture’ kunnen we gemakshalve betitelen als een herkenbaar Siegal-nummer. Het is een kabbelende blues met de stevige zang en af een toe een gekke hoge uithaal. Wie het eerdere werk van hem kent zal het onmiddellijk herkennen. Gelukkig zijn niet alle tien de songs slechts een beetje meer van hetzelfde. Het is juist de diversiteit van de songs die de kracht van het album vormt. Zo horen we het warme door soul beïnvloede ‘Won’t Be Your Shotgun Rider’ gevolgd door het opgewekte ‘Ain’t You Great’. Een heel verrassend moment van het album is de gospel in ‘Sweet Souvenir’; iets onverwachts van Ian Siegal. Ik wist niet dat hij dat in zich had.

Afscheid nemen stuwt naar grote hoogte

Revelation is het product van een periode waarin Danny Bryant worstelt met emotionele problemen rond het afscheid nemen van zowel een van zijn beste vrienden als zijn vader. Met zijn vader deelde hij vele jaren het podium; nu moet hij zonder hem verder. Die pijn resulteert in een van de beste bluesalbums van 2018. Bryant speelt met vlammend gitaarwerk dat bij tijden heftig over komt. Het geeft al snel het gevoel dat de lading van het album net zo heet moet worden genomen als het opgediend wordt. Met de wetenschap waar Bryant mee worstelt is dat niet minder dan normaal.

Het album opent met de titeltrack ‘Revelation’ waar Bryant direct en helder een openbaring uitschreeuwt. Hij verhaalt over de prijs die hij moet betalen voor de diefstal van zijn hart. Die directheid, boosheid en pijn vinden we in meer composities terug op dit album. Maar we kunnen niet zeggen dat het overal even heftig is. Bryant weet zeker ook gas terug te nemen en daarmee te ontroeren. ‘Isolate’ is als tweede nummer van het album van beide kampen. Met fraai gitaarwerk, afgewisseld met de nodige rustpunten, maar ook de tergende zang van Bryant. Ruige bluesrock vinden we vervolgens weer in ‘Liars Testament’. Eigenlijk is het een aaneenrijging van machtige hoogtepunten. Het enige absoute rustpunt op het album levert ‘Someday the Rains Will Fall’; voor het overige voert vooral de heftigheid, en daarmee ook de fraaie bluesrock, de boventoon. Het album brengt je snel van A naar B als je het draait op de snelweg. Let op je teller!

Alleen maar doorgroeien

Het debuutalbum Lonely For a Lifetime bleek in 2003 aan ons voorbij te zijn gegaan. De meeste liefhebbers leerden Dana Fuchs daarom kennen bij het uitkomen van de DVD Live from NYC in 2008. Met het liveoptreden wist Fuchs ineens wel de aandacht op zich te vestigen. Bij dit vijfde studio-album Love Lives On kunnen we gemakkelijk stellen dat deze Rod Stewart van de blues in vrouwspersoon alleen maar steviger in haar schoenen staat. De rock van deze bluesplaat heeft wel de overhand, waardoor de blues verder naar de achtergrond is verschoven.

Fuchs tapt uit een stevig vaatje rock, maar levert in het titelnummer dat als vijfde liedje op het album te vinden is een rustpuntje tussen de dertien fraaie composities. Er zijn geen zwakke momenten te vinden op dit album dat zich vooral uitnodigt om herhaaldelijk te worden beluisterd en wel direct na elkaar. Het duurt lang voordat de verveling zal toeslaan. Fuchs zit vol levenslust en vechtlust dat ze ook bezingt in ‘Fight My Way’, waarin ze verwoordt hoe ze zich terug vecht in het leven na een wat heftige periode. Het lijkt erop dat ze daarbij een haar depressie heeft overwonnen en zich terug vecht. Het geeft in ieder geval een fraai liedje dat naast ‘Love Lives On’ als rustpunt dient, maar dat wat betreft de tekst zeker niet is. Fuchs’ nieuwe album laat vooral van zich genieten door regelmatige consumptie op een goed volumeniveau.

Kunst / Expo binnenland

Gesneden in hout, maar niet afgesneden

recensie: ITE Art. Finse collectie Ammann

Het Outsider Art Museum, op de begane grond van de Hermitage Amsterdam, presenteert voor het eerst in Nederland stukken uit de privécollectie van Max Ammann, die – zoals een foldertje zegt – ‘een belangrijke verzamelaar op het gebied van Outsider Art’ is.

Max en Korine Ammann

Elders heet het gelukkig de verzameling van het echtpaar, Max en Korine Ammann. Want zoals zo vaak bij verzamelaars, doen zij het samen. Ze raakten tijdens een bezoek aan Finland in de ban van de zogenaamde ITE Art. Dat wil zeggen Itse Tehty Elämä, zelfgemaakt leven. Kunst uit het Finse achterland op het grensvlak van Outsider Art en volkskunst. Kunstuitingen van mensen die weinig aansluiting hebben met de gevestigde kunstwereld, die werk maken dat buiten de canon en de reguliere kunst valt.

Raak

Maar pas op: de kunstenaars zijn qua beeldvorming totaal niet afgesneden van wat er om hen heen gebeurt en in de wereld speelt! Neem bijvoorbeeld de gouache Verenigde Wereld van Amerika van Petri Martikainen (1964), de kunstenaar en muzikant die woont in een beschermde woonvorm in Perniö. Hierin loopt een dollarteken uit in een christelijk kruis. Of kijk hoe hij de dood in acryl op hout weergaf: met steentjes en een gebroken stokje. De dood heeft zijn ogen dicht en gifgroene vleugels, als een gevallen engel. Nee, niet zoals de gangbare iconologie het wil, maar hóe origineel en raak getroffen!

Ilmari Salminen: Collage

Ook bij Ilmari Salminen (1929-2008) kwam in zijn blokhut in de bossen buiten Petäjävesi (Midden-Finland) de buitenwereld binnen: de muren zijn behangen met door geometrische en ornamentele figuren omlijstte collages met een foto in het midden. Van bijvoorbeeld de Finse generaal Adolf Ehrnrooth, Marilyn Monroe, prinses Diana of de president van Finland.

Uit deze materiaalkeuzen blijkt, dat veel Outsiderart-kunstenaars al lang niet meer alleen met papier werken, al zijn er in Amsterdam nog wel enkele voorbeelden van te zien: van Johannes Setälä (1941), een sjamaan, en Tuula Huusko (1946-2004), die volgens de mooie catalogus bij de tentoonstelling, tijdens haar laatste jaren tekende ‘als een bezetene’.

Dicht bij huis

Toch blijven de kunstenaars van de meeste werken die worden getoond dicht(er) bij huis: het eenvoudige boerenleven in Finland en de omringende natuur, vooral die van de vogels. De boer Jorma Pihl (1944) maakte bijvoorbeeld een paard met ploeg en – vooral – veel prachtige kraanvogels, die hij uit hout zaagt.

Jorma Pihl: Cranes

De lange halzen van de kraanvogels doen, al dan niet toevallig, denken aan de Finse nationale romantiek die doorgaat onder de naam kansallis romantikka, zwanenhalsstijl. Daarin komen in hout- en glaswerk vaak twee-aan-twee samengebrachte vormen voor, hetgeen niet alleen geldt voor de kraanvogels van Pihl, maar ook voor bijvoorbeeld de ineengestrengelde snavels van twee houten vogels van Nils Rytkönen (1928), een gepensioneerde boer die zijn hele erf vol heeft staan met zijn werk. Werk dat tegen het non-figuratieve aanhangt, en dat is uitzonderlijk.

Alles komt prachtig tot zijn recht in de mooie, door Benthem Crouwel Architects en Kees Peerdeman ontworpen, ingericht en vormgegeven expositieruimte. Het is een mooie keuze uit de 5.000 kunstwerken van uiteindelijk zo’n vijfhonderd kunstenaars die de Ammanns verzamelden. Het is ook een tentoonstelling die, zoals Hans Looijen, directeur van het museum in de catalogus schrijft, aan het denken zet ‘over de grens van geaccepteerde kunst aan de hand van uiteenlopende vragen van de kunstenaars over hun plaats in de wereld’.

 

Kunst / Expo binnenland

Tijdreis door de bladzijden

recensie: Druk in Den Haag: 500 jaar boeken in 30 verhalen

Betreed een dezer zonnige dagen de verduisterde zalen van Museum Meermanno in Den Haag en laat je meevoeren op een reis door de boekdrukkunst in Druk in Den Haag: 500 jaar boeken in 30 verhalen.

Van bloemen tot zeemonsters

De reis begint op 4 september 1518, wanneer ene Hugo Janszoon van Woerden als allereerste in Den Haag een boek op de drukpers legt. Die wandelinghe der bloemen ligt hier opengeslagen op de titelpagina, waarop we een houtsnede zien van Jezus omringd door de voorwerpen waarmee hij gemarteld werd. Het boekje vertelt dan ook van de lijdensweg die Jezus aflegde op weg naar het kruis. Voordat men boeken drukte, werden deze met de hand geschreven, gekopieerd en versierd. In de eerste zaal van de tentoonstelling zijn hier prachtige voorbeelden van te bezichtigen, waaronder het Visboeck van de Scheveninger  Adriaen Coenen. In dit manuscript worden allerhande vissen – van haring tot zeemonsters – toegelicht en afgebeeld.

De boekstalletjes in de Grote Zaal (Ridderzaal), met de grote trommel van ’s Lands loterij op het podium op de achtergrond, ca. 1735. Prent, Rijksmuseum

Vaderlandse geschiedenis

Wanneer je de geschiedenis van een stad als Den Haag belicht, is het onontkoombaar dat onze vaderlandse geschiedenis zich hierin vervlecht. Druk in Den Haag omvat dan ook een hoop documenten van grote historische waarde, zoals uitgaven van het Twaalfjarig Bestand, de Vrede van Utrecht en de veroordeling van ‘landverrader’ Johan van Oldenbarnevelt. Ook zijn er bibliotheekcatalogi te bewonderen van vooraanstaande figuren als Constantijn Huygens en Frederik Hendrik. Wanneer we in de twintigste eeuw aankomen, duikt nonchalant Hitlers Mijn Kamp op in de collectie van de Openbare Bibliotheek en lezen we over Dokter Zjivago, het boek waarvan de CIA in het geniep een Russische versie liet drukken om de Sovjet Unie mee te infiltreren. We vliegen door de tijd en komen het ene na het andere interessante, bekende of verrassende document tegen.

Tekst

Het is wellicht enigszins ironisch om van een boekententoonstelling te stellen dat deze erg tekstdicht is, maar het is wel zo: naast de themateksten wordt bijna elk object binnen de tentoonstelling nog afzonderlijk toegelicht. Voor boekliefhebbers is de tentoonstelling hiermee een schat aan informatie, waarbij geen enkel wetenswaardig feit achterwege wordt gelaten – voor de gewone bezoeker kan de overvloed aan informatie daarentegen een nogal overweldigend effect hebben. Groot pluspunt is echter de locatie van de tentoonstelling. Museum Meermanno huist in een prachtig achttiende-eeuws pand aan de Prinsessegracht. In de donkere zalen – perkament verdraagt licht slecht, wordt er bij binnenkomst gewaarschuwd – wordt men als het ware getransporteerd naar een tijd waarin boeken nog speciaal en kostbaar waren en waarin je de bibliotheek alleen op afspraak mocht betreden.

Interieur van Drukkerij Trio aan de Juffrouw Idastraat, 1948. Foto Haags Gemeentearchief

Ervaring uit eerste hand

Ooit was de Koninklijke Bibliotheek ook zo’n elitaire plek. Van het reilen en zeilen van een grote bibliotheek blijft echter helaas maar weinig fysieks over, en meer dan tweehonderd jaar Koninklijke Bibliotheek kan dan ook worden samengevat in één vitrine. Dit probleem wordt opgelost door de inzet van een video, waarin Janne van Wezel vertelt over haar werk bij de KB in de jaren ’70 – toen de bibliotheek zich op de rand van de automatisering bevond en langzaam maar zeker haar deuren opende voor het grote publiek. Later komt men meer van dit soort ervaringen uit eerste hand tegen, wanneer oud-werknemers van verschillende drukkerijen over hun werk vertellen. De video’s geven een leuke personal touch aan onaanraakbare en vergane plekken, maar ook hier geldt weer dat er niet zuinig omgegaan wordt met informatie.

In 500 jaar is er veel indrukwekkends gebeurd in Den Haag. Druk in Den Haag laat deze ontwikkelingen op een prachtige manier zien, zowel op het papier als daarbuiten. De overvloed aan informatie neem je hierbij dan ook graag voor lief.

 

Theater / Voorstelling

Toveren met muziek

recensie: De Nationale Opera -Die Zauberflöte

Voor de derde keer is de productie van Die Zauberflöte in de regie van Simon McBurney in het Muziektheater in Amsterdam op de planken gezet. Met veel professionaliteit, werkplezier en een eenvoudig decor is een maximale zeggingskracht bereikt. Regie en een voortreffelijke muzikale leiding van Antonello Manacorda smeden de vocale prestaties met vaart en expressie tot een geheel.

Het verhaal begint met een projectie van info als ‘Akt 1’ en ironische toevoegingen op een groot scherm achter de bewegende en roterende bühne.  De opwinding uit de ouverture gaat naadloos over in een schrijvende hand, een kronkelende slang en een vluchtende prins. We zijn in een berglandschap en prins Tamino gilt ‘help!’. Drie militair uitgedoste hofdames van de Koningin van de Nacht, gezongen door de onvolprezen Judith van Wanroij, Rosanne van Sandwijk en Helena Rasker, redden de mooie Tamino. Ze kibbelen vervolgens in het eerste, fantastische terzet wie van hen bij hem mag blijven terwijl de anderen zijn komst melden. In dit sprookjesachtige eerste deel klaagt de Koningin haar nood over de ontvoering van haar dochter bij Tamino. Haar machteloosheid is mooi verbeeld door haar in een rolstoel te zetten. Nina Mynasian overtuigt met een klein postuur en groot bereik, ook in de beroemde coloraturen-aria in de tweede akte.

Contrasten

Foto: Michel Schnater

Zowel qua verhaallijnen als muzikaal zit Die Zauberflöte vol contrasten. Er is een ‘hemels paar’, een prins en prinses, en een ‘aards paar’, de vogelvanger en zijn toekomstige bruid. Er is een ‘koningin van de nacht’ en een ‘zonnepriester’. De sekte van de zonnepriester Sarastro (Dmitry Ivaschenko) is voorzien van zalvende retoriek en houdt er hoogst bedenkelijke opvattingen over vrouwen op na. Gelukkig zorgt vogelvanger Papageno, de onnavolgbare Thomas Oliemans met zijn keukentrapje, voor de broodnodige humor.

Als je ‘toveren’ opvat als ‘veranderen’ dan heeft McBurney met alle contrasten en verschuivingen in de onderlinge relaties de diepere laag te pakken in het contrast van ‘voor’ en ‘na’ de persoonlijke groei. Sarastro zorgt met zijn ietwat saaie voordracht voor een geestelijke make-over van Tamino en Pamina. Waar verhaal en muziek aanvankelijk opwinding, gevaar, gekheid en emotie bieden, verandert het karakter na de eerste akte in een plechtige beweging gericht op de idealen van de Verlichting: inzicht en volwassenwording. Voordat het zo ver is moeten de protagonisten eerst terdege gereinigd en beproefd worden. Hier komt het wonderlijke en gedateerde gedachtengoed van de mannenbroeders boven tafel.

Van moederskind naar powervrouw

Foto: Michel Schnater

De nadruk verschuift van de held, Tamino – fantastisch gezongen door Stanislas de Barbeyrac – naar Pamina, die dapper en volhardend in de liefde verreweg de meeste ellende moet doorstaan. Ze wordt verkracht door de keurige bediende van sekteleider Sarastro en, na weigering van medewerken aan een moord op Sarastro, verstoten door haar moeder. Wanneer haar prins gedwongen wordt haar te negeren – een onderdeel van zijn inwijdingsritueel – zingt sopraan Mari Eriksmoen een van de mooiste aria’s van Mozart. ‘Ach, ich fühl’s, es ist verschwunden’ – ik voel dat de liefde voorbij is. En toch blijft ze recht overeind. Eriksmoen is in deze regie de minst zielige prinses ooit. Ze groeit van bang moederskind naar powervrouw die de vooroordelen onder Sarastro’s wijsheden logenstraft.

Bij een première gaan soms kleinigheden mis. Waar zijn de opschepperige leugens van Papageno over het eigenhandig wurgen van de slang en het redden van Tamino gebleven? Die replieken uit het libretto vielen weg en de drie hofdames straften de vogelvanger zomaar, leek wel. En soms leek het nauw luisterende mechaniek van het bewegende podium te haperen. Maar de muzikale toverkracht van orkest en solisten bleef, precies zoals Mozart het waarschijnlijk bedoeld heeft, van begin tot eind de pijler onder dit mooi uitgevoerde meesterwerk

Theater / Voorstelling

URLAND zonder URLAND

recensie: URLAND - De UR-triënnale 2018

Of ik zin had in vintage URLAND? Natuurlijk! Zelfs als URLAND het zonder URLAND doet. Of tenminste, zonder Ludwig Bindervoet, Jimi Zoet, Thomas Dudkiewicz en Marijn Alexander de Jong. In hun plaats spelen vijf stagiaires een re-enactment (reprise? revival?) van House on Mars en Oktobertragödie, twee vroege werken waarmee het performancecollectief in 2011 de festivalscene betrad. De UR-triënnale 2018 is zelf een festival, maar ook een anti-festival; twee performances, maar ook één grote meta-performance; een ode aan vergankelijkheid door repertoire uit de vergankelijkheid te halen. Een vat vol tegenstrijdigheden, zoals alleen URLAND dat kan.

Onderzoek en relativering

Met dit driejaarlijkse festival werpt het collectief de blik op zichzelf. Hoe persoonlijk is hun werk? Kan het los van de performers bestaan, of wordt het dan echt iets anders? Op het podium zien we Shelley Bos, Maarten Heijnens, Levi Middendorp, Giulia Reiss en Rosa Weekers. Met stageverslagen in de hand hemelen ze de Urlanders op, maar al snel slaan de twijfels toe. Over de korte tijd die ze hadden om de stukken te leren. Was deze groep niet tegen fastfoodtheater? En die moeilijke woorden van de mannen – acteurs als ‘hogepriesters van het nu’ – moet dat echt? Door andere performers te gebruiken, ontstaat er een afstand waarmee URLAND zichzelf onderzoekt en relativeert. De idealen waar ze naar streven – theater dat de verbeelding viert, het hier en nu benadrukt en wars blijft van commercie – blijven overeind, maar tegelijkertijd is er ruimte voor zelfspot.

Existentiële eenzaamheid

De vijf stagiaires spelen vervolgens de Urlanders die hun rollen uit House on Mars en Oktobertragödie spelen.“Acteurs zijn spreekbuizen,” hoorden we eerder, en dus vervangbaar. In House on Mars volgen we Reif en Jules (Rosa Weekers en Maarten Heijnens, voorheen Jimi Zoet en Marijn Alexander de Jong), twee ruimtereizigers die vergezeld worden door een HAL-achtige supercomputer (Giulia Reiss, die net als haar voorganger Thomas Dudkiewicz een hypnotiserende stem heeft). Door een op een oog lijkend raam staren ze door de ruimte, en proberen de absurditeit van hun reis op afstand te houden: een bericht naar huis zou er eeuwen over doen om aan te komen. Als zelfs de computer verdwaald raakt, is er geen ontkomen meer aan: ze zijn verloren in de oneindigheid. House on Mars pakt een van de grote thema’s uit science-fiction: de existentiële eenzaamheid van het heelal, en de angst van mensen om ontheemd te zijn. Die ontheemding is ook merkbaar op het schip. Het leven van Reif en Jules wordt gereguleerd door een computer die alle menselijke kennis in zich heeft. De machine die de mens ontstijgt: URLAND zou er later een trilogie over maken, maar hier is de fascinatie al te zien.

Fascistische sitcom

In Oktobertragödie belanden we in een nagesynchroniseerde Duitse sitcom. We zien een Beierse familie wiens wereld ophoudt bij de achtertuin en overheerst wordt door tirannieke vader. De moeder wordt vernederd en gemarteld door haar zonen, en begint uiteindelijk een incestueuze relatie met een van hen. De vader wordt een woedende volksmenner die het publiek als massa aanspreekt. Hetzelfde effect zit in de vorm waar URLAND voor kiest. De huiskamer van de sitcom is het benauwde, ‘eigen’ gebied waar de Ander op afstand wordt gehouden. Elke uitspraak van de personages wordt gedicteerd door nasynchronisatie, terwijl de vrolijke achtergrondmuziek het publiek dicteert hoe het zich moet voelen. Terwijl de moeder bijna door haar zonen wordt verdronken, klinkt er gemoedelijke muziek. Afgelopen april raakte de revival van Roseanne in opspraak door een soortgelijke scène, vergezeld door applaus en een bulderlach. Het fascisme waar Oktobertragödie in 2011 naar verwees is in 2018 nog springlevend. Het heeft de vorm aangenomen van verschillende demagogen en de culturen die ze aanmoedigen.

URLANDS identiteit

Hoe te kijken naar de UR-triënnale? Als opzichzelfstaande performances blijven House on Mars en Oktobertragödie in 2018 nog steeds overeind. Bovendien geven ze een interessant perspectief op recenter werk van URLAND. De dialoog tussen performer en technologie die ik van de Urlanders ken is hier bijvoorbeeld al volop aanwezig. De acteur als een spreekbuis, een gelijkwaardig onderdeel in een groter Gesamtkunstwerk, is in dat opzicht niet zo’n vreemde gedachte. Tegelijkertijd is dat natuurlijk ook niet waar en zetten de vijf stagiairs alles in een ander daglicht: zowel de voorstellingen als URLAND als collectief. Tussen de twee performances spelen ze de Urlanders in een nagesprek. Standaardvragen over de eigen ontstaansgeschiedenis en inspiratiebronnen komen voorbij, maar ook de zelfreflectie uit de openingsscène. Is het niet nogal zelfreferentieel, vraagt de moderator: een performance over je eigen performances? Ergens wel, natuurlijk. Maar het levert wel een interessante schets op van URLANDS identiteit. Zelfs zonder URLAND.