Muziek / Album

De cirkel is rond

recensie: System of a Down - Hypnotize

En eindelijk was-ie er dan; Hypnotize, de opvolger van het afgelopen lente verschenen Mezmerize. Mezmerize werd meer dan goed ontvangen in de internationale pers, niet verwonderlijk dat er dus reikhalzend naar de opvolger van deze kraker werd uitgekeken. De muziek was al opgenomen tijdens dezelfde sessie als die voor Mezmerize, maar de band vond dat de luisteraar de tijd gegund moest worden om te wennen aan de muziek en bracht derhalve het materiaal verdeeld over twee CD’s uit. Nu is de tijd echter daar om overrompeld te worden door de “nieuwe” lading muziek die System of a Down voor ons in petto heeft.

Bron: www.systemofadown.com
Bron: www.systemofadown.com

Tja, ik mag wel zeggen dat ik inderdaad bijna gehypnotiseerd de ongeveer 36 minuten aan muziek doorsta. Wat houdt mijn aandacht vast? Wat zorgt ervoor dat de band mij en straks wellicht vele anderen in zijn greep weet te houden?

Meer metal

Allereerst is het het feit dat deze helft van het tweeluik toch net iets meer “metal” klinkt dan zijn voorganger. Het sluit daar nagenoeg perfect op aan, maar heeft net even iets meer vaart, agressie en stevige hooks, waardoor je toch weer even met je neus op de feiten gedrukt wordt; System of a Down is en blijft metal!

Opener Attack! geeft meteen een goede indruk. Een snelle riff, die een deathmetalband niet zou misstaan, blaast de conus uit je luidspreker, waarna een kort rustpunt het nummer laat overgaan in een lekker stampende song. Ook het navolgende Dreaming en bijvoorbeeld een nummer als U-Fig beuken er lekker op los.

Toch poppy

Toch is het nog steeds een album dat het ook bij het grote publiek zeker goed zal doen. Hoe komt dat toch? Laatst werd mij al gevraagd wie er in godesnaam had bepaald dat System of a Down popmuziek was. Hoe kon het toch dat deze muziek zo hoog scoorde in de hitlijsten terwijl het nog steeds metal was, was de verbaasde onderbouwing van de vraag. Welnu, het viertal maakt ook op Hypnotize heel slinks gebruik van de succesformule die het op Mezmerize ook toepaste. Niet al te ingewikkelde songstructuren die, paradoxaal genoeg, toch lekker vervreemdend ingepakt worden. Is het niet door de soms vreemde uithalen van zanger Serj of de bizarre teksten (Banana, banana, banana, banana, Terracotta Pie) dan is het wel dankzij de plotselinge omslagen van agressie naar eenvoudige doch doeltreffende melodietjes. Daarnaast wordt ook de zeer sterke samenzang veelvuldig gebruikt en horen we in Dreaming soms zelfs drie zanglijnen in het refrein; slinks, indrukwekkend, prachtig! Net als het album.

Muziek / Album

Voer voor musicologen

recensie: Andrew Pekler - Strings + Feedback

Strings + feedback is de derde cd die Andrew Pekler onder zijn eigen naam uitbrengt. De geboren Amerikaan is al een jaar of tien woonachtig in Europa. Sinds 2001 woont en werkt hij vanuit Berlijn. Het muzikale landschap op het album bevat raakvlakken met artiesten als Jan Jellinek, Fennesz, maar ook met John Cage en Edgar Varèse. De kenners weten dan waarschijnlijk genoeg. Voor alle anderen: strings + feedback bevat zeker geen hapklare brokken. Maar wie de tijd en de moeite neemt om de cd te verkennen, ontdekt een fascinerende wereld. Voor velen zal het album echter voer voor musicologen zijn en blijven.

~

Andrew Pekler is in zijn aanpak goed te vergelijken met de hierboven genoemde Jan Jellinek. Met microscopische precisie zoeken zowel Pekler als Jellinek naar fragmenten op oude jazz- en klassieke platen. Dit kan een sample zijn van een klarinet of een bekken, maar net zo gemakkelijk de ruis tussen melodie en ritme. Vervolgens begint een proces van herinterpretatie van de originele opnames, waarbij die geheel door elkaar gehaald worden. Het oude materiaal, nog slechts licht herkenbaar, groeit voor sommigen uit tot intrigerende muziek, voor anderen tot een willekeurige kakofonie van geluiden.

Morton Feldman

Het materiaal op deze cd is puur opgebouwd uit stukken van Morton Feldman uit de jaren vijftig. Deze geboren New Yorker begon vanaf die tijd driftig te experimenteren met muzieknotaties en -uitvoering. Later in zijn carrière zocht Feldman uitdagingen in de lengte van zijn composities. Dit leidde tot uitspattingen die menigmaal langer dan een uur duurden en in een enkel geval maar liefst vijf en een half uur.

Knippen en plakken van sfeer

Voor zijn album strings + feedback koos Pekler delen uit pianostukken en orkestrale werken van Feldman en plakte ze aan elkaar tot `drone-achtige’ loops, waarin de instrumenten soms goed en soms minder goed te herkennen zijn. Vervolgens voegde hij aan het resultaat flink wat feedback toe. De titel van het album is dan ook een vrij precieze weergave van wat erop te horen valt: strings + feedback. Op de cd zijn nauwelijks conventionele songstructuren te ontdekken. Het zijn minimale composities die in plaats van een melodie of een ritme een sfeer willen neerzetten. Die sfeer is een enkel moment aangenaam, maar het grootste gedeelte van de tien nummers tellende cd is bevreemdend of zelfs ronduit angstaanjagend.

Geluidsmanipulatie

Zoals in de inleiding al gezegd, is dit zeker geen toegankelijk album. Als je op zoek bent naar recht-toe-recht-aan-drie-minuten-popsongs, ben je hier aan het verkeerde adres. Er zullen zelfs genoeg mensen zijn die dit album nog tijdens het eerste nummer naar de prullenbak verwijzen. Ook zal niet iedereen het eens worden over het antwoord op de vraag of dit schijfje überhaupt muziek bevat en niet enkel en alleen een veertig minuten durende geluidsmanipulatie is. Als je echter niet wegloopt voor ‘moeilijke muziek’ is het misschien wel wat voor je. Dan heb je waarschijnlijk ook Kammerflimmer Kollektief en Iannis Xenakis in je platenkast staan. Of ben je musicoloog, natuurlijk.

Muziek / Album

Rauwe improvisatie van een meestergitarist

recensie: Omar Rodriguez - Omar Rodriguez

Omar Rodriguez (1975) is wellicht de meest vernieuwende en originele gitarist van de hedendaagse rockmuziek. Tien jaar geleden voorzag hij de eerste punknummers van At the Drive-in al van complexe, tegendraadse gitaarmelodieën. De afgelopen jaren heeft hij zich uitgeleefd als het brein achter The Mars Volta, die door zijn toedoen (hij componeert immers alle muziek) de meest baanbrekende rockmuziek van deze dagen maakt.

~

Op onnavolgbare wijze verwerkt hij talloze muziekstijlen (met name salsa, punk, latino en metal) in een overweldigend geheel, terwijl hij ook nog eens experimenteert met elektronica en ondertussen ongehoord onorthodoxe gitaarpartijen speelt. Zijn visie maakt van genoemde band een grenzeloos ambitieuze rockband. Daarom is het interessant een blik te werpen op zijn andere creaties, en het is een leuke bijkomstigheid dat wij Nederlanders nu de eer hebben een hele plaat van de maestro tot onze eigen te mogen rekenen. Dit titelloze album kwam namelijk in juni dit jaar tot stand tijdens een verblijf in Amsterdam, waar Rodriguez met behulp van wat vrienden een aantal opnamesessies hield (overdubs werden her en der tijdens Mars Volta-tournees ingespeeld). Het resultaat is voorzien van betekenisloze Nederlandstalige titels en komt via De Konkurrent bij Willie Anderson Recordings uit – schijnbaar alleen bij ons (op Rodriguez’ eigen label Gold Standard Laboraties is het in elk geval nergens te bekennen).

Improvisaties

Deze cd laat waarschijnlijk zien wat er gebeurt als Rodriguez de astronomische opnamebudgetten van een Mars Volta-plaat niet tot zijn beschikking heeft, en als hij zich niet concentreert op structuur en toegankelijkheid. Wie The Mars Volta wel eens op een podium gezien heeft gezien kan zich daar misschien iets bij voorstellen: deze muziek heeft meer te maken met de befaamde, ellenlange improvisaties die de band live op het publiek loslaat.

Het album biedt in 45 minuten een aardig staaltje jazz-achtige composities en mysterieuze geluidscollages. Sommige van de vijf tracks nemen een eenvoudige, tegendraadse gitaar- of saxofoonpartij als uitgangspunt voor improvisatie en experimenten met toetsen en saxofoon. Andere hebben een lossere jazzstructuur, waar lustig overheen gesoleerd wordt. Wéér andere spelen met samples en onsamenhangende geluiden. Wie Miles Davis’ Bitches Brew heeft gehoord, weet natuurlijk dat dit al eens eerder gedaan is (en met aanzienlijk meer succes) maar Rodriguez heeft met zijn bijzondere gitaarspel genoeg eigen visie om allesbehalve een modderfiguur te slaan. Zijn snerpende elektrische gitaar (met allerlei vervormingen) voert de boventoon, terwijl de uitstekende muzikanten (let op Omars broer op drums!) en over het algemeen sterk samenspelen. Slechts hier en daar soleren ze langs elkaar heen, maar altijd druipt het spelplezier van de improvisaties af.

Kakofonisch

Waar Rodriguez’ debuut A Manual Dexterity: Soundtrack vol. 1 een bizar samenraapsel was van allerlei experimenten en stijlen, is dit jazzalbum een (relatief) meer samenhangend project. Toegankelijker is het daarmee niet: ook deze keer werd het een erg ongeordend geheel, een losse collectie van dan weer kakofonische, dan weer fluïde muziek. Jacob van Lennepkade bijvoorbeeld laat beide kanten zien: het begint als een ongecontroleerde bak herrie maar ontwikkelt gaandeweg allerlei patronen en climaxen. Afsluiter Spookrijden op het fietspad is het meest toegankelijk en sluit aan bij het werk van Rodriguez’ band: een onmogelijk ritme, een fröbelende basgitaar en een terugkerende melodie als basis voor virtuoos gefreak.

Dan houdt het album plotseling op en wordt wel duidelijk dat het hier om een willekeurige selectie nummers gaat. De amateuristische opnametechniek wordt ook nergens verhuld: slecht klinkt het niet, maar wie het geperfectioneerde geluid van The Mars Volta kent, moet even wennen aan deze rauwe registratie. Een echt geslaagd album kun je het daarom misschien niet noemen, maar een zeer interessant kijkje in de wereld van een baanbrekende componist is het om dezelfde redenen zonder meer.

Kunst / Expo binnenland

De hand van God in 89 schetsen

recensie: Michelangelo

Ooit lagen ze samen op zijn werktafel: Michelangelo’s studie voor Adam en zijn schets voor de hand van God, gemaakt voor het beroemde fresco in de Sixtijnse kapel in Rome. Ze kwamen terecht in twee verschillende collecties. Nu – ruim vierhonderd jaar later – zijn ze eindelijk weer samen en zijn ze samen met tientallen andere tekeningen van de veelzijdige kunstenaar te bezichtigen in Teylers Museum in Haarlem.

Studie voor Adam (Schepping van Adam), ca. 1511. Rood krijt. The British Museum, Londen
Studie voor Adam (Schepping van Adam), ca. 1511. Rood krijt. The British Museum, Londen

Michelangelo werd geroemd om zijn gedrevenheid en creativiteit, maar was berucht om zijn eigenzinnige karakter en zijn ruzies met de toenmalige paus. Hij was ook een zeer achterdochtig man en vertrouwde niemand, omdat hij doodsbang was dat men zijn werk zou imiteren. Daarnaast hield hij graag de mythe in stand dat het werk hem geen enkele moeite kostte en het als vanzelf uit zijn pen stroomde. Daarom vernietigde hij bijna al zijn schetsen en zijn er van de tienduizenden studies die hij gemaakt moet hebben nog maar zeshonderd schetsbladen bewaard gebleven. Deze expositie met 89 tekeningen is samengesteld uit de de tekeningencollecties van drie beroemde musea: het British Museum in Londen, het Ashmolean Museum in Oxford en Teylers Museum in Haarlem. Een unieke tentoonstelling waarin we inzicht krijgen in het ontwerpproces van de meester uit de Italiaanse Rennaisance.

Il Divino


Michelangelo Buonarroti (1475-1564) was een homo universalis. De beeldhouwer, schilder, architect en dichter heeft duizenden tekeningen, schetsen en ontwerpen gemaakt. Hij wordt beschouwd als het grootste genie van de Renaissance en werd zelfs al tijdens zijn leven betiteld als ‘Il Divino’: de goddelijke.

Studies voor hoofd en armen van Arman, 1511-1512. Rood krijt met sporen van zwart krijt. Teylers Museum, Haarlem
Studies voor hoofd en armen van Arman, 1511-1512. Rood krijt met sporen van zwart krijt. Teylers Museum, Haarlem

Michelangelo verlegde met zijn vernieuwende ideeën de grenzen van de kunst en dit werd zeer gewaardeerd in de Renaissance. Het bijzondere was dat hij de natuur niet exact weergaf, maar dat hij de werkelijkheid naar zijn hand zette. Zijn schetsen laten zien dat hij zijn figuren soms in bijna onmogelijke lichaamshoudingen tekende om ze zo veel meer zeggingskracht te geven. Toch wist hij dit zo overtuigend te brengen dat deze houdingen op de toeschouwer heel natuurlijk overkomen. Hieruit blijkt dan ook zijn uitzonderlijke technische vaardigheid met inkt, krijt en loodstift.

Het ideale lichaam


Michelangelo stelde alles in dienst van de schoonheid en de ideale schoonheid was in zijn ogen het menselijke lichaam – vooral het mannelijke, gespierde, atletische, naakte lichaam. De schoonheid van dit lichaam symboliseerde voor hem een hogere, spirituele schoonheid. In al zijn schetsen komt dan ook dit type lichaam voor, zelfs bij zijn vrouwelijke figuren. Zij hebben opvallend brede schouders en mannelijke vormen. Ook opvallend is dat hij veel belang stelde in de uitdrukkingsmogelijkheden van het lichaam en dat hij de anatomie van het lichaam prachtig weergaf, terwijl hij de gezichtexpressies van zijn figuren verwaarloosde.

Het hoofd in de nek

Studie van een man die uit zijn graf klimt, ca. 1539-1541. Zwart krijt. The British Museum, Londen
Studie van een man die uit zijn graf klimt, ca. 1539-1541. Zwart krijt. The British Museum, Londen

Het meest bekende werk van Michelangelo is waarschijnlijk zijn plafondschildering voor de Sixtijnse kapel. Het leuke aan de tentoonstelling is dat je deze schildering van de Sixtijnse kapel virtueel kunt bekijken op het plafond van het museum. Liggend op een bank of met je hoofd in je nek, zie je de voorstudies – die in een andere zaal hangen – over de plafondschildering schuiven. Zo wordt het proces van voorstudie tot het uiteindelijke resultaat visueel zeer aannemelijk gemaakt.

Door de hoge kwaliteit en de zeggingskracht van Michelangelo’s werk èn de mogelijkheid om het proces van voorstudie tot eindproduct te zien, is deze tentoonstelling de moeite van het bekijken zeker waard.

Film / Films

Bombastisch melodrama

recensie: The Brotherhood of War (Taegukgi)

Na een uitgesteld en uiteindelijk afgelast bioscooproulement is deze oorlogsfilm nu eindelijk in Nederland zien, helaas gedumpt op dvd. Een bioscoop met groot doek en een goed geluidssysteem had meer recht gedaan aan dit bombastische epos.

The Brotherhood of War (beter bekend onder zijn originele naam Taegukgi) was vorig jaar niet alleen de duurste Koreaanse film ooit gemaakt, maar ook de grootste inheemse kaskraker aller tijden. Regisseur Je-Gyu Kang had al eerder het record gebroken met Shiri (ook op dvd uit bij A-Film). Beide gaan, zoals elk Zuid-Koreaans kassucces (JSA, Silmido), over conflicten met de noorderburen. Het onderwerp is deze keer de Koreaanse oorlog van 1950-1953, waarin het zuiden door het communistische noorden aangevallen werd en meer dan een miljoen zuidelingen de dood vonden. Dit is tegen verwachting in niet de setting van een eenvoudig heldendrama, maar van een ambitieus epos over broederliefde, waarin Jin-tae (Dong-Gun Jang uit Friend) zijn jongere broer (Bin Won) probeert te beschermen en hun relatie danig op de proef wordt gesteld. Taegukgi is net zo patriottistisch als de andere succesfilms, maar doet nog wel een poging het beeld te nuanceren: de gruwelen van de communistenjacht in het zuiden en de waanzin van de oorlog worden redelijk kritisch onder de loep genomen. Die kritiek is echter bijzaak: de kern van de film is de broederband die vernietigd drijgt te worden door de voortdurend demoraliserende oorlog.

Melodrama

~


Het geheel is technisch magnifiek geregistreerd. Spielberg had met Saving Private Ryan de techniek van het zo helder mogelijk uitbeelden van oorlogsgeweld al geperfectioneerd, en Kang gebruikt exact dezelfde middelen om het publiek om de oren te slaan met rondvliegende aarde en lichaamsdelen. Maar in Taegukgi is het een overdaad: de camera staat geen moment stil terwijl allerlei gruwelijkheden de revue passeren, en na twee uur lang oorlogsgeweld wordt het bijna banaal. Bijna even banaal is het platte sentiment: als de strijkers aanzwellen bij een idyllisch familietafereel, weet je wel hoe laat het is. Taegukgi is in zijn melodrama te simplistisch, en bovendien met zijn lange tijdsbestek te breed in opzet om dramatisch te kunnen overtuigen. Toch is het moeilijk om onbewogen te blijven bij alle bombast, maar het is even lastig om je wenkbrauwen niet te fronzen bij zoveel aperte manipulatie. Wat overblijft is een (audio)visueel overweldigend schouwspel, dat zich dan ook het beste als zodanig laat beoordelen.

Schamel

Een special edition is een erg groot woord voor deze schamele Nederlandse uitgave: hij bevat enkel een extra disc met een kijkje achter de schermen en een handvol interviews. De making of is echter wel verrassend uitvoerig en erg interessant: je krijgt een helder beeld van de logistieke problemen van zo’n grootschalige productie, en bovendien een aardig kijkje in de acteursregie.

Kunst / Expo binnenland

De argeloosheid voorbij

recensie: Vanessa Jane Phaff: Double Cube

Hoe kan een tentoonstelling waarin meisjes met vlechtjes, sprookjes en een draaimolen de boventoon voeren, de bezoeker toch zo’n onheilspellend gevoel geven? Het antwoord ligt in het ambivalente karakter van de werken van Vanessa Jane Phaff (1965). Met de tentoonstelling Double Cube heeft het Museum voor Moderne Kunst Arnhem voor de vierde keer in twee jaar toegegeven aan de verleiding haar werk te presenteren.

Vier zalen zijn gevuld met werk dat Phaff sinds haar afstuderen van de Rotterdamse Willem de Kooning Academie in 1995 maakte. Te zien zijn zowel de kleurrijke en gevulde composities uit het einde van de jaren negentig als de versoberde linoleumsneden van nu. Die laatste worden gekenmerkt door de krachtige, vereenvoudigde zwarte lijntekening op grote witgrijze canvas doeken. Dit, aangevuld met tekeningen en schetsen op kleiner formaat, vormen samen een aantrekkelijke overzichtstentoonstelling.

Ensceneren

Vanessa Jane Phaff, Nature or Nurture (1998)
Vanessa Jane Phaff, Nature or Nurture (1998)

Het contrast tussen het veelal nadrukkelijk meisjesachtige uiterlijk en de aan woede grenzende vastberadenheid die de gezichten in Phaffs werken karakteriseren, vertellen je dat er iets niet klopt en dwingen je beter te kijken. Zo hangt in Stilleven (1998) een meisje met vlechten, gehuld in een blauw jurkje met wit schortje, verveeld op een rode sprei op de grond. Haar blik is op de toeschouwer gericht. Ze is diagonaal in het beeld geplaatst en wordt door de plint en de ladekast krap omkaderd. Als je ontdekt dat ze in haar linkerhand een draadontspanner heeft en dat rechts onder in beeld twee poten van een statief staan, wordt duidelijk dat deze dame de situatie geënsceneerd heeft. Ze is zich bewust van de toeschouwer en kiest ervoor zichzelf zo te laten zien. De spullen die ze om zich heen verzameld heeft, verliezen daarmee hun toevallige karakter; het kruis dat zowel op de sprei als op de boeken is afgebeeld, de vlechtjes die uit de ladekast steken en de appel in haar hand, ze vragen plotseling aandacht en krijgen betekenis.

Machtsverhoudingen


De doelbewuste appel in Stilleven is niet de enige clou dat Phaff bezig is met thema’s als goed en kwaad, schuld en onschuld. De doorgaans aan kinderen toegedichte argeloosheid wordt in de laatste decennia van de twintigste eeuw regelmatig door kunstenaars ter discussie gesteld. Deze thematiek komt ook in het werk van Phaff terug. Ze zet archetypische meisjes neer die als zelfbewuste wezens situaties naar hun hand weten te zetten, meisjes die de onbedorven onschuld allang voorbij zijn.

In het 36-delige Rotkäppchen (2002) laat Phaff het goed en het kwaad, gepersonifieerd door Roodkapje en de wolf, als gelijkwaardig naast elkaar figureren. Daarbij worden onderlinge eigenschappen uitgewisseld. Roodkapje is niet langer het lieve, kwetsbare meisje dat zich niet tegen de boze buitenwereld weet te weren. De wolf blijkt bij Phaff een gewoon jongetje. De gelijkwaardigheid tussen de twee hoofdpersonen uit het oude Grimmsprookje zou kunnen duiden op een happy end, maar erg aannemelijk lijkt dat niet. Er spreekt een dreigende sfeer uit de niet-chronologische opeenvolging van bekende en onbekende scènes. De toeschouwer krijgt telkens aanwijzingen dat er reden is voor bezorgdheid, zoals bijvoorbeeld de schreeuwende kinderen en Roodkapje die op haar rug in het bos ligt. Ook het rode kruis door het houten huisje van grootmoeder voorspelt niet veel goeds. Het is alsof Roodkapje in een volwassen psychologisch machtsspel terecht is gekomen.

Gevangen

Vanessa Jane Phaff, Not the End (stairs) (2002)
Vanessa Jane Phaff, Not the End (stairs) (2002)

Veel van Phaffs werken zijn onheilspellend. Deze emotie wordt versterkt door de claustrofobische settings waarin de personages zijn geplaatst. Door hun positie, met hun rug tegen de muur of liggend, en de nabijheid van de toeschouwer, lijken ze geen kant op te kunnen. Soms zitten ze letterlijk gevangen in het raster van de tekening, waarbij het onderscheid tussen voorwerp of figuur nauwelijks is te maken. In Not the End (stairs) (2002) wordt het lichaam van een meisje op de trap alleen gevormd als uitsparing in de lijnen van de traptreden. Zo bestaat ze letterlijk bij de gratie van haar omgeving. Het beklemmende gevoel van de adolescentie, de periode waarin je gevangen lijkt te zitten in een ongewenst lichaam en een ongewenst leven, wordt in deze verstilde werken bijna voelbaar.

Phaffs schijnbaar onschuldige onderwerpkeuze en heldere lijnvoering maken dat haar werk in eerste instantie uitermate toegankelijk is. De kunstenaar lokt de bezoeker hiermee met vliegende vaart de voorstelling in, om hem of haar in een wirwar van tegenstrijdigheden gierend tot stilstand te laten komen. Op dat moment is elke poging om je aan het – bij nader inzien verontrustende – beeld te onttrekken tevergeefs. Net als de bewoners van het werk zit ook jij gevangen.

Boeken / Non-fictie

Iconenproductie

recensie: Mark Blake -Dylan: Visions, portraits & back pages

Er zit een zekere tragiek in de wijze waarop Bob Dylan zich de laatste jaren door zijn eindeloze reeks plichtmatige concerten sleept (hoopvol The Never Ending Tour genoemd). Met als afsluiters vrijwel altijd zijn karakteristieke All along the watchtower en Like a rolling stone, schijnbaar even de geest herwinnend die de hele avond afwezig was, lijkt hij een gevallen icoon te belichamen.

Toch is Dylan wel vaker op een schijnbaar doodlopend spoor terechtgekomen, en elke keer krabbelde hij weer op. De laatste echte opleving dateert alweer van 1997, toen hij zichzelf weer op de kaart zette met Time out of mind: een verzameling desolate bluesnummers over liefde en dood, waarbij zijn door de jaren verwoeste stem passend rauw klinkt. Sindsdien is er weer volop aandacht voor zijn werk, en een nimmer aflatende stroom van boeken en cd’s blijft rond de man verschijnen, met als hoogtepunt het eerste deel van zijn autobiografie Chronicles.

Icoon

Bob Dylan 1964. Foto uit: Dylan: Visions, portraits & back pages
Bob Dylan 1964. Foto uit: Dylan: Visions, portraits & back pages

Laatste aanwinst is Dylan: visions, portraits, and back pages, een schitterend uitgegeven boek met een collectie van korte essaytjes, geïllustreerd met bekende en voorheen ongepubliceerde foto’s van de verscheidene fotografen die Dylan gefotografeerd hebben. Manco is de eindeloze reeks van redacteuren die hebben meegewerkt; hierdoor krijgt het toch al anekdotische karakter van het boek een nog eclectischer inslag.

Dylan: visions, portraits, and back pages zet op een rijtje hoe zijn carrière een voortdurende afwisseling is van muzikale en persoonlijke maskers. Desondanks is Dylan inmiddels tot icoon verheven, want juist de vele pogingen die hij heeft gedaan om aan de stigmata te ontsnappen, hebben zijn ster alleen maar verder doen rijzen. Zelfs zijn misstappen lijken de bevestiging van zijn onvermijdelijke genie. Er wordt in Dylan: visions, portraits, and back pages vrij weinig ondernomen om de stelselmatige mythevorming rond Dylan tegen te gaan. Anekdote op anekdote moet Dylans eigenzinnigheid bevestigen, waardoor het boek soms een beetje hagiografische vormen aanneemt. Het is dan ook nogal makkelijk om mensen uit Dylans directe entourage nog maar eens te laten opdissen hoe vroeg zij zijn uitzonderlijke grootsheid al bespeurden – wat het boek maar al te graag doet.

Dylans hele leven lijkt op deze manier samengeperst te worden in het kader van non-conformisme en onverwachte wendingen. Alleen al over de duizelingwekkend snelle omslag van de folkmuziek makende akoestische Dylan naar de psychedelische rockster halverwege de jaren zestig is een boek vol te schrijven: “Indeed each time you saw a picture of the singer in this 1964-1966 period he looked a little different like some giant alien flower slowly unfolding.” Maar Dylan was ook de man die in 1967 al zag dat de psychedelische euforie zijn hoogtepunt had bereikt en die zich stortte op countrymuziek vol bijbelse referenties – om zich eind jaren zeventig daadwerkelijk te bekeren en gospels vol doem en verderf over zijn verbijsterde publiek uit te storten.

Verbaal sadisme

Dylan, Liverpool 1966. Foto uit: Dylan: Visions, portraits & back pages
Dylan, Liverpool 1966. Foto uit: Dylan: Visions, portraits & back pages

Berucht is ook Dylans verbale sadisme. In de beroemde documentaire Don’t look back houdt Dylan zijn toenmalige geliefde Joan Baez, die een liedje voor hem zingt, een glas voor met de mededeling: “break this“. In Visions is een interview met een Zweedse DJ opgenomen, dat zeer representatief is voor zijn agressieve 1966-modus. Dylan is geagiteerd en wil op geen enkele vraag direct antwoord geven, zeker niet als de interviewer hem vraagt of hij een protestzanger is:

Um…er…God. No I’m not going to sit here and do that. I’ve been up all night. I’ve taken some pills and I’ve eaten bad food and I’ve read the wrong things and I’ve been out for 100mph car rides and let’s not sit here and talk about myself as a protest singer or anything like that.

Daarnaast herhaalt het boek de verhalen over de absurde manier waarop Dylan vaak zijn muziek opnam. Zo werd Bringing it all back home (1965) opgenomen zonder enige afspraak met zijn muzikanten, weigerde hij vaak meer dan één opname van een nummer te maken (hij had bovendien überhaupt niet het vermogen om het twee keer op dezelfde manier te spelen) en verlieten vele sessiemuzikanten de studio zonder ooit een woord met hem te hebben gewisseld.

Jammer genoeg worden de jaren tachtig afgedaan met een paar anekdotes over de miserabele staat waarin Dylan zich bevond. Typerend is het ontluisterende concert tijdens Bob Geldof’s Live Aid in 1985. Samen met de ‘Stones’, Keith Richards en Ronnie Wood houdt hij een dronken kakofonie van drie oude protestnummers; symbolischer had hij zijn routewijziging niet kunnen brengen. Ach, de gemiddelde Dylan-fan kent de wegen van ‘His Bobness’ inmiddels als zijn broekzak. Veel nieuws valt er niet te zeggen, wat resteert is het herschikken van de verhalen uit de oude doos. Dit nieuwste boek herschikt dit wel in een mooie uitgave, maar voegt niets wezenlijks toe.

Theater / Voorstelling

‘Democratie durven’, zeggen de Parteigenossen

recensie: Nationale Toneel - Democraten

Nostalgie overvalt me bij het zien van Democraten van het Nationale Toneel, een stuk dat zich afspeelt in West-Duitsland, de jaren zeventig. Na het Derde Rijk draait hier, wonder boven wonder, de economie net zo goed als in de rest van West-Europa. De BRD gaat op volle kracht vooruit. Maar in het ‘vrije’ Duitsland heerst een harde politieke concurrentiestrijd. Democraten wil vooral laten zien hoe mensen, ook frisse, democratische politici, elkaar ten val brengen.

Regisseur Peter de Baan koos ervoor om een stuk van de Engelse toneelschrijver Michael Frayn te bewerken voor het Nederlandse publiek. Frayn slaagt er volgens hem in een ingewikkeld spionageverhaal toegankelijk te maken voor de toeschouwers. Leuk om zo eens theater te zien binnen een politieke setting. Voor De Baan is zo’n setting geen vreemd terrein: hij was in de jaren zeventig een van de oprichters van Sater, hét politieke gezelschap van die tijd, en voor de VPRO-televisie regisseerde hij onder andere Retour Den Haag (2002), Klem in de draaideur (2003) en De Kroon (2005).

Voorgeschiedenis

~

Democraten is gesitueerd rondom der Aufstieg und Fall der Regierung Willy Brandts. Na vele coalities tussen CDU/CSU met de FDP, was er in Duitsland een coalitie ontstaan tussen CDU/CSU en de sociaal-democratische SPD, van oudsher tegenstanders. Als minister van Buitenlandse Zaken greep SPD-er Brandt zijn kans, en pleitte hij openlijk voor een coalitie SPD-FDP. Vervolgens werd Brandt verkozen tot bondskanselier. Hier begint Democraten. We zien hoe Brandt regeert temidden van allerlei intriges, en hoe hij uiteindelijk door een spion zijn rol kwijtraakt.

Lonely at the top

Democraten is een toneelstuk in een politieke setting, maar het is daarmee geen uitgesproken politiek stuk. Het is vooral een tragikomedie die wil laten zien hoe spionage werkt. Tussen groene bureau’s en grote archiefkasten zien we hoe Willy Brandt regeert: lonely at the top en zonder serieus tegengas van zijn Parteigenossen. Liever laten die hem alleen aanmodderen, zich ondertussen richtend op hun eigen frustraties en machtsposities. Brandt vereenzaamt. Ondertussen dringt er een Oost-Duitse spion binnen: Gunter Guillaume. En al is het een sukkel-tot-en-met die door de meeste politici geminacht wordt, Brandt benoemt Gunter tot zijn persoonlijk assistent, zijn maatje. Zo zit Guillaume bovenop het vuur en kan hij alles doorbrieven aan Arno Kretschmann, chef geheime dienst van de Oost-Duitsers.

Stapel geeft cachet

~

Het is lachwekkend om al die mannetjes stijf in pak op het toneel te zien rondlopen, met uitgestreken gezichten. Spreekt de een, dan zijn de anderen ergens elders iets aan het ‘epibreren’. Om vervolgens weer bij een bureau samen te scholen, hun handen diplomatiek gespreid, rustend op duim en vingers. Huub Stapel is geweldig: hij heeft zich duidelijk goed ingeleefd in de treurige Willy Brandt. Zijn spel geeft het stuk echt cachet. Stefan de Walle zet Gunter Guillaume daarentegen neer als kolderiek figuur a la Mr. Bean. De tekst van Frayn is zeer gevat. Een prachtvoorbeeld: “Het kapitalisme staat op de rand van de afgrond. Wat het daar doet? Het kijkt naar het communisme.” En Brandt over zijn wisselende opvattingen: “Ik heb veel gedacht, en ook veel besloten. Je weet pas welke stem spreekt als je je mond opendoet.”

Uit zijn rol

De manier waarop Arno Kretchman aan het woord komt als chef geheime dienst en ‘verteller’ is nogal vervelend. Kretchman geeft tussen de bedrijven aan wat er is gebeurd met Guillaume, of met de partij. Soms versta je hem slecht en zijn verhaal is soms lastig te volgen, omdat alles in retrospectief wordt verteld. Wel weer goed gevonden is dat Guillaume soms als het ware uit zijn rol valt, en Kretchman aanspreekt om hem om raad te vragen.

De vermenging van de persoonlijke relatie tussen Brandt en Guillaume enerzijds en het spionageverhaal anderzijds is interessant en bij vlagen zelfs ontroerend. Als de hardheid van een politieke setting sterker was aangezet, had die vermenging echter meer aandacht gekregen. Nu verlang je in Democraten meer naar de werkelijkheid zelf. Maar met zijn vele leuke momenten is de voorstelling zeker de moeite waard.

Democraten is nog tot en met 23 december 2005 te zien. Klik hier voor meer info.

Boeken / Achtergrond
special: 6. Bunker Hill

Tijdschriften over literatuur

De komende maanden kun je bij 8WEEKLY een serie artikelen verwachten waarin een dwarsdoorsnede wordt gegeven van het aanbod aan Nederlandstalige tijdschriften over literatuur. Vandaag nummer zes: Bunker Hill.

Bunker Hill ontstond in 1997 toen Jasper Henderson, Daphne de Heer, Lolies van Grunsven, Menno Hartman en Machiel Bosman hun krachten bundelden, zij een literair tijdschrift het leven schonken en het met eigen middelen financierden. Kort na het ontstaan werd een uitgeverij gevonden die zich wilde verbinden aan het project en die de financiën voor zijn rekening wilde nemen. Vandaag de dag wordt het tijdschrift uitgegeven door uitgeverij Thomas Rap (onderdeel van De Bezige Bij).

Redactie

~

Zoals de site ons laat weten, werd de bestaande redactie na “vijf succesvolle jaren” vervangen door een nieuwe lichting verse redacteuren. Sinds 2003 wordt het blad gemaakt door Victor Schiferli, Caroline Mulder, Maartje Somers, Dirk Jan Arensman, Vincent Overeem en Martijn Mertens. Deze redactie hield vast aan het oorspronkelijke concept, en voegde nieuwe dingen aan het blad toe waaronder de serie Schrijversvertrekken waarin, aldus de site, “bekende auteurs uit binnen- en buitenland uitgebreid aan de tand worden gevoeld over hun schrijverschap”. Enkele van de oud-redacteuren hebben zich vervolgens gestort op een nieuw literair avontuur: ze maken nu deel uit van de redactie van het internetplatform Literair Nederland.

Dreams from Bunker Hill

Bunker Hill verschijnt viermaal per jaar en bevatte door de jaren heen werk van onder anderen Ilja Leonard Pfeijffer, Bernlef, Jaap Scholten, Menno Wigman, Mustafa Stitou en Michael Chabon. In de serie Schrijversvertrekken kwamen onder meer de auteurs Hafid Bouazza, Thomas Rosenboom en de dichter H.H. Ter Balkt aan bod. Het blad bevat korte verhalen, poëzie en essays, en wordt tegenwoordig geregeld opgesierd met illustraties van Erik Bindervoet en met Net niet verschenen boeken van cartoonist Gummbah. Bunker Hill probeert vooral “een platform te zijn voor jong Nederlands talent en bijzonder buitenlands werk”. De naam van het tijdschrift is afgeleid van de roman Dreams from Bunker Hill van de Amerikaanse auteur John Fante, een favoriet van de toenmalige redactie. Een roman met een toepasselijk onderwerp, namelijk de strijd van een beginnend schrijver gesitueerd in het Los Angeles van begin twintigste eeuw.

Ontmoetingen met Frankrijk

In 2004 stelde Bunker Hill op verzoek van de CPNB een themanummer samen voor de Boekenweek, met als onderwerp Gare du Nord, ontmoetingen met Frankrijk. In deze speciale uitgave waren onder meer vertalingen te lezen van niet eerder in het Nederlands verschenen teksten van Proust en Colette. Ook was er werk in opgenomen van Boris Vian, Régis Jauffret en favoriet John Fante. Een interview met Michel Houellebecq, evenals een artikel over de cultauteur Frederic Beigbédér maakten het themanummer compleet. Voor deze uitgave werd de oplage bovendien eenmalig opgewaardeerd van 600 naar 3.600; een welkome bijkomstigheid.

Inhoud en vormgeving

~

Qua vormgeving is Bunker Hill strak en sober. Het gaat de redactie dan ook niet om een flitsend uiterlijk – ze is sterk inhoudelijk gericht. Bunker Hill ziet zichzelf als “een tijdschrift met gevoel voor traditie” en werd door Annemiek Neefjes in Vrij Nederland “vooral een prettig leesnummer” genoemd. Het formaat is handzaam, de lay-out oogt vrij saai en afgezien van de kaft is het geheel kleurloos. In het geval van een ‘dubbeldikzomernummer’ is dit alles wat teveel van het goede. De kleine lettertjes verergeren de zaak bovendien. Bij mij persoonlijk verandert de lust in ieder geval al snel in een last bij het zien van het veelvoud aan korte verhalen, poëzie en essays die hun kwaliteit nog moeten bewijzen. Bij een ‘normaal’ nummer blijft deze weerzin uit; het blad telt dan ongeveer zeventig pagina’s.

Proza en interviews

Desalniettemin bevat het dubbeldikke zomernummer enkele bijzondere bijdragen. Zo is daar het korte verhaal van Bob van der Burg, Zeepaardjes en kerstbomen, over het verval van een huwelijk gezien door de ogen van een klein meisje. De auteur weet hierin precies de goede, pijnlijke sfeer te treffen. Van Abdelkader Benali is het verhaal Dicht bij Jezus opgenomen over de worsteling van een kind met zijn godsbeeld. Een mooi fragmentarisch verhaal over de aard van herinneringen en de wens het goed van het kwaad te laten winnen. In de serie Schrijversvertrekken is het de beurt aan Hafid Bouazza. Het interview is – mede dankzij zijn opzet – zowaar informatief en inzichtelijk, hetzelfde geldt voor het interview met Thomas Rosenboom in nummer 29.

Proza en poëzie

~

In Bunker Hill 29 is een verhaal geplaatst naar aanleiding van een wedstrijd op het UvA Cultureel Festival. De hoofdprijs bestond uit plaatsing in het genoemde blad. Marcel Roes sleepte de prijs binnen met Poekie, een wrang verhaal over de ontvoering van een kat in de naam van liefde. Mark Boog luistert een en ander op met zijn gedichten, zoals het mooie Ooit oud en het eveneens over vergankelijkheid verhalende Lichaam. In nummer 30 draait het allemaal om de poëzie. In dit nummer waagt de redactie zich aan de plaatsing van de uitkomst van een enquête onder moderne Nederlandse en Vlaamse dichters over de stand van zaken in de Nederlandstalige poëzie. Een bijdrage voor de ware poëzieliefhebber/-kenner, voor een ander misschien een beetje teveel van het goede. Ook in dit nummer zijn weer gedichten te vinden van onder anderen Mark Boog, Philip Hoorne, Maria Barnas, Ingmar Heytze en Tjitske Mussche.

Essayistiek

Ook de liefhebber van essayistiek komt ruimschoots aan zijn trekken bij Bunker Hill. Of het nu gaat om de aandoening (die veel gangbaarder is dan men denkt) verliefd te worden op het eigen personage (zoals Lewis Carroll op zijn Alice), of om de herinneringen aan het ontstaan van een verhaal opgetekend door Tonnus Oosterhoff – er is meer dan genoeg reden tot beschouwing. In het poëzienummer wordt in dit kader Stephen Coopers grafrede opgenomen voor Joyce Fante, schrijver en naamgever van Bunker Hill, ter gelegenheid van Fantes overlijden. In nummer 29 is een kort stuk van Raymond Carver geplaatst, getiteld Over Schrijven, dat inzicht geeft in zijn ideeën daaromtrent.

Waar is de jonge onbekende schrijver?

Al met al kan ik Annemiek Neefjes van Vrij Nederland gelijk geven: Bunker Hill is een prettig leesnummer. Het trakteert de lezer op van alles en nog wat zonder dat het zijn opzet uit het oog verliest. Enige kritische noot ligt misschien in de wens een platform te willen bieden voor jong Nederlands talent. Het overgrote deel van de bijdragen bestaat namelijk uit min of meer gevestigde namen. Zo kunnen we Abdelkader Benali wel jong en talentvol noemen, maar hij is allang geen nieuwkomer meer. En dat geldt ook voor bijvoorbeeld Mark Boog; zijn talent is anderen ook reeds opgevallen, getuige zijn drie verschenen dichtbundels en twee romans. Ingmar Heytze, Thomas Verbogt, Philip Hoorne, Menno Wigman, Anjet Daantje, Peter Middendorp: allen hebben reeds werk uitgegeven en zijn al lang aanwezig in het literaire landschap. De enige twee namen die debuteren in de drie nummers die ik gelezen heb zijn Saskia Waterman met vier gedichten, en Marcel Roes met zijn Poekie.
Waar is dan het platform voor de beginnende, worstelende schrijver die armzalig op een kamertje zit te dromen over een doorbraak (zoals in Dreams from Bunker Hill)? Waar is de jonge ‘onbekende‘? Hoe komt het dat het merendeel van de bijdragen bovendien van het mannelijk geslacht is? Waar is dan toch de jonge vrouwelijke onbekende?

Bunker Hill
– Losse nummers: € 9,00
– Abonnement: € 18,00
– Steunabonnement: € 34,00
Bunker Hill verschijnt 4 maal per jaar, en is verkrijgbaar in de betere boekhandel of te bestellen via een e-mail naar debezigebij@wpguitgevers.nl.

Zie ook in deze reeks: 1. Het Trage Vuur, 2. Passionate Magazine, 3. Tzum, 4. De Revisor, 5. Armada, 7. Raster, 8. De Gids, 9. Hollands maandblad, 10. Hard gras, 11. Parmentier, 12. Deus ex Machina, 13. Het liegend konijn, 14. Lava en 15. Yang.

Boeken

Even niet lachen met Monty Python

recensie: Bob McCabe - The Pythons: Autobiography by The Pythons

Monty Python en zijn Flying Circus staan op één lijn met onderwerpen als de Tweede Wereldoorlog, auto’s en God: bijna alles is er wel eens over gezegd, maar niettemin blijft iedereen erover praten.

Praktisch iedere snipper Python-materiaal (video, audio, teksten, etc.) is door hongerige fans van het beroemde absurdistische zestal in een of andere vorm beschikbaar gemaakt voor het grote publiek, zodat we nu opgescheept zitten met een onoverzichtelijke en sterk in kwaliteit wisselende berg boeken, video’s en dvd’s, cd’s, scheurkalenders, T-shirts, plastic poppetjes en wat dies meer zij. Het is voor de leek en de bescheiden Pythonfan praktisch onmogelijk hierbinnen de weg te vinden. De ware verzamelaar sleept dan ook alles zijn hol binnen: van schier onvindbare Japanse adaptaties tot ‘originele’ blikjes Spam (‘lovely Spam, wonderful Spam’) uit de serie.

Bekend verhaal

Bob McCabe – filmcriticus en in Engeland bekend door zijn biografieën van onder andere Sean Connery en Ronnie Barker – dacht niettemin dat er nog wel iets met de Pythons te doen was. Geïnspireerd door bladerbiografieën als het beroemde The Beatles Anthology wilde hij het al vele malen gedocumenteerde ‘verhaal van Monty Python’ nu eens laten vertellen door de (nog levende) Pythons zelf, aangevuld met van onbekende, soms persoonlijke foto’s. Vandaar de titel The Pythons: Autobiography by the Pythons. Of dit ook werkt valt te bezien.

Terry Gilliam - <i>TV is Bad for Your Eyes</i>
Terry Gilliam – TV is Bad for Your Eyes

Het in The Pythons beschreven Verhaal van Python is in hoofdlijnen bekend: vijf jonge, academische Britten (John Cleese, Eric Idle, Terry Jones, Michael Palin en Graham Chapman) vinden elkaar in Oxford en Cambridge, en mogen na optredens in lichtmelige shows als The Frost Report en Do Not Adjust Your Set (waar de Amerikaan Terry Gilliam animaties bij maakt) hun eigen serie komische programma’s beginnen. De stijl en vorm van Monty Python’s Flying Circus (een naam die pas na veel overleg werd gekozen) zou in eerste instantie vrij orthodox worden, maar het nieuwste werk van grote concurrent Spike Milligan bleek te veel op de oorspronkelijke Monty-opzet te lijken. Er werd besloten de onnavolgbare ‘stream of consciousness’-stijl uit Gilliams stop-motion-filmpjes te introduceren in de sketches zelf: alles moest in elkaar overlopen, op zichzelf teruggrijpen en de indruk maken ergens over te gaan, maar feitelijk de meest pure, absurde komedie worden. De stijl van Monty Python was uitgevonden.

In die zin krijgen we dus weinig nieuws. Het feit dat McCabe strak vasthoudt aan de ‘autobiografische’ toon die het boek moest krijgen – en dus uitsluitend gebruik maakte van zijn uitgeschreven interviews met de Pythons en dagboekfragmenten uit de tijd zelf – maakt het boek zeker authentiek, maar het verhaal weinig logisch. Het boek opent met de uitvoerige indrukken van iedere Python over iedere andere Python, vol tegenstrijdige feiten en twijfelachtige data. Daarna volgt van ieder groepslid een uitgebreide biografie, geheel ‘in the words of’ de betreffende persoon, wat het geheel soms lichtelijk sentimenteel maakt en in ieder geval heel wat minder betrouwbaar. “There are undoubtedly inaccuracies in the book – and they often contradict each other,” gaf McCabe dan ook toe in een interview op dailyllama.com, “but that’s the way they remember things, and that is the nature of autobiography.” Op ongeveer een derde van het boek komt McCabe pas toe aan dat onderdeel waar de fans het voor zullen kopen: de oprichting van het Vliegende Circus.

Pre-Python

De graalridders uit <i>The Holy Grail</i>
De graalridders uit The Holy Grail

Hoewel er een hoop boeiends wordt verteld over de interne strubbelingen der Pythons, het beruchte alcoholisme van Chapman (het enige overleden lid van de groep) en de komische rampen bij het filmen van meesterwerken als The Holy Grail en Life Of Brian, zijn de meeste anekdotes overbekend. Wat The Pythons vooral interessant maakt zijn de onbekende verhalen uit de (zeer) jonge jaren van de komieken en – vooral – hun allereerste, pre-Python en zelfs pre-Frost activiteiten. Zo gaat Eric Idle voor het eerst uitgebreid in op zijn jeugd die (echt waar) in het weeshuis werd doorgebracht. Verder worden de optredens bij de Cambridge Footlights Club, de revueclub waar drie prominente Pythons lid van waren, weemoedig besproken.

De Pythons zelf doen even niet leuk en de toon van het boek is daarom serieus tot zeer ingehouden ironisch. McCabe zelf heeft, als gezegd, geen stem en dat is maar goed ook, want zijn bijschriften bij de foto’s zijn van een glazuurverbrijzelende flauwheid; het beste bewijs dat wie de Python-stijl na wil doen altijd door de mand valt. Een ander minpunt is dat wie de volledige lol van dit boek wil hebben, verplicht is de enorme, peperdure gebonden versie aan te schaffen, die prachtig is opgemaakt in een mengsel van foto’s en tekst. In de voor deze recensie gebruikte pocketuitgave is die mooie opmaak geheel vervangen door vier saaie fotokaterntjes. Voor wie dat geen bezwaar is, is The Pythons een mooie nieuwe brok op de berg van Pythonparafernalia, waarvan we nog even moeten afwachten of en hoe snel hij zal worden bedolven onder nieuw spul.