Muziek / Album

Schijn bedriegt

recensie: The Strokes - First Impressions of Earth

.

~

Want Juicebox (trouwens de eerste single) bestaat niet uit een gewone, traditionele Strokes-akkoordenreeks, maar uit knerpende bassalvo’s en staccato aangeslagen gitaarriff-reeksen. Tja, ’t is wennen wanneer The Strokes dergelijke muziek laten horen. Muse dóet niets anders, maar deze New Yorkse muiters? Die gasten die met debuut Is This It, de eendimensionale rock weer pal naast de simpele roll plaatsten? Die iele mannen in hun strakke leren jackjes, met hun smalle jeans en hun afgetrapte All Stars? Goed, no more recht-toe-recht-aan dus. En voorlopig genoeg voorbarige conclusies getrokken over een eventueel gemakkelijke ‘derde’. Eerst maar eens goed luisteren. Want dat is écht nodig. The Strokes slaan met First Impressions of Earth overduidelijk een andere muzikale weg in.

Rafelige spijkerbroekrock wordt modieus combinerende laagjeskleding

Sowieso is er productioneel aardig wat veranderd vergeleken met het eerdergenoemde debuut en opvolger Room on Fire. De eendimensionale rafelige spijkerbroekrock is verworden tot modieus combinerende laagjeskleding, tot breder uitgemeten instrumentale partijen, feitelijk tot meer diversiteit. Producer David Kahne (Paul McCartney, The Bangles) heeft aanzienlijk met z’n vingers door de Strokes-pap geroerd. Zelfs de bandleden geven in interviews aan dat het ‘geen gemakkelijke bevalling’ was. Maar goed, als er maar een gezonde baby uitkomt, toch? Even een voorzichtige analyse? Gelaagdheid voert de boventoon op dit album. En als je dat leuk (lees: ik hou van een band die vernieuwend is) vindt, dan is dat smullen geblazen.

Instrumenten wat nader specificeren? Allereerst de gitaarpartijen van Nick Valesi. Ze zijn meer uitgedacht (Vision of Division!) en opeengestapeld. En da’s alvast een eerste complimentje waard, het maakt de composities ruimtelijk en spannend. Ook drumpartijen (Red Light) van Fabrizio Moretti lijken diverser dan tevoren. Weg standaardritmes, welkom diepgang en trommeluitdaging.

Dan songwriter en zanger Julian Casablancas. Meer dan ooit klinkt hij als bronstige variant van Iggy Pop. En daarbij zijn z’n zanglijnen gelukkig een stuk minder zeurderig en zeikerig geworden. Maar die teksten? Donker, bijna zwartgallig. De man heeft het moeilijk, that’s for sure.

Een greep uit de nieuwe collectie

Nog even snel een aantal andere opzienbare songs af gaan? Razorblade. Eerste indruk? Een lekker los nummer met een refrein dat (onbedoeld?) verwijst naar Barry Manilows’ Mandy. Barry fuckin’ Manilow? Het nummer zorgt in ieder geval voor een verrassende meezingbaarheid (en trouwens, Mandy is natuurlijk ook geen slecht nummer). Ask me anything. Een zeer fraaie ballade, je mag bijna wel zeggen de allereerste van The Strokes. En 15 Minutes? Op het eerste gezicht lijkt het dronkenmansgebral. Casablancas als volgegoten Ierse karaoke-artiest? Nee, na talloze keren draaien, blijkt ook dat dit nummer met bevlogenheid gebracht.

’t Enige juiste devies: er zijn veel luisterbeurten nodig om First Impressions of Earth echt op waarde te kunnen schatten. Echt, het ís even door de zure appel heen bijten, maar je krijgt er een verdomd mooie plaat voor terug.

Boeken / Fictie

Taalschilderijen van Peggy Verzett

recensie: Peggy Verzett - Prijken die buik

Na een viertal voorpublicaties in Tirade heeft Peggy Verzett (1958) met Prijken die buik een opmerkelijk debuut gemaakt. De oranjegekafte bundel herbergt een vijftal cycli en een vijftal losse gedichten waarin de Rotterdamse kunstenares al haar taalregisters opent en de lezer meevoert in welhaast ondoorgrondelijke, maar fascinerende werelden.

De zin en betekenis van Verzetts gedichten zijn nauwelijks in verstaanbare woorden te vangen. In de eerste cyclus komt een prior voor die “van taaldaden uit de onderwereld” terugkomt en vervolgens in een vogel verandert:

ik hoor ‘Pri’

uit de serre schril
waar is de vogel nou?

‘Pri’

daar tel ik automatisch weer tot drie

De tweede cyclus behelst een droomwereld die gedomineerd wordt door hazen, wellicht symbolen van seksualiteit:

wij droomden over hazen

en alle voorwerpen die weerkaatsten

de wijzen van voortplanting

nauwelijks omslachtig

Grote Haas zag alles rooskleurig in

~

Maar vrijwel onmogelijk is het om iets zinvols te zeggen over de laatste twee cycli Nadag en Hond. Echter, niet geheel toevallig verwijst Verzett in de derde en middelste cyclus Van der Hummes en anderen naar het dadaïsme: “what about dada / ja wat about dada?”. En daar het dadaïsme zich kenmerkt door het afbreken van lege waarden en het doorbreken van conventies, zonder daar nieuwe waarden of conventies voor in de plaats te stellen, moeten we niet al te veel zin en betekenis achter Verzetts woordenmagie zoeken.

Taalschilderijen en taalspel

Het staat iedere lezer evenwel vrij een eigen samenhang te construeren. Zo benader ik de gedichten als kleine taalschilderijen, waarin je je weet overgeleverd aan de ongebreidelde verbeeldingskracht van Verzett. Je verlaat de bekende werkelijkheid en wordt opgenomen in werelden die nauwelijks verstandelijk begrepen kunnen worden. De poëzie van Verzett is geen poëzie waarvan de betekenis zich openbaart na een grondige analyse of interpretatie.

Zo kunnen we constateren dat Verzett in haar verzen veel verwijst naar andere teksten of kunstuitingen, maar deze intertekstualiteit lijkt niet in dienst te staan van een bepaalde betekenis die de dichteres ermee wil openbaren. Neem bijvoorbeeld de strofe met de ‘Pri’-roepende vogel. De versregel “daar tel ik automatisch weer tot drie” doet denken aan een aftelrijmpje en twee gedichten verder kunnen we de volgende strofe lezen:

morgen: niet vergeten
twee vaten water halen
en nieuwe verf betalen

Esox Lucius
Esox Lucius

Hier lijkt Verzett te verwijzen naar het kinderliedje ‘Twee emmertjes water halen’ dat eindigt met “van je één, twee, drie!”. Behalve het feit dat het leuk is zo’n kinderversje in een gedicht te ontdekken, voegt het op betekenisniveau niet veel aan het gedicht toe. Ook de bedoeling van enkele andere verwijzingen laat zich moeilijk raden. Waarom spreekt Verzett van een Esox Lucius die onder een glazen stolp op apegapen ligt, en niet gewoon van een snoek? En wat te denken van de verwijzing naar de Egyptische mythologie “en Thot is Thot” in het cryptische derde gedicht uit de Nadag-cyclus?

Betekenen deze verwijzingen iets? Ik ben geneigd te denken van niet. Misschien gebruikt Verzett de verwijzingen slechts vanwege hun klank of de associaties die ze oproepen, zoals je bij het scheppen van een schilderij voor bepaalde kleuren kiest. Daarmee krijgt de poëzie van Verzett iets intuïtiefs.

Taalspel

Het taalspel van Verzett laat zich karakteriseren door een niet-alledaagse woordenschat (‘pavane’, ‘raaigras’) en niet-bestaande woorden (‘schrezen’, ‘nulijf’). Ook vervormt de dichteres bestaande woorden om er betekenisnuances aan toe te voegen (‘hazenhart’, ‘het wereldt‘) en is er in haar gedichten dikwijls sprake van syntactische onvolledigheid (‘wanneer heg noch steg’). Zoals gezegd creëert Verzett werelden met een eigen ondoorgrondelijke, of zelfs ontbrekende, logica. Deze vrijheid van de verbeelding is schoon, en hoewel ze niet altijd leidt tot gedichten die beklijven, levert het toch dikwijls rake beelden op.

De Tirade-gedichten

Het loont overigens de moeite om Verzetts dichtbundel naast haar eerder in Tirade gepubliceerde gedichten te houden. Opvallend is niet alleen dat Verzett hier en daar wat heeft geschrapt, zoals in het vierde Prior-gedicht de ronkende versregels “priapee onder het prieel / zonder prietpraat prijzen we de prioriteiten” en in het laatste Prior-gedicht het clichématige “en op elk einde volgt nog steeds / een nieuw begin”, maar dat ze in de Nadag-cyclus de laatste vijf gedichten vrijwel volkomen heeft veranderd. Zo heeft ze het derde Nadag-gedicht flink ingekort, waardoor het nog enigszins aanwezige verhalende element:

jouw voorkeur in de nadag

vertel eens over de heilige geest

lekker abstract zonder ezelsschedel

Dit heeft plaats moeten maken voor uitgeklede beelden:

hier buiten in de nadag

hoor ik handelshouding

lekhart, staccatovrede

in een ezelsschedel.

In de Tirade-gedichten zou je nog kunnen achterhalen waarom Verzett heeft gekozen voor bepaalde beelden, omdat het bindend element tussen conceptie en taal nog zichtbaar is, maar in de uitgeklede gedichten van Prijken die buik ontbreekt dat bindend element en moeten de beelden het hebben van hun inherente kracht. En dat is waar Verzett goed in is: het polijsten van beelden tot ze in hun naaktheid hun volle kracht uitstralen. Vergelijk de volgende strofe uit het vierde Nadag-gedicht uit Tirade:

in het rommelhok van de overlevering

onder de vitrine grijzig gepierewaai van het tulen rafelrokje

om het bronzen danseresje

…met hetzelfde gedicht uit de bundel:

onder in de vitrine van de overlevering

geselt proper gepierewaai een rafelrokje.

Peggy Verzett heeft ons met Prijken die buik opmerkelijke poëzie voorgelegd, die weliswaar geen groot publiek zal bereiken, omdat het verhalende en het emotionele erin vermeden wordt, maar die bewonderd kan worden vanwege het beeldende vermogen van de dichteres. En hoewel de poëzie ontoegankelijk aandoet, mist het gelukkig de beladen serieusheid van sommige andere experimentelen.

Boeken / Fictie

Een van God verlaten oord?

recensie: Paolo Lins - Stad van God

Stad van God is de eerste roman van Paolo Lins. De auteur groeide op in de favelas, de sloppenwijken van Rio de Janeiro, en werkte er jaren als antropoloog. Dat zijn in het Portugees verschenen debuutroman uit 1997 zich er afspeelt, zal dan ook geen verrassing zijn. Na het succes van de verfilming City of God (Cidade de Deus) in 2002, verscheen nu de Nederlandse vertaling bij Ambo.

Lins vertelt over het harde leven in de Braziliaanse favelas, en volgt daarbij vooral straatjongetjes en criminelen. Drugsgebruik, seks, overvallen en veldslagen met de politie of tussen rivaliserende bendes zijn er aan de orde van de dag. Maar ook onzekerheden, verliefdheid, jaloezie, passie, hoop en teleurstelling worden door Lins uitvoerig in beeld gebracht.

Scène uit 'Cicade de Deus' van Fernando Mireilles
Scène uit ‘Cicade de Deus’ van Fernando Mireilles

Al snel wordt duidelijk hoe dicht de auteur bij het leven in de sloppen staat. Zijn beschrijvingen van de wijk maken dat je de warme zon haast voelt en je de smalle straten voor je ziet. Lins geeft de personages namen als Touwtje, Musje, Knappe Zé of Hel, en laat ze snelle dialogen voeren:

“Wie is die slet die daar staat te lachen?”

“Dat ben ik hier, ja! Is het soms verboden te lachen?”
“Papieren, brutale roetmop!”

Op dit punt is de vertaling helaas wat tekortgeschoten. Kreten als “stuk ongeluk”, “lulletje rozewater” en “ammehoela” komen toch wat ongeloofwaardig over uit de mond van de zwaarste criminelen uit de favelas.

Geweldsspiraal

Meer dan het taalgebruik en de stijl is het de inhoud van het boek die overdondert. Lins antropologische achtergrond is hierin duidelijk aanwezig. Hij brengt het leven in de sloppen nauwgezet in kaart: de verhoudingen tussen de verschillende groepen criminelen, maar ook tussen de criminelen en de ‘sukkels’, ofwel de gewone mensen, en de criminelen en de politie.

Scène uit 'Cicade de Deus' van Fernando Mireilles
Scène uit ‘Cicade de Deus’ van Fernando Mireilles

Dit is duidelijk te zien in het laatste deel van het boek, wanneer Jo Kleintje de grote baas wordt van de Stad van God. Hij manipuleert, trekt aan touwtjes, boezemt angst in, en stelt zo de machtsverhoudingen op scherp. Als Knappe Zé zijn positie tart, ontstaat een oorlog tussen twee bendes, en daarmee het meest aangrijpende deel van Stad van God. Zé had zich altijd ver van de criminaliteit gehouden. Maar nadat zijn vriendin verkracht wordt door Kleintje, zien we hem afglijden naar een zelfde gewelddadigheid als die door zijn opponent wordt tentoongespreid. Hij gaat de strijd aan met Jo Kleintje en verzamelt zelf ook een bende rond zich. Lins brengt het machtsspel dat zo ontstaat, geraffineerd in beeld. Maar vooral de zuigende werking van geweld wordt duidelijk: niemand in de favelas ontkomt eraan.

Versnippering

Stad van God is opgebouwd uit drie delen, elk met een andere bandiet als hoofdpersoon. Toch lopen de delen vrijwel naadloos in elkaar over, wat deels veroorzaakt wordt door de aanwezigheid in het eerste deel van de hoofdpersonen uit het tweede en derde deel, maar wat eerst en vooral te danken is aan de favela, de eigenlijke spil van het verhaal. De verschillende hoofdpersonen leveren wel een probleem op: de drie afzonderlijke delen mogen dan wel goed op elkaar aansluiten, een alles omvattende spanningsboog is afwezig, zowel wat betreft het boek als geheel, als de afzonderlijke delen. Het verleent Stad van God een wat versnipperd karakter, dat zich ook manifesteert in de veelheid aan persongaes. Niet een personage krijgt werkelijk gestalte, en dat maakt het niet altijd even gemakkelijk om de vele schietende figuranten, die opeens een grotere rol toebedeeld krijgen, uit elkaar te houden.

Maar ondanks de ontbrekende rode draad blijf je lezen. Het brute geweld fascineert, maar wordt ook begrijpelijk gemaakt. Het boek maakt pijnlijk duidelijk hoe de favelabewoners gevangen zitten in de omstandigheden waarin ze geboren werden, en hoe er niet wordt opgekeken van een moord meer of minder: de dood van een crimineel doet er niet toe – er komt wel weer een volgende die de macht overneemt en de gewelddadige spiraal voortzet.

Kunst / Expo binnenland

Bloemen doen het goed

recensie: Dolores Zorreguieta - Love/Romance

De rode draad in het oeuvre van Dolores Zorreguieta (Buenos Aires 1965) is de menselijke zielenpijn. Haar wil dit thema steeds opnieuw en beter vorm te geven, heeft geresulteerd in een bonte verzameling van delicate aquarellen, kwetsbaar glaswerk, afzichtelijke monsters en bloederig patchwork. Na het zien van de documentaire Ontmoeting met Dolores Zorreguieta (Tineke de Groot, 2005) had ik me enigszins schrap gezet voor de confrontatie in het Cobra Museum, maar wat met tussenkomst van een camera nog wreed en misselijkmakend leek, werd in de tentoonstelling Love/Romance tot menselijke en soms zelfs aandoenlijke proporties teruggebracht.

Deborah in the Afternoon, 5 (detail), 2005, Digitale afdruk van een origineel, 150 x 200 cm
Deborah in the Afternoon, 5 (detail), 2005, Digitale afdruk van een origineel, 150 x 200 cm

De eerste verdieping van het Cobra Museum is hoofdzakelijk gevuld met recent werk van de New Yorkse kunstenares. Een uitzondering is het door Zorreguieta zelf als sleutelwerk betitelde Wounds (1994), een installatie die bestaat uit tientallen dijbeenachtige vormen die met metalen draden aan het plafond in een grote rechthoek exact op dezelfde hoogte hangen. De objecten hebben een patroon van pleisters en de kleur van vet en geronnen bloed. Door deze typische kleur en de organische vorm ligt de associatie met vlees voor de hand. Ook de link met de massale verdwijningen die in Zorreguieta’s geboorteland tijdens haar puberjaren hebben plaatsgevonden, is bij het aanzicht van het kil verlichte raster van anonieme lichamen snel gelegd. De nieuwere werken in de tentoonstelling lijken verder van kwesties van grootschalig geweld af te staan. In Love/Romance legt Zorreguieta de pijnlijkheid van intermenselijk contact op de kleinst mogelijke schaal bloot. De nadruk ligt op de vraag waar de pijn ontstaat en wie de pijn eigenlijk veroorzaakt. Het rauwe en confronterende blijft een constante factor.

Bijten

De series Joined by the Head (2004) en Love (2005) zoomen in op het ontstaansmoment van pijn en vergroten het tot absurde proporties. Alle overbodige componenten worden daarbij geëlimineerd. Joined by the Head bestaat uit vier kleine, vleeskleurige sculpturen. De worstachtige vormen zijn uitgerust met het rudiment van armen en benen en twee enorme gapende en grauwende monden. In hun getergde onmacht elkaar te bereiken, draaien ze zich in onmogelijke posities en bijten woest om zich heen. De misleidende titel Love is gegeven aan vier sculpturen waarin de schepsels van elkaar losgekoppeld zijn. De suggestie van benen en armen is verdwenen, maar de monden daarentegen zijn nog groter en kwaadaardiger. Door de nieuwe bewegingsvrijheid bereiken de bloeddorstige kaken hun doel. In blinde woede raken ze verstrikt in een verwondende verstrengeling. De monsterkoppels laten in grote mate de absurditeit en zinloosheid van geweld zien. Tegelijkertijd is het ook een meelijwekkend schouwspel; ze lijken niet in de gaten te hebben dat ze vooral bezig zijn zichzelf kapot te maken.

The Net, 2005, katoen, schuim, acryl, metaal, 375 x 400 x 400
The Net, 2005, katoen, schuim, acryl, metaal, 375 x 400 x 400

Het beklemmende gevoel van onmacht en vergroeiing vindt een pijnlijk realistische variant in de video We (2004). Als toeschouwer ben je via een smalle doorgang getuige van een paar minuten uit het leven van een man en een vrouw. Je kunt ze niet voortdurend zien en hun eindeloze discussie niet verstaan. De sfeer wordt bepaald door hun geïrriteerde en soms wanhopige gebaren. Na een tijdje wordt de situatie in korte associatieve zinnen toegelicht door een vrouwelijke en mannelijke voice-over. Ze leggen de oorzaak voor hun ongeluk bij het dagelijks leven in een drukke stad, lawaaierige bovenburen, zure melk, drukke trams. Dit staat in schril contrast met hun gezamenlijke reizen die het romantische en intens liefdevolle van hun relatie lijken te vertegenwoordigen. De verwachte climax, een knallende ruzie, een verzoenende vrijpartij, die de kans dat het weer goed komt groter zou maken, blijft uit. De heftige gebaren en de omhelzingen ten spijt, blijft de irritatie onverminderd doorzeuren. Je verlaat het koppel met langzaam vervagende beelden en je weet; dit komt niet meer goed. Hun liefde blijkt niet bestand tegen de sleur en de ellende van het dagelijks leven.

Onbehagen

We vormt een pijnlijk contrast met het cliché dat liefde alles overwint. Het is niet voor niets dat sprookjes en films altijd op het hoogtepunt eindigen. Of dat ‘lang en gelukkig’ leven uitkomt is nog maar zeer de vraag; wacht maar tot de roes van dat ritje op het witte paard is uitgewerkt. Voor Zorreguieta is het lange en gelukkige leven naast ongeloofwaardig bovendien oninteressant; “Why should I work with flowers, when they are okay, they are doing fine?” Haar kunst is een plek waar onbehagen heerst. Met haar werk trekt ze luikjes open die mensen over het algemeen liever gesloten houden. Ze zet een felle, niets verhullende lamp op de donkere kant van het leven en de liefde. De meest schaamtevolle aspecten van het mens-zijn veelal veroorzaakt door angst en agressie worden hiermee onthult. Soms komt het nu eenmaal niet meer goed.

Muziek / Achtergrond
special: Het is zo ver!

Within Temptation wint Popprijs 2005

~

Het is binnen de popwereld onderhand een bekend zinnetje, dat jaarlijks weer tot veel discussie leidt: “De band of artiest die in het afgelopen jaar de belangrijkste bijdrage heeft geleverd aan de Nederlandse popmuziek”. Dat is het even vage als prettige uitgangspunt voor de jury die jaarlijks bepaalt wie op het Noorderslagfestival in Groningen de Popprijs in ontvangst mag nemen. Dit jaar is gothic metalact Within Temptation de winnaar – en misschien zal discussie ditmaal uitblijven.

Hoewel, gunnen doen we het de band rond zangeres Sharon den Adel allemaal, alleen had de succesformatie natuurlijk al veel eerder moeten winnen. De muziekredactie van 8WEEKLY pleitte er twee jaar geleden al voor dat de Popprijs naar de in 1996 opgerichte band zou gaan. Eén van onze redenen was destijds dat de band het zo goed doet in het buitenland.

Ali B. op Noorderslag 2005
Ali B. op Noorderslag 2005

Ali B.

Probleem was alleen dat de band in 2003 geen plaat had uitgebracht, iets waar de jury doorgaans zwaar aan tilt. Vandaar dat Within Temptation vorig jaar wel weer een goede kanshebber was; enkele maanden voor de prijsuitreiking was toen immers het succesvolle The Silent Force verschenen. Maar nee, ook toen waren het niet de populaire goths die de 10.000 euro mee naar huis namen. Ali B. spon garen bij de moord op Theo van Gogh, waarna de knuffel-Marokkaan niet meer van de tv was af te slaan, en de Popprijs kreeg toebedeeld.

Te laat

Maar dit jaar is het dan eindelijk zo ver voor Within Temptation. De jury lijkt zich er van bewust dat de erkenning eigenlijk te laat komt. In het bijbehorende rapport gaan de kenners onder leiding van juryvoorzitter Hans Kosterman (BV Pop/FNV Kiem) door het stof; de eerste twee alinea’s zijn ingeruimd om uit te leggen waarom Within Temptation niet al vorig jaar de prijs mee naar huis mocht nemen. Het belangrijkste argument is dat het effect van de plaat nog niet meetbaar was. Niet heel sterk, aangezien het album drie weken na uitgave al in Nederland ‘goud’ was, wat betekent dat The Silent Force al meer dan 100.000 keer was verkocht. Binnen twee maanden volgden nog gouden platen in België en Duitsland. Verder werd twee weken na Noorderslag bekend dat de band de best verkopende Nederlandse artiest in 2004 was, waarmee het de Exportprijs in ontvangst mocht nemen.

Eboman

Maar goed, het zij de jury vergeven. 2004 was een raar jaar, met een misschien wel terechte winnaar. En we zijn blij dat de jury zich nu in bochten wringt om Within Temptation de prijs alsnog te geven. Een optreden in de Groningse Oosterpoort was er vanavond evenwel niet bij, omdat Sharon den Adel 7 december bevallen is van haar dochter Luna. Vervanger Eboman bracht met zijn videokunsten een eerbetoon aan de winnaars van de afgelopen twintig jaar.

Binnenkort publiceren we een verslag van de festivals Eurosonic en Noorderslag.

Film / Films

Nieuwe dvd’s

recensie: A Tale of Two Sisters // Hey DJ // Ringers // Immortals (Special Edition) // Der Untergang (Extended Edition)

.

A Tale of Two Sisters (Janghwa, Hongryeon)

(Ji-woon Kim, 2003 • House of Knowledge)

A Tale of Two Sisters
A Tale of Two Sisters

Na een verblijf in een kille inrichting komen de twee Koreaanse zusjes Su-mi en Su-yeon weer thuis wonen. Het lijkt er op dat het verblijf in de inrichting hen geen goed heeft gedaan. De meisjes hebben last van vreemde visioenen, en het lijkt alsof hun gemene stiefmoeder hen zo snel mogelijk weg wil hebben, op welke manier dan ook. Hun vader ziet het allemaal maar stil aan, of hij heeft gewoon niet door dat er iets mis kan zijn met zijn dochters. A Tale of Two Sisters is een Koreaanse horrorfilm, in de sfeer van andere Aziatische horror als The Ring of Dark Water. In het begin van de film is niets wat het lijkt, en zo gauw de kijker iets begint te begrijpen gaat alles weer aan alle kanten wankelen. Het blijft lang onduidelijk waarom de meisjes nu eigenlijk in de inrichting zaten en wat er allemaal mis is in hun huis. Alle kamers zijn donker, de gesprekken zijn depressief en de sfeer is beklemmend. Hoewel het verhaal goed in elkaar steekt, en vooral de sfeer boekdelen spreekt, mist er een cruciaal element waar eigenlijk geen griezelfilm zonder kan: de daadwerkelijke horror. Er zijn geen tot weinig schrikmomenten, en een kwaadaardige geest of iets dergelijks ontbreekt. Het is nergens nodig om even achter een groot kussen te kruipen, of om toevallig wat drinken uit de keuken te gaan halen. Dat de film toch niet saai wordt komt vooral door het nodige giswerk over het verhaal. (Nora Sinnema)

Extra opties: talent files van cast en crew en een trailer.

Hey DJ – the movie

(Migel Delgado en Jon Jacobs, 2005 • Just Entertainment)

Hey DJ – the movie
Hey DJ – the movie

“Wat als Elvis 40 jaar later geboren was…?” houden de regisseurs ons aan het begin van de film voor. Dan zou hij DJ zijn! Hound Dog, de DJ om wie het draait in deze film, lijkt immers op Elvis. Hij woont op Ibiza, het paradijs voor DJ’s. Maar Hound Dog wordt oud, te dik, drinkt te veel en als resultaat van dat alles draait hij slecht. Met de hulp van professionele DJ’s, drank en drugs en uiteraard een heel harem aan lekkere en blijkbaar erg inspirerende wijven vindt hij zijn weg naar de top. Een plot van niets, dus, en het wordt ook nog slecht uitgewerkt. Er zit totaal geen ontwikkeling in het verhaal of de personages en de acteurs zijn bedroevend slecht. Geen enkel moment voel je spanning of leef je ook maar enigszins met een van de personages mee. Er is nog getracht om de film op te leuken met cameo’s van beroemde DJ’s als Carl Cox, Marco V en Bob Sinclair, maar dit lukt totaal niet. Het enige pluspuntje is, haast vanzelfsprekend, de soundtrack, die bestaat uit de fijnste dancetracks van het afgelopen jaar en anderhalf uur lang (in één lange mix) onder de film door loopt. Maar dat is dan ook alles. Als je geen groot fan van elektronische muziek bent, zal Hey DJ je in de verste verte niet kunnen bekoren. In It´s all gone Pete Tong liet Michael Dowse zien hoe je wel een goede film over een DJ maakt, en zeker in vergelijking valt Hey DJ erg tegen. (Harrie de Vries)

Ringers: Lord of the Fans

(Carlene Cordova, 2005 • Sony)

Ringers: Lord of the Fans
Ringers: Lord of the Fans

Deze goedkoop gemaakte documentaire over het fenomeen Lord of the Rings komt helaas twee jaar te laat, nu de hype rond Peter Jacksons monumentale trilogie al lang en breed is ingewisseld voor zijn nieuwste film King Kong. Ringers begint veelbelovend met een snelle (en grappig geanimeerde) geschiedenisles over J.R.R. Tolkien en het schrijven van The Hobbit en Lord of the Rings. Vervolgens wordt de ontvangst van Tolkiens meesterwerk door de twintigste eeuw heen gevolgd, van het laaiende enthousiasme van Britse literaire types en Amerikaanse hippies, via het dieptepunt na de teleurstellende animatiefilm uit 1980 tot de films van Peter Jackson. De documentaire bevat weinig nieuws voor fans en is te weinig diepgravend om leken te interesseren voor Tolkien en zijn werk, maar de titel van de film is niet voor niets Ringers. Die groep (vergelijkbaar met Star Trek-fans, Trekkies) wordt dan ook liefdevol geportretteerd, wat een paar aardige beelden en verhalen oplevert. Maar het is mager voor anderhalf uur. (Melson Zwerver)

Immortals (Immortel (Ad Vitam))

(Enki Bilal, 2004 • Dutch Filmworks)

Immortals
Immortals

De Special limited edition dvd van Immortals is opnieuw uitgebracht, in een zeer fraaie uitvoering. In 2095 verschijnt aan de hemel van New York een zwevende piramide. Eén van de inwoners, god Horus, is wegens rebels gedrag ter dood veroordeeld door de andere goden, en mag nog een week op aarde doorbrengen. Om zijn onsterfelijkheid te redden, zoekt hij een vrouw die hij snel zwanger kan maken. Zijn oog valt op de blauwharige Jill, van wie niemand weet tot welk ras ze nu precies behoort. Horus neemt bezit van het lichaam van de menselijke rebel Nicopol, om zo Jill voor zich te winnen. Immortals was een van de eerste films die gebruik maakte van de ‘digital backlot’-techniek, waarbij de acteurs in plaats van in een decor voor een groen scherm acteren. Sky Captain and the World of Tomorrow en Sin City maakten ook gebruik van deze bijzondere techniek. Maar bij Immortals zijn niet alleen de decors nep, ook de meeste bijrolspelers komen uit de computer. Maar dat levert geen goede resultaten; de namaakacteurs zijn slecht gemaakt en ‘acteren’ houterig. Hedendaagse computerspellen hebben nog betere hoofdrolspelers. Hoewel de echte acteurs het veel beter doen dan hun digitale tegenpolen, weten ze toch nergens te overtuigen: hun emoties zijn nep en hun acties voorspelbaar. Het verhaal had genoeg potentie om een waardige SF/Fantasyfilm van zich te laten maken, en het was bovendien regisseur Enki Bilal zelf die de comic maakte waarop de film gebaseerd is. Het zijn vooral beide soorten acteurs die Immortals de nek omdraaien, hoewel het toch een mooie film blijft om naar te kijken. Op de bonusdisc staan verrassend veel extra’s (meer dan een uur) voor een film die bij het grote publiek onbekend is. De meeste tijd gaat naar de standaard Making of, en naar de veel interessantere Making of: Technical Aspects, waarin alle technische snufjes en methodes prima worden uitgelegd. Verder staan er onder meer een video en een teaser trailer op. (Nora Sinnema)

Der Untergang: Extended Edition

(Oliver Hirschbiegel, 2005 • A-Film)

~

Bij een film over de laatste dagen van Hitler en zijn Derde Rijk hoef je geen melodrama te verwachten. Maar het had geen kwaad gekund als we iets meer hadden kunnen meeleven met de personages en de gebeurtenissen in de film. Der Untergang is namelijk zo’n kille, bijna klinische film dat je er, ondanks het verschrikkelijke onderwerp en de aanwezigheid van Hitlers secretaresse (en moreel kompas) Traudl Junge, eigenlijk alleen maar onbewogen naar kunt kijken. Het anonieme camerawerk doet weinig voor de sfeer, hoewel de acteurs zonder meer goed tot zeer goed zijn, met Bruno Ganz als het veelgeprezen hoogtepunt. Desondanks blijft Der Untergang een film die alleen tot het hoofd spreekt en niet tot het hart – en daarom geen meesterwerk is. Deze dvd-uitgave van A-Film bevat bijna een half uur extra materiaal ten opzichte van de bioscoopversie, maar nergens wordt duidelijk wat er precies is toegevoegd, of waarom. De bijgevoegde extra’s lopen uiteen van interessant (videobeelden van Sint Petersburg die van commentaar worden voorzien door het productieteam) tot bot dumpwerk (de vermaledijde ‘B-roll’ en losse interviewfragmenten zonder kop of staart). Zonde, en dat voor zo’n belangrijke film. (Melson Zwerver)

Zie ook onze recensie van de bioscoopversie: Der Untergang

Boeken / Fictie

Een feestbundel vol angst, uitzichtloosheid en geweld

recensie: Laurens Abbink Spaink (e.a.) - Sub Urban en andere verhalen

“Deze nieuwe verhalen van de eerste schrijversgeneratie van het derde millennium schetsen samen een beeld van deze tijd. Die wordt gedomineerd door ruwheid, luxe en onbehagen”, aldus de flaptekst van de door Passionate Magazine uitgegeven verhalenbundel Sub Urban en andere verhalen. Dat wat we door de literaire ogen te zien krijgen over de 21ste eeuw, stemt een mens wel erg somber.

De bundel, die is uitgegeven ter gelegenheid van het tienjarige bestaan van Passionate Magazine, bevat verhalen van een twaalftal jonge auteurs, onder wie Thomas van Aalten, Rashid Novaire en Steven Verhelst. Hun enkele bladzijden tellende bijdragen bevatten thematisch gezien weinig fraais: de moord op een topsporter, een pedofiele gitaarleraar, misbruik van een straatkrantverkoopster, een uitzichtloos bestaan. Seks, geweld en angst lijken in de bundel haast een drie-eenheid te vormen. Passieloos verwoord, objectief geregistreerd en daardoor akelig realistisch.

~

“Is dit werkelijk wat het leven anno nu te bieden heeft?”, vraag ik mij al lezend af. Alex Boogers en Xander Michiel Beute laten het je wel geloven. De sobere bewoordingen waarin zij hun verhaal vertellen, dragen daar extra aan bij. De verhalen vertellen zo immers niet over de wereld door de ogen van een ander, maar over de wereld ‘zoals hij is’.

Sprankje hoop

Gelukkig bevindt zich tussen al die narigheid ook nog een sprankje hoop in de bijdragen van Abdelkader Benali en Tonie Mudde. De opgewekte toon van Benali’s verhaal over een kraambezoek, en de relatie die Mudde tussen vader en dochterlief schetst, stemmen je even gelukkig. Ze stellen je bovendien tijdelijk gerust; het valt allemaal wel mee met de verharding van de maatschappij. Dat geluksgevoel vervaagt overigens direct zodra je met een volgend hoofdstuk in nieuwe misère belandt.

De heftige onderwerpen die in Sub Urban worden aangesneden, haken stilistisch gezien zeer verantwoord in elkaar. Juist doordat de verhalen van de meeste auteurs niet overdadig zijn aangekleed met details, en doordat een dramatische invalshoek taboe is, blijven ze overeind. Het summiere woordgebruik houdt hun werk nagenoeg objectief, waardoor jij je als lezer getuige voelt van het gebeuren. Zeker wanneer dat onaangenaam is, voel je je extra bezwaard dat je van de zijlijn toekijkt en verder leest. Toch weten de auteurs je niet te overtuigen van de stand van zaken binnen de huidige samenleving.

Magere afspiegeling

Het is ook maar de vraag of dat de precieze motivatie van de redactie van Passionate is geweest voor de publicatie van deze verhalenbundel. Erg eenduidig zijn ze er niet over. Het tienjarig bestaan van Passionate als organisatie en blad lijkt niet de enige aanleiding. Het gaat erom ‘schrijverstalent van morgen’ te presenteren. Wat deze nieuwkomers in het literaire veld samenbrengt, wordt echter niet helemaal duidelijk. En waarom juist dit dozijn de hemel gaat bestormen, ook niet. Is het omdat ze bijna allemaal eerder voor Passionate Magazine hebben geschreven? Of delen zij een bepaalde visie?

“Nee”, zeggen de samenstellers van de bundel in hun tamelijk uitgebreide inleiding, “de verhalen zijn niet te rubriceren.” Van een ‘nieuwe literaire beweging’ kan geen sprake zijn. Waarom worden de auteurs in de flaptekst dan wel als ‘de eerste schrijversgeneratie van het derde millenium’ geïntroduceerd? Passionate Magazine heeft de auteurs toch niet voor niets samengezet. Zij delen immers een pessimistische kijk op de wereld, de angst voor terrorisme, natuurrampen en andere gevaren en de gave om al dat naars in slechts enkele pagina’s te verwoorden. Waarom dan toch die angst om hen onder één noemer te plaatsen? Misschien dat ook Passionate de bundel een wat al te magere afspiegeling van de werkelijkheid vindt.

Feit blijft dat ikzelf een wat luchtiger uitgangspunt voor mijn feestbundel had genomen.

Boeken / Strip

Geen nieuws van het westelijk front

recensie: Pat Mills en Joe Colquhoun – Charley’s War

Hét anti-oorlog boek is natuurlijk Erich Maria Remarques’ Im Westen nichts Neues. Dit in 1929 verschenen boek over de Eerste Wereldoorlog beschrijft op een sobere, indringende manier de verschrikkingen van de loopgravenoorlog in Frankrijk en België tussen 1914 en 1918. De door Pat Mills geschreven en door Joe Colquhoun getekende strip Charley’s War zou je kunnen zien als een verstripping van Remarques befaamde roman. Het enige verschil is dat Charley’s War de verschrikking van de Britse kant laat zien en Remarques’ boek over Duitse soldaten gaat. De omstandigheden waarin de soldaten zich bevinden zijn echter dezelfde voor beide kanten; loopgraven, modder, uitzichtloosheid en dode kameraden.

~

Pat Mills schrijft in Charley’s War dat hij aan de strip is begonnen omdat hij een beeldverhaal wilde maken dat de oorlog niet verheerlijkte. Mills wilde de oorlog waarheidsgetrouw weergeven en op die manier lezers, die na het lezen van oorlogsstrips in het leger wilden, ontmoedigen. De eerste aflevering van Charley’s War verscheen in 1979 in het Britse stripblad Battle Picture Weekly, een tijdschrift vol avonturen van heroïsche soldaten. Hoewel Charley’s War wat dat betreft uit de toon viel, werd het al snel de populairste strip in het blad en zou het tot 1986 geplaatst worden.

Op dit moment zijn er twee bundels uit van Charley’s War. De eerste beslaat de periode 2 juni 1916 – 1 augustus 1916, de tweede gaat over 1 augustus 1916 – 17 oktober 1916. De bundels zijn luxe uitgevoerd met een harde kaft, een introductie van Pat Mills en een korte samenvatting van alle Charley’s War-verhalen, en bevatten daarnaast per aflevering een nawoord van Mills, een artikel over de evolutie van de tank in de Eerste Wereldoorlog en over de betekenis van Charley’s War voor de bekende comic-auteur Garth Ennis (onder andere The Punisher, Judge Dredd en The Preacher).

Kanonnenvlees

~

Het is mooi dat een uitgeverij bereid is om zoveel geld te spenderen aan het uitgeven van een strip. Maar uiteindelijk staat of valt de uitgave toch met de kwaliteit van de strip op zich, hoe mooi de verpakking ook is. Vanaf de eerste twee bladzijden voel je als lezer dat Charley’s War meer te bieden heeft dan de meeste oorlogsstrips. Zo is hoofdpersoon Charley geen held, maar eerder een wat dommige jongen. Dit komt erg goed tot uitdrukking in de brieven die hij naar het thuisfront stuurt, deze staan namelijk vol schrijffouten. Het is deze correspondentie tussen Charley en zijn familie thuis die hem menselijker maakt dan de meeste karakters in oorlogsstrips. De andere soldaten in Charley’s compagnie zijn ook geen helden, maar doodgewone mannen zoals je eigen vader of broer. Ze hebben allemaal hun zwakke momenten en geven toe bang te zijn.
De strip begint met Charley die over zijn leeftijd liegt om bij het leger te kunnen. Al snel komt hij terecht bij een eenheid die gelegerd is rondom de Somme, en die de slag om de Somme voert (waarbij 60.000 Britse soldaten gesneuveld zijn). Een aantal van de hoofdpersonen overleeft deze slag niet. Charley en zijn vrienden zijn letterlijk kanonnenvlees.

Realisme

In de introductie stelt Mills dat Charley’s War zo bijzonder is omdat er geen fantasie-elementen in het verhaal zitten, in tegenstelling tot bijna alle andere strips. Mills heeft mijns inziens toch enkele minder realistische verhaallijnen geschreven voor Charley’s War. Een voorbeeld hiervan is de Ier Mick, die in zijn eentje de zware balken van een hospitaal dat onder vuur ligt, ondersteunt tot de laatste gewonden geëvacueerd zijn. Een ander voorbeeld is de wel erg sadistisch overkomende Luitenant Snell.
De schrijver verdient daarentegen lof omdat hij zowel goede Duisters als immorele Britten deel laat uitmaken van het verhaal. Hij schuwt het bovendien niet te laten zien dat veel Britse soldaten zijn omgekomen door eigen landgenoten, bijvoorbeeld vanwege desertie of gewoon door domme pech.

Zwart voor de ogen

~

Tekenaar Joe Colquhoun verdient misschien nog wel meer lof. Het is zijn tekenwerk dat het oorlogsverhaal echt tot leven brengt. Colquhoun is een meester in het tekenen van gezichtsuitdrukkingen en emoties. Ook het slagveld en de gruwelijke omstandigheden in de loopgraven weet hij goed weer te geven. Hij heeft zich hiervoor gebaseerd op fotomateriaal afkomstig uit de loopgraven. Af en toe lijkt de modder en munitie de lezer om de oren te vliegen, zo gedetailleerd zijn zijn tekeningen.

De twee hier besproken bundels bevatten grotendeels de slag om de Somme, de introductie van de tank, de behandeling van krijgsgevangenen en het straffen van deserteurs. Het is te hopen dat uitgeverij Titan Books ook de rest van de Charley’s War-strips gaat uitbrengen, omdat bundel twee eindigt met een open (en spannend) einde.
Aan de kwaliteit van de strips zal het in ieder geval niet liggen. Nadat Art Spiegelman met Maus de gruwelijkheden van de Holocaust heeft verstript, is met Charley’s War eindelijk recht gedaan aan de talloze gewone mannen die gesneuveld zijn in de Eerste Wereldoorlog.

Tijdens het verschijnen van Charley’s War in Battle Picture Weekly heeft Mills enkele honderden brieven ontvangen van oudstrijders uit de Eerste Wereldoorlog, die via kleinzonen de strip onder ogen kregen. Deze veteranen werden getroffen door de strip, omdat ze er zoveel in herkenden. Een van hen zou zelfs geschreven hebben dat hij Charley echt tegengekomen was bij de Somme.

Film / Films

Rare spagaat

recensie: Rumor has it...

Based on a true rumor“, verschijnt als aanprijzing wanneer Rumor has it… begint. Deze ondertitel maakt meteen duidelijk dat we niet met een serieuze film te maken hebben. Hierna volgt een onzinnig, maar niettemin vermakelijk stuk over het ontstaan van The Graduate, het boek waar later de beroemde film over gemaakt is (met Dustin Hoffman in de hoofdrol).

~

Sarah (gespeeld door Jennifer Aniston, Rachel uit Friends) zit met haar verloofde in een vliegtuig en reist af naar haar familie in Pasadena, waar haar zusje gaat trouwen. Daar aangekomen beginnen de twijfels: moet zij nou wel trouwen met haar vriendelijke vriend Jeff (Mark Ruffalo) en wat lijkt zij eigenlijk weinig op al haar familieleden. Ze heeft niet veel met hen gemeen, behalve met haar overleden moeder (die ze nog altijd heel erg mist) en haar krasse oma. En dan praat diezelfde oma ook nog haar mond voorbij, waardoor Sarah nog meer gaat twijfelen. Een zoektocht naar haar biologische vader volgt, die warempel Benjamin Braddock blijkt te zijn, jawel het karakter dat Dustin Hoffman in The Graduate voor zijn rekening nam. Even voor de duidelijkheid: Benjamin Braddock is in The Graduate uit 1967 verliefd op een mooi meisje, maar wordt door haar moeder het bed in verleid. We hebben hier dus te maken met een womanizer en Sarah kan hem vanzelfsprekend moeilijk weerstaan. Oh, oh, oh, wat is Sarah in de war als ze haar ‘echte vader’ zoent en zelfs bij hem in bed belandt. Uiteindelijk komt alles natuurlijk weer goed, als alle antwoorden gegeven zijn en er geen twijfels meer bestaan over haar afkomst.

Oma, moeder én dochter

~

Gebrek aan ambitie kan je deze film niet verwijten, wel een gemis aan goede smaak. De film wordt maar niet grappig of meeslepend. Dat ligt niet aan het talent van regisseur of acteurs; Regisseur Rob Reiner heeft in het (verre) verleden met When Harry Met Sally (1989) al bewezen dat hij als geen ander een geslaagde romantische komedie kan afleveren, en ook de castleden (naast Aniston Kevin Costner en Shirley MacLaine) hebben ieder meerdere steengoede films op hun naam staan. Het verhaal is gewoon té vergezocht. Halverwege de film stuiten we op een bizarre kronkel: Kevin Costner, die de zogenaamde vader van Sarah speelt, blijkt het dus met oma, moeder (volgens The Graduate) én met dochter te hebben gedaan, ZIJN EIGEN DOCHTER!!! Och, wat een smakelijke incest! Schijnbaar bedoeld om de kijker te choqueren, maar het deed mij eerlijk gezegd niets.

Spagaat

Aan de begintitels was al te merken dat we deze film met een korrel zout moeten nemen. Dat is echter moeilijk als de acteurs elke vorm van ironie in hun spel missen. Zo vormt een film als deze een hele lange zit en ontstaat irritatie: de prachtige, continu glazige ogen van Jennifer Aniston worden aan het einde van de film vervelend; Shirley MacLaine probeert in de spaarzame momenten dat ze in beeld is wanhopig alle aandacht naar zich toe te trekken; en Kevin Costner, die normaal gesproken de vrouwen doet smelten met zijn vriendelijke hondenogen, ziet er vooral dom uit. Enige lichtpuntjes zijn Richard Jenkins als Kevin Costners concurrerende biologische vader en Mark Ruffalo als Jeff. Zij weten tenminste enige ironie in hun karakters te leggen. Verder bezit de film slechts één geslaagde grap: wanneer Sarah op een feestje vraagt wie toch die man is met die George Hamilton-zonnebanktint, blijkt het George Hamilton zélf te zijn. Dit soort grappen hadden er meer in gemoeten als de filmmaker had gekozen voor een echte romantische komedie. Nu maakt de film een rare spagaat tussen drama en komedie. Het lijkt alsof Rob Reiner zijn romantische komedies niet meer wil of kan presenteren zonder er een boodschap aan vast te plakken (zie ook het mislukte The Story of Us uit 1999). En als ik een interessante boodschap uit deze film móet noemen, is het om geen sex te bedrijven in het toilet van een vliegtuig.

Film / Films

Oorlogsfilm zonder oorlog

recensie: Jarhead

Toen ex-marinier Anthony Swofford in 2003 zijn boek Jarhead publiceerde, werd hij overladen met goede kritieken. Niemand had echter verwacht dat de verzameling biografische schetsen, filosofische overpeinzingen en kritiek op vader en zoon Bush stof zou opleveren voor een film.

Dat het toch gelukt is een coherente film te maken van Swoffords boek mag gerust een triomf voor de filmmakers worden genoemd. Aan de andere kant is het ook weer niet zo heel vreemd, getuige de lange lijst van grote namen die aan de film meewerkten: voor de camera de veelbelovende jonge acteurs Jake Gyllenhaal, Peter Sarsgaard en Jamie Foxx, achter de camera Roger Deakins (bekend van zijn werk met de gebroeders Coen), de legendarische editor Walter Murch (Apocalypse Now, The English Patient), en natuurlijk regisseur Sam Mendes, van wie elke nieuwe film na de hit American Beauty en het ondergewaardeerde Road to Perdition per definitie interesse wekt.

Oorlogsfilm zonder één gevecht

~

Net als in die eerdere twee films legt de van oorsprong Britse regisseur in Jarhead weer een Amerikaanse zenuw bloot: de film gaat over de eerste Golfoorlog, of, correcter: de soldaten die vochten in de eerste Golfoorlog. Of, nóg correcter: de soldaten die trainden, oefenden en vooral erg lang wachtten tot ze mochten vechten, en toen naar huis werden gestuurd.

Het lijkt vreemd, een oorlogsfilm waarin niet gevochten wordt; toch kan Jarhead zich prima meten met de grote oorlogsfilms van de afgelopen decennia, die in Jarhead trouwens vrijwel allemaal worden geciteerd. Het begint al bij de openingsscènes in het trainingskamp, die bijna letterlijk is overgenomen uit Full Metal Jacket. In een ander deel van de film bekijken de mariniers Apocalypse Now en The Deer Hunter. Vietnam werpt zo’n duidelijke schaduw over de gebeurtenissen in Jarhead dat de parallel moeilijk is te missen: net als in die oorlog is er in de twee Golfoorlogen ook weinig kans op een hoopvolle uitkomst.

Perfect aangevoeld

Toen Jarhead een paar maanden geleden lauw werd ontvangen door zowel de Amerikaanse pers als het publiek, had een groot deel van de negatieve kritiek te maken met het gebrek aan emotie die de personages uitstralen, waardoor identificatie moeilijk is. Maar die neutrale toon verbeeldt juist perfect het karakter van die eerste Golfoorlog: voor het eerst leek een oorlog uitgespeeld te kunnen worden door op een paar knoppen te drukken. De zwart-groene nachtbeelden van CNN leken meer op een videogame dan op de realiteit en het was daardoor ook gemakkelijker om je emoties uit te schakelen bij wat er aan het gebeuren was.

~

Sam Mendes heeft dit karakter van de oorlog haarscherp aangevoeld en verbeeld, misschien juist omdat hij zelf geen Amerikaan is. Zijn personages kijken in de hele film uit naar de gewelddadige confrontatie met de vijand – de confrontatie die hun vaders en ooms twintig jaar eerder in Vietnam wel aangingen, maar die in Jarhead uitblijft. Hoe langer ze nutteloos in de stikhete woestijn blijven wachten tot ze aan de slag mogen, hoe grimmiger de onderlinge sfeer wordt. De strijdlust van de soldaten ontlaadt zich naar binnen in plaats van naar buiten, en dat is een kenmerk van elke oorlog dat nog niet eerder op zo’n schrijnende manier is behandeld in een film.