Boeken / Strip

Wel erg jong talent uit de Senoeni-stal

recensie: Margeet de Heer - Mijntje uit de kast // Wouter Goudswaard – Supervoet en het inktmysterie // Jordy Knoop – Jordy Skateboardy

Uitgeverij Senoeni, de small-pressuitgeverij van Margreet de Heer, bracht afgelopen tijd weer drie nieuwe boekjes op de markt. Allereerst een boekje van Margreet zelf over een jonge lesbo, getiteld Mijntje uit de kast. En dan nog twee boekjes van wel heel jonge stripauteurs, Wouter Goudswaard en Jordy Knoop. Rijp en groen van de Senoenipersen.

~

Onder het synoniem Senoeni tekent Margreet de Heer (1972) sinds 2004 de strip Mijntje voor het tijdschrift voor lesbische en biseksuele vrouwen Zij aan zij. Margreet woont zelf samen met een man, maar weet desalniettemin een boekje te vullen vol met leuke grapjes over Willemijn die ontdekt dat ze meer op vrouwen valt dan op mannen. Margreet behandelt duidelijke lesbische en biseksuele onderwerpen, met een sterke nadruk op seks en de reacties van de omgeving op homoseksualiteit. De stripjes zijn soms vunzig, wat wrang of zelfs verdrietig, maar allemaal effectief. Margreet de Heer heeft een vrij simpele tekenstijl die niet altijd gewaardeerd wordt, maar voor deze strips goed werkt. Mijntje uit de kast is echt een leuke bundeling die zowel de beeldende kwaliteiten als de vertelkracht van de auteur toont.

Jong striptalent

Senoeni noemt zichzelf “Uitgeverij voor jong striptalent”, en de twee andere auteurs waarvan net boekjes zijn verschenen zijn wel heel erg jong. Jordy Knoop is nog maar 13 jaar, maar heeft met zijn Jordy Skateboardy alweer twee uitgaven op zijn naam staan. Supervoet en het inktmysterie is het eerste boekje van de 14-jarige Wouter Goudswaard. Beide jongens tekenen in een cartooneske stijl die je het beste als ‘grote neuzenstijl’ kunt typeren. Het is eigenlijk een beetje de stijl waarin alle strips van jonge jongens zijn gemaakt. Beiden moeten duidelijk nog een eigen stijl ontwikkelen en zouden ook nog wat kunnen leren over hoe je een verhaal vertelt – en eigenlijk ook dat je niet je hele familie hoeft te introduceren aan het begin van het boekje (Zijn trouwens alle Nederlandse moeders tegenwoordig een beetje gek en zweverig? Als je beide jongens mag geloven wel!). Het lange verhaal van Wouter, over een gemene inktwisser die stripfiguren uitwist, is best grappige tienerhumor. Jordy’s paginalange strips lijken te zijn beïnvloed door Guust Flater, maar zijn clou’s zijn soms wat flauw.

Ontwikkeling

~

Voor beide jongens is het natuurlijk leuk dat Senoeni hun werk uitgeeft, maar eigenlijk is dit striptalent nog net iets te weinig ontwikkeld om te worden uitgegeven. Zelfs voor een uitgeverij als Senoeni, wiens doel het is om een “kersverse generatie stripmakers te stimuleren en te promoten”. Aimee de Jongh , wier Senoeni-uitgave we eerder bespraken, is ook nog maar 16, maar zij heeft duidelijk al een eigen stijl en haar talenten zijn zichtbaar. De uitgeverij had er beter aan gedaan als ze Jordy en Wouter gestimuleerd had om zichzelf verder te ontwikkelen om ze dan over een jaar of drie pas uit te geven. De strips zijn hartstikke leuk voor de schoolkrant of het tennisblaadje of om zo nu en dan op stripwebsite StripSter te zetten, maar voor meer ontbreekt het ze nog teveel aan eigenheid.

De stripjes zijn te bestellen door de hieronder vermelde prijs + € 1,50 verzendkosten over te maken op gironummer 54 36 493, t.n.v. Margreet de Heer te Zaandam; o.v.v. de titel van de betreffende strip.

Margeet de Heer • Mijntje uit de kast • Prijs: € 6,95

Wouter Goudswaard • Supervoet en het inktmysterie • Prijs: 2.95

Jordy Knoop • Jordy Skateboardy • Prijs: 3.95

Boeken / Kunstboek

Goedkoop, maar onvolledig

recensie: Ilja Veldman, Willemijn Stokvis en Elly Cassee - Klein Cultureel Woordenboek van de Nederlandse kunst

In navolging van het Klein Cultureel Woordenboek van de Nederlandse geschiedenis en het Klein Cultureel Woordenboek van de Popmuziek lanceerde uitgeverij Anthos onlangs opnieuw een naslagwerk op zakformaat, ditmaal over de Nederlandse kunst.

Volgens de auteurs, onder wie COBRA-kenner Willemijn Stokvis en Elly Cassee, ex-wetenschappelijk medewerker van het Van Gogh museum en eerder verantwoordelijk voor het Nieuw Cultureel Woordenboek, is het Klein Woordenboek van de Nederlandse Kunst onmisbaar voor iedereen die zijn basiskennis van de Nederlandse kunst wil verdiepen en aanvullen. Volgens ons een tikkeltje ambitieus voor een woordenboek waarin de Nederlandse kunstenaar er in de regel met één alinea vanaf komt.

Amsterdam, de Dam 1966 © Ed van der Elsken / Nederlands Fotomuseum, courtesy Annet Gelink Gallery
Amsterdam, de Dam 1966 © Ed van der Elsken / Nederlands Fotomuseum, courtesy Annet Gelink Gallery

Naast het overzicht van bekende en minder bekende Nederlandse kunstenaars, bevat het boekje een keur aan elementaire kunsthistorische begrippen. Met de nadruk op de schilderkunst, beeldhouwkunst, prentkunst en – in mindere mate – de toegepaste kunsten en de kunst in de moderne media. Toch missen her en der, bijvoorbeeld op het terrein van de hedendaagse fotografie, een aantal belangrijke namen. Een willekeurige greep: Anton Corbijn, Erwin Olaf, Ed van der Elsken en Willem van de Poll. Inez van Lamsweerde en Rineke Dijkstra zijn wel present.

Waarmee we zijn aanbeland bij het grootste manco van het Klein Cultureel Woordenboek; er wordt door de auteurs nergens inzichtelijk gemaakt welke afwegingen zijn gemaakt bij de selectie van kunstenaars en kunstuitingen. Is de geënsceneerde modefotografie van Van Lamsweerde echt meer kunst dan de reclame- en documentairefoto’s van Olaf? Zo ja, waarom? Ook de hedendaagse kunst komt er uiterst bekaaid vanaf (eindpunt zo ongeveer Aernout Mik / Job Koelewijn). Los van de vraag of we tegenwoordig nog zitten te wachten op een canon van de Nederlandse kunst, lijkt het alsof we hier te maken hebben met de canon van een vorige generatie kunstcritici. Eindoordeel: vanwege de prijs een leuk verjaardagscadeautje, maar eenmaal in de kast komt ie er nooit meer uit!

Boeken / Achtergrond
special: Winternachten 2006

Een keurige Winternacht in Den Haag

Dit weekend vond in en om het Haagse Theater aan het Spui de elfde editie van Winternachten plaats. Dit literaire festival richt zich op gebieden waar Nederland een historische band mee heeft: Indonesië, Zuid Afrika, Suriname en de Nederlandse Antillen. Het thema van dit jaar was ‘Helden van de Geest’. Bestaan onafhankelijke denkers nog en krijgen zij een kans? Gevestigde namen als Pieter Dirk Uys, Freek de Jonge en Frank Martinus Arion zouden deze vragen voor ons beantwoorden. 8WEEKLY doet verslag van de activiteiten van zaterdagmiddag en -avond.

Taal zonder strijd

Zaterdagmiddag vond een debat getiteld ‘De Taalstrijd’ plaats. Panelleden discussieerden over taalpolitiek in Suriname en de Antillen, met name over de positie van het Nederlands tegenover bijvoorbeeld het Sranantongo, Sarnami en het Papiamento. Deze talen bepalen in grote lijnen het dagelijkse leven in Suriname en op de Antillen, terwijl het Nederlands nog vaak de bestuurs- en onderwijstaal is. Onder leiding van docent en taalactivist Ruben Severino discussieerden onder anderen Frank Martinus Arion, schrijver en onderwijzer op Curaçao, de Nederlandse taalkundige Liesbeth Koenen en de Curaçaose sociolinguïst Ronald Severing.

~

Voor alle panelleden, Koenen uitgezonderd, is de discussie over het onderwijs in de moedertaal er één die hen na aan het hart ligt. Allemaal hebben ze er beroepsmatig en uit engagement mee te maken, en allemaal zijn ze opgegroeid met de gevolgen van het onderwijs in een andere taal dan je moedertaal. Omdat alle betrokkenen voor dezelfde zaak strijden, blijft de discussie wat aan de tamme kant. De verschillen zitten ‘m in de nuances: waar Arion vindt dat er in Aruba geen enkele vooruitgang waar te nemen is, zegt Severing dat er aan de weg getimmerd wordt, al gaat het maar gestaag. Voor het overige zijn de panelleden het veelal eens: onderwijs in de moedertaal zorgt voor minder drop outs, en communicatie en begrip zijn het belangrijkst.

De discussie wordt pas wat gepeperder als het publiek zich erin mengt. Dan komt ineens het gebrek aan goed opgeleide docenten Papiaments, en het gebrek aan lesmateriaal voor en in het Papiaments naar voren.

Inhoud en eensgezindheid

Bas Haring en P.F. Thomése
Bas Haring en P.F. Thomése

’s Avonds zou nog het eerste dictee Papiaments van het Koninkrijk ooit plaatsvinden, een ludieke manier om nog eens op het onderwerp in te haken. Het was één van de eerste activiteiten tijdens het avondprogramma van Winternacht twee. Het programma beloofde veel: behalve het dictee was er een gesprek tussen P.F. Thomése en Bas Haring, een film en een gesprek tussen jonge Afrikaanse schrijvers. De opzet van het festival maakte het echter lastig zappen. Medewerkers vuurden een spervuur aan vragen af alvorens bezoekers de ene zaal uit en de volgende in te laten. Het gebrek aan mobiliteit gaf wél veel rust in de zalen, waardoor alle aandacht op het podium gericht bleef. En de activiteiten op het podium waren over het algemeen inhoudelijk zo interessant, dat de behoefte aan zappen steeds snel verdween.

In de kleine zaal van het theater zagen we Niq Mhlongo en Helon Habila in gesprek met Bas Heijne. Al snel bleek dat de twee zich in elkaars werk herkennen. Nigeriaan Habila schreef Wachten op een engel (2002) over een journalist ten tijde van het repressieve Abacharegime, Mhlongo’s Dog Eat Dog (2000) gaat over een arme zwarte student in het ‘nieuwe Zuid Afrika’. Daarmee kaarten ze gelijksoortige thema’s aan; Mhlongo’s arme zwarte student en Habila’s jonge, ambitieuze journalist raken elkaar in de problemen die ze tegenkomen. Ze maken deel uit van de zelfde ‘Keita-generatie’, door Mholongo zo genoemd naar de muzikant uit Mali, en leven in hetzelfde Afrika, een continent dat volgens Habila ‘in transitie’ is: onderweg naar een moderne samenleving.

Freek de Jonge en Pieter Dirk Uys
Freek de Jonge en Pieter Dirk Uys

Snel werd nog een staartje Bas Haring en P.F. Thomése meegepikt. Zij hadden gesproken over de positie van de schrijver en de filosoof in de maatschappij. En hoewel de discussie al zo goed als voorbij was, werd duidelijk dat ook deze twee het roerend eens waren. Zowel schrijver als filosoof zijn er niet voor het publiek, maar kunnen er niet helemaal zonder. We bleven hangen in de grote zaal, waar na een intermezzo van Iraanse improvisatiemuziek Freek de Jonge en Pieter Dirk Uys spraken over de dunne lijn tussen moraliteit en humor. De Jonge vertelde over momenten dat hij over de schreef dreigde te gaan en te veel een prediker werd. Uys had een formule die misschien uitkomst zou kunnen bieden: 51 procent entertainment, 49 procent kwaadheid. Deze formule leek ook losgelaten op het gesprek – beide caberetiers wilden entertainen en er was een prettige interactie met het publiek.

Keurig einde

Tot slot was het de beurt aan Frank Martinus Arion. Met een aantal fragmenten illustreerde hij hoe hij hoopte dat zijn roman Dubbelspel wel én niet verfilmd zou worden. Een sterk concept op papier, maar de fragmenten waren wat aan de lange kant, waardoor er weinig tijd overbleef voor Arions verhaal. Uiteindelijk wist hij de tijd te nemen om over de onderweg tegengekomen obstakels te vertellen, en over de wijze waarop hij juist bij déze producent was terechtgekomen, maar het onderdeel miste als geheel wat diepgang – wat toch wel een unicum was op dit festival. Een ander unicum bleek Gerda Havertong: de oud-Sesamstraatactrice zat in het publiek en vroeg of de audities nog open waren. Ze had al een mooie rol voor zichzelf op het oog.

Na de laatste programmaronde kon er nog gedanst worden op Cubaanse salsamuziek. Geheel in stijl met de rest van de avond ook hier geen excessen, sigaretten of onbeheerste taferelen. Iedereen ging keurig om kwart over één naar huis.

Theater / Voorstelling

Venijnig liefdesspel vol verrassingen

recensie: Petits Crimes (Egmond theater i.s.m. Bos Theaterproducties)

Wie belazert wie? Dat is de hoofdvraag die het publiek bezighoudt tijdens het kijken naar Petits Crimes. Het ingenieuze script van deze huwelijkskomedie met een zwart randje is geschreven door de Franse toneelschrijver Eric-Emmanuel Schmitt. Drie jaar geleden werd het stuk voor het eerst in Parijs opgevoerd, waar het enthousiast werd ontvangen. Nu is Petits Crimes in Nederland te zien met acteurs Daan Schuurmans en Angela Schijf als echtpaar.

~

Schuurmans speelt Jules, een schrijver die na een ‘ongelukje’ zijn geheugen kwijt is. Hij komt thuis en daar staat Lisa (Schijf), die zegt dat zij zijn vrouw is. In eerste instantie zet Schuurmans een prachtige twijfelaar neer, die afstand probeert te houden en verdwaasd rond loopt, zonder dat hij het overdrijft. Later zien we ook een andere kant van hem waarin hij meer gevoel toont. Alleen als hij kwaad wordt, lijkt dat bij hem uit zijn tenen te moeten komen. Desondanks lijkt het er op dat het geen onverstandige keuze is geweest van deze dertiger om het toneel weer op te zoeken na zijn televisie- (Westenwind en Rozengeur & Wodka Lime) en filmcarrière (Floris, Volle maan en Costa). Schuurmans speelde na zijn opleiding aan de toneelschool in Hamlet van theatergroep De Trust en het lijkt eigenlijk alsof hij nooit is weg geweest uit de theaters, zo losjes als hij in dit donkere huiskamerdecor zijn verhaal doet.

Heftige emoties

Angela Schijf zagen we twee jaar geleden in het familiedrama Glazen Speelgoed. Toen liet ze al zien dat ze goed is in het uiten van emoties, iets dat je ook herkent in de films Van god los en Ik ook van jou. Ook in dit liefdesspel gaat ze los. Naarmate de voorstelling vordert, worden haar emoties steeds heftiger. Vrouwen op het toneel hebben vaak de neiging om over de top te gaan; te blijven janken en gillen. Ook Schijf huilt, tiert en smijt. Maar zij doet dat met zoveel natuurlijke passie dat het niet vervelend is om naar haar te blijven kijken en luisteren en bovendien weet zij het goed te doseren. Haar mimiek is uitstekend en dat zorgt ervoor dat je vanaf het begin af aan voelt dat er iets niet klopt als je naar haar kijkt. Maar wat, daar krijg je op dat moment nog niet je vinger achter.

In evenwicht

~

Eric-Emmanuel Schmitt heeft diverse verrassingen verstopt in zijn script. De spanning in het verhaal is goed opgebouwd en de balans tussen geestige humor en ernst is in evenwicht, uiteraard ook dankzij regisseur Shireen Strooker. Zij heeft de acteurs goed onder controle en heeft hen de juiste sturing gegeven, waardoor het eindresultaat er zeker mag zijn. En wie denkt dat Petits Crimes een simpel kat-en-muisspel is, heeft het mis. Het gaat zeker nog dieper, want er worden pijnlijke vragen over relaties blootgelegd. Met de mooie, doordringende, soms simpele, soms filosofische teksten van Schmitt is het een voorstelling geworden die je op je in moet laten werken.

Chemie en overtuigingskracht

Het enige wat niet helemaal lijkt te kloppen in deze voorstelling is de leeftijd van het stel. Schijf is 26 en Schuurmans 33 jaar, maar het echtpaar dat ze spelen heeft (zo blijkt gaandeweg) zoveel met elkaar meegemaakt dat het moeilijk te geloven is dat de jonge acteurs echt zo oud zijn, al komen ze een heel eind. Een ding is duidelijk; deze twee mogen vaker samen op het toneel verschijnen, want de chemie en overtuigingskracht zijn er zeker. Daan Schuurmans zien we in ieder geval volgend theaterseizoen terug bij het Nationale Toneel waar hij een rol krijgt in Closer. De plannen van Angela Schijf zijn nog niet bekend, maar het moet wel heel gek lopen als we haar niet weer eens terugzien in een mooi drama op het toneel.

Petits Crimes nog tot en met 29 april 2006 te zien in de theaters. Klik hier voor een actuele speellijst.

Boeken / Fictie

Een mens is een mens is een mens…

recensie: Sebastian Faulks - Human Traces

Sebastian Faulks is bekend van onder meer zijn boek Birdsong, een episch verhaal gesitueerd in de Eerste Wereldoorlog waarin de geschiedenis van Engeland en Frankrijk verweven wordt. Ook zijn nieuwste boek, Human Traces, speelt zich in deze beide landen af en bestrijkt de periode van de Eerste Wereldoorlog. Het thema van het boek is de universele zoektocht naar jezelf en wat je nu precies tot mens maakt.

We bevinden ons aan het einde van de negentiende eeuw. Jacques Rebière, afkomstig uit Frankrijk en Thomas Midwinter, een Engelsman, zijn goede vrienden. Beiden zijn van jongs af aan geïntrigeerd door de werking van de menselijke geest in het algemeen en psychische ziekten in het bijzonder, beiden zijn er van overtuigd dat er voor deze ziekten een genezing te vinden moet zijn. Als psychiaters wijden ze hun leven aan dit doel en zetten samen een sanatorium op in Carinthië, het huidige Oostenrijk. Maar hoe langer ze samenwerken, hoe meer ze ontdekken dat hun opvattingen niet altijd dezelfde zijn en soms zelfs ronduit met elkaar botsen. Uiteindelijk moet ieder van hen op zijn eigen manier onder ogen zien dat de genezing van psychische aandoeningen nog een verre droom is en dat de menselijke geest uiteindelijk een raadsel blijft.

Universeel

~

Het verhaal van Human Traces is in feite niet ingewikkeld, de voor 600 pagina’s bondig lijkende samenvatting op de achterflap is accuraat en dekt de hele inhoud van het boek. Dat is soms jammer, maar Faulks beheerst zijn vak goed genoeg om de vaart in het verhaal te houden. De regelmatige verandering van decor zorgt voor een welkome afwisseling. Nu eens speelt het verhaal in Engeland of Frankrijk, dan weer in Oostenrijk, Amerika en zelfs Afrika. Tijdens een reis naar dit laatste continent krijgen Thoma’ tot dan toe vage ideeën over een evolutionaire theorie van de hersenen en (dus) van psychische stoornissen een vaste vorm. Het is uiterst boeiend om zijn gedachtegang te volgen tegen de achtergrond van het wijde Afrikaanse landschap, de geboortegrond van de mens. De innerlijke ontwikkeling van de personages is realistisch beschreven en de lezer hoopt met Thomas en Jacques op een genezing van mentale ziekten en op de ontdekking van wat de mens tot mens maakt. De teleurstelling van het falen, de twijfel en de met allerlei fysieke en psychische kwalen gepaard gaande ouderdom van de twee vrienden is herkenbaar en universeel.

Te veel geschiedenis

Human Traces is een vuistdikke roman over de ontwikkeling van de psychiatrie in de negentiende eeuw en over hoe het leven en menselijke ambities niet altijd te verenigen zijn. Het boek bevat vele namen van al dan niet bekende dokters en een uiteenzetting van hun theorieën en werkwijzen. Dat is allemaal heel informatief en leerzaam, maar soms ook storend. De lezingen van Jacques en Thomas en de colleges van hun docenten, die soms wel 15 pagina’s beslaan, vragen veel van de lezer en zijn moeilijk in het verhaal te incorporeren. Geschiedenis en theorie staan het verhaal nog wel eens in de weg.

Faulks personages lijden bij tijd en wijle ook onder Faulks’ historische aanpak. Thomas en Jacques lijken soms meer een functie te hebben als wetenschapper en vertegenwoordiger van een bepaalde wetenschappelijk richting, dan dat ze personages zijn en een ‘echt’ leven leiden. Faulks lijkt zich ergens wel bewust te zijn van het gevaar dat hij loopt: in het nawoord schrijft hij dat een roman eigenlijk geen bibliografie nodig heeft (waarna hij vervolgens zoveel boeken opsomt dat je toch echt van een bibliografie moet spreken).

Het einde van een wereld

Het is duidelijk dat Faulks zich in Human Traces teveel heeft laten meeslepen door zijn eigen fascinatie voor een stuk wetenschapsgeschiedenis. Dit betekent gelukkig niet dat het boek als geheel slecht of onleesbaar is. De delen waarin de personages niet expliciet bezig zijn met hun werk (en die zijn er ruim voldoende) geven een mooie en vaak ontroerende schets van de ontwikkeling van jonge mensen en het daarmee gepaard gaande verlies van idealen. Het verlies van een oude, veilige, optimistische wereld en het aanbreken van een onontkoombaar andere, nieuwe wereld, ingeleid door de Eerste Wereldoorlog, vormt de perfecte achtergrond voor dit verhaal. Wat stelde het wezen en de waarde van de mens immers meer ter discussie dan deze onbegrijpelijke, waanzinnige oorlog?

Muziek / Achtergrond
special: In memoriam: Wilson Pickett (1941 – 2006)

Een zoektocht onthult een soullegende

.

~

Om daar achter te komen heb ik om te beginnen zijn Very best of gedownload, en dat viel niet tegen. Naast de bij de radio bekende hits, kwamen er nog veertien mp3-tjes binnen, die het beluisteren meer dan waard zijn. Zelfs de Beatles-cover Hey Jude klinkt, na enige momenten van gewenning, erg prettig. Pickett begint het nummer liefjes, maar schreeuwt het de laatste minuut met zijn rauwe stem uit. Verder valt het hoge Blues Brothers-gehalte op: Pickett swingt en schuurt.

Blues Brothers

De Blues Brother-connectie komt op het eerste gezicht vooral door het bekende Everybody needs somebody to love, dat in de film door Jake en Elwood Blues wordt gezongen. Nu blijkt het nummer origineel van Solomon Burke, maar dat wist ik nog niet. Gelukkig wordt mijn onwetendheid beloond: op de fansite Blues Brothers Central weet een oplettende kijker te melden dat Jake Blues tussen dit nummer en het er op volgende Sweet home Chicago een kort eerbetoon aan ‘Magic Sam en Wilson Pickett’ brengt. En het is nog mooier: in het vervolg op de film, Blues Brothers 2000, werd de ode nog evidenter. Pickett speelt daarin zelf mee (als ‘Mr. Pickett’), en hij zingt zijn hit 634-5789.

Soul Deep

Fijn, daar kende ik hem dus van. En met mij veel meer mensen waarschijnlijk; de optredens met de Blues Brothers deden zijn reputatie en bekendheid goed. Maar toch konden ze niet verhinderen dat Pickett altijd een beetje onbekend bleef; dat hij bleef hangen in de categorie ‘wel van gehoord, maar wie het precies is…?’. Dat terwijl hij in de naslagwerken altijd in één adem met de allergrootsten wordt genoemd; Otis Redding, Aretha Franklin en Solomon Burke zijn nooit ver weg. Sterker: alinea’s over hen bevatten vaak dat ene zinnetje over Pickett. Ook in de BBC-serie Soul deep, die momenteel in Nederland door de NPS in Het uur van de wolf wordt uitgezonden, komt Pickett slechts zijdelings aan bod. In aflevering vier, over Otis Redding en de muziek van het zuiden, komen Picketts nummers Ninety-nine and one half (won’t do) en In the midnight hour langs. Het toeval wil dat deze aflevering aanstaande dinsdag in Nederland wordt uitgezonden.

Kerk

Diezelfde serie leert dat bijna alle soulsterren van het eerste uur voor het zingen de kerk ingingen. Pas als ze dat konden verlieten ze het godshuis weer. Bij Pickett is dat niet anders gegaan; eerst was er het kerkkoor, en vanaf zijn veertiende de gospelgroep The Violinaires. Vanaf zijn achttiende zei hij de reli-muziek echter vaarwel en begon hij zijn carrière bij de al succesvolle soulgroep The Falcons, waarmee hij zijn eerste hit You’re so fine scoorde. Aardig detail is dat ook soulster Eddie Floyd in deze groep zat, en dat diezelfde Floyd in Blues Brothers 2000 meezingt op 634-5789.

Rauwe pionier

~

Maar nu we weten waar we Pickett ook al weer van kennen, en dat hij in een adem met de groten wordt genoemd, blijft de vraag wat zijn betekenis dan is geweest. Waarom was hij zo belangrijk voor de soulmuziek, en waarom bleef hij dan toch relatief onbekend? Het antwoord op de eerste vraag is redelijk eenvoudig te vinden: iedere liefhebber van Pickett lijkt hem vooral te roemen om zijn pioniersgeest. Pickett gaf de soul halverwege de jaren zestig een energieke impuls; hij zong de vaak zo zoete liedjes rauwer, en hij had meer dan anderen oog voor de mensen op de dansvloer. Zo wild als de iets later opkomende funk was het bij hem misschien nog niet, maar het is vooral zijn aanstekelijke enthousiasme (ook in optredens) dat hem zo populair maakte.

Domme pech

En tja, wat is er mis gegaan in zijn carrière, waarom is hij geen grote soulheld zoals Otis Redding, Solomon Burke of Aretha Franklin? Feit is in ieder geval dat geen van Picketts hits door hemzelf geschreven nummers zijn. Nu is dat in de soul niet heel bijzonder, maar de meeste echt grote soulsterren schreven ook zelf. Aannemelijker lijkt me echter dat de oorzaak in zogenaamde ‘externe factoren’ ligt. Reddings naam was definitief gevestigd toen hij in 1967 overleed na een vliegtuigongeluk, en Franklin en Burke hadden beide een succesvolle moderne comeback: Franklin pakte nog eens flink uit met Think in de eerste Blues Brothers-film, wat haar meteen weer populair maakte; en Burke had een wel erg succesvolle samenwerking met Junkie XL, die hem zelfs op Pinkpop bracht. Pickett kreeg zo’n kans toen hij in Blues Brothers 2000 meedeed, maar die film sloeg minder aan dan het origineel, en volgens de liefhebbers is de versie van 634-5789 die hij in de film brengt zeker niet zijn beste uitvoering. Domme pech dus, als je het zo bekijkt. Maar hoewel niet bekend bij het hele grote publiek, wordt hij wel door velen gewaardeerd. Zo zei Aretha Franklin in reactie op zijn overlijden: “Wilson Pickett was one of the greatest soul singers of all time”. Het kost niet veel moeite te ontdekken dat dat niet overdreven is.

Het Uur van de Wolf – aflevering 4 van Soul Deep over zuidelijke soul: dinsdag 24 januari 20.25 uur Nederland 3.

Muziek / Album

Ode aan Detroit technoheld

recensie: Aardvarck - Cult Copy

.

Detroit. De bakermat van techno. Na de eerste generatie zwarte technomuzikanten als Derrick May, Juan Atkins en Kevin Saunderson volgde een tweede, met Carl Craig als belangrijkste exponent. Hij zorgde voor de broodnodige vernieuwing en verdieping in het genre. Zo speelde hij met breakbeats lang voordat drum ’n bass bestond, haalde live-muzikanten in de studio voordat dat gemeengoed werd en maakte hij een aantal baanbrekende platen zoals Throw en My machines, die ook nu nog fris klinken op de dansvloer.

~

Waarom deze buitenlandse geschiedenisles bij een Nederlands technoalbum? Omdat Cult Copy een regelrechte ode is aan Carl Craig. De in Amsterdam woonachtige Mike Kivits geeft zelf onomwonden toe dat z’n tweede album gebaseerd is op het vroege werk van de Amerikaan. Tegelijkertijd is Cult Copy één van de beste Nederlandse techno-albums sinds jaren. Rauw, explosief en moddervet.

Kivits gaat al enige jaren mee in de dancescene. Als Aardvarck maakte hij een hele reeks singles voor labels als Delsin, Music For Speakers en Rushhour. Daarnaast maakt hij deel uit van het mafketelcollectief Rednose District. Samen met Steven de Peven en de later afgehaakte Kid Sublime experimenteert Kivits in Rednose met hiphop, soul, breaks en humor. Hun live-gigs zijn omstreden. Jaap Boots, presentator van het VPRO-programma Club Lek, noemde Rednose ooit een ‘pathetisch kutcollectief’ na een spraakmakend optreden. Maar op Lowlands pakten ze een half jaar later de Charlietent volledig in met een travestie-act en supervette beats.

Waar is de koe?

Ook Kivits eigen werk is niet altijd gemakkelijk. Zijn eerste album Find The Cow uit 2002 stond bol van het experiment. Weerbarstige ritmes, onmogelijke wendingen en een lofi-productie voorkwamen een plek in de album top vijftig. Maar de recensies waren positief. Ook op dat album sprong Aardvarck van stijl naar stijl. Van techno naar jazz, van triphop naar elektronica en terug.

Op Kivits laptop staat dus van alles. Ook een mapje techno. En dat bleek na zes jaar vol. Eerst verschenen er drie maxisingles: Cult Copy één tot en met drie. Die allemaal met armen werden ontvangen door zowel muziekpers als deejays. En nu is er dus een heel album.

De beats op dat album zijn moddervet, de baslijn trekt als een bezetene aan je voeten en het lijkt alsof half Detroit zich met de productie heeft bemoeid. Neem bijvoorbeeld het nummer Cult Copy 2. Daarin combineert Kivits de discopuls van Giorgio Moroder met de dwarse funky beats van Carl Craig’s 69-periode en de freaky productie van drilboorproducer Mike Paradinas. Ook de nieuwe nummers, met titels als Buuv, Aardbij en Komt Goed, overtuigen. De cirkel is rond met een grandioze remix die Carl Craig van een van de nummers maakte. Een groter compliment is bijna niet denkbaar.

Boeken / Fictie

Reisgids naar Wyoming

recensie: Annie Proulx - Hels stof

.

Hels stof (Bad Dirt) is de tweede verhalenbundel van Annie Proulx over de staat Wyoming. Over die staat weten we als Europeanen niet bijster veel, behalve dat deze in het noordwesten ligt, ingeklemd tussen Montana en Idaho, nog twee staten die we niet zo goed kennen. Proulx doet er weinig aan om dat gebrek aan kennis weg te nemen, maar dat is ook niet haar taak als schrijver. Bovendien is het al haar tweede bundel over Wyoming (De gouverneurs van Wyoming was de eerste), en mag ze dus eisen stellen.

~

Hels stof bevat twaalf verhalen over mensen in een gebied waar ‘de ruimte hebben’ nog betekent dat er tot aan de horizon geen andere levende ziel te bekennen is. (In Wyoming, zes keer de oppervlakte van Nederland, wonen vijfhonderdduizend mensen.) Die mensen, met ruige voornamen als Hard Winter, Tug en Pliers, hebben ook de ruimte om anders dan anders te zijn:

In Elk Tooth probeert iedereen een excentriekeling te zijn, en met enig succes. Je hoeft er alleen maar blut, trots en vindingrijk voor te zijn en je af te zetten tegen de verlokkingen van de beschaafde wereld.

De meeste personages in Hels stof voldoen aan de eisen voor excentriciteit: in Proulx’ Wyoming zitten de mensen standaard op zwart zaad, maar zijn ze te trots en te koppig om dat te erkennen en vinden ze telkens opnieuw een manier om door te gaan, zonder dat dit overigens iets aan hun uitzichtloze situatie verandert. Ze worden aangetrokken door de ruimte die Wyoming hen biedt en zijn daarvoor bereid om comfort in te leveren voor meer vrijheid.

Ongepolijst

~

Proulx maakt niet al te veel woorden vuil aan sfeertekeningen of beschrijvingen van de omgeving of personages. Een boom, een rotswand begroeid met alsem en een stoffige weg zijn voor haar voldoende decor. Zo blijft Wyoming kaal, wat natuurlijk bij de uitgestrektheid past, maar jammer genoeg is die sobere tekening in sommige verhalen onbevredigend. De personages daarentegen zijn mensen van vlees en bloed, met onverklaarde onhebbelijkheden en vastgeroeste gewoonten, die door Proulx ruw, maar wel met een zekere tederheid beschreven worden. Dat de personages in verschillende verhalen figureren, draagt bij aan de realiteit die Proulx schept: met zo’n laag inwonersaantal en kleine dorpjes kent iedereen elkaar. Af en toe voel je je als lezer deel van die gemeenschap, maar vaker blijf je de typische buitenstaander die de bevolking niet begrijpt.

De verhalen in Hels stof bevatten weinig spanning en een eenvoudige verhaallijn die vaak in een anticlimax eindigt. Daar komt nog bij dat Proulx haar aardse en nuchtere verhalen soms plotseling van een magisch element voorziet: een gat naar de hel in Het hellegat, sprekende dieren in Zo gaat het in een dassenleven en een wensketel in Rommel voor de belt. In die verhalen vraagt Proulx te veel van haar lezers. Het stoere van de personages rijmt te weinig met het surrealisme van de gebeurtenissen.

Om Hels stof op waarde te schatten moet je de stugge en ongepolijste literatuur kunnen aanschouwen voor wat het is: schoonheid, maar dan wel met ruwe randen en de modder er nog aan vast, soms zo veel dat je het liever wilt laten voor wat het is. Zo moet Wyoming er ook uit zien. In februari komt Brokeback Mountain in de bioscopen, de verfilming van een kort verhaal uit Proulx’ alom geprezen eerste Wyoming-bundel. Dan zullen we die enorme staat, die ‘oceaan van alsem’ met meer detail kunnen bekijken.

Muziek / Album

Boeiende hectiek wint van ranzigheid

recensie: Chikinki - Lick Your Ticket

.

Hoewel Lick Your Ticket al in 2003 is opgenomen en is uitgebracht door het bekende Island Records UK, lijkt de plaat Nederland te hebben overgeslagen. Het is op een EP uit 2000 na de eerste volledige CD van deze band uit Bristol (U.K.).

~

Na een optreden in november 2005 op London Calling in Paradiso is er in Nederland terecht meer aandacht voor dit opvallende vijftal. De band schijnt overigens ook in Duitsland behoorlijk populair te zijn en heeft daar in het laatste kwartaal van 2005 maandenlang getoerd.

Rockband “on acid”

Na de eerste beluisteringen blijkt Chikinki nogal hectische muziek te maken. Op Lick Your Ticket klinken ze als een rockband “on acid”. Hakkende mokerslagen van drummer Steve Bond, ruige gitaarriffs van Ed East, ondersteund door een logge bassound. Chikinki maakt dus geen romantische achtergrondmuziek, maar een volle geluidmix die hard in je hersenpan rondzingt. De stem van frontman en zanger Rupert Browne ligt als een constante hijgende, geile saus over de muziek, zonder storend te worden. Van de andere bandleden laten vooral Boris Exton en Trevor Wensley, beiden op keyboards, van zich horen met een rijke variatie aan beats (zelfs drum ’n bass in Like It Or Leave It) en veel, heel veel computerbliepjes.

Keyboard duo hyperactief

Teveel computerbliepjes. Want in bepaalde rustige nummers, zoals in het door een fraai gitaargeluid gedragen Drink of in Time, gaat dit gefriemel irriteren en ten koste van de kwaliteit van de song. Wat dat betreft kan Chikinki een voorbeeld nemen aan de landgenoten van Athlete die op hun laatste plaat Tourist heel wat beheerster omgaan met de elektronica en deze alleen maar inzetten wanneer het iets toevoegt aan een nummer. Nu klinkt Chikinki alsof sommige nummers zijn geschreven onder het motto: “we hebben nu eenmaal twee keyboardspelers in onze band, dus laat die jongens ook wat meepielen”.

Creatieve jongens

Afgezien van de overkill aan elektronica in enkele songs, is Lick Your Ticket een plaat barstensvol creativiteit. De hardere, ruigere nummers zoals opener Assassinator 13, Hate TV en To Sacrifice A Child zijn prima dansbare songs. De mannen hebben ook gevoel voor humor want Bombs is de titel van de enige ballad op de plaat.

Chikinki is als band het sterkst in songs met de juiste dosering traditionele instrumenten versus elektronica. Like It Or Leave It is zo’n nummer, maar ook het springerige popliedje Ether Radio of het al eerder op de EP verschenen Scissors Paper Stone.

Ohne Shock Bitte!

Okay, Lick Your Ticket zie je niet terug in de jaarlijstjes (ook niet die van 2003!). Het is Chikinki echter wél gelukt een uitdagende plaat te maken die bewondering afdwingt vanwege zijn originaliteit. Je vraagt je alleen af waarom Chikinki communiceert in beelden van webcamsex of naaktfoto’s bij titels als Experiment with Mother (zie Music / Past Releases op www.chikinki.co.uk)? Om te shockeren? Nou, nou, stoute jongens hoor! Jammer, want Lick Your Ticket laat horen dat deze band al die poespas niet nodig heeft om te overtuigen.

Muziek / Album

Een muzikale trip

recensie: Turzi - Made Under Authority

Achter Turzi schuilt de Fransman Romain Turzi. Op zijn EP Made Under Authority doet hij alsof de muziekgeschiedenis begin jaren zeventig is opgehouden. Made under authority is een psychedelische rockplaat van het zuiverste water. Dat betekent veel gespace, veel orgels en analoge synths, veel gejam en weinig ‘liedjes’.

~

De uit Parijs afkomstige Turzi is overduidelijk een multi-instrumentalist. Op zijn EP zijn (vervormde) gitaren en zang te horen, drumwerk en vooral erg veel synths en toetsen. Allemaal ingespeeld door hemzelf. Made under authority wordt door platenmaatschappij Recordmakers uitgebracht, bekend van landgenoten Turzi’s landgenoten Air.

Krautrock

De stijl en de nummers op de EP doen vooral denken aan muziek die buiten thuisland Duitsland de weinig flatterende naam Krautrock heeft meegekregen. Exponenten van deze stijl in de vroege jaren zeventig waren onder andere Klaus Schulze en de Keulse band Can. Parijzenaar Turzi heeft goed naar deze voorbeelden geluisterd. Al moet daaraan toegevoegd worden dat zijn muziek soms een wat stevigere rock-basis kent.

Onbevredigende trip

De stijl waarvan Turzi zich bedient is vooral geëigend voor lange uitgesponnen stukken. De luisteraar moet voor zich worden gewonnen en worden meegevoerd in een trip die uiteindelijk in een status van trance eindigt. Dat is misschien ook de reden dat ik niet zo onder de indruk was van de eerste vijf nummers op de EP. Hoewel er duidelijk goede muzikale ideeën in terug te vinden zijn, missen ze een goede spanningsboog. Na de tweeenhalf a drie minuten die de nummers duren, blijf je achter met het gevoel: oh, was het dit al? Ik dacht dat er nog meer ging komen. De nummers zijn slechts incomplete muzikale trips. Wat achterblijft is een onaf en onbevredigend gevoel.

Horus in A

De afsluiter van de EP met de merkwaardige titel Horus in A neemt je wel mee op een dergelijke trip. Met een duur van ruim zestien minuten heeft het nummer daar ook de perfecte lengte voor. Na een intro dat ongeveer vijf minuten duurt, ontspint zich een luisterspel vol met arpeggio’s van jengelende orgeltjes en pads van analoge synths. Het geheel wordt opgestuwd door een simpel maar doeltreffend drumritme. Hiermee toont de Fransman aan dat hij niet alleen heeft begrepen hoe goede psychedeliche rock moet klinken, maar bovenal dat hij weet wat het moet doen met de luisteraar: het meevoeren in een trance. Volgende keer gewoon vijf nummers van een kwartier opnemen. Dan komt het vast wel goed met Turzi.