Kunst / Achtergrond
special: Ontwerp het onmogelijke - De wereld van architect Hendrik Wijdeveld (1885-1987)

Theatrale planologie

Een schacht van twintig kilometer naar het middelpunt van de aarde, een plan voor de herbebossing van Nederland en een nieuwe stadswijk met volkstheater in het Vondelpark. Dit zijn enkele kenmerkende projecten van architect Hendrik Wijdeveld (1885-1987) waarmee het Nederlandse Architectuurinstituut (NAi) haar nieuwe tentoonstelling Ontwerp het Onmogelijke promoot. De architect die meer dan honderd jaar oud is geworden, wordt vaak vergeleken met Frank Lloyd Wright en Le Corbusier. Hij was de grootste visionair uit de Nederlandse architectuurgeschiedenis, maar slechts weinig mensen kennen zijn werk. Door een uitgebreide theatrale tentoonstelling laat het NAi zien dat het werk van Wijdeveld nog steeds actueel is.

Nationaal Park Amsterdam - Zandvoort (1927)
Nationaal Park Amsterdam – Zandvoort (1927)

Door de snelle ongecontroleerde groei van moderne steden worden nieuwe ontwerpstrategieën bedacht om de verwachte chaos te ordenen. Wijdeveld constateerde al in 1920 dat de moderne metropool dreigde te exploderen. Reizend langs de grote steden van Europa ontdekte hij de dubbelzinnigheid van de opkomende moderne consumptiecultuur. Door toenemende mobiliteit en de opkomst van moderne massamedia werd de stad niet meer ervaren als een fysiek samenhangend geheel, maar als een diffuus complex van indrukken. Wijdeveld onderzocht de bruikbaarheid van beeldvorming en de suggestie voor het ontwerpen van de nieuwe wereld. Hierbij was de waarnemingspsychologie van het kijken en bekeken worden uit de theaterwereld een belangrijk uitgangspunt.

Stedenloze stad

De stedenloze stad
De stedenloze stad

Wijdeveld vond dat de stad een achterhaald verschijnsel was en introduceerde spreiding als positieve kwaliteit voor het ideaal van de stedenloze stad. Door een meer organische samenhang van bebouwing en natuur wilde hij orde scheppen vanuit het landschap in plaats vanuit een stedelijke omgeving. Gebouwen moesten bevrijd worden van straten en pleinen en dienden samen met het landschap voortdurend wisselende situaties te creëren. Bestaande steden zouden afgesloten worden door een ring van torens waarbuiten een netwerk van snelwegen en boulevards het landschap zou indelen. Als dramatische accenten in het landschap zouden de torens nog slechts de functie van een monument vervullen. Hiermee zette hij zijn theaterervaring in om het landschap te ontwerpen en wilde hij collectieve ervaringen oproepen om van de ontwortelde maatschappij weer een gemeenschap te maken.

Chaos en orde

Chaos en orde, plan voor radiale uitbreiding van Amsterdam (1920)
Chaos en orde, plan voor radiale uitbreiding van Amsterdam (1920)

Vanaf 1920 begon Wijdeveld te werken aan een alternatief uitbreidingsplan voor Amsterdam getiteld Chaos en orde. Ruim veertig jaar voor de wet op de ruimtelijke ordening wilde Wijdeveld de stad beschermen tegen de aanstormende chaos van de Randstad. Buiten de oude stad, die weer als een monument werd afgesloten, begon hij met een schone lei. In een volmaakte stervorm met groene stroken loste de chaos van de stad op in een eindeloze herhaling van torenflats in het landschap. Al snel kreeg het plan een veel universelere betekenis die hij later inzette voor al zijn projecten.

Realistische utopieën


Ondanks het utopische of onhaalbare karakter van de projecten worden sommige wel steeds met grote precisie en nauwkeurigheid uitgetekend. Het piercomplex in Zandvoort (1954-1955) is hier een goed voorbeeld van. Door de vele plattegronden, doorsneden, aanzichten en perspectieven krijg je het gevoel dat Wijdeveld misschien toch geloofde dat het wel eens uitgevoerd zou kunnen worden. Met de vele sfeerbeelden en tekeningen van een paar meter lang zou je de projecten kunnen zien als realistische utopieën.

Visueel spektakel

Kop van de pier met uitzichttoren, dwarsdoorsnede en plattegronden (1954-'55)
Kop van de pier met uitzichttoren, dwarsdoorsnede en plattegronden (1954-’55)

Hoewel Wijdeveld wel degelijk ‘normale’ opdrachten zoals woningbouw en interieurs heeft gedaan, laat deze tentoonstelling in het NAi vrijwel alleen de hoogtepunten van zijn utopisch werk zien. De vormgeving van de tentoonstelling is geheel volgens de kosmische en theatrale gedachte van Wijdeveld en zijn ontwerpen. In het midden van de donkere ruimte is een centrale verlichte kern gemaakt, in de vorm van een rond gespannen projectiedoek, die wellicht het verlichte brein van de visionair moet voorstellen. Hierop worden beelden, schetsen en foto’s geprojecteerd met oorverdovende geluidseffecten die een reis door het hoofd van Wijdeveld moet verbeelden. Leuk, maar na een paar minuten loop ik toch weer uit dit visuele spektakel, omdat ik al snel genoeg heb van al dat luide gedonder en zwevende passiemuziek.

Rondom dit gespannen projectiedoek zijn ongeveer honderd schetsen gegroepeerd die door de belichting lijken te zweven. De teksten met informatie bij de getoonde schetsen worden met behulp van lichtstralen op de grond geprojecteerd. Sommige teksten zijn helaas onleesbaar geworden omdat de brandpuntsafstand van de lens niet goed is afgesteld op de vloer, waardoor letters in wazige tekens veranderen. Dat is jammer, want hierdoor mis je soms essentiële achtergrondinformatie.

A joy forever


Dit zijn dan ook de enige punten van kritiek. De tentoonstelling geeft een uitgebreid inzicht in de wereld van de visionair Wijdeveld. Zijn theorieën en modellen gaan terug naar het meest elementaire niveau van steden en landschappen maken, en levert tijdloze ontwerpen op die zowel toen als nu actueel zijn. De theatrale planologie van Wijdeveld zou tegenwoordig een houvast kunnen bieden om vat te krijgen op de stedenloze stad van onze moderne consumptiemaatschappij. Het audiovisuele karakter van de tentoonstelling past tevens goed bij Wijdevelds gedachte dat tentoonstellen vooral geen statische aangelegenheid moet zijn, maar a joy forever. Komt dat zien.

Film / Achtergrond
special: Das Goebbels Experiment

Geen fel debat

Hitlers rechterhand en chef propaganda Goebbels komt in Das Goebbels Experiment over als de dirigent van een dovenorkest die de gebarentaal niet machtig is. Het is een bizarre gewaarwording deze man nu eens van achter de schermen te zien, zeker in de huidige tijd van gedifferentieerde informatie. Een verslag van een mediadebat naar aanleiding van een nieuwe documentaire over Joseph Goebbels.

Joseph Goebbels
Joseph Goebbels

De alledaags ogende, schriele, manke man die de nazimedia aanstuurde en distribueerde was niet alleen de spindoctor van een gewelddadig regime maar werd ook zijn hele leven geteisterd door innerlijke twijfels, wantrouwen, depressies en een gevoel van minderwaardigheid. Zijn innerlijke roerselen tekende hij op in dagboeken die in 1992 zijn teruggevonden in Rusland. De moeizame relatie die hij met zichzelf had staat in schril contrast met zijn zorgvuldig opgebouwde machtige positie in het nazirijk.

Lutz Hachmeister (regie en boek) en Michael Kloft (boek en research) hebben gekozen voor een bijzondere vorm voor hun documentaire: uit de dagboeken, die Joseph Goebbels van 1924 tot aan zijn dood in 1945 bijhield, worden steekwoorden en conclusies voorgelezen (door Udo Samel). Hierdoor krijgt Goebbels een stem.
We zien hoe Goebbels als een moderne mediatycoon vol overgave en noeste arbeid aan zijn imperium bouwt, dat het hele spectrum van de media (radio, film en theater) omvat, terwijl hij daarnaast aan de politiek, zijn leider, zichzelf en vooral de moraal van anderen twijfelt. Hij blijkt overgevoelig voor hiërarchie, is intolerant, gewetenloos en een zielige zeurkous die hunkert naar erkenning. Zo ontstaat er een ander beeld van Goebbels maar ook een andere kijk op het beeldmateriaal dat is samengesteld uit archiefjournaals, propagandafilms en speeches van Hitler en Goebbels zelf.

Ambivalentie

Bokser Max Schmeling
Bokser Max Schmeling

De propagandafilms laten Goebbels’ adoratie voor de Führer zien. Goebbels zet daarin de zaken naar zijn hand met zijn stilistisch sterke en extatische commentaar. Maar uit zijn dagboeken spreekt een veel dubbelzinnigere man. Leni Riefenstahl, die in 1938 haar Olympia draait noemt hij een chaotisch, hysterisch en irritant mens, terwijl hij in het volgende archieffragment haar ijskoud en vol lof een prijs geeft. Ook uit de houding in zijn privéleven blijkt zijn ambivalentie. Na zijn huwelijk verdwijnen weliswaar zijn diepste depressies, maar zijn kinderen noemt hij ‘orgelpijpjes’ en over zijn vrouw zegt hij: “Eerst komt het rijk en dan Magda”.
In een van de schaarse huiselijke beelden is hij laaiend over een bokspartij van Max Schmeling. De Duitse bokslegende, die geen lid wil worden van de partij en een Joodse vriend helpt, verdwijnt daarna geruisloos in een zelfmoordcommando (maar overleeft Goebbels, tot 2005, als hij 99 jaar oud in Hamburg sterft).

Debat

~

Met hun keuze voor deze persoonlijke vorm van dramatisering van de gevaarlijke demagoog hebben Hachmeister en Kloft een risico genomen. Critici waarschuwen dat Goebbels op zijn eigen woorden zou kunnen worden geloofd en net als Hitler in Der Untergang teveel ‘vermenselijkt’ wordt.
In het debat achteraf werd gepraat over de vragen die de documentaire oproept. Otto Scholten merkte op dat de documentaire vooral de totale waanzin, die vanaf de jaren twintig tot 1945 is opgebouwd, goed weergeeft. Kees Brants wees op het effect van de gekozen vorm, die maakt dat je als kijker voortdurend de werkelijkheid van toen en de verbeelding van de werkelijkheid door elkaar heen ziet lopen. Doordat het propagandamateriaal echter in een aankondiging benoemd wordt, wordt de twijfel over het waarheidsgehalte van sommige fragmenten weggenomen. Bovendien staat het propagandamateriaal in een groot contrast met het banale alledaagse. Raymond van den Boogaard karakteriseerde Goebbels als een lucide organisator en regisseur, een propagandist die heilig in zijn eigen demagogie geloofd. Ton Zwaan was vooral getroffen door Goebbels’ essentiële mensopvatting, die alleen ’totaal cynisme’ en haat uitdraagt. De angst van de critici voor een al te menselijk beeld van Goebbels is dan ook niet terecht.

Het is Goebbels zelf die in zijn dagboeken zichzelf en het derde rijk onderuit haalt. De film toont Goebbels bovenal als mislukte man, die niet ’totaal in beeld’ komt, maar dat toch stiekem ambieert. Zijn propagandamachine in een destructieve economie vol realpolitik, antipapisme en demonisering van de joden en andere groepen is dan ook het vehikel van zijn persoonlijke ambities, die net zo expansief tot wereldniveau reiken als de ambities van Hitler zelf. Aan het eind heeft hij zelfs even de waan Hitler op te volgen. Maar in 1945, acht dagen voor de capitulatie, vergiftigen hij en Magda hun zes kinderen en schieten ze elkaar daarna dood. Uiteindelijk is hij ten onder gegaan aan de vernietigingseconomie die hij hielp opbouwen.

Spindoctors

~

In de loop van het debat spitst de discussie zich toe op de hedendaagse media. Hoe makkelijk laat de media zich tegenwoordig regisseren? De deskundigen wijzen vooral op het verschil in beinvloeding van de media in verschillende landen. De Verenigde Staten steekt het meeste geld in subsidiëring en promotie van oorlogsfilms en in spindoctors, die even hard met de waarheid sjoemelen en proberen associaties op te roepen: de mogelijke ‘glorieuze verfilming van Saving Private Lynch‘ wordt genoemd (Lynch is de soldate die met veel bombarie zogenaamd uit Irakees krijgsgevangenschap werd bevrijd). Allen zijn het eens dat we gelukkig mogen zijn met onze vrijheid van meningsuiting, hoewel er ook kritiek wordt gegeven op de media. Een fenomeen als Pim Fortuyn kon, ondanks zijn gebrek aan middelen of een apparaat, vooral zijn zegje doen omdat de ‘camera hem liefhad’; het lemmingengedrag van de Nederlandse pers heeft hem populair gemaakt. Er wordt ook gewezen op de bij voorbaat al historische missie naar Uruzgan, waar de persplannen nu al voor klaar liggen; de mogelijke slachtoffers die gaan vallen zijn al besproken. De berichtgeving daarover moeten we nog afwachten, maar dat je ook in de huidige tijd bedacht moet zijn op het waarheidsgehalte of de bron van een verhaal moge duidelijk zijn.

Het deskundigenpanel:
• Kees Brants
, gespecialiseerd in de actualiteit en de geschiedenis van verkiezingspropaganda, nieuwsmanagement en spin doctoring, politieke framing en de moeizame relatie tussen beeld en werkelijkheid in oorlogstijd;
• Otto Scholten, heeft voor het NIOD onderzoek gedaan naar de berichtgeving over Srebrenica in vier landelijke dagbladen;
• Ton Zwaan, trad in januari 2004 als getuige-deskundige inzake genocide op voor het Joegoslaviëtribunaal in de zaak Milosevic;
• Raymond van den Boogaard, discussieleider, versloeg van 1991 tot 1994 de oorlog in voormalig Joegoslavië.

Das Goebbels Experiment draait sinds 9 februari in 21 zalen.

Boeken / Strip

Autobio op het web

recensie: Flo: De dagelijkse heldendaden // Een hondenleven. Deel 1: Hondenweer

Vorig jaar besteedde 8WEEKLY ruime aandacht aan Floor de Goede, een jonge striptekenaar die zijn strips als een soort weblog aan het publiek presenteert. In onze reeks samen met VPRO’s Nachtpodium kreeg Floor een plekje. De beste van zijn webstrips worden sinds kort door uitgeverij Bries gebundeld. Eerder bespraken we al kort zijn De dagelijkse beslommeringen, nu is net deel twee, genaamd De dagelijkse heldendaden, verschenen. Tommy A., een collega-webstripmaker en vriend van Flo, bundelde recentelijk ook een aantal van zijn webstrips in Een hondenleven. Grappig detail: beide striptekenaars zijn op papier bij elkaar te gast.

Floman. Uit: De dagelijkse heldendaden
Floman. Uit: De dagelijkse heldendaden

De Amsterdamse Floor de Goede, die in zijn boekje Flo heet, was een van de eersten in Nederland met een dagelijkse strip op het internet. Met zijn ‘striplog’ had hij een stok achter de deur om toch dagelijks te publiceren, en kon hij zijn werk alvast aan de man brengen voordat er een uitgever was gevonden. Die is inmiddels gevonden in het Belgische Bries. De strips van Flo zijn doorgaans autobiografisch en gaan vaak over vrij triviale onderwerpen, wat ook de titel van het vorige boekje verklaart: De dagelijkse beslommeringen. Qua verhaaltjes en tekenstijl gaat het nieuwe deeltje in dezelfde trant voort. De auteur behandelt allemaal dagelijkse belevenissen uit de periode tussen september en december 2004, daarbij beginnend waar het vorige boekje stopte. Nieuw is echter de introductie van Floman, een denkbeeldige superheld – of eigenlijk gewoon Flo in een blauwe pyjama die het onrecht wel even de wereld uit zal helpen. Floman is echter niet zo stoer en dat levert een aantal grappige strips op. Leuk is dat het pakje van Floman ook echt in een blauwe steunkleur is gedrukt, wat de strip extra aantrekkingskracht geeft. Verder staat De dagelijkse heldendaden weer vol met leuke strips en zo nu en dan een fotootje, zoals van de muis die de keuken van Flo en zijn vriend Bas bewoonde, en die voer is voor zes stripjes.

Hondenleven

Tommy en Flo in de trein. Uit: Een hondenleven. Deel 1: Hondenweer
Tommy en Flo in de trein. Uit: Een hondenleven. Deel 1: Hondenweer

Ook Tommy A. is een jonge striptekenaar uit Amsterdam die op het web autobiografische strips publiceert. In tegenstelling tot Flo beeldt hij de bewoners van zijn strips niet af als mensen, maar als dieren. Tommy zelf is een hond, wat de titel Een hondenleven verklaart. De voorkant van dit eerste deel Hondenweer toont een neerslachtige Tommy in de regen, maar zo somber is de auteur in het echt zeker niet: dat bewijst hij wel op de achterpagina, waar hij lachend onder een paraplu staat. Het boek staat vol met vrolijke en lieve korte stripjes van steeds vier plaatjes. Soms zijn ze wel wat melancholisch, maar nooit op een deprimerende manier. De tekenstijl van Tommy A. is wat abstracter dan die van Flo, maar dat past wel goed bij de dieren die de strips bevolken. De stripjes weten wel vaak in vier plaatjes tot een leuke clou te komen, wat een kunst op zich is. Tommy A. heeft Een hondenleven. Deel 1: Hondenweer in eigen beheer uitgegeven, en het is dus alleen maar via zijn site te bestellen of te krijgen in betere stripwinkels. Het is echter wel zo’n leuke small-pressuitgave dat de auteur in de toekomst toch wel echt een uitgever verdient.

Floor de Goede • Flo: De dagelijkse heldendaden • Uitgever: Bries • Prijs: € 5,00 • 32 bladzijden • ISBN: 9789076708348

Tommy A. • Een hondenleven. Deel 1: Hondenweer • Eigen beheer • Prijs: € 3,50 • 20 bladzijden

Theater / Voorstelling

Humor, angst en Mohammed

recensie: Zoeken naar Mohammed (Theatergroep Maqam Lamaqul & Productiehuis Frascati)

In de foyer van Frascati is, naar aanleiding van de actuele cartoonrellen, een discussie gaande over humor en het islamitische geloof. Hierna gaat in zaal 2 Zoeken naar Mohammed van start. Het stuk is het eerste deel van een vijfluik dat acteur Sabri Saad El Hamus de komende drie jaar wil realiseren, waarin de vijf zuilen van de islam aan bod komen. De eerste zuil van de islam, de Shahada, gebiedt dat iedere moslim Allah eerbiedigt als zijn enige god en Mohammed als zijn enige profeet. Bij zo’n aankondiging verwacht je een heel serieus stuk, maar niets is minder waar.

~

De voorstelling begint in een verrassende setting. Een man, in bad op een zolderkamer, luistert naar muziek en drinkt een glaasje rode wijn. Hij schrikt op als de bel gaat en er een journaliste van de Volkskrant voor de deur staat, die hem wil interviewen “over de voorstelling in Frascati”. Gehaast springt hij uit bad, verbergt de rode wijn, pakt een boek en een leesbril en gaat weer terug in bad. Tegenover de Volkskrant heeft Sabri Saad El Hamus immers een imago hoog te houden. Ook de journaliste, die al snel slechts een serveerster blijkt te zijn die in contact wilde komen met de acteur, neemt plaats in het bad. Om haar regenpak te testen….

Koud

Zoeken naar Mohammed zit vol met dit soort absurdistische wendingen. Sabri vertelt aan de serveerster dat toen hij nog in Egypte woonde zijn beeld van het Westen gebaseerd was op de film Saturday Night Fever; toen hij hier kwam had hij het erg koud in zijn witte John Travolta-pak. Even later danst hij, gekleed in zijn Travolta-outfit, met de serveerster op de muziek van de film.

Angst

~

Het gaat echter vooral over de moeilijkheden die de theatergroep had om een voorstelling te maken over de profeet Mohammed. Daarom wordt in de tweede scène de schrijver van het stuk – Jeroen van den Berg, gespeeld door Jaap ten Holt – ten tonele gevoerd. De acteur en de schrijver gaan in discussie over de kant die de voorstelling op moet gaan. Onbegrip en angst voor het onbekende voeren de boventoon in hun gesprekken, die een weergave vormen van wat er in de wereld aan de hand is. Obligate, actuele thema’s zoals Mohammed B., Pim Fortuyn en de AIVD komen voorbij, maar als Sabri over zijn persoonlijke ervaringen vertelt wordt je meer geraakt. Een slimme vondst is de rol van de serveerster; met haar hoeft de acteur niet in discussie. Ze vertellen elkaar ervaringen uit hun eigen levens, waarbij er meer nuance en openheid mogelijk blijkt te zijn.

Kaarslicht

Zoeken naar Mohammed is een verrassende en humoristische voorstelling, waarbij het spel van alledrie de acteurs erg sterk en naturel is. De titel schept de verwachting dat je als leek meer te weten komt over Mohammed. Bij sprookjesachtig kaarslicht vertelt Sabri over Mohammed en zijn vrouwen, maar veel meer dan dat de profeet van vrouwen hield kom je niet te weten, en dat is jammer. Het is interessant om te zien hoe de thematiek zich in de volgende vier voorstellingen van het vijfluik zal ontwikkelen. Hopelijk zal het dan minder gaan over de actualiteit en (nog) meer over Sabri Saad El Hamus’ persoonlijke verhaal.

Zoeken naar Mohammed is te zien tot en met 8 mei 2006. Kijk hier voor een uitgebreide speellijst.

Muziek / Album

Oh zomerse klanken, red mij alstublieft!

recensie: Donna Regina - Slow Killer

.

~

Meevarend op de populariteitsgolf van hippe Duitse bands zoals 2Raumwohnung en Wir sind Helden, dringt Donna Regina steeds meer door tot het Europese clubcircuit en platenkasten. Daarbij hebben ze in Japan ook een aardige voet aan de grond gekregen. In Duitsland zelf timmeren ze al sinds begin jaren negentig aan de weg en wisten ze de laatste tien jaar een trouwe fanbasis op te bouwen.

Donna’s vrinden

Op Slow Killer kregen ze hulp van onder andere de Franse producent en muzikant Bertrand Burgalat en The Orbs Thomas Fehlmann. Burgalat werkte eerder al samen met Depeche Mode, Air en zelfs Michel Houellebecq. Het album is dan ook gevuld met Air-achtige songs, die het wat mij betreft meer moeten hebben van de instrumentale omlijsting dan van de zanglijnen en teksten. Nu wordt bij een rustig golvende band als deze tekst en zang al gauw ondergeschikt gemaakt aan de laidback loungemuziek die we krijgen voorgeschoteld. Er is er hier alles aan gedaan om de luisteraar in een ontspannen blijmoedige stemming te krijgen. De leden van Donna Regina weten wat ze willen en dat is ook te horen. Met vakmanschap is een geloofwaardig album in elkaar getimmerd.

Zing-zeg-gefluister

~

Toch kon deze band me niet over de gehele linie bekoren. Op een bepaald moment begon de hese fluisterende stem van Regina Janssen me namelijk te ergeren. In hun gehele oeuvre wordt voornamelijk Engels gezongen, steevast met een sterk Duits accent. Net zoals op Slow Killer, waarbij zelfs het Spaanstalige Mirame, miraba wordt aangedikt met de Duitse knauw. Ook met de wetenschap dat Donna Regina al een decennium lang op deze manier verkiest de zangpartijen in te vullen en dat die manier blijkbaar zijn kwaliteit heeft bewezen, komt het op mij over als een gimmick.

Baadt het niet…

Samengevat klinken de nummers op Slow Killer afgerond en compleet. In elk nummer een mooie opbouw, aangevuld met prachtige samples. Oh, was het niet voor haar stem, dan zou dit album mij zo uit de donkere winter naar de zomer kunnen sleuren.

Boeken / Fictie

Een merkwaardig figuur, die Boon

recensie: Louis Paul Boon - De onkruidromans: De liefde van Annie Mols / Het nieuwe onkruid / Als het onkruid bloeit

.

In één band vinden we de halve pulproman De liefde van Annie Mols (1959), de – volgens Boon mislukte – zedennovelle Het nieuwe onkruid (1964) en de uitgebreid herschreven versie Als het onkruid bloeit (1972). Het is overigens pas de tweede uitgave in de vierentwintig-delige serie. Het speciale aan De liefde van Annie Mols – dat uitkwam onder het pseudoniem Lew Waitmas – is dat de roman het resultaat is van broodschrijverij. In het weekblad De Vlam verscheen het verhaal als een achttien-delige feuilleton. “In tien dagen getrommeld op de schrijfmachine en dan naar de krant die het als feuilleton publiceert”, zei Boon hier over.

Nou ja, ik weet het. Het is keukenmeidenliteratuur, doch het ging niet om de literaire waarde, maar om wat de krant ervoor kon betalen. Nauwelijks het zout voor de aardappelen.

Boon zal de zaken zoals altijd wat chargeren, maar de roman is inderdaad een proeve van sentimentele literatuur met een haast niet te verkroppen happy end. Het verhaal handelt over de nylonkousenfabrikant Philip van Dongen die een verboden liefde in zich voelt branden voor de betoverende scholiere Annie Mols. Hiermee is hij uiterst chantabel, waarvan Annies vriendinnetje Liesje Winters en diens halfcriminele vrienden gebruik pogen te maken.

~

Binnen het bestek van de pulproman weet Boon met bewonderenswaardig gemak zijn persoonlijkheid en talent te doen gelden. De liefde van Annie Mols biedt één en al leesplezier. De dialogen zijn zonder uitzondering uitstekend, de vrouwelijke personages fascinerend met hun cynisch-scherpe karakters, de humor is temidden van alle dramatiek verrukkelijk. Bovendien houdt Boon heel handig, door vlotte wisselingen van perspectief, de spanningsboog gespannen. “Het is wellicht een minor work, maar ontegenzeggelijk meer dan zomaar curiositeit”, wordt in het nawoord terecht opgemerkt. Het boek is anders dan werkelijke pulplectuur, zo wordt daarin gesteld, juist niet normbevestigend en laat tevens een doorwrochte levensvisie zien.

Thematiek

De thematiek van de decadente, illusieloze jeugd die liever hele nachten in een rokerig hol al whisky drinkend voor de jukebox schuifelt dan hard te werken of studeren, komt op een persoonlijkere wijze terug in Het nieuwe onkruid. De naamloze ikpersoon – in veel gelijkend op Boon zelf – komt via zijn treinvriendinnetje Tania (voortbordurend op het personage Annie Mols) en via de vriendenclub van zijn zoon in aanraking met die jeugd. Hij vat sympathie op voor hun verzet tegen de burgerlijke moraal, tegen de verstikkende greep van de maatschappij. Toch maakt hij zich zorgen over hun nihilisme en ongebreidelde hedonisme. Als oudere jongere beweegt de hoofdpersoon zich al observerend tussen de jongelui. Steeds meer onder de indruk van die prachtige meisjeslichamen die zo zonder scrupules hem het hof maken. Met wroeging denkt hij aan zijn lieve vrouw, die onwetend thuis zit.

Achteraf oordeelde Boon het boek als niet geslaagd. Het was té autobiografisch, waardoor de te schetsen jeugdproblematiek niet goed uit de verf komt. In de tweede versie, de roman Als het onkruid bloeit, reflecteert de verteller hierop in cursieve terzijdes. Hij benadrukt dat veel van het beschrevene ditmaal aan fantasie is ontsproten.

Het gaat erom dit onkruid te beschrijven, dit steeds weelderiger bloeiend onkruid, tussen de steeds grotere bergen afval, de autobegraafplaatsen, de verwaarloosde en vol rommel en schroot geworpen tuintjes, de kilometerslange vuilnisbelten. Daar gaat het om, en niet of die jongen nu Vladim dan wel Erik heette.

Expliciet

Als het onkruid bloeit is veel verbitterder van toon dan zijn voorganger en de gebeurtenissen en personages zijn veel grotesker. Ten eerste is het taalgebruik in deze roman opvallend expliciet. Vervolgens heeft elk meisje een dermate kort kleedje aan, dat – wanneer het toevallig wat opkruipt – al snel het rafelige broekje daaronder te zien is, waarlangs zonder uitzondering enkele haartjes priemen. De meisjes stellen zich beschikbaar aan elke jongen of oudere man die toevallig lust heeft. Zo bezien is het niet verbazingwekkend dat Boon in dezelfde periode de pornografische satire Mieke Maaike’s obscene jeugd voltooide. Naast deze losbandigheid duwt menigeen elkaar spuitjes in de aderen en worden dertien-jarigen tamelijk nonchalant aangerand door bij voorbeeld de sadistische tekenleraar meneer Derek. Ook heeft hoofdpersonage meneerke Boin uiterst curieuze relaties met de vriendinnetjes van zijn zoon Jan. Op een gegeven moment lijkt deze alsmaar merkwaardiger wordende roman te ontsporen. Culminerend in een slot dat in een paar alinea’s alle rampspoed over de lezer uitstort. In Als het onkruid bloeit speelt Boon een gewaagd autobiografisch spel. In het voorwoord merkt hij op dat zijn vrouw Jeanneke in de roman Els genoemd wordt.

Zij komt immers ook in het boek voor, en daar moet zij dan tóch een naam hebben, en liefst een andere. Je weet immers hoe de mensen zijn, en hoe vlug ze allerlei slechts over je gaan vertellen. Trouwens, mijn zoon zal ik Jan noemen en me zelf meneerke Boin, je moet er maar aan denken.

Het is een vaker terugkerend gegrap met fictie en werkelijkheid. Normaal uiterst vermakelijk, maar in een heftig boek als dit lijkt het allemaal wat ongepast. Na het lezen van deze ‘onkruidromans’ besef je eens te meer wat voor een merkwaardig figuur de in 1979 – zeven jaar na verschijning van Als het onkruid bloeit – overleden auteur was. Uiterst getalenteerd en even eigenzinnig, steeds maar blijk gevend van zijn discutabele obsessie voor jonge meisjes, op onnavolgbare wijze zijn eigen biografie in zijn werk vermengend en eeuwig provocerend zonder onsympathiek te worden. Hoofdschuddend sla je deel 14 dicht om vervolgens de volgende uitgave van Boons Verzameld Werk gretig op te pakken: binnenkort deel 4 (De atoombom en het mannetje met den bolhoed / Mijn kleine oorlog).

Boeken / Fictie

Vlamingen met Amerikaanse dromen

recensie: Jan van Loy - Alfa Amerika

Laat ik het meteen maar vertellen: Jan van Loy heeft mij bekeerd. Ik las nooit fictie – of half. Als ik al begon, verloor ik na een paar honderd pagina’s interesse. Alleen non-fictie kon mij bekoren: doorgaans saaie historische beschouwingen en politieke, maatschappelijke en culturele polemieken sierden mijn nachtkastje. Maar nu, na het lezen van Alfa Amerika, is dat allemaal anders. Alleen dat al beschouw ik als een prestatie van formaat.

Vanaf pagina één had de Belgische auteur Jan van Loy me te pakken. Dat hij me boeide kwam vooral door de vorm; ik verwachtte een bedacht geheel, maar Van Loy trakteerde me op het eerste gezicht toch op non-fictie. Sterker nog: de beste non-fictie die ik sinds tijden had gelezen. Van Loy schrijft in een vorm en een stijl waar veel historici, sociologen, filosofen en andere chroniqueurs van de werkelijkheid een puntje aan kunnen zuigen. Hij heeft weliswaar als voordeel dat hij zich niet aan de werkelijkheid hoeft te houden – deze reportages en historische opstellen komen uit Van Loys duim – maar feit blijft dat hij met de middelen van echte reportageschrijvers een levend en spannend verleden weet op te roepen. Alfa Amerika sprankelt, kriebelt, overtuigt en doet verlangen naar meer.

Wolkenkrabber

~


De auteur, die voor zijn boek Bankvlees de Debuutprijs Vlaanderen 2005 ontving, opent meteen overdonderend met het intrigerende verhaal Manhatten on the left bank. Deze eerste en beste van vier verhalen over Vlamingen met Amerikaanse dromen speelt in de eerste helft van de twintigste eeuw, en verhaalt over een jongen die naar Amerika trekt om op Wallstreet zijn talent te ontdekken. Pierre Verbeeck wordt daar de rijkste beursspeculant ter wereld, en veroorzaakt – volgens de beschuldigende kranten althans – eigenhandig de beurskrach van 1929.

Gedwongen keert hij terug naar het door hem zo verfoeide kleine, bekrompen en achterlijke België. Daar wordt hij bevestigd in de afkeer van zijn geboorteland. Op de linker Scheldeoever, de onbebouwde kant van Antwerpen, bouwt hij een ‘Manhatten’, een stadsuitbreiding met ondermeer de hoogste wolkenkrabber ter wereld. Tot zijn onbegrip wilde geen enkele Belg wonen in die ‘Neustadt’. Alleen uit Duitsland gevluchte joden trekken er naar toe, wat tijdens de Duitse bezetting tot een bijna natuurlijke getto leidde.

Dit fantastische leven wordt door Van Loy op overtuigende wijze beschreven. Met gefingeerde brieven, krantenartikelen en interviews met oude familieleden weet hij een treffend historisch beeld te schetsen – ook al is het allemaal bedacht.

Verschillende vormen

Na het eerste, goed geannoteerde en overtuigend vormgegeven verhaal volgen nog drie andere zogenaamde non-fictie verhalen. Allen in een andere vorm; rockster Eddie Eijkelboom vertelt zijn hilarische verhaal over The Jet-Cats rechtstreeks in een interview, en het leven van politieman en scriptschrijver Johnny Vanhees komt via zijn dagboek tot de lezer. Alleen Pornologie, het vierde en laatste verhaal, is minder vormvast. Dit lijkt door Van Loys aanhalen van gedachten in eerste instantie meer dan het voorgaande op ’tradtionele’ literatuur. In de tweede helft van dit verhaal, als de schijnwerper wordt verplaatst van tv magnaat Christian Michiels naar gefrustreerde vader André Thijs, wordt echter weer de vertrouwde non-fictie-vorm van het eerste verhaal uit de kast gehaald. Politieverhoren, krantenberichten en interviews vormen dan weer de bronnen van Van Loy.

Ieder verhaal uit Alfa Amerika vervulde me tijdens het lezen met respect en bewondering; Van Loys schrijven is knap en verzorgd, maar het is vooral de vorm die verrast. Meteen na Alfa Amerika stortte ik me op een Nederlander met Amerikaanse dromen: Arnon Grunberg, wiens Blauwe maandagen evenzo snel van het nachtkastje verdween als Alfa Amerika – en niet omdat ik de interesse verloor. Ik lees weer fictie, met dank aan Jan van Loy.

Alfa Amerika is genomineerd voor De Gouden Uil 2006

Film / Achtergrond
special: Errol Flynn Collection

The likeable rogue

“If I have any genius,” aldus Errol Flynn, “it’s a genius for living.” En inderdaad, het leven van deze bekende Australische acteur verschilde niet zo heel veel van dat van de personages die hij speelde, al was het bij tijden aanmerkelijk minder glamoureus. Flynn was een avontuurlijk en ietwat tragisch figuur die het tot een filmster van allure schopte. Een echt groots acteur kan hij echter niet genoemd worden, daarvoor zijn de rollen die hij speelde te eenduidig en te weinig diepgaand. Onlangs bracht Warner zeven van zijn films uit in de Errol Flynn Collection.

~

Aan het begin van de jaren dertig maakte Errol Flynn, die toen reeds onder contract stond bij Warner Brothers, in korte tijd carrière. Door een samenloop van omstandigheden kreeg hij als vrijwel onbekend acteur de hoofdrol in Captain Blood, tevens zijn eerste film met tegenspeler Olivia de Havilland. De film werd een hit en Errol Flynn groeide uit tot een megaster. Vanaf dat moment was Errol Flynn niet meer weg te slaan van het witte doek en speelde hij de ene succesvolle rol na de andere. Zijn charme sloeg aan en hij werd het prototype van ’the likebale rogue’ die alles vergeven wordt. Tussen 1936 en 1942 rees de ster van Flynn tot ongekende hoogten. In deze jaren maakte hij zijn beste films waaronder The Adventures of Robin Hood (1938), The Sea Hawk (1940), Dive Bomber (1941) en They Died With Their Boots On (1941).

Het Amerikaanse studiosysteem

De jaren dertig vormden het begin van de hoogtijdagen van het Amerikaanse studiosysteem dat pas rond 1970 ontmanteld werd. Hoewel vele acteurs zich in een grote populariteit mochten verheugen en daardoor veel roem en aanzien verkregen, waren ze in feite de speelbal van de studio waarbij ze een contract hadden. De studio kon naar eigen believen besluiten in welke films de acteurs werden ingezet en elke zes maanden had de studio (en niet de acteur) de mogelijkheid om het zevenjarige contract van een acteur ofwel te verlengen ofwel te beëindigen. Flynn hield zich lang staande in dit systeem, hoewel hij vaak conflicten had met Jack Warner, zijn werkgever. Zo schijnt het volgende gesprekje geregeld te hebben plaatsgevonden:

Flynn: “I wanna have a raise”
Warner: “You can’t have it.”
Flynn: “Well, then I’m not coming to work tomorrow.”

Flynn met Bette Davis
Flynn met Bette Davis

Uiteraard bleef Flynn gewoon op zijn werk komen, alhoewel hij het filmproces af en toe behoorlijk kon vertragen. Verder waren acteurs als Flynn wel zo belangrijk dat ze niet zomaar gepasseerd kon worden. Zo werd de titel van de film over koningin Elizabeth na veel gedoe uiteindelijk veranderd in The Private Lives of Elizabeth and Essex (1939), zodat beide hoofdrolspelers (Bette Davis als Elizabeth en Errol Flynn als Essex) in de filmtitel terug zouden komen. Hoewel er rekening werd gehouden met acteurs moest Bette Davis toch maar opdraven, ondanks het feit de ze de rol eigenlijk helemaal niet wilde. Bovendien vond ze Flynn een oppervlakkige acteur en mocht ze hem totaal niet. Desondanks is er overduidelijk sprake van chemie tussen de twee acteurs en werkt de combinatie tussen hun beiden verassend goed.

De rechtszaak

Errol Flynn had eigenlijk schrijver willen worden, maar zijn romans – zoals Beam Ends (1937) en Showdown (1946) – hadden nooit veel succes. Door zijn geheime ambitie bezag hij zijn succes als acteur met gemengde gevoelens. “Always the same song: give him a horse, give him a sword and Errol does it”, zoals hij het zelf ooit stelde. Dit werd nog versterkt door een tragisch voorval dat diepe sporen heeft nagelaten in het leven van Flynn. In 1942 werd Flynn beschuldigd van het verkrachten van twee minderjarige meisjes, Betty Hansen en Peggy LaRue Satterlee. In de rechtszaak werd hij echter vrijgesproken. Hoewel het zijn carrière nauwelijks schaadde, voelde Flynn zich voor de hele wereld te kijk gezet. Hij vertelt hierover:

Two and a half years after the humiliation of the trial, my principal emotion was that I was hoaxed by life, that I had become something other than what I had set out to be. Now my name was simply associated with sex. I was a male Mae West; as it were. Me, Errol Leslie Thomson Flynn, son of the respectable biologist, student of Darwin, lover of culture (…) and nothing that I wanted had happened. Instead I was in a swamp of Errol Flynn jokes, dirty stories and snide innuendoes.

~

Ondanks zijn vrijspraak schijnt Flynn wel degelijk seksuele contacten gehad te hebben met de genoemde meisjes. Het verhaal gaat echter dat de meisjes allerminst onschuldige slachtoffertjes waren, maar zouden zijn ingehuurd door enkele vijanden van Jack Warner, die hem een hak wilden zetten door zijn beste acteur publiekelijk te schande te zetten. Wat hiervan waar is, is nooit helemaal duidelijk geworden.

Technicolor

In deze collectie zijn vrijwel alle belangrijke films uit Flynns carrière opgenomen, alleen Gentleman Jim (1942) en Adventures of Don Juan (1948) ontbreken eigenlijk. De collectie is uitgebreid met een interessante documentaire over het veelbewogen leven van de acteur. Verder staan er een groot aantal extra’s op de dvd’s, waaronder het steeds terugkerende Warner: A Night at the Movies, waarin een poging gedaan wordt de ervaring op te roepen van een bioscoopbezoek in de jaren dertig. Er is ook nog een aantal andere documentaires toegevoegd, zoals Glorious Technicolor, over de revolutie die technicolor teweegbracht en die voor een groot deel te danken was aan de Flynnfilm The Adventures of Robin Hood. Verder krijgen epigonen als Leonard Maltin de kans om vrijwel elke film van Flynn uitgebreid de hemel in te prijzen. Als je daar op af moet gaan zijn al deze films onmisbare meesterwerken die de geschiedenis van de film voor eeuwig veranderd hebben. Helaas is de praktijk weerbarstiger en zijn de films toch vooral typische vertegenwoordigers van

~

het genre van de swashbuckler, niets meer en niets minder.

Errol Flynn Collection (Warner, 8 dvd’s)
Captain Blood (1935)
The Adventures of Robin Hood (1938)
Dodge City (1939)
The Private Lives of Elizabeth and Essex (1939)
The Sea Hawk (1940)
Dive Bomber (1941)
They Died With Their Boots On (1941)
The Adventures of Errol Flynn (2005, documentaire)

Film / Films

Onmogelijke en onontkoombare liefde

recensie: Brokeback Mountain

Met een Gouden Leeuw in Venetië, vier Golden Globes en acht Oscarnominaties op zak is het bijna onmogelijk om nog nooit van Brokeback Mountain gehoord te hebben. En dan ken je ook het label dat er zo vaak opgeplakt wordt: gay western. Onterecht: de homoseksualiteit lijkt een bijzaak en revolvers of shoot-outs schitteren in afwezigheid. Nee, de nieuwe film van regisseur Ang Lee (Hulk, Crouching Tiger, Hidden Dragon, Sense and Sensibility) is eerder een klassiek liefdesdrama. Een universeel verhaal over verlangen, frustratie en verdrongen hartstocht.

~

Wat begint als een zwijgzaam zomerbaantje als schaapherder loopt uit op een seksuele relatie tussen de opgewekte en naïeve Jack Twist (Jake Gyllenhaal) en de stugge, in zichzelf gekeerde Ennis del Mar (Heath Ledger) in het Wyoming van 1963. Tegen alle gevestigde normen én zichzelf in houden ze de relatie in stand. In het paradijselijke gebied rond Brokeback Mountain zijn ze de typische, door Amerikanen geïdealiseerde, selfmade men: mannen die in de ongerepte natuur in complete vrijheid leven, zonder zich iets aan te trekken van de heersende regels. Alleen als een derde hun territorium binnendringt, wordt de idylle verbroken. Thuis in de stad moeten ze helemaal de schijn ophouden en zich aanpassen aan de werkelijkheid die zich – vaak door huilende baby’s en materiële zaken – aan hen opdringt.

Etiketje

Juist het etiketje van gay western heeft al voor de film in de bioscoop kwam een paar problemen opgeleverd. Zo lag het scenario, gebaseerd op het korte verhaal waar Annie Proulx de O. Henry Prize voor kreeg, al acht jaar te verstoffen op de plank: voor Hollywood was de film over twee homoseksuele cowboys iets te gewaagd. Na de release werd Brokeback Mountain uit angst voor de seksscènes verbannen uit een aantal Amerikaanse bioscopen.

~

Maar regisseur Lee weet het vooroordeel naar zijn eigen hand te zetten: hij speelt met de verwachtingen van de bioscoopganger. Het duurt lang, bijna tergend lang, voordat Jack en Ennis ‘elkaar krijgen’. Tegelijkertijd krijgt elke blik, elk contact een elektrische lading. De seksscène die uiteindelijk volgt, heeft niets te maken met de Hollywoodromantiek: je ziet slechts bewegingen in het donker en de seks is ruw, eerder een robbertje vechten dan liefkozen. De frustratie die later een rol gaat spelen, ligt al in het eerste fysieke contact.

Wanhoop

Het is te makkelijk om dat alleen af te schuiven op de verwachtingen. Jake Gyllenhaal en vooral Heath Ledger maken de spanning en de wanhoop in elke scène voelbaar. Juist hun verlangen om de twee werelden waarin ze leven te combineren, levert strijd op. Het gaat dus niet om de seksscènes, het gaat om het spel van aantrekken en afstoten. Het gaat om een onmogelijke, maar onontkoombare liefde. Het zijn die thema’s, gecombineerd met sterk acteerwerk en de beelden van de overweldigende natuur, die Brokeback Mountain universeel en hartverscheurend mooi maken.

Theater / Achtergrond
special: Vlaams cabaret in Nederland

Daar zijn de Vlamingen!

De tijden waarin wij het slechts met zotteke Urbanus moesten doen, zijn definitief voorbij. Het Vlamingen-virus is sinds enkele jaren losgebarsten in cabaretland. 8WEEKLY biedt een overzicht van Belgische grappenmakers in de Nederlandse theaters.

~

In onze moppen mogen we onze zuiderburen dan vooral voor paal zetten, de Vlaamse grappenmakers zelf zijn en masse in de Nederlandse harten gesloten. Wie tien jaar geleden een balletje opgooide over Vlaams cabaret, zal ongetwijfeld niet veel verder dan Urbanus van Anus zijn gekomen. Hij geldt nog steeds als de belangrijkste grondlegger van Vlaams cabaret in Nederland. Urbanus was in 1975 voor het grote publiek immers de eerste kennismaking met de grappige zuiderbuur. De Nederlanders vonden Urbanus een grappige Belg, de Belgen vonden hem vernederlandst. Hij verenigde kortom het beste uit beide werelden. Vandaag de dag zijn we het bebaarde icoon al bijna vergeten als we het over Vlaams cabaret hebben. Wim Helsen, Wouter Deprez en Kommil Foo, dat zijn onze nieuwe Vlaamse vedetten.

Wat het verschil is tussen het Vlaamse en het Nederlandse cabaret is op het eerste gezicht moeilijk te zeggen. Immers; zoveel cabaretiers, zoveel stijlen, ook in België. Natuurlijk is daar in de eerste plaats het accent en hier een daar het typische Vlaamse woord. Daarnaast is het Vlaams cabaret vaak wat absurder en fantasievoller. Hoe het ook zij: het Vlaams vermaak is een hit en nu de Vlamingen ook nog om de haverklap een prijs winnen op ‘onze’ festivals, wordt het tijd om de leukste Belgen in de spotlights te zetten. Daarom de beste, leukste, nieuwste en opvallendste Vlaamse comedians op een rijtje.

Wim Helsen

Foto: Koen Broos
Foto: Koen Broos

De absolute teddybeer van dit moment. Helsen wordt bejubeld en geroemd en is graag gezien in de Nederlandse theaters. In 2002 werd hij tweede op het Leids Cabaret Festival, vervolgens vierde hij successen met Heden Soup! en vorig jaar ging zijn tweede avondvullende show Bij mij zijt ge veilig in première. De charismatische Helsen lijkt heel aaibaar, maar kan als contrast ook aardig grof uit de hoek komen. Zijn voorstelling is vooral absurdistisch met mooie vertellingen en bizarre uitschieters.
www.helsen-williams.be

Kamagurka

Over absurdistisch gesproken. Als er een man is waarop dit begrip van toepassing is, is het Luc Zeebroek, beter bekend als Kamagurka, wel. Hoewel de meeste mensen hem kennen als striptekenaar, betreedt deze wereldvreemdeling ook regelmatig het podium. In 2004 toerde Kamagurka zelfs samen met Jules Deelder door Nederland en België. Hij mag dan geen cabaretier zijn, hij weet in ieder geval zijn publiek aan het lachen te maken, hoe flauw hij soms ook is. Momenteel toert hij met zijn show Ontoerekening langs de Nederlandse theaters.
www.kamagurka.com

Wouter Deprez

Foto: Anja Hellebaut
Foto: Anja Hellebaut

Vanavond, 16 februari, gaat zijn programma WAR in première. De Belgische belofte van dit moment behaalde in 2004 een gedeelde eerste plaats (samen met Dames voor na vieren) bij het Amsterdams Kleinkunst Festival. Belgische critici spreken over hem als een begenadigd verteller met een grote fantasie.
www.wouterdeprez.be

Kommil Foo

De broers Raf en Mich Walschaerts staan al sinds eind jaren tachtig als Kommil Foo op de planken. Met tv-optredens in het programma Morgen Maandag verkreeg het duo Vlaamse bekendheid. Een jarenlange succesperiode volgde, en die lijkt nog lang niet voorbij. Met het programma Spaak wonnen de broers vorig jaar de Poelifinario, de Nederlandse prijs voor het indrukwekkendste cabaretprogramma. Volgens de jury is Spaak het beste programma van Kommil Foo, waarin muziek, toneel en cabaret succesvol worden gemengd tot totaaltheater.
www.kommilfoo.be

Gino Sancti

Ook deze twee Belgen namen de nodige Nederlandse prijzen mee naar Vlaanderen. Met het succesprogramma Niet op de openbare weg strooien wonnen Han Coucke en Frank van Erum in 2002 het Cabareteske Festival en het Amsterdams Kleinkunst Festival. Op beide festivals kregen ze de juryprijs én de publieksprijs. In hun nieuwste voorstelling Après-ski is het befaamde Vlaamse absurdisme weer volop aanwezig. In liedjes en sketches schotelen de twee het publiek een Romeo en Julia in de sneeuw voor, met snowboarders en skiërs als de strijdende families.
www.ginosancti.be

Neveneffecten

En alweer een Vlaamse winnaar van een Nederlands festival. Jaar: 2003, plaats: Groningen, winnaars: de neven Jonas Geirnaert en Lieven Scheire, aangevuld met Koen De Poorter en Jelle De Beule. De stijl van Neveneffecten wordt vaak vergeleken met die van Monty Python. Zo won het viertal het Groninger Cabaret Studenten Festival met een programma samengesteld rond de meest waanzinnige wereldkampioenschappen: WK Doen alsof er niks aan de hand is, WK op twee benen staan, enzovoorts. Momenteel toert de club met de voorstelling Zinloos geweldig langs de Belgische en Nederlandse theaters. De Belgische cabaretsite Wittenond: “De vier neven brengen gewoonweg pretentieloze huis-, tuin- en keukenabsurdititeiten. Vanuit dagdaaglijkse herkenbare situaties slepen ze je voorzichtig hun wonderlijke wereld in. Geen ontoegankelijke, hoogdravende humor (waarvoor u zeer lang dient gestudeerd te hebben) maar verantwoord, lollig vermaak voor jong en oud.”

www.neveneffecten.be

Meer Belgen op 8WEEKLY

Op 8WEEKLY hebben we in het verleden al meer aandacht besteed aan Belgisch talent. Zo zagen we vorig jaar Begijn Le Bleu Cameretten op overtuigende wijze winnen. Volgens de jury is hij “geen typetje, maar een karakter, subtiel en gedoseerd. Hij is een vertegenwoordiger van het Vlaamse cabaret-absurdisme, die onderstreept dat die bron nog lang niet is opgedroogd.” Ook vorig jaar zagen we op Hard Gelach de Britse Belg Agnew, die in 2003 het Leids Cabaret Festival won. Hij valt vooral op door zijn hoge tempo van spreken, en zijn hilarische imitaties van ondermeer Stevie Wonder. Tot slot interviewden we in 2004 de grappenmakers van MANMANMAN, die dat jaar bijkans alle Nederlandse festivals afstroopten. Ze waren van het begin af aan meer op de Nederlandse festivalpodia te zien, dan in België: “Eigenlijk waren dat voor ons try-outs van onze liedjes en sketches. In Vlaanderen hebben we bijna geen podia om ruw materiaal uit te testen, dus hop! naar Nederland.”