Brouwers’ aangrijpende roman uit 2014 over het seksueel misbruik op een jongenspensionaat in de jaren vijftig is beklemmend. De kracht van de roman is dat Brouwers schrijfstijl even benauwend is als de sfeer die op het pensionaat hangt. Met aangrijpende beelden en broeierige zinnen doopt Brouwers de lezer onder in het universum van het pensionaat, met al zijn gangen en achterkamertjes, waarin de meeste broeders ontucht plegen met de jongens.
Niet alle broeders doen dat. De twijfelende buitenstaander Bonaventura (in het stuk gespeeld door Aus Greidanus), ziet met lede ogen aan hoe de medebroeders, met Mansuetus (Bart Slegers) als grootste smeerlap, de leerlingen onder het mom van ‘tucht en orde’ misbruiken. Als Bonaventura de jonge weduwe Patricia (Maria Kraakman) ontmoet en op haar verliefd wordt, raakt hij steeds meer in existentiële twijfel: moet hij het pensionaat verlaten, of moet hij blijven om de jongens, op wie hij ook gesteld is, te beschermen?
De rijkdom van Brouwers’ taal
Deze toneelbewerking blijft op veel vlakken dicht bij de roman. Jibbe Willems, die de roman tot script heeft bewerkt, laat veel passages – niet alleen de vurige beelden, maar ook de ironie en de humor van de roman – letterlijk terugkomen. Voor lezers van de roman is deze rijkdom van Brouwers’ prachtige taal een feest van herkenning.
Die taal, of de taal an sich, heeft echter wel een erg prominente rol. Misschien soms wel iets te prominent. In zulke gevallen worden handelingen uitgesproken, in plaats van uitgebeeld. Bonaventura observeert dan vooral. Hij loopt bijvoorbeeld niet, maar zégt dat hij loopt. Zeker voor mensen die de roman niet hebben gelezen, kan die rijkdom aan taal eerder als een overdaad ervan worden gezien, wat ten koste gaat van de spanning van, en de betrokkenheid met het stuk.
Veelzijdige functie van het toneel
Het is daarentegen mooi hoe Van Erp samen met scenograaf Andrew Lieberman de beklemming van de roman op het toneel brengt. Dat komt al naar voren in de esthetisch erg sterke openingsscène. De broeders zingen in het Latijn tot God. Hun gezang klinkt aanvankelijk uiterst kwetsbaar en devoot, maar wanneer de jongens Mark Freelink (Joep Paddenburg) en Wil van Lanschot (Achraf Koutet) in voetbaltenue verschijnen en met elkaar stoeien, ontstaat er craquelé in het vrome gedrag van de broeders. De nietsverhullende kleding van de jongens staat in seksueel contrast met de bedekkende pij van de broeders. Daar zijn de broeders zich maar al te goed van bewust…
Het decor is overigens geen pensionaat met allerlei krochten, maar een kille open ruimte. Vanaf de zijlijn kijkt iedere broeder vanachter zijn eigen raam op het toneel. Zij zien alles, zowel het gedrag van de leerlingen, dat ze graag als aanleiding nemen om hen te straffen, als elkaars wangedrag. Geen van hen doet daar echter iets tegen.
Tegelijkertijd staat het toneel, die ropen ruimte, ook symbool voor Bonaventura’s eigen binnenkamer. Dit verklaart wellicht de overdaad aan taal. Immers, Bonaventura’s observeert alles. De visualisering van Bonaventura’s psyche maakt Van Erp ook duidelijk door Patricia aanvankelijk als fysieke afwezige tegen Bonaventura te laten praten. In het klooster zijn vrouwen verboden, maar in gedachten laat Bonaventura haar stiekem toe. Ze luistert naar zijn verhalen, geeft commentaar op het gedrag van de medebroeders en spoort hem aan om zich te ontdoen van zijn verstikkende pij en bij haar te komen. Daar slaagt ze stukje bij beetje in.
Voor Bonaventura haar ontmoet, is zijn wereld somber en kil – zoals het toneel. Maar wanneer Maria Kraakman als Patricia het podium betreedt, wordt zijn leven kleurrijk. Dit wordt letterlijk uitgebeeld door de feestelijke achtergrondkleuren en dito muziek. Met Kraakmans komst als Patricia begint het ook in de zaal te bruisen. Waar het stuk tot dan toe wel erg kil en neerslachtig blijft, komt er nu wat meer leven in de brouwerij.
Sterk acteerwerk tegenover tamelijk vlakke bijfiguren
Kraakman speelt de gevatte, humoristische Patricia zonder problemen. Haar gewaagde opmerkingen staan in mooi contrast met de bedeesdheid van Aus Greidanus, die overigens overtuigt als Bonaventura. Hij zet de twijfel en hulpeloosheid van zijn personage treffend weer.
Ook de andere acteurs zetten hun rol sterk neer. Bart Slegers speelt de smerige Mansuetus erg krachtig. Die kracht komt aan het einde, wanneer Mansuetus zich op beestachtige wijze aan Mark Freelink vergrijpt, extra aangrijpend terug.
Het is alleen jammer dat sommige personages vooral als passant in het leven van Bonaventura fungeren. De relatie tussen Mark Freelink en Wil van Lanschot bijvoorbeeld wordt in dit stuk al meer als liefde neergezet, maar de uitwerking van die relatie komt nog niet dusdanig uit de verf om echt te beklijven. Zelfs Patricia, hoe humoristisch ook, blijft als personage tamelijk oppervlakkig. Haar emoties over Bonaventura’s besluiteloosheid komen nauwelijks aan bod. En dat terwijl zij stukje bij beetje Bonaventura’s binnenwereld openbreekt.
Esthetisch slot als loutering
Het is uiteindelijk dankzij haar dat Bonaventura het pensionaat (wederom letterlijk) de rug toekeert. In de slotscène, die zich afspeelt tijdens Pasen en die net als de openingsscène een esthetisch hoogtepunt is, roept Patricia, als een heilige Maria, vanaf het balkon in de zaal Bonaventura tot zich. Terwijl de andere broeders hypocriet hun vrome liederen zingen, kiest Bonaventura voor zijn bevrijding. Zo geeft Van Erp met deze toneelbewerking de symboliek van de roman sterk weer. Hij kaart niet alleen de misstanden in de katholieke kerk aan, maar laat ook zien dat er nog altijd hoop op loutering is.
Een verraderlijk spannende uitvoering
Hij ontnam Astrid haar dromen, haar toekomst en haar leven met zijn criminele activiteiten en terreur. De herinneringen die Astrid Holleeder over haar broer Willem noteerde in Judas, een familiekroniek (2016), worden nu op de toneelvloer leven in geblazen door Renée Fokker (Astrid), Margo Dames (zus Sonja), Trudy de Jong (moeder Stien) en Eva van de Wijdeven (dochter Sam, gefingeerde naam voor Astrids echte dochter Miljuschka Lola Witzenhausen). Het heftige relaas van Astrid wordt op beklemmende wijze neergezet en angst maakt zich meester van de toeschouwer.
De Amsterdamse crimineel Willem Holleeder stak al op vroege leeftijd zijn Neus in andermans criminele zaken. Hij werd beroemd door de ontvoering van biermagnaat Freddy Heineken en diens chauffeur Ab Doderer, waarvoor hij elf jaar de cel in ging. In de gevangenis kwam Holleeder niet tot bezinning. Na zijn vrijlating in 1992 werkte hij zich op naar de criminele top van Amsterdam, kocht een deel van de Wallen en werd gelinkt aan drugshandel en afpersingspraktijken. In 2006 werd Holleeder opnieuw gearresteerd, ditmaal voor afpersing, en begon men te vermoeden dat hij iets te maken zou hebben met talloze liquidaties in de onderwereld. Het gewroet van buitenstaanders, zoals van die van de onderzoeksjournalist Peter R. de Vries, leverde hen herhaaldelijk doodsbedreigingen op. Na korte periodes van gevangenisstraffen, schreef Holleeder omstreeks 2012 wekelijks een column voor de Nieuwe Revu, was hij te gast bij Radio 538 en College Tour en bezongen door rapper Lange Frans. Dit leverde hem de naam ‘knuffelcrimineel’ op.
Knuffelcrimineel ontmaskerd
Een bijnaam die doet vermoeden dat er een zachtaardige kant schuilt in de man met de kwaadaardige bedoelingen. Dat wordt echter ontkracht door Astrid. Zo zegt haar vertolkster Renée Fokker in de voorstelling dat er in de buurt van zijn moeder Stien zo goed over hem wordt gesproken, omdat hij niet te beroerd is om de buurtbewoners een handje te helpen. Achter dat masker van ogenschijnlijke vriendelijkheid gaat volgens Astrid een ‘klootzak’ schuil die het leven van zijn resterende familieleden verziekt. Dag en nacht moeten zijn moeder en zussen paraat staan om hem telefonisch te woord te staan en hem naar afgelegen plekken te vervoeren, terwijl hij hen verkapte doodsbedreigingen stuurt. Zo ontvangt Sonja een geheimzinnig pakketje waarin een kogelvest zit. Al vanaf de eerste seconde dat Willem weer op vrije voeten is, is de angst en spanning zichtbaar onder de zussen. Astrid is het tevredenstellen van haar broer helemaal zat en zint op wraak. Ze zal én moet haar broer voor eens en altijd uit haar leven hebben. Levend, maar liever dood…
Symbolische doodskisten
In deze op waarheid beruste voorstelling – geënt op de twee boeken Judas en Dagboek van een getuige van Astrid Holleeder – is er niet alleen veel ruimte voor spanning, maar is er ook ruimte overgelaten voor humor. De grapjes komen vanuit de kant van de grofgebekte (over)grootmoeder Stien Holleeder. Gehuld in een panterprintje, staat ze met Amsterdamse tongval schunnige opmerkingen te scanderen. Dat stelt de lachspieren van het publiek gerust, die zichtbaar te lijden hebben onder een donderend geluidseffect dat steeds terugkeert. Dit betreft een onaangekondigde knal als van een pistoolschot, die op zo’n luid volume door de zaal heen dreunt dat het lijkt alsof het decor explodeert. Het moet het publiek duidelijk afschrikken, net als de doodskisten die als decorstukken over de vloer worden gerold. Bij de start van een nieuwe scene worden de kisten op (tafels met) wielen op het podium gereden. De toegevoegde waarde van de doodskisten kan op vele manieren geïnterpreteerd worden: staat iedere dood voor een liquidatie? Of staan ze symbool voor de zware ballast die op de schouders van Astrid drukt? Het maakt echter zichtbaar indruk; bij iedere geplaatste doodskist gaat er een huivering door de zaal.
Onzichtbaar aanwezig
Het gezelschap van deze voorstelling is klein doch krachtig. De vier actrices die deze voorstelling dragen, doen dat met bakken energie. Toch lijkt er iets te missen. Ja, de spil van het verhaal, de man waar het allemaal om draait, zal nooit de bühne betreden, maar dat is juist het mooie. Dat zonder de werkelijke, fysieke gestalte van Willem, toch voelbaar is hoeveel angst alleen al zijn stem – zijn telefonische aanwezigheid – creëert. Het ligt er waarschijnlijk aan dat er te veel geschiedenis aan deze voorstelling voorafgaat en dat leidt tot vele vragen en overpeinzingen aan de kant van de toeschouwers. We zien de psychologische worsteling van de moeder, de zussen en het nichtje van de crimineel, maar we zien te weinig van Willem – op enkele foto’s uit de oude doos na. De spelers kunnen niet de volledige betrokkenheid van de toeschouwers opeisen, omdat niet alle informatie wordt verstrekt. Er is geen duidelijk hier en nu, de gebeurtenissen uit het verleden, de acties van Willem worden niet in chronologische wijze benoemd in de scenes. De vraag is of dat ertoe doet, het lijkt echter meer te gaan om de impact die Willem heeft gehad op het leven van zijn zussen. Toch zou de zaal door de spelers iets meer door de voorstelling heen geleid mogen worden.
Leed krijgt gezicht
Bovenstaande neemt niet weg dat er in deze voorstelling zoveel kracht van de gesproken tekst uitgaat. De teksten alleen al, zonder de krachtige oratie van de actrices, bevatten zoveel diepgang. De herinneringen van Astrid, zo puur en helder na al die jaren, de paar woorden richting haar broer en de overpeinzingen van de vier actrices – allen raken je en laten inzien dat zij ook maar gewoon een familie zijn. ‘Sommige mensen krijgen kanker, wij hebben een leuke broer’, klinkt een ferme uitspraak van Astrid, wiens aandacht helemaal wordt opgeslokt door haar broer die constant belt. Dit tot grote ergernis van Sam: ‘”Jij redt je wel!” Gaat het daarom in het leven? Dat je het allemaal zelf moet redden?’. Door zulke uitspraken ontstijgt het toneelstuk af en toe zijn zeer specifieke context en verwordt het een meer algemene voorstelling over angst en leed. Het leed dat zoveel jaren achter gesloten deuren heeft gezeten, krijgt nu eindelijk zijn podium.
Judas - Senf Theaterpartners
Misschien ook iets voor u
Liefde volgens het boekje
Iedereen wil gelukkig worden in de liefde, maar hoe pak je dat aan? Vriendinnen en ervaringsdeskundigen Margo den Ouden en Rinke Verkerk geven in De ware worden advies.
Den Ouden werkt als communicatiemanager, model en is oprichter van start-up 46 dresses. Verkerk is als journalist werkzaam voor onder andere de Volkskrant, Elsevier en het VARA-programma Rambam. Hoewel de schrijvers nog jong zijn, respectievelijk 33 en 28, hebben ze genoeg ervaring om een boek mee te vullen. Ze behandelen dan ook alle fasen van relaties, van daten tot huisje-boompje-beestje en alles daar tussenin. De vriendinnen vertellen onomwonden over hun dieptepunten, toen ze ongelukkig in een hotelkamer eindigden en wisten dat ze het roer om moesten gooien. Maar ze schrijven ook openhartig over hoe ze hun ware liefdes ontmoetten en hoe die relaties zich ontpopten tot gelukkige huwelijken.
Eerstehands ervaringen
Ergens is het verfrissend dat Den Ouden en Verkerk uit hun eigen ervaringen putten. Waar zelfhulpboeken hun onderwerpen doorgaans met iets meer afstand benaderen, doet De ware worden aan alsof twee vriendinnen hun liefdesleven met je bespreken. Het is nobel dat ze hun ziel en zaligheid op tafel durven te leggen. Zo schromen ze er niet voor te vertellen over exen met losse handjes of slippertjes die ze maakten met mannen die al bezet zijn.
Het probleem van De ware worden zit ‘m dan ook niet zozeer in het feit dat Den Ouden en Verkerk zo veel met de lezer delen. Wat stoort is de framing. Zo vertelt Verkerk aan de hand van haar eerste weken met Job, de man met wie ze uiteindelijk zal trouwen, hoe je een goede man kunt herkennen (hint: hij is geen deurmat). Job is ongetwijfeld een fantastische vent, maar dat neemt niet weg dat haar observaties gekleurd zijn en de zoetsappigheid er soms vanaf druipt. Dit is het gevaar wanneer de schrijver uit eigen liefdeservaringen put: als lezer kun je je het derde wiel aan de wagen gaan voelen.
Zoutloos
Zoetsappigheid is sowieso iets waar je tegen moet kunnen wanneer je aan De ware worden begint. Het boek heeft een hoog en-ze-leefden-nog-lang-en-gelukkig-gehalte, wat Den Ouden en Verkerk absoluut gegund is, maar wat voor henzelf een stuk boeiender is dan voor de lezer. De anekdotes nemen vaak de overhand en staan niet altijd in dienst van de les die ze willen overdragen aan de lezers.
De ware worden biedt op zijn best wat bruikbare tips voor hen die zoekende zijn in de liefde. Hiervoor moet je je wel worstelen door een brei aan relevante en minder relevante verhalen. En geen acute jeuk krijgen wanneer je als lezer wordt aangesproken met ‘weergaloze jij’, zoals de dames in hun nawoord (nee: betoog voor het huwelijk) doen.
De ware worden
Schrijver: Margo den Ouden en Rinke VerkerkUitgever: Nieuw Amsterdam
Prijs: 19,99
Bladzijden: 254
ISBN: 9789046824177
Misschien ook iets voor u
De werkelijkheid van de ziel
Dat de Noorse schrijver Knausgård wat op heeft met beeldende kunst weten we onder meer uit zijn boeken over de seizoenen. Hierin laat Knausgård zijn gedachten gaan over kunst. In Zoveel verlangen op zo’n klein oppervlak schrijft hij over Edvard Munch en diens schilderijen.
Hij schrijft onder meer over het werk van zijn landgenoot Edvard Munch (in: Zomer, 5 juni 2016). Hij nam, schrijft de auteur daar, ‘steeds meer afstand van de werkelijkheid (…) en kwam steeds dichter bij een andere werkelijkheid, die je met grote woorden de werkelijkheid van de ziel in de wereld kunt noemen.’ Dat is de wetenschap dat ‘de mens zwak is en gebrekkig, zoals een bevroren rietstengel’.
Of het dankzij zulke fraaie inzichten is of niet; een jaar na het verschijnen van Zomer stelt Knausgård op verzoek van het Munchmuseum in Oslo de tentoonstelling Naar het bos – Knausgård over Munch samen, met minder bekend werk van Munch. Hiermee tilt hij hem boven het fin-de-siècle uit dat Munch maar al te vaak aankleeft.
Uiterlijk en innerlijk
Zoveel verlangen op zo’n klein oppervlak bestaat uit drie delen en is evenwichtig opgebouwd. In het eerste deel gaat Knausgård in op het vroege werk van Munch. De periode waarin deze werd beïnvloed door ‘Dostojevski’s onverbloemde schilderingen van het uiterlijk, gezien door of getemperd door het innerlijk’. Het schilderij is voor Munch – net als de literatuur bij Knausgård – een medium waarop of waarin zowel innerlijke conflicten worden vastgelegd als een middel waaraan vrede en vreugde wordt beleefd. Munch schildert altijd de schoonheid of de charme van kleine dingen, zoals Knausgård het alledaagse tot in detail beschrijft en zijn eigen gevoelens tot in de kleinste finesses fileert.
De auteur weet dat Munch was getekend door angsten en geeft toe dat hij die in zijn interpretatie overneemt omdat ze ook hem vertrouwd zijn. Interpretaties waar je soms ook vraagtekens bij kunt zetten, zoals: ‘In Munchs schilderwereld [van De stem, EvS] zijn de bomen en het verticale (….) mannelijke grootheden, en de zee het horizontale vrouwelijke.’ Knausgård is zich hier overigens van bewust, maar ontkent dat het louter een seksistische interpretatie is. Het is volgens hem ‘complexer dan dat’, namelijk een dwang.
Zelfportret
Het tweede deel van het boek begint met een sneeuwlandschap dat Munch in 1906 in Thüringen schilderde. Het doek is afgebeeld, maar dat geldt lang niet voor alle werken die Knausgård bespreekt; je zou eigenlijk een boek met afbeeldingen van Munchs schilderijen en tekeningen ernaast moeten leggen. Knausgård zag het toen hij negentien jaar was, ‘en de eenzaamheid in het schilderij was oneindig’. Het is een eenzaamheid die alleen maakt, terwijl de eenzaamheid die de illustraties van Anna Bjerger in Knausgårds boek Lente uitdrukte, een soort eenzaamheid is waarin je kunt verdwijnen en die, zoals ze zelf aan de auteur mailde, ‘vaak mild’ is.
In dit deel gaat de auteur ook in op de opzet die hij in Oslo voor ogen had. Vier zalen moeten tezamen een verhaal vormen, zowel dat van Munch als van Knausgård. In die zin is het ook, zoals al het werk van de Noorse schrijver, een zelfportret. Maar wel een die boven het allerindividueelste uitstijgt.
Onze blik
De cirkel is rond: bezocht Knausgård ooit de kamer waar Munch is geboren, aan het eind van het boek bezoekt hij samen met de filmer Joachim Trier het huis in Åsgårdstrand waar Munch stierf. Het boek eindigt met het feit dat Knausgård een tekening uit 1904 van Munch koopt (Vrouwenhoofd) en stelt ‘dat alles wat in dit boek werd gedacht en geschreven, zijn betekenis verliest zodra onze blik het doek ontmoet’.
In Zoveel verlangen op zo’n klein oppervlak, in een vlot lopende vertaling van Sofie Maertens en Michiel Vanhee, geeft Knausgård, die behalve literatuurwetenschap ook kunstgeschiedenis studeerde, een mooie, herkenbare aanvulling op zijn bekende, andere boeken. Hij vindt een beeld van Munch als een door louter het innerlijke zielenroerselen, dromen, dood of seksualiteit gegrepen kunstenaar te beperkt. Vandaar dat hij ook de nadruk legt op bijvoorbeeld een sneeuwlandschap uit 1906.
Zoveel verlangen op zo'n klein oppervlak
Schrijver: Karl Ove KnausgårdUitgever: Athenaeum
Prijs: 27,50
Bladzijden: 256
ISBN: 978 90 253 0900 8
Misschien ook iets voor u
Mogelijke Plaat van het jaar!
Er zijn van die albums waar je als liefhebber reikhalzend naar uitkijkt. Zo’n album is deze nieuwe plaat van Malford Milligan. Al sinds het optreden in Het Rozenknopje in Eindhoven op 28 juni van dit jaar, zit ik op het puntje van mijn stoel. Milligan speelde daar met Jack Hustinx een groot deel van de liedjes van dit album.
Malford Milligan mag je gerust een blanke soulzanger noemen. Zoals hij in juni zijn hart uit zijn lijf zong, is maar weinigen gegeven. De liedjes die hij zong raakten het gehoor in de zaal diep in het hart. De emotie die Millagan voelde bij het zingen was van zijn gezicht af te lezen en straalde in diepe warmte van het podium.
Samenwerking met verleden
Het lange wachten sinds juni tot de dag van de release is beloond. Het album herbergt een pracht aan liedjes in de mooiste mengeling van Americana, Soul en Blues die je je maar kan wensen. Gevuld met veel liedjes van eigen hand maar ook met mooie covers. Sommige van die covers overstijgen de uitvoering van de oorspronkelijke artiest. En als je dat als muzikant weet te bereiken mag je van grote klasse heten.
Het album Life Will Humble You is een echte samenwerking tussen de Eindhovense Jack Hustinx en zijn in The Southern Aces verenigde muzikale vrienden uit diezelfde stad. De eerste samenwerking tussen Hustinx en Malford Milligan startte al zo’n twintig jaar geleden. Het album heeft ‘opgroeien en ouderworden’ en ‘hoe je dat beleeft’ als rode draad. Een aantal tracks zijn geschreven door Hustinx en Milligan samen. Sommige daarvan stonden al op het laatste album van Hustinx dat in 2015 verscheen. Het titelnummer ‘Life Will Humble You’ kennen we bijvoorbeeld al van dat album. De uitvoering van Milligan, met Hustinx in de begeleiding, doet het origineel van Hustinx zelf niet vergeten, maar verrijkt deze wel. Een terecht titelnummer dat verwijst naar de inhoud: het leven vormt ons immers tot wie we zijn geworden.
Prachtig
Het album telt een zestal covers die naadloos aansluiten op de zeven composities die Malford Milligan samen Jack Hustinx schreef en voelt daardoor als een volmaakte eenheid. Het album opent met ‘I’m Glad To Do It’ dat heel toepasselijk verhaalt over het delen van wat er in het leven reeds is gepasseerd. Dat zet de toon voor de rest van het album waar Milligan en zeker ook Hustinx de negatieve aspecten van het ouder worden bloot leggen. Sommige liedjes krijg je maar moeilijk uit je hoofd als ze gepasseerd zijn. Het aanstekelijke ‘Yo Yo’ geschreven door Stephen Brutun nestelt zich heel makkelijk in je hoofd. Het is overigens niet het enige lied dat van Brutun wordt gecoverd. Ook ‘Getting Over You’ vinden we terug op deze cd.
Het mooiste wordt voor het laatst bewaard. En is qua tekst ook een echte afsluiter. De compositie ‘Feel Like Going Home’ werd in 1973 geschreven door Charlie Rich. Een liedje over dood gaan en naar de schepper terugkeren. Op het album American Dry Goods & Groceries Outlaws & Legends van JW Roy werd dit liedje ook naar voren gebracht. Op dit album wordt het uitgevoerd als een duet met diezelfde JW Roy en op Life Will Humble You krijgt het daarmee misschien wel zijn definitieve uitvoering.
Live weet Milligan deze compositie misschien nog wel meer tot leven te wekken. Een waardige afsluiter van een album dat vele draaiuren zal gaan maken en misschien wel eens zou kunnen eindigen als album van het jaar 2018. In één woord prachtig!
Malford Milligan
Album: Life Will Humble YouLink: Royal Family Records
Misschien ook iets voor u
Voor u geselecteerd door de auteur:
Victory faalt door niet écht te falen
Victory is een ode aan glansrijk mislukken, maar durft niet echt te mislukken. Het taboedoorbrekende onderwerp is spannend, zeker voor jongeren, maar de theatraliteit is te overheersend om het gevaarlijk of kwetsbaar te maken. Deze performance laat vooral zien hoe moeilijk het is om falen in een theatrale vorm te zetten. Hoe kan je immers spreken over mislukkingen, als alles is vastgezet en gechoreografeerd?
Vallen en opstaan
Natuurlijk, je kunt demonstreren hoe een mislukking eruitziet, hoe je het dapper probeert te vermijden, en wat het mentaal met je doet als je de mist ingaat. Dat is dan ook wat dansers Yulia Kalinchenko, Kiyan Khoshoie, Serano Pinas, Katarzyna Sitarz en Marlon Penn doen. Op het podium zien we een pastelblauwe huiskamer waar zij de perfecte versies van zichzelf presenteren. In het donkere vlak buiten de kamer zijn ze naturel, maar in het volle licht van de kamer dansen ze met een vette glimlach en grootse bewegingen. Het is een vette knipoog naar de Facebook- en Instagramgeneratie in de zaal, die gewend is om zichzelf met een mooi filter op het internet te presenteren. In de dans wordt gespeeld met vallen en opstaan. De performers laten zich vallen of proberen tevergeefs op stoelen te zitten, staan weer op, en vallen weer. De Instaperfectie wil maar niet lukken.
Wat betekent falen?
Als je echt succesvol wil zijn en een betekenisvol leven wilt leiden, dan moet je wel falen, kondigt Kalinchenko aan. Maar wat betekent falen precies in deze voorstelling? Even is er een ‘onvoorzien’ technisch mankement, en staan de performers stil. Serano Pinas vraagt schuchter aan het publiek of ze het wel leuk vinden wat ze doen, en krijgt een schuchtere bevestiging terug. We moeten geloven dat de voorstelling even hapert en de performers uit hun rol stappen, maar het is duidelijk een zet van regisseur Cecilia Moisio. Hier gaat de voorstelling wringen. Het gaat over iets heel kwetsbaars: de angst om te mislukken, het even niet meer te weten. Die kwetsbaarheid wordt niet voelbaar. Dat ligt deels aan te nadrukkelijk en demonstratief spel van de performers en deels aan een dramaturgie waarin er niet echt iets wezenlijks op het spel staat.
Scenografie wint het van melodrama
In de tweede helft wordt de voorstelling grimmiger. Spelers dagen elkaar uit om intieme bekentenissen te doen waar ze zich voor schamen. Op een groot scherm zien we huilende gezichten en horen we, dikwijls in slecht verstaanbaar Engels, ontboezemingen van de vijf dansers. Het zou een mooi tegenwicht moeten zijn voor het eerste deel, maar ook hier overtuigen de spelers niet. Het is te melodramatisch om echt indruk te maken.
Wat wel indruk maakt, is een sterk samenspel tussen decor, licht en soundscape. Tegen het einde ‘botsen’ de performers herhaaldelijk tegen de felle neonlichten waar het speelvlak in gekaderd is. Daaronder speelt een opzwepende soundtrack van Marlon Penn. Het is een mooi visuele weergave van mensen die proberen, neervallen en weer proberen, maar niet genoeg om van Victory echt een triomf te maken.
Maas theater en dans, Cecilia Moisio en Hit Me Productions - Victory
Regie: Cecilia MoisioArtiest: Maas theater en dans, Cecilia Moisio en Hit Me Productions
Gezien op vrijdag 16 november 2018 in De Nieuwe Vorst, Tilburg
Nog te zien tot zaterdag 16 februari 2019
Misschien ook iets voor u
Koel verhaal warmt theaterzaal op
De illustere, duistere roman Van de koele meren des doods van Frederik van Eeden zit vol leed, angsten en bittere hoop. In de naturalistische roman uit 1900 hikt de aristocratische Hedwig Marga de Fontayne tegen haar noodlot aan. Een verhaal dat zo rijk is aan dramatiek en een aangrijpende karakterontwikkeling weergeeft, dat het uitermate geschikt is voor een toneelstuk. Regisseur Ger Thijs is de uitdaging aangegaan en heeft met zijn voorstelling recht gedaan aan het klassieke verhaal.
Met een haastige stem die veel verwarring verraadt, geeft Hedwig (Hanne Arendzen) het publiek een overzicht van haar tragische levensverhaal. Ze is op dat moment in een ziekenhuis in Parijs en vertelt de zuster (Ella van Drumpt) over haar lief en leed. Ze neemt de zaal mee naar het moment dat ze voor het eerst werd geconfronteerd met diepe angsten. Het moment waarop haar moeder overleed en die leegte al snel werd opgevuld door de huishoudhulp (Marliz van Til). Haar kille, zeer gelovige vader (Reinier Bulder) is erg streng naar zijn dochter toe, die er een meer vrijdenkende geest op nahoudt. Zoals de arme weesjongen Johan (Willem Voogd), die verderop in de straat woont en die Hedwig voor het eerst ontmoet bij het graf van haar moeder. De prille liefde die opbloeit, dooft al snel door de tussenkomst van Hedwigs neef Henry (Vincent Croiset) aan wie Hedwig haar ziel blootgeeft. Uit liefdesverdriet verspreidt Johan obscure tekeningen van Hedwig, waardoor Hedwigs reputatie niet meer te redden valt. Toch doet rechtenstudent Gerard (Tijn Doctor) een poging en redt haar als ‘de prins op het witte paard’ van vervelende belagers. Die benaming lijkt in eerste instantie te kloppen: als een ware gentleman behoedt Gerard zich over Hedwig en hij is de voornaamheid zelve. Tijdens de huwelijksnacht valt Hedwigs droom echter in duigen: al Gerards gepraat over de geestelijke liefde als enige liefde blijkt geen kletspraat. Hedwig, die smacht naar lust en begeerte, voelt zich tekortgedaan door haar echtgenoot. Als ze haar oude jeugdliefde Henry tegenkomt op een strandvakantie, beginnen de twijfels toe te slaan: moet ze met hem op de vlucht slaan om eindelijk gelukkig te worden?
Levensechte vertwijfeling
De diepe vertwijfeling die Hedwig doorstaat, heeft Arendzen levensecht weergegeven. Verward, snel afgeleid, kortademig en paniekerig spuwt ze iedere zin richting het publiek. De duistere klauwen van een depressie houden Hedwig in de greep en dat is zowel te horen als te zien. Arendzen zwiert over de toneelvloer, gilt, valt, ligt voluit op de grond en staat met wiebelige benen te springen en te wijzen. Haar personage verwacht zoveel meer van het leven, verliest zichzelf telkens weer en is constant zoekende. De chaos die Hedwig creëert binnen haar eigen leven, wordt niet door het spel van Arendzen vergroot tot aanstellerij. Integendeel, Hedwig is in dit toneelstuk de oprechte belichaming van een depressie. Ze wordt gediagnosticeerd als ‘ziek’, maar een verlichtende remedie – die mensen in de 21ste eeuw vinden in antidepressiva – is niet voorhanden.
Hedwig is duidelijk de spil in de voorstelling waar alles omheen draait. De overige karakters laten zien dat Hedwig iedere gebeurtenis zozeer aantrekt, dat het gat waarin ze dreigt te vallen steeds groter wordt. Doordat ze keer op keer verkeerd wordt begrepen of helemaal niet wordt begrepen, worden alle denkbeeldige ruiten in Hedwigs hoofd kapotgeslagen. Mensen met een depressie zouden zich hier wellicht in kunnen vinden: het gevoel dat je anderen niet kunt vertellen hoe het is om ronddolende kwelgeesten in je hoofd te hebben en om te voelen hoe alles donker om je heen kan worden. In Hedwig herkennen we het beklemmende gevoel dat zich van zoveel mensen in de maatschappij eigen maakt, het niet meer kunnen zien van een uitweg en toch – vallend en dan weer opstaand – trachten die te vinden. Het is kortom een aangrijpend, heftig toneelstuk dat door de grauwe inhoud niet voor iedereen is weggelegd. Het is geen toneelstuk waarin humor de boventoon voert.
Te karig?
Hoewel het spel adembenemend is om naar te kijken, vormen niet alle aanwezige onderdelen een harmonieus geheel. Zo is er gekozen voor een sober en praktisch decor, wat het toneelstuk in het begin haast ‘armoedig’ maakt. Dat krenterige gevoel blijft hangen . Dat komt enerzijds door de keuze van een klein gezelschap aan spelers en het sobere decor en anderzijds door de opbouw van het toneelstuk en de afwisseling in emotie. De voorstelling kent een behoorlijk trage start, die zeker iets meer energie had mogen hebben, aangezien het verdere verloop van de voorstelling zo’n nasleep krijgt door de tragiek. Het is prettig dat de voorstelling na de inleidende scenes zo’n rap tempo krijgt. Daardoor blijf je constant geboeid. Toch begint het gepraat van Hedwig steeds meer iets klagerigs te krijgen en lijken we toeschouwers te worden van een zich eindeloos herhalende cyclus. Dat ligt ook aan de manier waarop Arendzen acteert: iedere keer zet ze een bibberende stem op die dreigt over te slaan.
Een indrukwekkende voorstelling is het zeker en angstaanjagend herkenbaar voor de hedendaagse samenleving. Het spel is uitmuntend, kent een vlotte vaart en grijpt je bij de keel. Na deze voorstelling ga je hopelijk niet met doemgedachten, maar met positieve overpeinzingen naar huis.
Van de koele meren des doods – Hummelinck Stuurman Theaterbureau
Regie: Ger ThijsGezien op dinsdag 13 november 2018 in Stadsschouwburg, Nijmegen
Nog te zien tot woensdag 09 januari 2019
Misschien ook iets voor u
Wolf in schaapskleren?
In de psychologische thriller Beast gaat het niet zozeer om wie wat gedaan heeft. Nee, in het speelfilmdebuut van Michael Pearce gaat het om een intrigerende studie van een complexe relatie waarin een liefdesstel de eigen (morele) grenzen verkent.
Regisseur Michael Pearce werd geboren op het Britse Kanaaleiland Jersey en grijpt in zijn debuutfilm terug op een oude strafzaak. Een psychopaat liet kinderen verdwijnen terwijl zijn vrouw dacht dat hij een brave huisvader was. Pearce gebruikt dit gegeven losjes om een beeld te schetsen van een gesloten eilandgemeenschap waarin iedereen zich verbergt achter maskers en niemand de ander echt goed leert kennen.
Buitenbeentjes
We leren het eiland kennen door de ogen van Moll, een jonge vrouw die nog bij haar ouders woont. De zorg voor haar dementerende vader combineert ze met een baantje als reisgids. Wanneer alle aandacht op haar verjaardagsfeest uitgaat naar haar zwangere zus neemt ze de benen. Als ze na de van drank doordrenkte nacht bijna wordt aangerand, schiet de mysterieuze en charismatische Pascal haar te hulp. De twee buitenbeentjes vallen als een blok voor elkaar.
Wanneer de politie onderzoek doet naar een verdwenen meisje, verschaft Moll haar nieuwe liefde Pascal een alibi. Een agent waarschuwt haar voor haar nieuwe vriendje die al eerder in beeld was bij verdwijningen en ooit veroordeeld was voor de aanranding van een veertienjarige. Maar, de agent heeft ook een eigen agenda: hij wil Moll veroveren. De dorpelingen reageren zich ondertussen af op migranten, die het voorzien zouden hebben op hun dochters.
Onderhuidse spanningen
Moll vertrouwt Pascal niet, maar wordt aangetrokken door zijn drang naar vrijheid en zijn non-conformistische levensstijl. Omdat ze zelf ook een gewelddadig geheim verbergt, zijn zij en Pascal misschien wel geestverwanten. Haar familie moet helemaal niets hebben van de nieuwe verkering, waardoor Moll wordt buitengesloten en ze vervreemdt van de lokale bevolking.
De onderhuidse spanning in Beast loopt hoog op en regisseur Pearce maakt visueel sterk gebruik van de prachtige eilandlocaties. Beast laat zich goed bekijken als een duister sprookje. Is de stropende Pascal misschien een wolf in schaapskleren en is de roodharige Moll wel zo’n onschuldig Roodkapje?
De film wordt gedragen door de jonge Ierse actrice Jessie Buckley die een heel palet – van subtiel tot barok – aan emoties beheerst. Een geweldige ontdekking in deze beklemmende en mysterieuze thriller waarin ieder mens een beetje beest is.
Beast
Regie: Michael Pearceimdb: https://www.imdb.com/title/tt5628302/
Misschien ook iets voor u
Who the f… is die Alice?
Complete Unknown lijkt even een mysterieuze thriller te zijn in de stijl van Twilight Zone. Maar, de alternatieve werkelijkheid blijkt halverwege een alternatieve waarheid. Even intrigerend, maar minder spannend.
Tom denkt een leuke verjaardag te vieren met familie en bekenden wanneer een goede vriend ineens opduikt met de mooie biologe Alice aan zijn zijde. Regisseur Joshua Marston (Maria full of grace) bouwt het langzaam op, maar als kijker weten we al snel: er is iets met die Alice en Tom weet daar meer van.
Want who the f… is die Alice? Is ze een dubbelganger van een vrouw die Tom vroeger kende? Of ss het dezelfde vrouw met wie hij een relatie had en nu lijdt aan een ernstige vorm van geheugenverlies?
Filosofisch
De onthulling – klein spoileralert – is minder sciencefiction en meer filosofisch dan verwacht. Regisseur Marston confronteert de kijker met de vraag in hoeverre wij de baas zijn over onze identiteit. Kunnen we echt zelf bepalen wie we zelf zijn? Is het mogelijk om rigoureus een andere identiteit te kiezen; en daarbij alle banden met het verleden te verbreken?
Voor hoofdpersonage Tom is het een actuele kwestie. Zijn vrouw heeft net te horen gekregen dat zij een topfunctie kan krijgen aan de andere Amerikaanse kust. Tom zou zijn bestaande leven voor haar moeten opofferen, iets wat hij liever niet wil.
Slenterfilm
Na de onthulling van het geheim, ontplooit Complete Unknown zich in de tweede helft in een walking talkie. Een romantische slenterfilm in de stijl van Before sunrise/sunset waarbij de hoofdpersonen door een stad dwalen en het leven en de liefde doornemen. Dat verandert de toon van de film. Het is overigens geheel op het conto van de uitmuntende hoofdrolspelers Michael Shannon en Rachel Weisz te schrijven dat de gesprekken over identiteit en radicale keuzes niet verzanden in obligaat gebabbel.
Toch blijft Complete Unknown uiteindelijk teveel een gedachtenexperiment dat geen oog heeft voor praktische bezwaren. Je ID-kaart doorknippen en van verpleegster veranderen in universitair biologe klinkt aantrekkelijk. Er zijn dagen dat we dat allemaal wel zouden willen, al is het alleen maar als fantasie. Maar, in deze tijd van big data, is dat helaas een illusie. Dat stemt dan ook weer somber.
Complete Unknown
Regie: Joshua Marstonimdb: https://www.imdb.com/title/tt4230700
Misschien ook iets voor u
Verstikkende vertelling over misbruik in de katholieke kerk
In een korte tijd heeft regisseur Michiel van Erp al twee boekbewerkingen op zijn naam staan. Een paar maanden geleden maakte Van Erp tijdens het Nederlands Filmfestival veel indruk met Niemand in de stad, naar de roman van Philip Huff. Bij Internationaal Theater Amsterdam debuteert Van Erp als theaterregisseur met een toneelbewerking van Jeroen Brouwers’ bekroonde roman Het hout. En dat is geen eenvoudige klus.
Brouwers’ aangrijpende roman uit 2014 over het seksueel misbruik op een jongenspensionaat in de jaren vijftig is beklemmend. De kracht van de roman is dat Brouwers schrijfstijl even benauwend is als de sfeer die op het pensionaat hangt. Met aangrijpende beelden en broeierige zinnen doopt Brouwers de lezer onder in het universum van het pensionaat, met al zijn gangen en achterkamertjes, waarin de meeste broeders ontucht plegen met de jongens.
Niet alle broeders doen dat. De twijfelende buitenstaander Bonaventura (in het stuk gespeeld door Aus Greidanus), ziet met lede ogen aan hoe de medebroeders, met Mansuetus (Bart Slegers) als grootste smeerlap, de leerlingen onder het mom van ‘tucht en orde’ misbruiken. Als Bonaventura de jonge weduwe Patricia (Maria Kraakman) ontmoet en op haar verliefd wordt, raakt hij steeds meer in existentiële twijfel: moet hij het pensionaat verlaten, of moet hij blijven om de jongens, op wie hij ook gesteld is, te beschermen?
De rijkdom van Brouwers’ taal
Deze toneelbewerking blijft op veel vlakken dicht bij de roman. Jibbe Willems, die de roman tot script heeft bewerkt, laat veel passages – niet alleen de vurige beelden, maar ook de ironie en de humor van de roman – letterlijk terugkomen. Voor lezers van de roman is deze rijkdom van Brouwers’ prachtige taal een feest van herkenning.
Die taal, of de taal an sich, heeft echter wel een erg prominente rol. Misschien soms wel iets te prominent. In zulke gevallen worden handelingen uitgesproken, in plaats van uitgebeeld. Bonaventura observeert dan vooral. Hij loopt bijvoorbeeld niet, maar zégt dat hij loopt. Zeker voor mensen die de roman niet hebben gelezen, kan die rijkdom aan taal eerder als een overdaad ervan worden gezien, wat ten koste gaat van de spanning van, en de betrokkenheid met het stuk.
Veelzijdige functie van het toneel
Het is daarentegen mooi hoe Van Erp samen met scenograaf Andrew Lieberman de beklemming van de roman op het toneel brengt. Dat komt al naar voren in de esthetisch erg sterke openingsscène. De broeders zingen in het Latijn tot God. Hun gezang klinkt aanvankelijk uiterst kwetsbaar en devoot, maar wanneer de jongens Mark Freelink (Joep Paddenburg) en Wil van Lanschot (Achraf Koutet) in voetbaltenue verschijnen en met elkaar stoeien, ontstaat er craquelé in het vrome gedrag van de broeders. De nietsverhullende kleding van de jongens staat in seksueel contrast met de bedekkende pij van de broeders. Daar zijn de broeders zich maar al te goed van bewust…
Het decor is overigens geen pensionaat met allerlei krochten, maar een kille open ruimte. Vanaf de zijlijn kijkt iedere broeder vanachter zijn eigen raam op het toneel. Zij zien alles, zowel het gedrag van de leerlingen, dat ze graag als aanleiding nemen om hen te straffen, als elkaars wangedrag. Geen van hen doet daar echter iets tegen.
Tegelijkertijd staat het toneel, die ropen ruimte, ook symbool voor Bonaventura’s eigen binnenkamer. Dit verklaart wellicht de overdaad aan taal. Immers, Bonaventura’s observeert alles. De visualisering van Bonaventura’s psyche maakt Van Erp ook duidelijk door Patricia aanvankelijk als fysieke afwezige tegen Bonaventura te laten praten. In het klooster zijn vrouwen verboden, maar in gedachten laat Bonaventura haar stiekem toe. Ze luistert naar zijn verhalen, geeft commentaar op het gedrag van de medebroeders en spoort hem aan om zich te ontdoen van zijn verstikkende pij en bij haar te komen. Daar slaagt ze stukje bij beetje in.
Voor Bonaventura haar ontmoet, is zijn wereld somber en kil – zoals het toneel. Maar wanneer Maria Kraakman als Patricia het podium betreedt, wordt zijn leven kleurrijk. Dit wordt letterlijk uitgebeeld door de feestelijke achtergrondkleuren en dito muziek. Met Kraakmans komst als Patricia begint het ook in de zaal te bruisen. Waar het stuk tot dan toe wel erg kil en neerslachtig blijft, komt er nu wat meer leven in de brouwerij.
Sterk acteerwerk tegenover tamelijk vlakke bijfiguren
Kraakman speelt de gevatte, humoristische Patricia zonder problemen. Haar gewaagde opmerkingen staan in mooi contrast met de bedeesdheid van Aus Greidanus, die overigens overtuigt als Bonaventura. Hij zet de twijfel en hulpeloosheid van zijn personage treffend weer.
Ook de andere acteurs zetten hun rol sterk neer. Bart Slegers speelt de smerige Mansuetus erg krachtig. Die kracht komt aan het einde, wanneer Mansuetus zich op beestachtige wijze aan Mark Freelink vergrijpt, extra aangrijpend terug.
Het is alleen jammer dat sommige personages vooral als passant in het leven van Bonaventura fungeren. De relatie tussen Mark Freelink en Wil van Lanschot bijvoorbeeld wordt in dit stuk al meer als liefde neergezet, maar de uitwerking van die relatie komt nog niet dusdanig uit de verf om echt te beklijven. Zelfs Patricia, hoe humoristisch ook, blijft als personage tamelijk oppervlakkig. Haar emoties over Bonaventura’s besluiteloosheid komen nauwelijks aan bod. En dat terwijl zij stukje bij beetje Bonaventura’s binnenwereld openbreekt.
Esthetisch slot als loutering
Het is uiteindelijk dankzij haar dat Bonaventura het pensionaat (wederom letterlijk) de rug toekeert. In de slotscène, die zich afspeelt tijdens Pasen en die net als de openingsscène een esthetisch hoogtepunt is, roept Patricia, als een heilige Maria, vanaf het balkon in de zaal Bonaventura tot zich. Terwijl de andere broeders hypocriet hun vrome liederen zingen, kiest Bonaventura voor zijn bevrijding. Zo geeft Van Erp met deze toneelbewerking de symboliek van de roman sterk weer. Hij kaart niet alleen de misstanden in de katholieke kerk aan, maar laat ook zien dat er nog altijd hoop op loutering is.
Het Hout – Internationaal Theater Amsterdam
Misschien ook iets voor u
Klucht zolang het nog kan
Lotte de Beer behoudt in het prachtig vormgegeven Il Barbiere di Siviglia de bekende kluchterige toon, maar aan de randen knaagt een op handen zijnde revolutie.
De Nationale Opera brengt met Il Barbiere di Siviglia een van de beroemdste opera buffa’s (komische opera’s) op de planken. Regisseur Lotte de Beer toonde in onder meer The New Prince al haar hang naar visuele overdaad. Ook deze klassieker is vanaf het begin een lust voor het oog. De Nationale Opera zou echter De Nationale Opera niet zijn als er onder al die beeldenpracht niet iets zou wringen.
Oogkleppen
Foto: Marco Borggreve
Rossini’s vroege meesterwerk – hij schreef de opera op zijn 24ste – is gebaseerd op de komedie Le Barbier de Séville ou la Précaution inutile van Pierre Beaumarchais uit 1772. In dit verhaal probeert graaf Almaviva (René Barbera) zijn geliefde Rosina (Nino Machiadze) te trouwen door in verschillende vermommingen het huis van haar voogd Bartolo (een briesende Misha Kiria) binnen te komen. Almaviva krijgt hierbij hulp van de titelheld, Figaro (Davide Luciano).
Rossini zag in het verhaal vooral een draaideurklucht die als vehikel diende om zijn virtuoze muzikale humor tentoon te spreiden. Het toneelstuk van Beaumarchais is echter ook een maatschappelijke satire waarin de geest van de Franse Revolutie al rondwaart. Beide kanten komen in De Beers regie aan bod. De kern van het verhaal is een traditionele opera buffa en speelt zich nog af binnen een overzichtelijk aristocratisch systeem (een levensgroot poppenhuis met meerdere kamers). Via de kiertjes sluipen anonieme sansculotten het huis binnen. Hebben de personages wel door dat hun huis wordt leeggeroofd?
Overdadige onvrijheid
Foto: Marco Borggreve
Producties van De Nationale Opera blinken vaker uit in imposante decors en kostuums, maar ontwerper Julian Crouch steelt hier de show vanaf de ouverture. Hij schotelt ons een parade voor van dansende taarten en cupcakes, maar ook van herderinnetjes en – iets minder zoet – onthoofde vijanden van de revolutie. Via een stijl die duidelijk geïnspireerd is op de 18de eeuw, maar ontegenzeggelijk modern is, laat hij al in de eerste minuten zien dat er hier sprake is van een systeem van exorbitante weelde en tegelijkertijd, zeker in het geval van Rosina, een gebrek aan vrijheid.
De Beer vertelt tegelijkertijd Rossini’s en Beaumarchais’ Barbier van Sevilla. Beide perspectieven zetten het andere weer in een nieuw daglicht. Een enkele keer komt de focus in het gedrang, met chaos tot gevolg. Tegelijkertijd zit er in die chaos misschien wel de belangrijkste les van de voorstelling: juist in die verwarrende momenten is het noodzaak goed om je heen te blijven kijken. De personages zijn te zeer bezig met hun eigen verwikkelingen en hebben niet door dat er gewelddadig aan de stoelpoten van hun gezag wordt gezaagd. Is het een waarschuwing aan een bezadigd operapubliek? Hoe het ook zij, hou je hoofd erbij, de revolutie is onomkeerbaar.
De Nationale Opera - Il Barbiere di Siviglia
Regie: Lotte de BeerArtiest: De Nationale Opera
Gezien op zaterdag 10 november 2018 in Nationale Opera en Ballet, Amsterdam
Nog te zien tot zondag 02 december 2018
Misschien ook iets voor u