Film / Films

Besmettelijke nieuwsgierigheid

recensie: Capote

.

~

Capote wijkt af van de gemiddelde biopic, omdat de film niet de gehele carrière, maar een specifieke periode in het leven van Truman Capote belicht, namelijk de periode waarin hij zijn inmiddels wereldberoemde boek In Cold Blood schreef. In November 1959 leest Truman Capote een artikeltje in de krant over een viervoudige moord in het dorpje Holcomb, Kansas. Hij besluit voor The New Yorker te gaan schrijven over de situatie in Holcomb na de schokkende gebeurtenis. Samen met zijn jeugdvriendin en collega-schrijfster Nelle Harper Lee vertrekt hij naar Kansas. Langzamerhand weten de twee het vertrouwen van een aantal sleutelfiguren in de moordzaak te winnen, waardoor ze exclusieve informatie kunnen bemachtigen. De moordenaars zouden in eerste instantie geen onderwerp van het artikel zijn, maar zodra Capote kennismaakt met de twee mannen verandert dit. Hij wil hierna niets liever dan achterhalen waarom ze een familie omgebracht hebben. Capote besluit zijn artikel uit te breiden tot een roman, een van de eerste non-fiction novels in de geschiedenis van de literatuur. Deze beslissing zal zijn leven voorgoed veranderen.

Charismatische schrijver

In Capote wordt er weinig aandacht besteed aan de daadwerkelijke moorden en gaat alle aandacht naar de persoon Truman Capote en de manier waarop In Cold Blood zijn leven heeft beïnvloed. Capote blijkt een ingewikkeld en interessant persoon te zijn, die aan het einde van de film nog steeds niet volledig te doorgronden is. Philip Seymour Hoffman kroop in de huid van de charismatische schrijver en zette hem neer als een intelligente, egocentrische en veelzijdige persoonlijkheid met een controversieel gevoel voor humor. Dit lijkt een afweermechanisme tegen de vooroordelen die men over hem heeft op basis van zijn vreemde stemgeluid en overduidelijke homoseksualiteit. Capote deinst er niet voor terug om mensen te manipuleren en vaak onthult hij iets persoonlijks om er informatie voor terug te krijgen. Voor een goed verhaal heeft hij veel over; zijn nieuwsgierigheid blijkt keer op keer sterker te zijn dan zijn angst en geweten. Hij lijkt zelfverzekerd, maar vraagt constant om aandacht en bevestiging. Het feit dat er van Capote geen eenduidig beeld geschetst wordt, maakt de film interessant.

Ingetogen

~

Van opvallende cinematografie, overdonderend geluid of een ingewikkeld plot moet deze film het niet hebben. Het geluid valt soms juist op door afwezigheid; eventuele muziek is heel subtiel en fungeert vaak als een opmaat voor dramatische momenten, waardoor een korte explosie van geluid in de scène extra doordringend is. Het kleurgebruik is vrij natuurlijk, behoorlijk sober en vrij donker en de panoramashots van de weidse vlakten van Kansas zijn een lust voor het oog. De ingetogen manier waarop het verhaal verbeeld wordt, zorgt ervoor dat alle aandacht op de prestaties van de acteurs komt te liggen. Zij moeten de film dragen en gelukkig kunnen ze dat. Vooral Hoffman laat geen steekje vallen en lijkt zich schijnbaar moeiteloos het hoge stemmetje, de gebaren en zenuwtrekjes van Truman Capote eigen gemaakt te hebben. Door spaarzame dialogen moet hij veel uitdrukken met zijn houding, mimiek en ogen. Blikken lijken even belangrijk als woorden; door de vele close-ups krijgen we het gevoel heel dicht bij de personages te komen, waardoor het gevoel zich opdringt dat ons een stiekeme blik wordt gegund op gebeurtenissen waar we eigenlijk geen getuige van mogen zijn. De hoofdrolspelers laten zelfs bij dramatische gebeurtenissen vooral subtiele gezichtsuitdrukkingen zien, wat dit intieme gevoel versterkt.

Vragen

Wat Capote ook tot een bijzondere biopic maakt, is de kritische houding ten opzichte van het hoofdkarakter. In films als Ali en Ray worden zo nu en dan ook de mindere kanten van de hoofdpersonen getoond, maar uiteindelijk worden deze toch neergezet als sympathieke legendes. In Capote is het minder duidelijk hoe de filmmakers willen dat je denkt over de hoofdpersoon. Truman Capotes nieuwsgierigheid is besmettelijk, maar roept ook veel vragen op. Hoe ver kun je gaan? Hoe behandel je een moordenaar die overduidelijk schuldig is, maar ook menselijk genoeg om je mee te kunnen identificeren? De antwoorden moet de kijker zelf invullen, waardoor Capote nog lang door het hoofd blijft spoken.

Muziek / Album

De definitieve naamsverandering

recensie: David Gilmour - On an Island

Pink Floyd; klinische pielmuziek of compositorische genialiteit? Deze boude vraag verwoordt een tegendraads gevoel dat al jaren in mij woedt. Om nog maar te zwijgen over de vraag waar deze band momenteel uit bestaat. Op beiden heb ik vorige week een klip en klaar antwoord gekregen. Want toen kwam On an Island uit, de derde soloplaat van Gilmour. David Gilmour ís Pink Floyd. En hij maakt nog steeds magistrale, klinische pielmuziek.

Gilmour is één van de beste en meest karakteristieke gitaristen van de wereld. Punt. Geen discussie over mogelijk. De langgerekte, welbekende symfonische en psychedelische solonoten. Dat heldere snerpende distortiongeluid zonder kraakjes. Het klinkt werkelijk fantastisch. Maar die oeverloze perfectie leverde hem minstens zoveel vijanden op. Die vinden het allemaal maar saaie gitaarsolomuziek.

~

En die zang van Gilmour? Tja, vroeger luisterde ik eerlijk gezegd veel liever naar Roger Waters. Maar die tijd is na die eenmalige reünie van de band tijdens Live8 wel voorbij. Waters’ stem stelde daar weinig meer voor. Daardoor stel ik vandaag de dag: Gilmour is Pink Floyd. En andersom. Tegenwoordig plakt de man alleen geen Pink Floyd-label meer op z’n uitgebrachte werk. Na A Momentary Lapse of Reason (1987) en The Division Bell (1994), beiden voor het overgrote deel gevuld met Gilmour-werk, zet hij onder dezelfde soort van muziek nu zijn eigen naam. Want Pink Floyd is definief voorbij, zeker gezien de laatste reünie tijdens Live8. Want daar bleek de sinds mensenheugenins durende vete tussen Waters en Gilmour nog steeds niet opgelost. Er kon geen lachje van af toen ze naast elkaar stonden.

Dé gitaar

Het instrumentale Castellorizon is het eerste nummer van On an Island, dat overigens mede werd geproduceerd door Phil Manzanera van Roxy Music en Chris Thomas: het zijn de sfeervolle, filmische klanken die zich samenmengen tot een mooie opbouw. Richard Wrights hammond orgel ronkt als vroeger. Dan na twee minuten: dé gitaar. Het nummer vloeit vervolgens mooi over in de titeltrack die ook als single gedoopt is. Het eerste dat daar opvalt, is dat er veel aandacht aan de zang is besteed. Voor het nummer On an Island riep Gilmour de hulp in van het achtergrondkoor David Crosby en Graham Nash. In The Blue, waarvoor Polly Samson, Gilmours vrouw, de tekst schreef, soleert Gilmour zeer geraffineerd met een octaver-effect. Toegegeven, dit nummer heeft een buitengewoon saaie drumbegeleiding. Heel veel songs op dit album trouwens. Even wenste je dat Nick Mason ingehuurd was. Hij zou zich er niet zo gemakkelijk van afgemaakt hebben. Maar goed, dan had de band net zo goed weer Pink Floyd kunnen heten, zal Gilmour gedacht hebben.

De zanglijn van Take a Breath doet, inclusief het gebruikte effect, denken aan The Dogs of War. Gilmours slide in Smile, klonk sinds Seamus op het Pink Floyd-album Echoes niet meer zo mooi. Red Sky at Night is een instrumentaal nummer dat de sfeer van de Syd Barrett-eerbetoon Shine on You Crazy Diamond ademt. De sax wordt door de meester zelf gespeeld.

Bij Then I close my eyes sluit ik eerbiedig m’n ogen. Ik besef me dan meteen dat er twee werelden zijn die nooit samenkomen; de Pink Floyd-haters en de Pink Floyd-liefhebbers. Ja, Gilmours derde klinkt een beetje degelijk en een beetje cheasy. Maar hier is onmiskenbaar een meester aan het werk. Die op zijn zestigste nog zin heeft om een verrassend divers album uit te brengen. En daar verblijdt hij sowieso een hele grote schare Pink Floyd-fans mee. Hoe klinisch die pielmuziek ook klinkt.

Film / Achtergrond
special: Een interview met Adri Schrover

Tussen sprookje en archief

.

Adri Schrover
Adri Schrover

In Het zwijgen draait het om een moordlied dat in het begin van de twintigste eeuw in Drenthe werd gezongen. Dit soort moordliederen werden toen, bij gebrek aan kranten, televisie en radio, van deur tot deur voor een cent voorgezongen. Zo bleef men op de hoogte van de nieuwste misdaden op de Drentse veengronden. Het moordlied uit de film bezingt een onopgeloste drievoudige moord in Koekange. In 1909 werd daar op de heide veehandelaar Bakker, zijn huishoudster en een schaapherder vermoord.

Originele tekst

De muziek speelt een belangrijke rol in Het zwijgen en is speciaal voor de film gecomponeerd. “Het moordlied waar onze film over gaat is een bestaand lied. Het originele liedblad ligt ook echt in het Meertens Instituut. We hebben de originele tekst van het lied gebruikt, alleen het laatste stuk hebben we zelf bedacht. De moordliederen werden vroeger op hele eenvoudige wijsjes gezongen, altijd-is-kortjakje-ziek-melodietjes. Dat werkt natuurlijk niet in een film waar het lied zo’n belangrijke plek inneemt. Daarom hebben we Ferry Heine van de band de Kift gevraagd om de muziek voor het moordlied te componeren.”

Archiefbeelden

Schrover werkte al eerder succesvol samen met De Kift. In 2003 maakte Schrover, toen nog in de hoedanigheid van cameraman, samen met André van der Hout de speelfilm De Arm van Jezus. De Kift was toen verantwoordelijk voor de filmmuziek en de bandleden speelden bovendien bijna alle rollen in de film. De arm van Jezus trok indertijd de aandacht door de grote rol van de muziek, maar ook door het opmerkelijke gebruik van archiefmateriaal, onder meer van de kolenindustrie en het vooroorlogse Rotterdam. “In De arm van Jezus werd een groot deel van het verhaal verteld door middel van archiefbeelden. In Het zwijgen hebben we ook archiefmateriaal gebruikt, maar veel minder. Deze keer hebben we het oude filmmateriaal vooral gebruikt om een sfeer neer te zetten en het spel met de tijd te versterken. De film speelt in het heden, maar gaat over het verleden. Archiefbeelden kunnen dan heel goed werken om de tijd tastbaar en voelbaar te maken. Daarnaast geeft dit soort beelden een documentair karakter. We laten bijvoorbeeld archiefbeelden van een begrafenis zien, die zeggen: ‘kijk maar daar is de kist, hij is dood, het is echt gebeurd'”.

Moord en Mythe

Scène uit Het zwijgen
Scène uit Het zwijgen

Het is ook allemaal echt gebeurd. De moord op veehandelaar Bakker, de vrouw en de herdersjongen. De moordenaar sneed hun kelen door en verdween. Maar wie was het? “Die puzzel is voor ons zeker niet het belangrijkste element. Het magische, het mysterieuze in de film; dat is waar het wat ons betreft om gaat. De wie-vraag zit er onder. De mythische elementen zijn er eigenlijk langzaam ingeslopen. Het is niet zo dat we vanaf het begin van plan waren een film te maken met mythische en sprookjesachtige elementen. Zo is de veerman er eigenlijk toevallig ingekomen. We deden mee met De Oversteek, een project van de VPRO en het Fonds voor de Film, waarin jonge filmmakers de kans krijgen een film te maken. Door De Oversteek kwamen we op de veerman, die met zijn pont heen en weer vaart tussen de twee oevers van een kanaal met aan de ene kant het dorp en aan de andere kant het kerkhof. Natuurlijk zit daar een verwijzing in naar de Griekse mythologie, maar die is er dus en passant in gekomen. Hiernaast zijn er al de sprookjes uit je jeugd, die toch ergens blijven hangen en die je kunt gebruiken voor een film. Ik geloof dat ik wel het meest van de sprookjes ben. André komt altijd met de archiefbeelden; de mythische, sprookjesachtige elementen zijn meer mijn inbreng.”

Samenwerking

Adri Schrover ontmoette André van der Hout jaren geleden bij Noorderlicht, het televisieprogramma over wetenschap van de VPRO. Het klikte meteen. Samen maakten ze verschillende films, zowel documentaires als speelfilms. Het zwijgen is de eerste film die ze helemaal samen hebben gemaakt. “André had jaren geleden een plan geschreven voor een documentaire over Drentse moordliederen. Maar tijdens de research stuitte hij op problemen. Er waren bijna geen mensen die de moordliederen nog kenden, het was simpelweg te lang geleden. Het plan verdween in de kast en pas jaren later hebben we het weer te voorschijn gehaald. Vanaf dat punt hebben we het hele script met z’n tweeën geschreven. Deels in Drenthe, waar we een paar weken een huisje hebben gehuurd. Het was er nogal Spartaans, een beetje zoals het huisje in de film, maar het werkte erg goed.”

De samenwerking tussen André van der Hout en Adri Schrover gaat überhaupt heel goed. “Als we ergens andere ideeën over hebben, voelt de uiteindelijke oplossing nooit als een compromis. Het wordt altijd beter. Daarnaast zijn we allebei op zoek naar dezelfde dingen. We willen een verhaal vertellen waar mensen echt helemaal in worden meegenomen. Een verhaal dat in het hoofd van de kijker gaat zitten. Zodat mensen in een soort droomtoestand in de bioscoop zitten.”

Het regisseren smaakt naar meer. En ook de samenwerking tussen Van der Hout en Schrover zal in de toekomst worden voortgezet. “We zijn nu bezig met een korte speelfilm, Het Zaad van Dennenbomen. Verder zeg ik er nog niets over.” Maar Schrover wil ook als cameraman blijven werken en andere projecten doen. “De regie is ontzettend leuk, maar nu ik zelf heb meegemaakt hoeveel er bij komt kijken, heb ik wel heel veel respect gekregen voor regisseurs. Aan de andere kant is het natuurlijk fantastisch om een film te regisseren. Je bedenkt alles zelf, die film is jouw droom. En als die droom wordt gerealiseerd dan voelt dat als een enorm privilege.”

Zie ook de recensie van Het zwijgen

Film / Films

Moord op de Drentse heide

recensie: Het zwijgen

.

Het zwijgen is de nieuwe film van André van der Hout en Adri Schrover. De twee werkten eerder samen aan De arm van Jezus, een film die in 2003 op het IFFR werd genomineerd voor de Tiger Award. In De arm van Jezus werd veelvuldig gebruik gemaakt van archiefbeelden en muziek, elementen die ook een prominente rol spelen in Het zwijgen. De oude opnames van de veenkolonies tonen een begrafenis, vrouwen die in witte gewaden dansen en dampende heidelandschappen waar hardwerkende arbeiders turf steken en bomen kappen. Een vervlogen tijd, die wordt teruggehaald en vervlochten met het heden. De archiefbeelden, afgewisseld met de prachtige shots van het Drenthe van nu, worden begeleid door de weemoedige klanken van het moordlied waar de film om draait.

Moordlied

~

Moordliederen werden in het vroeg twintigste-eeuwse Drenthe veelvuldig gezongen. Er werd veel gemoord in die tijd en bij gebrek aan radio, kranten en televisie, was het gezongen lied het medium om nieuws van deze gruweldaden te verspreiden. Het moordlied uit Het zwijgen vertelt van een nog altijd onopgeloste drievoudige moord bij het plaatsje Koekange op een schapenhandelaar, zijn huishoudster en een schaapherder. Wanneer Victor Dreisen, onderzoeker aan het Meertens Instituut in Amsterdam, vertrekt naar Koekange om in het oude huisje van zijn gestorven oom te trekken, raakt hij gefascineerd door het lied. Hij krijgt een verhouding met de schippersvrouw Geesje, die net als de andere dorpelingen meer van de moord weet dan ze wil loslaten. Vastbesloten het mysterie van de moord op te lossen, raakt Victor steeds dieper verwikkeld in het web dat de dorpelingen, de heide en de verraderlijke klanken van het lied om hem heen spinnen.

Mythisch

Het zwijgen is een film vol mythische symboliek. De veerman uit de film vertoont sterke gelijkenissen met de nurkse Charon en zijn rivier de Styx. Met zijn pont vormt de veerman de verbinding tussen enerzijds het dorp en het leven en anderzijds het kerkhof en de dood. Een andere verwijzing naar de Griekse mythologie is Geesje, de schippersvrouw, met haar schip de Sirene. Af en toe verdwijnt de Sirene met onbekende bestemming. Maar steeds duikt ze weer op, in de vaart bij het kerkhof, in de sluis, of langzaam voorbijglijdend langs het jaagpad. Aan het roer de zingende Geesje. Deze mythische beelden geven de film een diepere laag en versterken de ogenschijnlijke tijdloosheid van het verhaal. Want sommige personages uit de film lijken de wetten van de tijd aan hun laars te lappen. De herdersjongen die ten tijde van de moord leefde, zwerft nog steeds over de heide. En ook andere dorpelingen lijken niet vatbaar te zijn voor de tand des tijds. Zo wordt Het zwijgen een sprookjesachtige film.

~

Het nadeel van dit sprookjesachtige karakter zijn de vele personages die vooral een archetypische rol spelen en daarom nauwelijks tot leven komen. Voor een deel heeft dit ook te maken met de acteerprestaties van de cast, die niet altijd even overtuigend zijn. Susan Visser in de rol van Heleen, Victors assistente op het Meertens instituut, zet vooral een typetje neer en laat nergens een diepere emotie zien. Ook Vincent Croiset, in de rol van Victor Dreisen, stelt enigszins teleur. Gedurende het grootste deel van de film blijft hij vlak en afstandelijk. Potentieel gevaarlijke situaties treedt hij opgewekt en schijnbaar onbewogen tegemoet. Pas aan het eind van de film maakt deze distantie plaats voor mooi en gevoelig acteerwerk.

Geen thriller

Hoewel Het zwijgen werd aangekondigd als een whodunitmysterie en de film op papier alle kenmerken heeft van een meeslepende thriller, is Het zwijgen als film zeker meeslepend, maar absoluut geen thriller. Misschien is het vooral door de gematigde acteerprestaties dat de film niet echt spannend wordt. Of wellicht waren de makers er helemaal niet op uit een spannende film te maken. Misschien is Het zwijgen bovenal een sprookje, dat vertelt over het gevaar van graven in een afgesloten verleden. Of dit sprookje goed af loopt, valt te bezien. Ondanks de paar minpunten hebben de makers een prachtige film gemaakt; de muziek, het veen en het zwijgen blijven nog lang nazingen in je hoofd.

Lees ook het interview met regisseur Adri Schrover

Theater / Voorstelling

Forget the name Fame

recensie: Fame the musical

.

~

Vijf weken lang is de welbekende dansmusical Fame in Nederland te zien. En voor wie bang is dat er naar de vertaalde teksten door Martine Bijl geluisterd moet worden, is er goed nieuws: Fame wordt net als Grease, tweeëneenhalf jaar geleden, in het Engels opgevoerd. De reizende buitenlandse cast is tijdens deze Hollandse tournee aangevuld met een bekend gezicht: Barrie “Vooral doorgaan!” Stevens. In zijn blauwe trui vertolkt hij netjes de rol van dramadocent Mr. Myers. Voor Stevens, die we nog kennen als jurylid van de Soundmixshow, is dat geen ingewikkelde rol om te spelen. Hij is immers artistiek directeur van een musicalafdeling van een hogeschool in Tilburg en heeft geregeld contact met de studenten.

Geen vaart

Iedereen die aan deze musical deelneemt doet zijn best om de ingestudeerde danspasjes, platte grappen en teksten op tijd te laten zien of uit te spreken. Dat gaat iedereen wel goed af, maar gevoel komt er amper aan te pas. Daarbij komt ook nog eens dat na bijna elk liedje of scène even wordt gepauzeerd, zodat het publiek de tijd heeft om te klappen. Hierdoor mist deze musical de vaart die eigenlijk wel welkom is.

~

De acteurs zijn op hun best als zij als groep op het toneel staan. Zo enthousiast en gedreven als ze dan bezig zijn, zo ongepassioneerd en emotieloos komen ze over als ze een scène spelen met maar een paar mensen om zich heen en het dus echt aankomt op hun eigen acteerprestatie. De problemen van de studenten dringen daardoor niet tot je door, terwijl er in het verhaal wel heftige dingen gebeuren. Je kijkt wel, maar pas tijdens de grande finale ontwaak je uit een vage droom.

Talentvol?

Het verhaal van Fame heeft genoeg ingrediënten in zich om er een goede musical van te maken. Je ziet wel dat er over na is gedacht hoe je verschillende verhalen door elkaar kan weven en wie je wanneer prominent laat zien. Maar de regie van Stanislav Mosa laat te wensen over. Of zijn de studenten/acteurs toch niet zo talentvol als we denken? Die valse noten bijvoorbeeld zo nu en dan… Nee, die komen niet uit de gouden strotjes van een van de zangers; die zijn afkomstig van de violist. Op het podium wel te verstaan, en niet in de orkestbak. Of hoort het bij het spel, en was het juist de bedoeling dat de jongen als een echte student het vak nog moet leren?!

Fame the musical is nog tot en met 9 april in Nederland te zien. Klik hier voor een uitgebreide speellijst.

Boeken / Fictie

Dromen van een revolutie

recensie: Ismail Kadare – Het dromenpaleis

Dromen zijn misschien bedrog, maar daar kom je in het Tabir Serail maar beter niet mee aandraven. Dat dromenpaleis is het belangrijkste ministerie van het Ottomaanse rijk in Ismail Kadare’s gelijknamige roman. Hier analyseert een heel leger ambtenaren nauwgezet alle dromen van de onderdanen van het rijk. Die kunnen namelijk belangrijke aanwijzingen bevatten over geplande opstanden, staatsgrepen of andere gevaarlijke geheimen die het gezag van de staat ondermijnen.

Ismail Kadare kun je gerust de ontdekking van 2005 noemen. Hoewel hij in literaire kringen al langer als de grootste Albanese auteur stond aangeschreven, genoot hij nog maar weinig bekendheid bij het grotere publiek. Daar kwam echter afgelopen zomer verandering in, toen Kadare werd onderscheiden met de eerste Man Booker International Prize. De jury van die nieuwe internationale literatuurprijs prees de manier waarop de auteur in zijn romans de cultuur en politiek van zijn land wist te vatten, en beschreef hem als een nieuw baken in een literaire traditie die met Homeros begon. Zo’n auteur liet uitgeverij Van Gennep zich niet ontzeggen: meer dan tien jaar na de eerste druk ligt de Nederlandse versie van Het dromenpaleis, één van Kadare’s bekendste romans, opnieuw in de winkels.

Twee werelden

~

Kadare’s roman vertelt over de lotgevallen van Ebu Qerim, een telg uit de vermaarde Qyprilli-familie. Dat geslacht is de politieke tegenpool van de heersende Ottomaanse soeverein in het boek, maar achter de schermen heeft het de touwtjes nog altijd stevig in handen. Niemand verbaast zich dan ook over de blitzcarrière die Ebu Qerim maakt na zijn sollicitatie in het Tabir Serail. Enkel voor hemzelf gaat het allemaal wat snel. De selectie, en later ook de interpretatie van de interessantste dromen vergen zijn uiterste kracht, en weldra vervreemdt hij van de wereld rondom hem. Eerst ervaart hij dat als een positieve evolutie: vanuit zijn opwindende dromenrijk kijkt hij neer op de massa ambtenaren die dagelijks naar hun banale werk trekken. Op het einde van de roman slaat die stemming echter om. Ebu Qerim realiseert zich dat de echte wereld buiten de muren van het Tabir Serail ligt, en dat het dromenpaleis hem van de beste jaren van zijn leven heeft beroofd.

Aanklacht

Zoals het juryrapport van de Man Booker International Prize al deed vermoeden, is politiek in Het dromenpaleis nooit ver te zoeken. Er is niet veel fantasie voor nodig om het Tabir Serail te zien als een symbool voor elk totalitair regime dat het leven van zijn burgers tot in de kleinste details controleert. Ebu Qerim verdwaalt letterlijk in de doolhof van die macht, waar mensen met bedreigende dromen worden gefolterd en burgers met een noodlot voorzienende blik de ogen wordt uitgestoken. Geen wonder dat dit boek verboden werd in Albanië, dat ten tijde van de eerste verschijning zo’n twintig jaar geleden nog zuchtte onder een totalitair bewind.

Toch is Kadare’s aanklacht minder expliciet dan je zou verwachten. Ebu Qerim veroordeelt wel de terechtstelling van onschuldige burgers, maar stelt zich nooit vragen bij de extreme controle die de staat uitoefent op het leven van zijn onderdanen. Daarnaast blijft ook de precieze rol van het geslacht Qyprilli onduidelijk: de familie wordt dan wel in een volksepos bezongen, het is moeilijk te geloven dat haar leden zich in de hoogste politieke regionen kunnen ophouden zonder ooit hun handen vuil te maken. Hun machtsspelletjes blijven in de roman echter buiten beeld. En ten slotte is er nog het allegorische en historische karakter van het verhaal, dat volgens Kadare’s critici dient om een politieke stellingname te verdoezelen.

Een vrijblijvende roman is Het dromenpaleis zeker niet. Kadare slaagt erin op een unieke wijze een totalitair regime te portretteren, en de greep die het kan uitoefenen op de levens van zijn burgers. Het resultaat is een beklijvende politieke allegorie die bij momenten leest als een thriller. Net als Ebu Qerim komt de lezer terecht in de bevreemdende wereld van het Tabir Serail, en geen van beiden zullen ze die gemakkelijk kunnen achterlaten.

Theater / Voorstelling

Renee van Bavel: een chansonnière onderweg

recensie: Rood (Renee van Bavel)

Als cabaretière ging ze tijdens de finale van het Leids Cabaret Festival van 2002 de strijd aan met Javier Guzman en Wim Helsen. Maar met haar avondvullende voorstelling Rood laat Renee van Bavel vooral zien talent te hebben voor het zingen van gevoelige en vermakelijke liedjes. Als chansonnière heeft ze nog een weg te gaan, maar in Rood laat ze al wel zien waar haar mogelijkheden liggen.

~

Rood staat voor liefde, passie, vuur. Met wat fantasie zou je deze kleur ook met een nachtclub kunnen associëren. En dat is eigenlijk de sfeer die chansonnière Renee van Bavel probeert op te roepen in haar derde theatervoorstelling Rood. Op de affiches en flyers verwijst ze hier ook naar. De poging van de roodharige Brabantse om het publiek zich in een nachtclub te laten wanen, blijkt toch niet helemaal te werken. Terwijl ze met haar zang wel de passie weet op te roepen die je verwacht in een nachtclub. Maar door teveel afwisseling in het programma en een decor dat te weinig de sfeer van een nachtclub uitademt, lukt het de toeschouwer niet om echt het nachtleven in te duiken. Rood is eerder een bewogen en vooral vrolijke invulling van je avond.

Sterkste kant

Alhoewel ze in 2001 de publieks- en persoonlijkheidsprijs won bij het Groninger Studenten Cabaret Festival en een jaar later de finale bereikte van het Leids Cabaret festival, lijkt Van Bavel toch steeds meer te kiezen voor zang. Terecht, omdat dit duidelijk haar sterkste kant is. Na Helder, haar vorige voorstelling, werd Van Bavel al vergeleken met zangeressen als Wende Snijders en Bette Midler. In Rood beschaamt ze die vergelijkingen niet: ze bezingt het leven in prachtige gevoelige liedjes. Hiermee geeft ze het publiek een kijkje in haar eigen leven, maar neemt hen ook mee naar de bergen van Bolivia en de zon op Cuba.

Geen duidelijke lijn

Helaas ontbreekt het de theatervoorstelling aan een heldere lijn. Vermakelijke liedjes worden nogal rücksichtlos afgewisseld met jazz, fado en andersoortige levensliederen. Hierdoor blijven de liedjes nogal op zichzelf staan. Een gevoelig liedje over een vluchteling – die door Van Bavel wordt meegenomen op een reis door Nederland, maar die ze uiteindelijk alleen in een rubberbootje achterlaat – krijgt hierdoor niet de waarde die het verdient. Dit geldt ook voor Negen maanden, waarin van Bavel zingt over een zusje dat haar dode broertje bezoekt in zijn kamer, zich niet realiserend dat hij dood is. Jammer, want het lied herbergt een krachtige emotie in zich:

Ik duw op zijn buik
Voel aan zijn neus
Aai door zijn haar
Knijp in zijn wang
Knijp in zijn teentjes

Alles is daar
Alles is goed
Maar niets dat het doet
Wanneer ga je bewegen?
Wanneer ga je aan?

Na een dergelijk ontroerend lied is de sprong naar een volgend nummer te groot, en helaas kunnen ook de humoristisch bedoelde verhaaltjes daar geen verandering in brengen. De cabareteske teksten zijn sowieso niet erg komisch en dragen niet bij aan een heldere lijn in de voorstelling. En dat heeft Rood toch wel nodig om echt te kunnen ontroeren.

Onderweg

Uit alles blijkt wel dat de Brabantse chansonnière nog op zoek is naar haar plek in het theaterwereldje. Eigenlijk verwoordt ze het zelf het beste in het lied Ik ben onderweg, waarmee ze haar voorstelling afsluit. Alhoewel ze de keuze voor zang al gemaakt heeft, moet ze misschien net als Wende Snijders of Nynke Laverman ook kiezen voor een bepaald genre. Of tenminste zorgen voor een sterkere lijn in haar programma. Met haar prachtige stem – waarmee ze zachtjes in je oor kan fluisteren om daarna weer flink uit te halen – en haar muzikale talenten op piano en mondharmonica, heeft ze in ieder geval de potentie om een publiek een avond lang te ontroeren.

Rood is nog tot en met 3 juni 2006 te zien. Een uitgebreide speellijst vind je hier

Muziek / Voorstelling

Futuristische maaltijd smaakt naar meer!

recensie: Dominic Muldowney – The Voluptuous Tango

Het uitgangspunt is even bizar als verrukkelijk. Wat zou er gebeurd zijn als de Italiaanse futurist F. T. Marinetti en de Amerikaanse danseres Isadora Duncan elkaar ontmoet hadden? Het antwoord wordt gegeven in de vermakelijke kameropera The Voluptuous Tango van de Britse componist Dominic Muldowney.

~

Oorspronkelijk was deze opera een hoorspel voor de BBC. Muldowney won er in 1997 de Sony Award for the Best Radio Drama en de Special Prize van de Prix Italia voor Radio Fiction mee, maar in het theater komt The Voluptuous Tango pas echt goed tot zijn recht. Dit komt vooral door het verbluffende spel van de Nederlandse mezzosopraan Marieke Koster. Als je niet beter wist, zou je zweren dat zij een volbloed Amerikaanse is, zo overtuigend is het heerlijk knauwende Amerikaanse accent.

Live fast, die young

Koster speelt, zingt én danst de rol van Isadora Duncan, een van de pioniers van de moderne dans. Duncan deed veel stof opwaaien met voor het begin van de twintigste eeuw gewaagde kostuums en haar dansen op blote voeten. Haar motto had ‘live fast and die young’ kunnen zijn, en ze kwam in 1927 dan ook om bij een auto-ongeluk.

Snel leven stond ook centraal bij de Italiaanse futuristen. Zij omarmden alles dat modern was. Het draaide daarbij vooral om snelheid, verandering, machines en vitaliteit. Geen wonder dat de Italiaanse futuristen openlijk flirtten met het fascisme van Mussolini. De dichter F.T. Marinetti wordt gezien als de oprichter van het futurisme doordat hij in 1909 het futuristische manifest publiceerde in Le Figaro. Tot zijn bekendste geschriften behoort La cucina futurista, een provocerend kookboek waarin onder andere de pasta verboden wordt.

~

In de opera is Isadora Duncan op zoek naar een geniale vader voor haar volgende kind, en Marinetti lijkt haar een uitstekende kandidaat. De futurist gaat voor haar koken, maar gedurende de avond blijkt dat er niet alleen een taalbarrière tussen hen staat. Wanneer de stem van Mussolini uit de radio weerklinkt, veert Marinetti op, terwijl Isadora walgend haar gezicht afwend. En ook de ‘The Futurist Manifesto of Love-Making’ – snel, precies, effectief – klinkt haar allesbehalve als muziek in oren. Marinetti op zijn beurt begrijpt maar bar weinig van haar ‘horizontale dans’. De avond eindigt voor beiden in de onvermijdelijke teleurstelling.

Sterke solisten

Maar niet voor het publiek. Zoals gezegd is Marieke Koster fenomenaal in haar rol: vulgair en verleidelijk, zwoel en gereserveerd. De Britse tenor Alan Belk, die ook in het oorspronkelijke hoorspel de rol van Marinetti op zich nam, overtuigt eveneens, maar blijft meer Brits dan Italiaans. De twee solisten worden bijgestaan door een vierkoppig koor, dat op hilarische wijze de gedachten en het geweten van Marinetti speelt en zo commentaar op de handeling geeft.

Een orkest ontbreekt in deze voorstelling; er wordt gebruik gemaakt van een vernuftige elektronische collage van Ian Dearden, waarin straatgeluiden afgewisseld worden met flarden tango. The Voluptuous Tango is echter geen tango-opera, ook de invloeden van Kurt Weill en Hanns Eisler zijn hoorbaar, terwijl aan de ‘Habanera’ uit Bizets Carmen het centrale muzikale thema is ontleend.

Het resulteert in een zeer vermakelijke voorstelling, die het midden houdt tussen opera en muziektheater. Jammer genoeg is na een klein uur is de voorstelling alweer voorbij, want deze futuristische maaltijd smaakt naar meer!

Muziek / Album

Toen was disco heel gewoon

recensie: A Brand - Hammerhead

Zo begin jaren tachtig leek de dagelijkse realiteit de redding voor de muziek. Thatcher regeerde met ijzeren vuist en de kruisraketten vroegen om fanatieke demonstraties. De toenmalige discogeneratie hield niet van spandoeken of negeerde maatschappelijke issues en maakte plaats voor de postpunkers. Disco leek compleet van de aardbodem verdwenen. Léék verdwenen, want zie daar, het is 2006 en A Brand probeert met Hammerhead het genre voorzichtig nieuw leven in te blazen.

~

De vraag is: gaan we de gekleurde pruiken, strakke broeken met wijde pijpen, glitterbloesjes en de onvermijdelijke boa’s nu direct weer uit de kast trekken? Nee toch? Wat geweest is, is toch geweest? Het Antwerpse A Brand denkt daar kennelijk heel anders over. In navolging van vele bands zoals Franz Ferdinand, The Killers en Kaiser Chiefs gaan zij dus ook voor retro, maar dan in de muzikale gedaante van ‘glamrockdisco’.

In de disco

Disco is in tegenstelling tot het meer rockachtige debuutalbum 45 RPM nu dus als bestandslaag toegevoegd op deze opvolger met de titel Hammerhead. Die laag discokaas ligt er soms zo dik op dat je je afvraagt waar de grens tussen parodie en ernst ligt en of die niet bewust continu overschreden wordt. Eerlijk is eerlijk, de muziek klinkt hier en daar behoorlijk catchy, de gitaarloopjes en keyboardflarden zorgen voor een uiterst dansbaar sfeertje en gelukkig is er regelmatig een extra powerriffje aanwezig. Om de kitsch er toch wel in te houden wordt in Beauty Booty Killerqueen en Hammerhead zo’n typisch 70’s – achtig koordje toegevoegd. Foute boel, dus. En oh ja, over songteksten kunnen andere bands soms wel heel erg diepgravend doen, maar waarom niet gewoon zingen: “Your Toyota is fantastic!” of “Everybody! Clap your hands”. Wel zo makkelijk, hoor.

Binnen het drieminutenstramien doet A Brand dus wat het moet doen om een aardige hit af te leveren en zodoende de asgrauwe achterafzaaltjes te kunnen verruilen voor druk bezochte festivals. Het titelnummer van de cd zit zelfs zo uiterst geraffineerd in elkaar dat het in werkelijk élk circuit moeiteloos meekan. De krasse synthesizer start op het juiste moment, de ritmesectie springt zonder moeite van rock naar disco en staat helemaal in dienst van het aanstekelijke prijsnummer. “Prove I’m wrong girl”, zingen ze in koor. Menig hip discomeisje die hier de heup op zal laten wiegen. Hoezo, disco is uit?

De wereld draait door

Een aardig album dus. Niet meer, niet minder. De hitpotentie is wel degelijk aanwezig, maar voor een blijvertje is deze pretentieloze combinatie van glamrock en gladde elektronica toch net iets te laat uitgebracht. De wereld draait immers door. Dat geldt ook voor de muziekwereld en daarom druk ik deze cd dus nu uit.

Muziek / Voorstelling

De beroemdste double bill uit de operageschiedenis

recensie: Ruggereo Leoncavallo – Pagliacci / Pietro Mascagni – Cavalleria rusticane

.

Er zijn weinig opera’s die zo tot het grote publiek zijn doorgedrongen als Pagliacci. Bovenstaand citaat komt uit een aflevering van Seinfeld, maar ook in een aflevering van The Simpsons wordt Leoncavallo’s opera nauwgezet gevolgd, en wie kent niet Smokey Robinsons The Tears of a Clown, met als cruciale regel: “Just like Pagliacci did, I try to keep my sadness hid”?

~

Ruggiero Leoncavallo’s Pagliacci is de ene helft van de beroemdste double bill uit de operageschiedenis: Pietro Mascagni’s Cavalleria rusticana is de andere. De twee opera’s die ongeveer een uur duren verwerden al snel na hun compositie aan het eind van de negentiende eeuw tot een Siamese tweeling en meer dan eeuw later zijn ze nog altijd onlosmakelijk aan elkaar verbonden.

Straatrumoer

Verwonderlijk is dit niet. Beide opera’s behoren tot een genre dat een kortstondige bloeiperiode kende: het verisme, een soort roep om straatrumoer en alledaagse personages in het door mythische figuren gedomineerde operabedrijf. In zowel Cavalleria rusticana als Pagliacci draait het om overspel en jaloezie en in beide opera’s leidt dit tot bloedige wraak.

Het verisme was echter een kort leven beschonken. Hoewel Puccini er even mee flirtte, stierf het genre een snelle dood. Ook dit is niet echt verwonderlijk, want hoewel in de opera’s van Mascagni en Leoncavallo gewone mensen centraal staan, zijn de grote emoties waar de opera’s om draaien dezelfde als die in de opera’s van Mozart, Verdi en Wagner; het straatrumoer is niet maar dan een decor.

Eenheid

~

Regisseur Guy Joosten heeft dit goed begrepen. Hij plaatst beide opera’s op een mediterraan terras met op de achtergrond een monotoon woningblok. Dirigent Carlo Rizzi moet na de vele tijdrovende decorwisselingen die Mefistofele vorig seizoen tot een frustrerende voorstelling maakten opgelucht adem hebben gehaald bij deze enscenering, want in beide opera’s verandert het toneelbeeld amper. Zelfs het theater dat in Pagliacci de hoofdrol speelt, wordt al tijdens Cavalleria rusticana opgebouwd. Hierdoor worden beide opera’s nog meer tot een eenheid.

Die eenheid wordt nog eens versterkt door het vurige spel van het Nederlands Phiharmonisch Orkest en het enthousiaste koor. Ook de solisten zijn in beide opera’s uitmuntend gecast, en beschikken over het juiste temperament om een echt Italiaanse operasfeer op te roepen. Zo wordt de steraria ‘Vesti la giubba’ door Dennis O’Neill met een heerlijk dramatische snik in de stem gebracht.

Deze productie zal niet de geschiedenis ingaan als een van de spraakmakendste van De Nederlandse Opera, maar het speelplezier spat van het podium en werkt aanstekelijk: ‘Vesti la giubba’ kreeg ik dagenlang niet meer uit mijn hoofd.