Boeken / Achtergrond
special: 3. Dag van de Filosofie - Dag één van de Open Dienst

Gebroeders Meester on tour

De Gebroeders Meester, auteurs van de inleiding Meesters in de filosofie, toeren tijdens de Maand van de Filosofie door het hele land. Speciaal voor 8WEEKLY beschrijven ze hun ervaringen. Net als in hun boek en tijdens hun optredens zijn ze het hierbij roerend met elkaar oneens. Of beter gezegd: waren. Op de Dag van de Filosofie in Tilburg vonden ze elkaar in het polytheïsme.

Maarten: Je hoort vaak zeggen dat journalistiek gelijk staat aan leugens. Als je zelf het onderwerp bent, merk je dat wat de journalisten schrijven inderdaad vaak onzin is.

Frank: Zit je nou weer te zeuren over die stukjes die ze over ons schrijven? Al onze columns voor 8WEEKLY gaan er tot nu toe over. Je valt in herhaling.

Maarten: Heb je het stuk in Trouw over de Dag van de Filosofie in Tilburg dan niet gelezen?

Frank: Je weet dat ik nooit de krant lees. Het contingente laat ik aan mij voorbijgaan. Wat stond erin?

Maarten: In Trouw stond: “En ze lachten beleefd om de Gebroeders Meester en hun filosofische twistgesprek.”

Frank: Wat is daar nou zo erg aan?

Maarten: Ben je het dan nu al weer vergeten?

Frank: Wat?

Maarten: Dat we helemaal geen twistgesprek hebben gevoerd tijdens de Dag van de filosofie.

Frank: Dat is waar, maar ’twistgesprek’ stond wel letterlijk in het programmaboekje van die dag.

Maarten: Precies, die journalist is niet bij ons optreden geweest, hij heeft eenvoudigweg een zin uit het programmaboekje overgeschreven. Jammer, want we kwamen nu eindelijk eens nader tot elkaar.

Frank: Inderdaad. We hebben onze krachten verenigd. Jouw Stichting de Verlichting en mijn Stichting de Filosofische Kerk zijn één geworden.

Maarten: En dat hebben we bekendgemaakt tijdens de Dag van de Filosofie. ‘Gebroeders Meester beginnen Open Dienst’, of ‘Gebroeders Meester maken Nederland polytheïstisch’. Dat had de kop van het artikel in Trouw moeten zijn. En dan niet op pagina zeven van de Verdieping, maar op de voorpagina.

Hegel
Hegel

Frank: Inderdaad. Al die tijd hebben we van mening verschild. Jij hebt, met Kants Kritik der Reinen Vernunft in je hand, gestreden voor de idealen van de Verlichting. Tegen artikel 23 en tegen de monarchie. Maar je keek wel altijd kritisch naar je eigen grondslagen! Dat moet ik toegeven. Terwijl ik, vanuit een postmoderne optiek, me hard maakte voor een herwaardering van traditie, voor etiquette en ceremonies om de mensen weer bij elkaar te brengen, maar ook altijd met een kritische blik. Niet klakkeloos alles wat van vroeger is mooi vinden; kritisch conservatisme. Prachtig die strijd. En toen zagen we in dat juist de kritiek ons verbindt. Dat jij op mij de kritiek levert die ik nodig heb – ieder mens heeft nu eenmaal een blinde vlek – en vice versa. Als ik het zo overdenk, is het een Hegeliaanse dialectiek. Ik ben de these, jij de antithese, en samen brengen we de tegenstellingen op een hoger plan: de Aufhebung; onze Stichting voor de Open Dienst.

Maarten: Ik zou Hegel daar niet zo snel bij halen, maar die Open Dienst is schitterend. In Amsterdam, tijdens de Nacht van de Filosofie, hebben we tijdens de boekenveiling het geld opgehaald voor onze stichtingen. Na de nacht komt de dag. In Tilburg hebben we de theoretische basis gelegd voor de Open Dienst. We hebben samen met het publiek gesproken over de juiste naam, de frequentie van de diensten, de goden en de ceremonies.

Frank: Ja, dat polytheïsme is mooi. Ik sprak er voor ons optreden, tijdens het diner, nog over met de bekende Vlaamse filosoof Sam IJsseling. Hij heeft er ook veel over geschreven. Ik ben het helemaal met hem eens als hij zegt dat monotheïstische geloven gesloten zijn, niet open staan voor het andere. Terwijl polytheïstische geloven juist nieuwe denkwijzen gemakkelijk opnemen. Als de Grieken een nieuw gebied veroverden, dan namen ze de goden van dat gebied gewoon op in hun pantheon. Net zo makkelijk.

Lees ook deel 1: Mediagenieke filosofiesterren?, deel 2: Jan Klaassen en Katrijn en deel 4: Verlichting of ancien régime?

Theater / Voorstelling

Schoonheid zonder optimisme

recensie: Dood in Venetië (Galama & Kho ism Onafhankelijk Toneel)

Voor de nieuwe voorstelling Dood in Venetië van Het Onafhankelijk Toneel is artistiek leider Ton Lutgerink de samenwerking aangegaan met choreografen Fabian Galama en Peter Kho sien Kie. Zij vormen samen het dansgezelschap Galama & Kho en tekenden voor de regie en choreografie. Lutgerink, die van oorsprong danser is, vertolkt de hoofdrol en die is hem op het lijf geschreven.

Dood in Venetië is een klassieker. De voorstelling is namelijk geïnspireerd door de beroemde roman Der Tod in Venedig (1912, Thomas Mann), die in 1971 al succesvol werd verfilmd door Luchino Visconti. Het boek en de film vertellen het verhaal van een aristocratische vijftiger die zich in een crisis bevindt. Hij reist naar Venetië, waar hij de betoverend mooie Tadzio tegenkomt. De man wordt verliefd op deze jongen en kan nergens anders meer mee bezig zijn.

Bewerking

~


Logischerwijs is de protagonist in de gedanste versie een danser in plaats van een schrijver zoals in het boek of een componist zoals in de film. Ook hebben de regisseurs een sprong in de tijd gemaakt. De hoofdpersoon is nu een oude man die na vele jaren terug gaat naar Venetië om het verhaal uit het boek opnieuw te beleven. Deze aanpassing maakt de ontmoeting van de danser met de jonge Tadzio (Rafael Zielinski) nog schrijnender. Deze Tadzio is nu ook ouder en nieuwe ‘Tadzio’s’ dienen zich alweer aan. Het wordt steeds moeilijker voor de oude man om de jonge generatie bij te houden.

Op verschillende manieren komt dit gegeven tot uitdrukking in de choreografie. Op de eerste plaats zijn er de simultane bewegingen. De jonge dansers Pawel Admetz en Ying Zeng (beiden van de Rotterdamse Dansacademie/Codarts) sporen de oude man aan om hun snelle en fysiek zware dans mee te doen. Hij probeert het totdat hij er letterlijk bij neer valt en moet opgeven. Dit gedeelte heeft een mooie spanning en is daardoor indrukwekkend. Minder geslaagd is de scène waarin de oude man een leren jack aantrekt en een pruik opzet om zijn ouderdom te verbergen. Dit heeft geen enkele toegevoegde waarde en is misplaatst lachwekkend.

Spel

Het is duidelijk merkbaar dat deze dansvoorstelling in samenwerking met een toneelgezelschap is gemaakt. Er is erg veel aandacht besteed aan mimiek, waardoor de bewegingen een extra laag krijgen. Vooral danseres Ying Zeng valt op met haar spel. Haar aantrek- en afstootspel met Lutgerink is erg geloofwaardig en zelfs af en toe grappig. Pawel Admetz, als tweede jonge danser, is wat dit betreft minder overtuigend. Hij is onopvallend en vergeet je na afloop snel.

Schuur

~



De voorstelling wordt gespeeld in de oude zaal van het O.T. Theater. En deze is prachtig. Door het schuine dak en het vele hout heeft de ruimte het karakter van een oude schuur. Door flink wat rook en mooie schaduwen hangt er een mystieke sfeer die precies past bij het thema vergankelijkheid. Ook de muziek draagt hier aan bij. Dreigende techno-achtige klanken begeleiden de voorstelling. Dramaturgisch zit alles dus erg goed in elkaar, alle elementen uit de voorstelling ondersteunen elkaar. Maar het gevolg is dat de boodschap er wel erg dicht bovenop ligt. Je wordt gedwongen na te denken over de tijd die onherroepelijk verstrijkt. En dit is geen vrolijk gegeven. Het is jammer dat er bij een visueel mooie voorstelling zo weinig ruimte is voor hoop.

De voorstelling Dood in Venetië is nog tot en met 14 mei 2006 te zien. Voor meer informatie kun je hier kijken.

Boeken / Fictie

Hoog vliegen

recensie: A.F.Th. van der Heijden - Drijfzand koloniseren

A.F.Th.van der Heijden eist veel van zijn lezers. Zijn nieuwe cyclus Homo Duplex telt pas één deel (De Movo Tapes) en dat boek was een soort aanloop naar een sage. Drijfzand koloniseren, dat drie jaar na Movo verschijnt, lijkt het laatste deel of een van de laatste delen te zijn.

In Drijfzand koloniseren is de hoofdpersoon uit De Movo Tapes al lang dood en begraven en zijn zijn kinderen volwassen. Movo blijkt een Oidipous te zijn geweest: hij heeft zijn vader gedood en vervolgens een drieling verwekt bij zijn eigen moeder. Klinkt bekend? Inderdaad. A.F.Th. geeft ruiterlijk toe, dweept er zelfs mee, dat Drijfzand koloniseren een bewerking is van de drie grote toneeltragedies van Sofokles: Oidipous Rex, Oidipous in Kolonos en Antigone.

Drijfzand koloniseren heeft dan ook bijna alle kenmerken van een toneeltekst. Aan het begin van het boek staat een imposante lijst met personages, van wie driekwart slechts een marginale rol spelen, maar de namen intrigeren wel. Wat dacht je van “Anonymus 12: Mogelijk verpleegster, opgeleid in het afleggen van lijken”. Onzinpersonages staan er ook tussen: “Parkinson: naamgever van de ziekte waaraan Ulrike lijdt.”

Barok

De echte tekst begint met een preambule, gevolgd door veertien hoofdstukken. Bijna de volledige tekst is in dialoogvorm, wat het boek een erg toneelachtig karakter geeft. Dat zie je ook terug aan de stijl, die erg gedragen is en tegelijk op spreektaal lijkt. Het is barok, het is vlijmscherp en absurd tegelijk, maar bovenal is het het werk van iemand die van taal houdt.

‘Heb je nou nog niet door, Bobby dear, dat je gezeik, je gefleem en je gekonkelfloes mij mijlenver de keel uithangt? Elk woord van jou voelt als een belediging.’
‘O. Voor je oor, of voor je binnenste?’
‘Zo. Je bent op zoek naar waar precies het orgaan van mijn gekwetstheid zit?’

In De Movo tapes was de taal nog ondergeschikt aan de allesverwoestende kracht van de inhoud. Drijfzand koloniseren is wat dat betreft mooier. Maar ook dit boek lijdt aan een aandoening die je misschien wel het Homo duplex-syndroom of zelfs het A.F.Th.-syndroom kunt noemen: je hebt het idee dat je een postzegel aan informatie hebt gekregen, terwijl het Grote Geheel de afmetingen heeft van een voetbalveld. En dat frustreert.

Hoog vliegen

Ook frustrerend is de hoogdravendheid die van de uitgave druipt. Het dwepen met Sofokles, de vermelding van de eenentwintig boeken die A.F.Th. nog in voorbereiding heeft, de lijst van vijfendertig eerder verschenen titels, de verantwoording van Drijfzand koloniseren, de tekst zelf, de bestempeling als sleutelroman.

Het is mooi dat we nu een sleutel hebben, maar van het bouwwerk waar deze op moet passen is nog niet eens een silhouet te ontwaren. Maar nu je de sleutel eenmaal hebt, zul je toch de drempel over moeten stappen. En dus blijf ik lijdzaam en angstig wachten op het eerstvolgende deel. Lijdzaam, omdat ik, eenmaal gegrepen door Homo duplex, moeilijk nog kan stoppen. Angstig, omdat die hele cyclus mij, maar ik vrees ook de schrijver zelf, nog eens boven het hoofd zal groeien. Om in de stijl van de oude Grieken te blijven: ik hoop dat A.F.Th. geen Icarus blijkt.

Muziek / Achtergrond
special:

Motel Mozaïque 2006 is (on)beperkt gastvrij

Motel Mozaïque staat sinds jaar en dag bekend als het festival van de gastvrijheid. Een heel weekend lang is de stad Rotterdam één groot welkom voor liefhebbers van popmuziek, theater en kunst. Popmuziek neemt hierbij duidelijk de belangrijkste plaats in en kan qua vooruitstrevendheid gemakkelijk wedijveren met het Eurosonic festival in Groningen. Twee dagen lang is er veel te veel te beleven om in het format van één 8WEEKLY artikel te passen. Daarom hier een relatief kleine selectie van de meest bijzondere acts van het festival.

Postrock

Mogwai
Mogwai

Een belangrijk terugkerend thema op het festival was toch wel de postrock. Dat is een verzamelbegrip voor alternatieve of indie rock met eigenschappen van progressieve rock uit de jaren zeventig. De grote publiekstrekker op de eerste avond was zonder meer het Schotse Mogwai. Een van de invloedrijkste band op het festival, lees ook het programmaboekje er eens op na en zie dat de naam Mogwai zeer vaak wordt genoemd bij andere bands. Mogwai maakte met Mr. Beast eindelijk weer een mooie plaat en speelde op Motel Mozaique als vanouds een snoeiharde set. Doordat de band zijn trage, meeslepende songs ongekend hard speelt, is een optreden van Mogwai per definitie een ervaring. Je voelt elke noot en elke klap op de drums in je lichaam doordreunen. De een vindt het enerverend de ander dodelijk saai, de balans op Motel Mozaique sloeg door naar het enerverende.

CocoRosie
CocoRosie

Wat het folky postrock gezelschap Akron/Family niet lukt, lukt Battles (eveneens uit de VS) wel: Groots en Meeslepend zijn. All-star bands als deze, met leden van Helmet, Don Caballero, Prefuse 73 en Lynx in de gelederen, moeten altijd een grote belofte waar zien te maken. En dat lukt ze. Ogen stijf dicht en genieten is wat ze teweegbrengen bij het publiek.

Folk

Motel Mozaïque heeft Nederland aan de folk gekregen door het programmeren van vernieuwende folk-acts. Ook dit jaar wordt die traditie in ere gehouden. CocoRosie was een absolute must see en maakte die status meer dan waar. Indianentooien, schitterende visuals, een human-beatboxer in tutu, prachtige buitenaardse liedjes en een gelukzalig enthousiasme waar je de tranen van in je ogen krijgt. CocoRosie schrikt er niet voor terug het roer ineens om te gooien van kleine prachtige tokkelliedjes naar bescheiden dancekrakers en een cover van Kevin Lyttles Turn Me On. Of het allemaal mooi is, valt te bezien, maar het past allemaal bij de overweldigende positieve totaalervaring die CocoRosie is.

Paavoharju
Paavoharju

In Nighttown gebeurde er iets in de lawaaierige theaterzaal. Het Finse collectief Paavoharju speelde daar hun sfeervolle volksmuziek. Zelden stond er zo’n bizar, onooglijk stelletje op een podium. Bandleden praatten met elkaar tijdens nummers van anderen, hier en daar leek het op een amateuristische oefensessie. Nighttown was helemaal niet stil, maar het maakte allemaal niet uit. De veelal breekbare muziek die deze commune-achtige groep maakt is zo schrikbarend mooi, dat de muzikanten zelf helemaal geen probleem leken te hebben met een wat rumoerige zaal. Deze muziek blijft nog overeind wanneer je met een bulldozer passeert. Een geheel andere ervaring was het optreden van Paavoharju de volgende dag in de stille Arminius kerk. In deze gewijde stilte viel alles op zijn plaats, werden de nummers magisch en na afloop waren de cd’s terecht niet aan te slepen.

Midaircondo
Midaircondo

En zo waren er nog meer ‘stille’ artiesten te bewonderen. Het festival opent op vrijdag in de schouwburg goed met het prachtige Midaircondo uit Zweden. Drie vrouwen in groene jurken op een kruk, met een microfoon in de hand en een sampler op schoot. De muziek is experimenteel, klein, subtiel en bijzonder inventief. Er wordt veel geïmproviseerd, wat hier en daar eens een dood momentje oplevert, maar vooral ook bijdraagt aan een speelse levendigheid en soms godsgruwelijke schoonheid. Singer/songwriter Emiliana Torrini heeft de grote zaal van de schouwburg in de houdgreep met haar prachtige, uiterst breekbare, kleine liedjes en aandoenlijke verhaaltjes. Misschien mist zij echter een beetje de twist die je zoekt in een artiest op een festival als Motel Mozaique. Het wilde maar niet vorderen met de tijd.

Doodzonde en een magische cirkel

Isobel Campbell
Isobel Campbell

Een festival heeft altijd wel een paar optredens die een stille dood sterven, of een lawaaierige, het is net hoe je het bekijkt. Het hippieduo Mi and L’Au bleef compleet onopgemerkt in de moeilijke theaterzaal van Nighttown en kreeg soms niet eens applaus voor de verschrikkelijk zachte, rustige liedjes. Isobel Campbell had eveneens problemen. Hoewel haar nieuwe album Ballad of the Broken Seas samen met Mark Lanegan bijzonder sterk is, heeft haar muziek complete stilte of veel volume nodig. Beide factoren ontbraken, waardoor de wanhoop in de hertenogen van Campbell steeds groter werd en Lanegan-vervanger Eugene Kelly (The Vaselines) almaar bozer ging kijken. Hoewel het publiek de groep bleef aanmoedigen was het alleen nog leuk voor de eerste rijen. Doodzonde.

Zita Swoon
Zita Swoon

Zita Swoon komt wel goed uit de verf. Ze hadden voor het concept A Band in a Box een podium, nou ja, een cirkel midden in de schouwburg. Het publiek kon er om heen zitten en daardoor oog en oog komen te zitten met een Stef Kamil Carlens in topvorm. Toen er op een gegeven moment iemand uit het publiek ging staan, gingen ze allemaal staan en werd het optreden een magische belevenis. Een prachtige mix van dansnummers, ingetogen liedjes en covers van Bob Dylan en Leonard Cohen. Een hoogtepunt.

Tegelijkertijd staat het dieptepunt in de Nighttown geprogrammeerd: The Cardigans, misschien wel de meest misplaatste band op Motel Mozaique. Hoewel er veel animo voor deze Zweden was, kan je toch zeggen dat de we hier niet met een van de meest creatieve of opzienbarende groepen te maken hebben. Een succes, maar misschien meer geschikt voor Pinkpop of Lowlands.

The Cardigans
The Cardigans

Een volledig op zichzelf staande act op dit festival is Maxence Cyrin, een jonge Franse concertpianist. Ademloos zit een handjevol bezoekers te luisteren naar de klassieke composities die Cyrin gemaakt heeft van Eurodiscoknallers, Moby en Kraftwerk. Curieus…

Dans en disco

Later op de avonden laten we alle postrock, folk en andere stille acts achter ons om te dansen, eerst op bands, later op dj’s. De afsluiters van de eerste avond waren de wat gezapige dancepioniers van Coldcut en het avant-gardistische noisy housegezelschap Black Dice uit New York dat genadeloos op het publiek inhakte. Een publiek dat zich daar gedeeltelijk helemaal in kon vinden.

De allerlaatste band van dag twee brengt een bijzondere disco ervaring die niet in één hokje is te vangen. De setting van Kelly Polar is ijskoud. In wit verlichte engelenpakken staan een man en een vrouw samenzweerderig fluwelen melodiën te zingen op de electrobeats van Polar en een heus strijkje op de achtergrond. Het resultaat is een onderkoelde nichtendisco, die niet irriteert, maar in vervoering brengt.

Niet voor zwakke magen

Battles
Battles

En was er even geen muziek om je in vervoering te brengen, dan kun je je altijd nog laten meevoeren door Motel Mozaïque’s beroemde gidsen, naar theater, de stad Rotterdam, een religieus ritueel, kunstwerken en andere belevingen. In de Schouwburgfoyer en backstage kun je het een en ander letterlijk aan den lijve ondervinden. Nietsvermoedend word je meegevoerd naar een glazen kamer waar je door twee buitenaardse wezens een kap over je hoofd wordt getrokken. Er zit niks anders op dan volledige overlevering aan hun zachte handen. Terwijl je wordt verzorgd met gekleurde doeken, plumeau, wollige balletjes en natte spons, kijken verbaasde bezoekers nieuwsgierig toe aan de andere kant van het glas. Ook erg ‘lijfelijk’ is het anatomisch theater. Liggend in een halve cirkel van multiplex en met een lap katenspek over je ogen, spreekt een van je lichaamsorganen je toe in literaire stijl met een Belgische tongval, door een koptelefoon. Tegenover je staat het betreffende orgaan te weken op sterk water. Bizar en niet geschikt voor vegetariërs of zwakke magen.

Jenny Lewis and the Watson Twins
Jenny Lewis and the Watson Twins

Ook de Heavy Metal Stoelendans in het Poortgebouw op zondagmiddag is niet geschikt voor zwakke lijven. Stel je voor: een strak spelende keiharde metalformatie van Rotterdamse makelij en een kring stoelen. Binnen die kring een stel losgeslagen jongelingen die duwen, trekken, stuiteren, botsen, vallen, weer opstaan en vechten om een stoel als Dead by Dawn opeens stilvalt. Hilarisch.

Evenmin voor zwakke zielen, maar wel voor iedereen met persoonlijke problemen en liefhebbers van spoken word hiphop is de duivelsuitdrijvingsdienst van het Evangelisch Centrum. De twee nieuwsgierige Motel Mozaïque-bezoekers en drie journalisten steken bleekjes en mager af bij de vaste bezoekers die hier elke week zitten. De energieke dominee, zelf een ex-junkie, geeft een staaltje gesproken exorcisme weg, waar menig hiphopper jaloers op zou worden. Er wordt gezongen, gebeden en in de bijbel gelezen. Na een uurtje van ‘prijs de Jezus!’ en ‘maak hun harten vrij!’ verlaat iedereen opgelucht en gereinigd het gebouw. ’s Nachts is er de mogelijkheid om te overnachten in één van de vele kerken van Rotterdam.

De thema’s van Motel Mozaïque 2006, gastvrijheid en religie, lagen mooi in elkaars verlengde. Kerken en geloofshuizen openden joviaal hun deuren voor excursies en overnachtingen. Maar dit mooie concept werd ruw verstoord in de schouwburg en Nighttown door wel erg lange wachtrijen, zeer beperkte toegang tot de zalen en al te doeltreffende security. Bovendien laat je je gasten natuurlijk niet betalen voor je toilet. Ondanks deze irritaties kijken we nu al uit naar wat Motel Mozaïque 2007 gaat verzinnen om uiting te geven aan haar gastvrijheid. 8WEEKLY is dan zeker weer van de partij.

Boeken / Fictie

Britse heroïek

recensie: Paul Watkins - The Ice Soldier

Voor zijn nieuwste boek The ice soldier trok Paul Watkins met klimuitrustingen uit de jaren dertig en veertig de bergen in. Hij wilde zelf ervaren hoe zijn hoofdpersonen, fanatieke bergbeklimmers, zich in het midden van de twintigste eeuw over rotsen en gletsjers heen hadden geworsteld. Watkins’ inspanningen werpen hun vruchten af, de beschrijvingen van weidse uitzichten en beklemmende sneeuwstormen in deze avontuurlijke roman voelen authentiek.

Hetzelfde geldt voor de beschrijvingen van het na-oorlogse Engeland, waar het grootste deel van het verhaal zich afspeelt. De jaren vijftig waren voor de Britten niet de jaren van wederopbouw en optimisme, maar een tijd van wonden likken en melancholisch terugverlangen naar het Empire van de jaren twintig en dertig.

Ook Walter Bromley en Stanley Carton, al bevriend vanaf Eton, trachten de goede oude tijd vast te houden in hun wekelijkse bijeenkomsten in de Montague Club:

Over the next few hours we would polish off the wine. At the end of this we would, with great solemnity, forgive the world for all its many sins. By Monday, all bets would be off and the world would have returned to its previous unforgiven state. But on Friday afternoons, Stanley and I made our peace with the planet, which always seemed easier to do after six glasses of Bordeaux.

Ongewenste opschudding

~

De rest van de week trekt de wereld ongemerkt aan de mannen voorbij en dat lijkt ze uitstekend te bevallen. Des te verrassender is de onthulling dat deze twee voormalige klimmaatjes, die hun vrijdagse borrel ironisch ’the weekly meeting of the Society of Former Mountaineers’ noemen, geen oude bromberen zijn maar jonge kerels van halverwege de dertig. Een tragische beklimming tijdens de Tweede Wereldoorlog heeft bij beide heren diepe littekens achtergelaten en hen de zin in bergbeklimmen, of überhaupt een interessant leven, ontnomen.

Dan wordt, opnieuw, hun leven in beroering gebracht: Stanley’s oom, de goeroe van de Britse klimgemeenschap, pleegt zelfmoord en zijn laatste wens voert Walter en Stanley terug naar waar het ooit allemaal misging. Allerlei zorgvuldig weggeborgen herinneringen komen aan de oppervlakte drijven en in flashbacks wordt verteld wat er zich in de Italiaanse Alpen heeft afgespeeld.

De pijnlijke mislukking van de eerste missie (met verschrikkelijke gevolgen) maakt de ernst en het verbeten doorzettingsvermogen waarmee ze de tweede expeditie aangaan invoelbaar. Falen is hier geen optie meer. Desondanks maakt Watkins het zijn hoofdpersonen wel heel erg moeilijk – bovendien negeert hij bij tijd en wijle de ‘simpele’ oplossing. Zo weet iedereen inmiddels uit de film Alive dat mensen, mits hongerig genoeg, al snel de voedzaamheid van mensenvlees beseffen. Bij Walter en Stanley komt het idee niet eens op, zelfs bij het roven van kleding hebben ze last van hun geweten.

Onderkoeld maakt onbemind

Het is juist deze morele onbuigzaamheid en de Britse gereserveerdheid die dit spannende boek uiteindelijk opbreekt. De hoofdpersonen passen bij het tijdsbeeld en het ideaal van de onkreukbare Engelsman die met zijn stiff upper lip ogenschijnlijk onaangedaan overal doorheen wandelt. Vanaf het begin is duidelijk dat het hier good guys betreft die vooral zichzelf hun menselijke vergissingen moeten vergeven. De innerlijke conflicten van Walter en Stanley zijn bij lange na niet zo spannend als hun belevenissen op de berg.

Maar het verslag van de tocht naar de top is wel degelijk een meesterwerk van spanning en avontuur. De kou van de sneeuwstorm en de ijzige schoonheid van de pieken naderhand glinsteren je tegemoet van de pagina’s en dat maakt veel goed. The Ice Soldier is een romantisch jongensboek vol gevaar en heroïek. Niet meer, maar ook zeker niet minder dan dat.

Muziek / Album

The Gathering keert terug naar huis

recensie: The Gathering - Home

Herinnert u zich deze nog, nog, nog? Die Hit (met een hoofdletter, ja) Strange Machines van dat Nederlandse bandje The Gathering? Het was hun doorbraak; het begin van die eeuwige gothicmetal waar velen zich inmiddels ook weer flink aan ergeren. Zo ook de initiators van dat geluid, zo ook The Gathering. Lieten ze dat op If_Then_Else (2000) en later Souvenirs (2003) al een beetje horen; Home gaat nog een stapje verder. The Gathering is meer en meer verworden tot een albumband. Want dat is wat ze het liefst doen; goede muziek vereeuwigen op een schijfje: een luisterdocument maken.

Het ís misschien een voor de hand liggende conclusie, maar ik maak hem toch even. Ik denk namelijk de werkelijke reden te kennen voor de keuze van de albumtitel: The Gathering is eindelijk thuis wat betreft muziek maken. En thuis betekent ‘in de opnamestudio’, dat maakt dit album wel duidelijk. Home is where the Heart is. The Gathering ís een studioband. Deze Nijmeegse band vindt het leuk om op te treden, maar ze vinden het nog veel leuker om muzikale documenten te maken. Deze muziek is niet altijd toegankelijk. ‘Thuis’ betekent voor The Gathering namelijk ook ‘het experiment opzoeken’ en de gemakkelijke route naar dat huis links laten liggen. Attie Bauw is (na If_Then_Else en How to Measure a Planet) verantwoordelijk voor de productie. Hij zet de relevante kaders neer en de band stiefelt veilig naar ‘daar waar hun hart ligt’.

~

Triprock met elfenstem

Home heeft sfeervolle, veelal rustige, intelligente nummers met een ‘progressieve op toetsen gebaseerde rock’-insteek. Zelf noemt de band dat ’triprock’. Drums worden aangevuld met samples en beats, gitaren zijn vaak vervormd tot synthesizers. De nummers zijn lang en hebben een symfonische insteek. Die muziek wordt natuurlijk gecombineerd met datgene dat overbleef uit de gothic-dagen; de kraakheldere elfenstem van Anneke van Giersbergen.
Ook op Home klinken de zware metalen van The Gathering lichtvoetig en intiem; een koers die eigenlijk al op If_Then_Else (en later Souvenirs) ingezet is. Het eerste nummer Shortest Day laat nog wat gitaargeweld horen, maar daarna resteert enkel een serieuze laid back-rockplaat. Voor deze diversiteit kan je als luisterende muziekliefhebber alleen maar grote bewondering hebben. Alone neigt naar industrial. Walking Hour is een door samples en piano gedragen ballade met een groteske opbouw. Teksten van Van Giersbergen hebben altijd iets feërieks, wat natuurlijk mede komt door haar voordracht. A Noise Severe is een slepend, episch stuk met dartelende zanglijnen. Box is je reinste psychedelica, The Quiet One kruipt juist weer naar rustige middle of the road.
Home is kortom een zeer divers triprockalbum, overgoten met een sprookjesachtig stemgeluid. Het lichtvoetige slotstuk Forgotten Reprise laat de band heel, heel langzaam wegsterven; weglopen. En daarmee kiest The Gathering wat mij betreft meteen de route terug naar de plek waar ze wellicht het best tot hun recht komen. Ze gaan terug naar huis; terug naar de opnamestudio.

Boeken / Achtergrond
special: Gerard Reve krijgt waardig afscheid

Een sluier van stilte

Het deed denken aan de beelden van de P.C.Hooftprijs-uitreiking, in de Allerheiligste Hartkerk in 1969: vogels van velerlei pluimage streken neer in het rustieke Machelen aan de Leie. Ruwweg 1500 werkstudenten, ouden van dagen, struise, artistiek aangelegde Noord-Hollandse vrouwen, plaatselijke notabelen, dagjesmensen, autodidacten en kleine meisjes drongen opeen. St. Cornelius was eigenlijk iets te klein voor zo’n menigte, en dan nog met de Paasviering voor de deur. Toch bleef het de volle twee uur rustig en netjes.

~

Kwam iedereen voor de eredienst voor Gerard Reve? Nu: ze kwamen in ieder geval óók daarvoor. Maar je kijkt toch ook rond naar andere mensen. Of je misschien meneer O., docent Nederlands en Reviaan, ergens kan ontwaren. Hij maakte ons bekend met Reves werk. Tijdens een verloren uurtje op de middelbare school bekende hij ooit eens, dat hij een deurknop gestolen had van het Geheime Landgoed. Toen we dat niet geloofden, toverde hij een houten kistje tevoorschijn, met daarin, op een bedje van fluweel, een glimmende deurknop. Ik keek of die twee studenten filosofie er waren, die op bedevaart naar Greonterp waren geweest, en die hele alinea’s uit Op Weg Naar Het Einde uit het hoofd konden citeren. De schrijver leeft, ik weet het zeker. Bij één of twee middelbare scholieren en onder heel veel studenten. En bij drie of vier prominenten. En een staatssecretaris. Maar Reve was geen Hazes, zoveel is wel duidelijk.

‘Lekker vreten’

Desondanks zat het onbeholpen kerkgebouwtje dus toch stampvol. In blinde hoeken achter pilaren hingen televisies, waarop de minder gelukkig gepositioneerden de mis konden volgen. Die mis werd geleid door pastoor Gabriël Desmaele: een goed spreker, die een mooi beeld schetste van de oude meester in zijn laatste levensjaren. Over zijn Maria-devotie en trouwe kerkbezoek, sinds de verhuizing naar Machelen in 1994. Over Reves latere jaren sprak ook uitgever en familievriend Bert de Groot. Schrijver Erwin Mortier sprak van Reves onmiskenbare invloed op het hedendaags Nederlands, en op ons Reve-liefhebbers. De gevoelens van onbegrip die je voelt als iemand Nader tot U of De Avonden leest en toch niet bekeerd is, verwoordde Mortier met een meewarig: “Blind zijn is niet erg, maar je ziet zo weinig.” Wim Bergmans, die Reve het langste kende, sprak vooral over de jongere jaren, over Teigetje, en later de ménage à trois met Woelrat, over Weert, over ansichten uit Portugal. Als Reve kwam logeren, kookte Bergmans best simpele kost. Andijviestamppot kon rekenen op een welgemeend ‘lekker vreten’.

~

Toen het over was, was er geen mooie muziek van het leger. Mijn medereiziger en ik haastten ons terug naar het vandalismebestendige bushokje, dat contrasteerde met de modderpoel er omheen. Machelen bouwt aan een beter wegennet. Naast ons liepen twee andere bezoeksters – misschien wel huisvrouwen. Voor ze samen wegslenterden, om Reves huis, dat vlakbij was, te aanschouwen, voerden ze de conversatie, die Reve vaak in treinen en op markten hoorde, maar nooit neergepend kreeg. Je verzint het niet.

“Het was druk, hè? Veel volk.”

“Ja. Je bent volksschrijver of je bent ’t niet, denk ik.” (Stilte.)

“Het was een bijzonder schrijver, hoor. Maar dat zijn ze eigenlijk allemaal, schrijvers… Tenminste, dat vind ik.”

Illustratie bovenaan: Studio Tween

Gerard Reve bij 8WEEKLY:

Ziezo, het is volbracht: In memoriam Gerard Reve (1923-2006)
Gerard Reve / Dick Matena – De avonden
Gerard Reve / Geert van Oorschot – Briefwisseling 1951-1987

Andere nieuwsbronnen:

NRC-handelsblad
Veel belangstelling voor uitvaart Reve
Geen nationale begrafenis maar sobere, intieme uitvaart

Trouw
Bewonderaars nemen afscheid van ‘volksschrijver’ Reve

Volkskrant
Reve is begraven, maar ‘kan niet sterven’

Wereldomroep
Lach en traan om Reve: Volksschrijver Gerard Reve begraven

Brabants Dagblad
Op Reves laatste reis toont ook de Heer zich fan

BN/De Stem
Hier ligt hij dus

Theater / Voorstelling

Wilde man in metro

recensie: Onderbuikblues (RO Theater)

‘De wilde man’ heet de man in Onderbuikblues. De wilde man reist per metro van noord naar zuid, met zijn muts over zijn oren en een koptelefoon op zijn hoofd. Hij becommentarieert in een monoloog van twintig haltes zijn medepassagiers en de wereld in het algemeen.

~

Zijn observaties zijn scherp en mededogenloos. Alles en iedereen moet het ontgelden: jong en oud, surfers en diplomaten, vreemdelingen en kantoorklerken, optimisten en snelwandelaars. De wilde man snakt naar schoonheid en vervoering maar treft slechts lelijkheid en leegheid tijdens zijn ondergrondse reis. Dit stuk van Peter Handke wordt nu voor het eerst in Nederland gespeeld in een regie van Alize Zandwijk.

Concentratie

De Oostenrijkse Handke heeft veel gemeen met zijn landgenoot Thomas Bernhard. Beide schrijvers zorgen voor controversie, confrontatie en monologen vol venijn. De tekst van Onderbuikblues is overweldigend – alleen al door zijn lengte – en niet eenvoudig, maar het publiek op deze premièreavond luistert geconcentreerd. De wilde man wordt sterk en virtuoos vertolkt door Herman Gilis. Hij richt zich regelmatig rechtstreeks tot het publiek (‘Ik ken jullie zowel van buiten als van binnen. Jij daar, jij hebt ingegroeide teennagels…’) en je voelt je des te meer aangesproken omdat de zwartgallige observaties zo raak zijn. Die teennagels zijn nog wel het minste. Al je menselijke tekortkomingen, je huichelachtigheid en je ijdelheid worden genadeloos voor het voetlicht gezet.

Transformatie

~


Gilis krijgt tegenspel van Fania Sorel. Zwijgend maar met een levendige mimiek geeft ze in haar eentje enkele medepassagiers – en zo ook de hele mensheid die hier onder vuur ligt – gestalte. Van een dikke man met snor, kostuum en bagageset verandert ze subtiel en langzaam in de ranke ‘wilde vrouw’ die de laatste scène een verrassende draai zal geven. Haar komische, lichte en zwijgende spel laten het isolement van de tierende wilde man nog beter tot zijn recht komen.

Decor

Boven de rode plastic stoeltjes in het decor hangt een groot reclamebord (Connecting people) met daarop een bont gezelschap, waaronder de paus en Mickey Mouse, dat aanzit voor het laatste avondmaal. God is dood, zijn gezicht is zwart gemaakt, en de prullenbak puilt uit met de resten van snel verorberd fast-food. Het alledaagse grootstedelijke tafereel, een metrotunnel, wordt in deze setting nog troostelozer en betekenisvol, mede door het mooie lichtgebruik.

Schreeuw

Het getier van een zonderlinge man wordt in deze voorstelling, mede door het sterke spel en de zorgvuldige regie, een schreeuw van walging en pijn om het verlies van de schoonheid. Middenin het leven, mooi en actueel. Koop gerust een kaartje.

Onderbuikblues is nog te zien tot en met 20 mei 2006. Actuele informatie over speeldata vind je hier.

Muziek / Achtergrond
special: De Matthäus Passion driemaal op cd en eenmaal in de concertzaal

Bach in Nederland

.

~

Elk jaar staan de kranten weer vol met besprekingen van de Matthäus en elk jaar laait de discussie weer op over hoe het werk nou uitgevoerd moet worden. In grote orkestbezetting, of juist in een heel kleine, al dan niet op authentieke instrumenten, in een kerk of in een concertzaal, met een groot koor of liefst een zo klein mogelijk koor, met sopranen en alten of toch maar liever met contratenoren, is het gepast om te applaudisseren, enzovoort.

Om meteen maar met die laatste vraag te beginnen: natuurlijk mag er naar een uitvoering van de Matthäus geklapt worden. We klappen immers niet voor het lijdensverhaal, maar voor de muziek; de Matthäus biedt geen religieuze, maar een artistieke ervaring. Zelfs overtuigde atheïsten laten zich daarom gemakkelijk meeslepen door de fenomenale muziek, terwijl elke oprecht gelovige niet anders kan dan de rijmelarij van Bachs librettist Picander op z’n zachts gezegd bizar te vinden, maar dan moet je al aardig ‘rekkelijk’ zijn…

Dan maar in het Nederlands?

Moet de tekst dan maar in het Nederlands gezongen worden? Ja, meende de Nederlandse regering vlak na de Tweede Wereldoorlog, en 1948 ontving Jan Engelman een regeringsopdracht met als resultaat een heuse Mattheus-Passie. Deze bleek geen succes, en op een enkele sporadische uitvoering na, bleef Duits de voertaal. Het was en het bleef “Kommt, ihr Töchter helft mir Klagen” waarmee de Matthäus begint.

Niet als het aan Jan Rot ligt. Zijn hertaling opent met:

“Hoor van verre jammerklagen. Jezus! – Wie? – Je medemens!/ Jezus! – Waar? – Ze slaan hem lens!”

‘Erbarme dich’ werd ‘Maria huilt’ en het slotkoor ‘Schuif rond de steen’. Het is even slikken… Alle kranten besteedden uitgebracht aandacht aan Rots hertaling en de cd-opname vloog de Mega Charts Album Top 100 binnen. Ook een eenmalige uitvoering in de Dr. Anton Philipszaal in Den Haag was tot op de laatste stoel uitverkocht, en resulteerde in een twintig minuten durende ovatie.

Hype?

Het enorme succes heeft alles van een hype, want zo bijzonder is het in het Nederlands vertalen van religieuze muziekteksten niet. Zo vertaalde Willem Wilmink Pergolesi’s Stabat Mater:

“De moeder stond door smart bevangen / en met tranen langs haar wangen / waar haar zoon gekruisigd hing / en het was haar in haar lijden / of een zwaard haar kwam doorsnijden / dat dwars door het hart heen ging.”

Hiermee schaarde Wilmink zich in een lange traditie, beginnend bij Vondel, die bovenstaande regels als volgt vertaalde:

“Iesus’ nat bekrete moeder / stont bij ’t kruis, daar ons Behoeder, / haar beminde Zoon, aan hing; / en haar docht, terwijl ze steende / Hem betreurde, en druckigh weende / dat een zwaart door ’t harte ging.”

Maar ook Helene Nolthenius en Guido Gezelle maakten vertalingen in het Nederlands. Uniek is het vertalen van klassiekers dus zeker niet.

Platenmaatschappij Universal prijst de Rot-hertaling aan met een citaat van Martin van Amerongen: “Die Rot komt uit de popmuziek, dus dat kan niks zijn, denk je. Binnen korte tijd ging ik door de knieën. Het zal de puristen onder ons ongetwijfeld als een vloek in de oren klinken, maar de niet-puristen onder ons moge dit een zorg zijn.” Een mooie aanbeveling, maar wel een onbeschoft stukje lijkenpikkerij. Weliswaar staat erbij dat Van Amerongen de uitspraak in 2001 deed – en hij het dus niet over Rots hertaling van de Matthäus heeft – maar wie een beetje thuis is in het werk van Van Amerongen weet dat de oud-hoofdredacteur van De Groene Amsterdammer juist tegen een Nederlandse vertaling van Bachs meesterwerk was. Vooral het argument dat een vertaling een beter begrip van het lijdensverhaal zou geven was hem een doorn in het oog: “Dat is een theologisch en geen artistiek argument” schreef hij in Zijn bliksem, zijn donder: Over de Mattheus Passie van Johann Sebastian Bach.

Doorsnee uitvoering

Dat Rot zijn hertaling besprak met een dominee is dan ook aardig, maar niet relevant. Rots hertaling dient inderdaad op artistieke gronden beoordeeld te worden, niet op religieuze. En het moet gezegd: Rot brengt het er een stuk beter van af dan Jan Engelman in 1948. Maar weer een stuk minder dan Louis Ferron, die in 1976 delen uit de Matthäus Passion – zeer vrij – hertaalde voor Toneelgroep Baal.

Goed verstaanbaar is Rots versie evenmin; tekenend was dat een kort fragment op televisie ondertiteld moest worden en zonder tekstboekje is de cd-opname ook niet gemakkelijk te volgen. Daar komt bij dat de uitvoering van het Residentie Orkest en het Residentie Bachkoor onder leiding van Jos Vermunt ook niet echt bijzonder te noemen is. Toegegeven, de nog jonge Tania Kross zingt ‘Maria huilt’ hartverscheurend mooi, en ook de andere solisten zingen vol overgave de tekst van Rot, maar verder is de uitvoering niet meer dan aardig.

De Nederlandse Bach-traditie

Willem Mengelberg
Willem Mengelberg

Het is jammer dat Rots unique selling point de aandacht afleidt van twee andere recent uitgebrachte uitvoeringen die hemelsbreed van elkaar verschillen, maar wel een mooi inzicht geven in de Nederlandse Bach-traditie. De eerste betreft een heruitgave van de legendarische opname uit het Concertgebouw in 1939. Dirigent is Willem Mengelberg (1871-1951) met sopraan Jo Vincent als een van de solisten. Naar moderne maatstaven is deze Matthäus onwaarschijnlijk zwaar aangezet, met een compleet symfonieorkest op volle oorlogssterkte en een koor dat je eerder bij Mahler zou verwachten (400-500 man) dan bij Bach. Met barok heeft Mengelbergs interpretatie dan ook niets te maken, dit een Romantische interpretatie waarin effectbejag niet geschuwd wordt; het is geen kerk, maar een kathedraal. Bovendien bracht Mengelberg, in navolging van Matthäus-herontdekker Felix Mendelssohn, flink wat coupures aan, omdat het werk anders veel te lang zou worden. Maar juist door al deze mankementen, klinkt deze versie volkomen uniek. De koralen donderen, de cello’s zoemen en de contrasten zijn immens.

Transparant

Het verschil met de nieuwe opname van het Amsterdams Barokorkest en Ton Koopman kan op eerste gezicht niet groter zijn. Net als die van Mengelberg past zijn uitvoering op twee cd’s, maar Koopman heeft nergens geknipt. En daarmee is deze uitvoering een stuk sneller dan zijn eerste opname van de Matthäus Passion die in 1993 verscheen. Nam het slotkoor toen nog zes minuten in beslag, nu gaat dat ruim veertig seconden sneller. Ter vergelijking: Mengelberg heeft maar liefst acht minuten nodig. De tempokeuze is echter niet het belangrijkste verschil. Veel meer nog dan in zijn eerste opname heeft Koopman een buitengewoon transparant geluid weten te creëren, waardoor veel meer details aan de oppervlakte komen. Het jongenskoor is hetzelfde, maar voor de nieuwe opname maakt Koopman niet gebruik van het Koor van de Nederlandse Bachvereniging, maar van zijn eigen koor dat hij hoorbaar zo gekneed heeft dat elke inzet messcherp is. Ook de solisten sluiten beter op elkaar aan, waardoor deze nieuwe versie te prefereren is boven de oude.

Liever live

Maar hoe mooi de Matthäus Passion ook in de eigen huiskamer kan klinken, écht overrompelend is het werk pas in de concertzaal. Bach mag het passieverhaal verklankt hebben voor een uitvoering in de kerk, maar de concertzaal heeft een veel betere akoestiek en – ook niet geheel onbelangrijk tijdens een ruim drie uur durende uitvoering – de stoelen zijn er over het algemeen een stuk comfortabeler.

L Stok
Klaas Stok

“Het loopt slecht af hoor,” grapte Bart Chabot nog, anderhalf uur voor de voorstelling in het café tegenover het Enschedese Muziekcentrum, maar gelukkig was die bekende afloop het enige slechte aan de uitvoering door het barokorkest Concerto d’Amsterdam en Consensus Vocalis. Dirigent Klaas Stok is sinds enige tijd koorleider van het Nederlands Kamerkoor, maar is zijn wortels bij het Oldenzaalse koor trouw gebleven en onder zijn leiding is het koor uitgegroeid tot een semi-professioneel koor dat ook buiten de landsgrenzen successen boekt.

Koordirigent

Dat Stok in de eerste plaats een koordirigent is, blijkt uit de wijze waarop hij elke koorpassage mee articuleert. Waarschijnlijk hierdoor staat zijn interpretatie niet ver af van die van Koopman en de gekozen tempo’s zijn over het algemeen hoog: het eerste deel nam minder dan zeventig minuten in beslag. Aan de solisten geeft Slot echter alle ruimte, waardoor bijvoorbeeld de aria ‘Aus Liebe will mein Heiland sterben’ juist opvallend langzaam klonk. Altsopraan Karin van der Poel en vooral tenor Andreas Weller maakten dankbaar gebruik van Slots vrije hand in de aria’s en recitatieven. Nog niet eerder hoorde ik een tenor de lastige partij van Evangelist zo expressief vertolken. Woede, verdriet, berusting, verbittering, minachting – alle emoties die bij het verhaal passen wist hij in zijn stem te leggen. Bijzonder aardig was ook de vondst om het koor tot op de laatste seconde te laten zitten voordat de kreet “Barabbam!” weerklonk als op antwoord op de vraag wie het volk in plaats van Jezus op vrije voeten wil zien.

Wir setzen uns mit Tränen nieder

Zoals Chabot al voorspelde, het loopt slecht af met Jezus. Na ruim drie uur hangt de verlosser aan het kruis, “Ruhe sanfte, sanfte Ruh’!” En over een jaar begint het allemaal weer opnieuw, en wenen we wederom, bitterlich. En als het even kan, toch maar weer in het Duits.

Johann Sebastian Bach – Matthäus Passion, BWV 244

Residentie Orkest en Residentie Bachkoor o.l.v. Jos Vermunt, hertaald door Jan Rot. Deutsche Grammophon, € 24,95

Koninklijk Concertgebouworkest o.l.v. Willem Mengelberg, NRC Handelsblad/Trouw, € 16,00

Amsterdam Baroque Orchestra & Chorus o.l.v. Ton Koopman. Challenge Classics, € 20,00

Concerto d’Amsterdam en Consensus Vocalis o.l.v. Klaas Stok. Gezien: Muziekcentrum Enschede, 13 april 2006

Muziek / Voorstelling

Wachten op wraak!

recensie: Metzmachers Elektra is van buitengewone schoonheid

.

Wachten. Jarenlang wachten op het moment dat de verloren zoon, de gevluchte broer naar huis keert om de dood van zijn vader te wreken. Jarenlang wachten in een kil en grauw paleis waarin de moeder het bed deelt met de minnaar waarmee zij haar man vermoord heeft, maar goed slapen doen beiden niet. Ook haar dochters slapen slecht: de een ziet haar jeugd en schoonheid wegkwijnen, de ander roept iedere nacht de geest van haar vermoordde vader op en droomt van wraak. En allen wachten op het einde van het drama. Er moet nog meer bloed vloeien.

~

Er zijn weinig opera’s waarin een beklemmende sfeer zo tastbaar wordt gemaakt als in Richard Strauss’ Elektra, een van de meest extreme werken van de Duitse componist. Zijn derde opera Salome (1905) was al een ‘succès de scandale’ dankzij het decadente onderwerp, maar Elektra ging een stuk verder. Niet eens zozeer door het aan Sofokles ontleende bloederige verhaal, maar vooral door de revolutionaire muziek, waarin dissonanten niet langer worden opgelost en Strauss de grenzen van de tonaliteit verkent en overschrijdt. Slechts honderd minuten neemt Elekra in beslag, maar in die honderd minuten gebeurt meer dan in vele uren Mozart of Verdi.

Niet transpireren

Geen gemakkelijke opera dus, dit modernistische meesterwerk, zeker niet voor het immense orkest dat geen seconde kan verslappen, want het gevaar van bombast ligt overal op de loer en niets is gemakkelijker dan Elektra te laten verdrinken in decibellen en vulgaire frasen. Niet voor niets adviseerde de componist in 1925 dirigenten om Salome en Elektra te benaderen als de sprookjesmuziek van Mendelssohn: “U dient niet te transpireren tijdens het dirigeren, alleen het publiek moet de hitte voelen.”

~

Woorden die niet aan Ingo Metzmacher voorbij zijn gegaan. Ogenschijnlijk zeer ontspannen leidt hij het Nederlands Philharmonisch Orkest door een uitvoering van buitengewone schoonheid, waarin geen detail onderbelicht raakt en lieflijke melodieën als vanzelf overgaan in rauwe, ja, agressieve passages. Vooral de forse blazersectie die bij mindere dirigenten snel ontspoort, heeft Metzmacher volledig onder controle.

Drie voortreffelijke hoofdrollen

Wie een eerste blik op Strauss’ partituur werpt, begrijpt niet hoe het mogelijk is dat de solisten zich staande houden in het orkestrale geweld, maar juist hierin schuilt het genie van Strauss. “Begeleid een zanger altijd zo dat hij zonder inspanning kan zingen,” luidde zijn advies. Strauss was dan ook zeer teleurgesteld over een uitvoering onder leiding van Arturo Toscanini, die volgens hem de zangers en het drama vermoordde door veel te hard te spelen.

~

De zangers en het drama krijgen in Amsterdam alle ruimte. Het decor is sober maar effectief en regisseur Willy Decker geeft alle ruimte aan de drie vrouwelijke hoofdrollen: Klytämnestra en haar twee dochters Chrysothemis en Elektra. Meer nog dan in eerdere uitvoeringen (deze productie was ook al in 1997 en 2000 te zien) zijn de rollen perfect gecast. Felicity Palmer durft het aan om Klytämnestra zo nu en dan bitchy snauwend neer te zetten en Gabriele Fontana zingt vol passie de rol van de zus die vooral aan het grauwe paleis wil ontsnappen om werkelijk te kunnen leven.

Zo mogelijk nog beter is Nadine Secunde in de titelrol. Gedurende de hele opera staat zij op het toneel, en haar bewegingen hebben geen moment iets gemaakts of overbodigs. IJzingwekkend koud is zij wanneer zij moeder Klytämnestra toebijt dat haar angstige dromen pas op zullen houden als haar nek zal bloeden, hartverwarmend wanneer zij haar broer Orestes eindelijk herkend, extatisch en demonisch wanneer de moord op haar vader Agamemnon eindelijk gewroken is. Bijna gelukzalig pleegt zij dan na een waanzinnige dans zelfmoord. Orestes blijft murw achter, terwijl het orkest nog eenmaal het Agamemnon-motief op volle sterkte de zaal in slingert.