Muziek / Achtergrond
special: De Matthäus Passion driemaal op cd en eenmaal in de concertzaal

Bach in Nederland

.

~

Elk jaar staan de kranten weer vol met besprekingen van de Matthäus en elk jaar laait de discussie weer op over hoe het werk nou uitgevoerd moet worden. In grote orkestbezetting, of juist in een heel kleine, al dan niet op authentieke instrumenten, in een kerk of in een concertzaal, met een groot koor of liefst een zo klein mogelijk koor, met sopranen en alten of toch maar liever met contratenoren, is het gepast om te applaudisseren, enzovoort.

Om meteen maar met die laatste vraag te beginnen: natuurlijk mag er naar een uitvoering van de Matthäus geklapt worden. We klappen immers niet voor het lijdensverhaal, maar voor de muziek; de Matthäus biedt geen religieuze, maar een artistieke ervaring. Zelfs overtuigde atheïsten laten zich daarom gemakkelijk meeslepen door de fenomenale muziek, terwijl elke oprecht gelovige niet anders kan dan de rijmelarij van Bachs librettist Picander op z’n zachts gezegd bizar te vinden, maar dan moet je al aardig ‘rekkelijk’ zijn…

Dan maar in het Nederlands?

Moet de tekst dan maar in het Nederlands gezongen worden? Ja, meende de Nederlandse regering vlak na de Tweede Wereldoorlog, en 1948 ontving Jan Engelman een regeringsopdracht met als resultaat een heuse Mattheus-Passie. Deze bleek geen succes, en op een enkele sporadische uitvoering na, bleef Duits de voertaal. Het was en het bleef “Kommt, ihr Töchter helft mir Klagen” waarmee de Matthäus begint.

Niet als het aan Jan Rot ligt. Zijn hertaling opent met:

“Hoor van verre jammerklagen. Jezus! – Wie? – Je medemens!/ Jezus! – Waar? – Ze slaan hem lens!”

‘Erbarme dich’ werd ‘Maria huilt’ en het slotkoor ‘Schuif rond de steen’. Het is even slikken… Alle kranten besteedden uitgebracht aandacht aan Rots hertaling en de cd-opname vloog de Mega Charts Album Top 100 binnen. Ook een eenmalige uitvoering in de Dr. Anton Philipszaal in Den Haag was tot op de laatste stoel uitverkocht, en resulteerde in een twintig minuten durende ovatie.

Hype?

Het enorme succes heeft alles van een hype, want zo bijzonder is het in het Nederlands vertalen van religieuze muziekteksten niet. Zo vertaalde Willem Wilmink Pergolesi’s Stabat Mater:

“De moeder stond door smart bevangen / en met tranen langs haar wangen / waar haar zoon gekruisigd hing / en het was haar in haar lijden / of een zwaard haar kwam doorsnijden / dat dwars door het hart heen ging.”

Hiermee schaarde Wilmink zich in een lange traditie, beginnend bij Vondel, die bovenstaande regels als volgt vertaalde:

“Iesus’ nat bekrete moeder / stont bij ’t kruis, daar ons Behoeder, / haar beminde Zoon, aan hing; / en haar docht, terwijl ze steende / Hem betreurde, en druckigh weende / dat een zwaart door ’t harte ging.”

Maar ook Helene Nolthenius en Guido Gezelle maakten vertalingen in het Nederlands. Uniek is het vertalen van klassiekers dus zeker niet.

Platenmaatschappij Universal prijst de Rot-hertaling aan met een citaat van Martin van Amerongen: “Die Rot komt uit de popmuziek, dus dat kan niks zijn, denk je. Binnen korte tijd ging ik door de knieën. Het zal de puristen onder ons ongetwijfeld als een vloek in de oren klinken, maar de niet-puristen onder ons moge dit een zorg zijn.” Een mooie aanbeveling, maar wel een onbeschoft stukje lijkenpikkerij. Weliswaar staat erbij dat Van Amerongen de uitspraak in 2001 deed – en hij het dus niet over Rots hertaling van de Matthäus heeft – maar wie een beetje thuis is in het werk van Van Amerongen weet dat de oud-hoofdredacteur van De Groene Amsterdammer juist tegen een Nederlandse vertaling van Bachs meesterwerk was. Vooral het argument dat een vertaling een beter begrip van het lijdensverhaal zou geven was hem een doorn in het oog: “Dat is een theologisch en geen artistiek argument” schreef hij in Zijn bliksem, zijn donder: Over de Mattheus Passie van Johann Sebastian Bach.

Doorsnee uitvoering

Dat Rot zijn hertaling besprak met een dominee is dan ook aardig, maar niet relevant. Rots hertaling dient inderdaad op artistieke gronden beoordeeld te worden, niet op religieuze. En het moet gezegd: Rot brengt het er een stuk beter van af dan Jan Engelman in 1948. Maar weer een stuk minder dan Louis Ferron, die in 1976 delen uit de Matthäus Passion – zeer vrij – hertaalde voor Toneelgroep Baal.

Goed verstaanbaar is Rots versie evenmin; tekenend was dat een kort fragment op televisie ondertiteld moest worden en zonder tekstboekje is de cd-opname ook niet gemakkelijk te volgen. Daar komt bij dat de uitvoering van het Residentie Orkest en het Residentie Bachkoor onder leiding van Jos Vermunt ook niet echt bijzonder te noemen is. Toegegeven, de nog jonge Tania Kross zingt ‘Maria huilt’ hartverscheurend mooi, en ook de andere solisten zingen vol overgave de tekst van Rot, maar verder is de uitvoering niet meer dan aardig.

De Nederlandse Bach-traditie

Willem Mengelberg
Willem Mengelberg

Het is jammer dat Rots unique selling point de aandacht afleidt van twee andere recent uitgebrachte uitvoeringen die hemelsbreed van elkaar verschillen, maar wel een mooi inzicht geven in de Nederlandse Bach-traditie. De eerste betreft een heruitgave van de legendarische opname uit het Concertgebouw in 1939. Dirigent is Willem Mengelberg (1871-1951) met sopraan Jo Vincent als een van de solisten. Naar moderne maatstaven is deze Matthäus onwaarschijnlijk zwaar aangezet, met een compleet symfonieorkest op volle oorlogssterkte en een koor dat je eerder bij Mahler zou verwachten (400-500 man) dan bij Bach. Met barok heeft Mengelbergs interpretatie dan ook niets te maken, dit een Romantische interpretatie waarin effectbejag niet geschuwd wordt; het is geen kerk, maar een kathedraal. Bovendien bracht Mengelberg, in navolging van Matthäus-herontdekker Felix Mendelssohn, flink wat coupures aan, omdat het werk anders veel te lang zou worden. Maar juist door al deze mankementen, klinkt deze versie volkomen uniek. De koralen donderen, de cello’s zoemen en de contrasten zijn immens.

Transparant

Het verschil met de nieuwe opname van het Amsterdams Barokorkest en Ton Koopman kan op eerste gezicht niet groter zijn. Net als die van Mengelberg past zijn uitvoering op twee cd’s, maar Koopman heeft nergens geknipt. En daarmee is deze uitvoering een stuk sneller dan zijn eerste opname van de Matthäus Passion die in 1993 verscheen. Nam het slotkoor toen nog zes minuten in beslag, nu gaat dat ruim veertig seconden sneller. Ter vergelijking: Mengelberg heeft maar liefst acht minuten nodig. De tempokeuze is echter niet het belangrijkste verschil. Veel meer nog dan in zijn eerste opname heeft Koopman een buitengewoon transparant geluid weten te creëren, waardoor veel meer details aan de oppervlakte komen. Het jongenskoor is hetzelfde, maar voor de nieuwe opname maakt Koopman niet gebruik van het Koor van de Nederlandse Bachvereniging, maar van zijn eigen koor dat hij hoorbaar zo gekneed heeft dat elke inzet messcherp is. Ook de solisten sluiten beter op elkaar aan, waardoor deze nieuwe versie te prefereren is boven de oude.

Liever live

Maar hoe mooi de Matthäus Passion ook in de eigen huiskamer kan klinken, écht overrompelend is het werk pas in de concertzaal. Bach mag het passieverhaal verklankt hebben voor een uitvoering in de kerk, maar de concertzaal heeft een veel betere akoestiek en – ook niet geheel onbelangrijk tijdens een ruim drie uur durende uitvoering – de stoelen zijn er over het algemeen een stuk comfortabeler.

L Stok
Klaas Stok

“Het loopt slecht af hoor,” grapte Bart Chabot nog, anderhalf uur voor de voorstelling in het café tegenover het Enschedese Muziekcentrum, maar gelukkig was die bekende afloop het enige slechte aan de uitvoering door het barokorkest Concerto d’Amsterdam en Consensus Vocalis. Dirigent Klaas Stok is sinds enige tijd koorleider van het Nederlands Kamerkoor, maar is zijn wortels bij het Oldenzaalse koor trouw gebleven en onder zijn leiding is het koor uitgegroeid tot een semi-professioneel koor dat ook buiten de landsgrenzen successen boekt.

Koordirigent

Dat Stok in de eerste plaats een koordirigent is, blijkt uit de wijze waarop hij elke koorpassage mee articuleert. Waarschijnlijk hierdoor staat zijn interpretatie niet ver af van die van Koopman en de gekozen tempo’s zijn over het algemeen hoog: het eerste deel nam minder dan zeventig minuten in beslag. Aan de solisten geeft Slot echter alle ruimte, waardoor bijvoorbeeld de aria ‘Aus Liebe will mein Heiland sterben’ juist opvallend langzaam klonk. Altsopraan Karin van der Poel en vooral tenor Andreas Weller maakten dankbaar gebruik van Slots vrije hand in de aria’s en recitatieven. Nog niet eerder hoorde ik een tenor de lastige partij van Evangelist zo expressief vertolken. Woede, verdriet, berusting, verbittering, minachting – alle emoties die bij het verhaal passen wist hij in zijn stem te leggen. Bijzonder aardig was ook de vondst om het koor tot op de laatste seconde te laten zitten voordat de kreet “Barabbam!” weerklonk als op antwoord op de vraag wie het volk in plaats van Jezus op vrije voeten wil zien.

Wir setzen uns mit Tränen nieder

Zoals Chabot al voorspelde, het loopt slecht af met Jezus. Na ruim drie uur hangt de verlosser aan het kruis, “Ruhe sanfte, sanfte Ruh’!” En over een jaar begint het allemaal weer opnieuw, en wenen we wederom, bitterlich. En als het even kan, toch maar weer in het Duits.

Johann Sebastian Bach – Matthäus Passion, BWV 244

Residentie Orkest en Residentie Bachkoor o.l.v. Jos Vermunt, hertaald door Jan Rot. Deutsche Grammophon, € 24,95

Koninklijk Concertgebouworkest o.l.v. Willem Mengelberg, NRC Handelsblad/Trouw, € 16,00

Amsterdam Baroque Orchestra & Chorus o.l.v. Ton Koopman. Challenge Classics, € 20,00

Concerto d’Amsterdam en Consensus Vocalis o.l.v. Klaas Stok. Gezien: Muziekcentrum Enschede, 13 april 2006