Theater / Voorstelling

Bij Het Zuidelijk Toneel is er plek voor idealisme

recensie: Walhalla (Het Zuidelijk Toneel)

Het drieluik Walhalla is de eerste voorstelling van een driedelige reeks die Het Zuidelijk Toneel onder leiding van regisseur Matthijs Rümke gepland heeft voor de komende jaren. Ieder project wordt op locatie uitgevoerd en behandelt een actueel thema. Zo speelt Walhalla op dit moment in De Storkfabriek in Amsterdam en geeft het antwoord op de maatschappelijke vraag: “Is er nog plek voor idealisme?”.

Drie schrijvers kregen de opdracht een tekst te schrijven over een wereldverbeteraar en hebben daar ieder op hun eigen manier invulling aan gegeven. Alledrie zijn ze erin geslaagd een vorm voor hun toneelstuk te vinden waarin een aantal personages vrijuit kan spreken over belangrijke thema’s die onze samenleving aangaan. Met als basis voor deze dialogen en monologen de visie van de schrijver.

Maatkamer

~


In Maatkamer van Erik-Ward Geerling, het eerste gedeelte van de avond, is gekozen voor een wetenschappelijk experiment. Bert Luppes speelt een wereldverbeteraar die zich omwille van het herstel van zijn eer en goede naam bloot stelt aan een zogenaamde ‘afslankkuur van de menselijke wil’. De onderzoekers storten een waterval van vragen over hem uit. Het publiek wordt geconfronteerd met kwesties als : “Kunt u de oneindigheid van het heelal rijmen met uw eigen sterfelijkheid?” en “Is de derde wereld gebaat bij het in kaart brengen van DNA?”.

D’r was daar ook een hond

Peter De Graef heeft met zijn D’r was daar ook een hond voor een ingewikkelder concept gekozen. Luppes speelt een kunstenaar die in een dwangbuis is opgesteld voor een aantal denkbeeldige psychiaters. Hij moet hen ervan zien te overtuigen dat hij niet gek is. De overige acteurs o.a. Trudy de Jong, Margje Wittermans en Jorrit Ruijs, dwalen rond door de ruimte en stellen zijn kibbelende gevoels- en gedachtewereld voor. Het publiek is getuige van een gedachtestroom over de motieven van de kunstenaar die een idealistische daad heeft gepleegd.

Laat de Arabieren binnen

~


De avond wordt afgesloten met Laat de Arabieren binnen van Marijke Schermer. Dit stuk heeft van de drie de meest traditionele vorm. Er is sprake van een duidelijke verhaallijn. Een elfjarig kind, wederom gespeeld door Luppes, houdt haar vader nauwkeurig in de gaten en overlaadt hem met vragen zoals, “Wat is democratie?”, en “Wat is een Arabier?”. De vader van het meisje is een schrijver die bedreigd wordt door tegenstanders van zijn opvattingen over aristocratie. Dan komen de Arabieren naar zijn huis. Zij vragen zich af waarom Allah niet genoemd wordt in het boek van de schrijver. Schermer sluit met dit onderwerp nauw aan op de actualiteit.

Eén geheel

De stukken verschillen dus onderling erg van elkaar wat betreft onderwerp en vorm. Toch is het geen bijeengeraapt zooitje. Integendeel, het is een mooi afgerond geheel geworden. In de eerste plaats is dit natuurlijk de verdienste van de acteursploeg. De acteurs spelen met veel enthousiasme en ze veranderen moeiteloos in een nieuw personage waardoor de overgangen maar klein zijn. En doordat we drie verschillende opvatting over idealisme te zien krijgen wordt het thema niet uitgekauwd. Walhalla verveelt geen moment.

De voorstelling Walhalla is nog tot en met 13 mei 2006 in Amsterdam te zien. Daarna tot en met 27 mei in De Storkfabriek te Hengelo.

Muziek / Album

Geezer needs excitement!

recensie: The Streets – The Hardest Way to Make an Easy Living

De streekbus is verruild voor een Rolls, ofwel in twee jaar tijd kan er veel veranderen. En dat laat zijn sporen na, want in de wereld van peperdure hotelkamers, mooie vrouwen en veel te veel kaviaar heeft Mike Skinner, die achter het alias The Streets verscholen gaat, het moeilijk. Vooral met de keerzijde van de bling bling, Cristall en roem. En deze kant staat op het nieuwe The Streets-album, The Hardest Way to Make an Easy Living, gek genoeg in de schijnwerpers. Dat levert in ieder geval een gevarieerde derde plaat op.

~

Al in het eerste nummer rapt Skinner over de leegheid van het sterrendom. De goede man heeft het, zoals gezegd, moeilijk in zijn nieuwe leven. Het leven dat begon in 2002, toen hij met het fantastische garage-rap-album Original Pirate Material op de proppen kwam. Het was een hiphop-plaat van een geezer van de Engelse straat die zijn raps via, met knutsel- en huisvlijt gemaakte, opwindende beats de wereld in slingerde. Dat album kreeg twee jaar later een vervolg met het rustiger en conceptachtige A Grand Don’t Come for Free, dat handelde over problemen met geld, vrienden en zijn vriendin. Wie toen nog niet van hem gehoord had, kon in 2004 tijdens Lowlands met The Streets kennismaken. Skinner had moeite met het rechte pad en liet dat tijdens het optreden duidelijk merken.

Storm in glas water

Over dat optreden gaat het laatste nummer van de plaat, Fake Streets Hats, waarover Skinner zich destijds zo druk maakte. Een storm in een glas water. Niet meer, niet minder. Interessanter is Two Nations, zowel tekstueel als muzikaal. Over het verschil tussen Amerika en Engeland in gedrag, opvatting en cultuur. Er komen geen ‘open deuren’ aan te pas en alles speelt zich af over een loom en zichzelf herhalende tokkelpartij op een elektrische gitaar. Het doet denken aan het thuis opgenomen Original Pirate Material en het doet al snel het zeikerige, met een flauwe Let it Be-piano-sample ingekleurde Never Went to Church vergeten.

Ruwe kantjes

De humoristische en cynische kant het sterrendom komt ook het beste naar voren bij de single When You Wasn’t Famous, waarin Skinner aangeeft dat, nu hij beroemd is, vrouwen voor hem in de rij staan. En dat hij daar heel verwend van wordt en het gevoel van vroeger zoekt door achter beroemde vrouwen aan te gaan. Het is het meest opvallende nummer op de plaat, die meer hoeken – muzikaal en tekstueel – heeft dan voorgaande platen, maar die de energie van de eerste en het verhaal van de tweede mist. Ondanks veel verschillende stijlen weet deze schijf toch niet zo goed te imponeren. De ruwe kantjes zijn er een beetje van af, maar dat maakt hem wél klaar voor het grotere publiek.

Muziek / Album

Lang leve de vage schoonheid

recensie: The Love Substitutes – More Songs About Hangovers and Sailors

De kruisbestuivingen en de experimenteerdrift in het Antwerpse bestaan nog steeds. Dat bewijst The Love Substitutes, een gelegenheids-sterrenviertal rondom Rudy Trouvé. Ze maakten vorig jaar al hun debuut en nu is er de tweede plaat More Songs About Hangovers and Sailors. Twintig songs opgebouwd vanuit een stevige basis van vaagheid, aangelengd met de mooiste en breekbaarste melodieën. Iets dat bekend was van de helden rondom de Kaaien van Antwerpen. Gelukkig, ze zijn er nog.

The Love Substitutes is een sterrencombo met Rudy Trouvé aan het roer. Hij brak door met dEUS, ging daarna zijn eigen weg met onder andere fantastische bands als Kiss My Jazz, Gore Slut en Dead Man Ray. Craig Ward ‘verving’ Trouvé in dEUS op een geweldige manier, maar verliet de band in 2005 en Mauro Pawlowski (ex-Evil Superstars, ex-Mitsoobishi Jacson en ex-Shadowgraphic City) nam Wards plaats bij dEUS in. Bij The Love Substitutes heeft Mauro de drumstokjes van Bert Lenaerts overgenomen, die zijn oude, vertrouwde bas weer ter hand genomen heeft.

Trouvé

The Love Substitutes ontstond toen Ward in 2004 voor een toertje met dEUS zijn woonplaats Glasgow eventjes verruilde voor België. Het viertal sloot zich voor één dag in een studio op en speelde zeventien nummers in. Het was redelijk succesvol en minder vaag dan My Sister = My Clock, een vergelijkbaar studioproject van dEUS. Na enkele optredens – Trouvé houdt niet van toeren – werd het weer stiller rond het project. Maar nu is er dan More Songs About Hangovers and Sailors. Twintig songs die klinken als wat Trouvé al jaren maakt, waarbij zijn solowerk het dichtst in de buurt komt. Of de dingen die hij deed met Kiss My Jazz. Maar niet alles klinkt Trouvé; vooral de riffjes, bijvoorbeeld in Bangladesh Fashions, doen denken aan de tweede plaat van Evil Superstars, Boogie-Children-R-Us.

Gekte

Hoewel de plaat eigenlijk te lang is, kun je de luistersessies het beste in stukken knippen, want alles is de moeite waard. Niemand heeft een vaste positie in de band, waardoor alles heel gevarieerd klinkt. Zo zingt Ward bijvoorbeeld heel bescheiden, terwijl Pawlowski veelal met meer inzet zijn teksten brengt. En zo zijn Dressed for the Sea, You Seem to Have Forgotten Who I Am en A Modern Band Needs its Sleep perfecte songs, terwijl aan The Sad Mathrocker, The Velvet Sailor (Slight Return) en Hate the Love Substitutes de liefhebbers van de oude Belgenpop hun hart kunnen ophalen. Daar tussenin zit een mengelmoes van schoonheid, Beefheart-achtige gekte en veel vakmanschap, iets dat je stiekem mag verwachten van zo’n sterrencombo. De Belgen slaan weer eens krachtig toe, laat het alsjeblieft geen laatste stuiptrekking zijn. Lang leve The Love Substitutes.

Film / Films

Film van de plank

recensie: The Great Raid

Het belooft vaak weinig goeds als een film een aantal jaar op de plank blijft liggen. The Great Raid is zo’n film; opgenomen in 2002, nu pas in de bioscopen. Een ruzie in – toen nog – productiemaatschappij Disney-Miramax zorgde ervoor dat er geen interesse was om de film uit te brengen. Jaren later, nu Miramax inmiddels zelfstandig is geworden, komt The Great Raid pas weer van de plank.

~

The Great Raid gaat over de grootste reddingsoperatie uit de Amerikaanse geschiedenis: de bevrijding van vijfhonderd soldaten uit een Japans gevangenenkamp op de Filipijnen in 1945. Het verhaal is op feiten gebaseerd en kent ook enkele personages die echt hebben bestaan.

Hel

De film begint erg pakkend, zelfs gruwelijk. Een groep Amerikaanse soldaten wordt door Japanners op vreselijke wijze de dood in gejaagd. Het is een scène die je aangrijpt, en waardoor je meteen goed in de film zit. Geen zwakke opbouw, meteen kippenvel. Het moet werkelijk een hel geweest zijn om in een Japans gevangenenkamp te hebben gezeten.

Drie verhaallijnen

Na dit sterke begin is het des te jammerder dat de rest van de film maar wat aankabbelt. Het introduceren van de drie belangrijkste personages neemt te veel tijd in beslag. Het helpt niet dat de drie verschillende verhaallijnen hebben, waardoor het lang duurt voordat duidelijk is wie in welke situatie zit. Zo is Captain Prince (James Franco) de bedenker van de missie, zit Major Gibson (Joseph Fiennes) juist gevangen, en probeert diens geliefde Margaret (Connie Nielsen), een zuster, medicijnen naar het kamp te smokkelen.

~

Gaandeweg lopen de verhaallijnen wat meer door elkaar, maar doordat er zó veel bijfiguren rondlopen – soldaten die deel uit maakten van de missie, maar ook gevangen soldaten – is er bijna niet mee te leven met iemand anders dan de drie hoofdpersonen. Van die drie zet Fiennes de beste prestatie neer; hij viel zelfs tien kilo af om de ernstig zieke majoor beter te kunnen neerzetten.

Bonus

Ook een obstakel voor het grote succes is dat de geschiedkundige reddingsoperatie bij maar weinig mensen bekend is. Maak een film over D-Day of een andere indrukwekkende gebeurtenis uit de Tweede Wereldoorlog, en het publiek stroomt toe. Dat deze missie de meest geslaagde ooit uit de geschiedenis van het leger is, zegt weinig als het geen bezoekers trekt. Overigens zorgen de historische beelden aan het begin en einde van de film wel voor een fraaie bonus. Dat de film ondanks zijn tegenvallende verhaal en zwakke opbouw niet voor niets van de plank is gehaald, komt door de acteerprestaties en de verfilming van de reddingsactie waar de film uiteindelijk om draait. Die is prima qua choreografie en zelfs spannend. Miramax had het erger kunnen treffen.

Boeken / Fictie

Het grote zuipen

recensie: Dimitri Verhulst - De helaasheid der dingen

De hoofdpersoon in de film Leaving Las Vegas besluit, na een reeks tegenslagen en teleurstellingen, zijn leven te beëindigen door zich dood te drinken. Voor de familie Verhulst uit Reetveerdegem lijkt drinken een doel op zich. Het is bijna een missie, waarop de tegenspoed vanzelf volgt. Dimitri Verhulst, de ik-verteller van De Helaasheid der Dingen, groeit op in een huishouden dat bestierd wordt door zijn grootmoeder en waarin zijn nonkels Potrel, Herman en Zwaren en zijn vader Pierre zo weinig mogelijk uitvoeren en zoveel mogelijk drinken.

In de eerste hoofdstukken van het sterk autobiografisch gekleurde De Helaasheid der Dingen is Dimitri ‘onze Kleine’, iets jonger dan zijn nonkel Potrel, en hij is nog niet klaar voor het grote zuipen. Stil slaat hij zijn ooms en zijn vader gade terwijl ze enorme hoeveelheden bier naar binnen werken. Wanneer zijn nichtje Sylvie een tijdje komt logeren begint hij te zien wat een wonderlijke bende het eigenlijk is bij hem thuis. De woning is een bouwval en ondanks de inzet van de grootmoeder een puinhoop, de mannen zijn hoogst ongezond en “de leeftijd van zestig halen werd beschouwd als het toppunt van kleinburgerlijkheid.”

Nichtje Sylvie mag mee naar de kroeg waar ze dronken gevoerd wordt en kennismaakt met het authentieke volkse erfgoed: het dronkemanslied.

Het waren liedjes, sommige vijftien coupletten lang, vol vadsige praat. Ze stonden bol van de schunnige woorden waarmee ons abecedarium tot aan de z was gevuld, en het beeld van mijn nog veel te jonge nicht die daar dronken op de biljarttafel liederen vol seksuele toespelingen zong, en dat in een dialect dat haar volledig misstond, vervulde ons met zoveel eenvoudige vreugde dat we er nog maar een op dronken.

Tour de France

In het kansarme bestaan van de alcoholisten uit Reetveerdegem verschijnt een lichtpuntje wanneer in één van de lokale cafés een officiële wereldrecordpoging georganiseerd wordt, die opgenomen moet gaan worden in het Guinness Book of Records: “Op één lijn kwam hij te staan met haar of hem die ooit het snelste zwom, het hoogste sprong, het luidste zong. Naast het wezen met de langste tong of de zwartst verkankerde long kon jij staan, tussen mens en monster, de homo erectus die van alle soortgenoten in de tienmiljoenjarige historie van het varkensdom het hevigst dronk.” Herman verdedigt de eer van de familie Verhulst, en op heroïsche wijze: hij verbetert het record met drie liter en tachtig centiliter, vertrekt per wagen en arresteert een stel bandieten door ze frontaal te rammen.

Na deze eendaagse klassieker volgt een Tour de France voor drinkers, georganiseerd door Potrel. Iedere dag een etappe, waarbij vijf kilometer overeenkomt met één eenheid alcohol. Een zware beklimming (oftewel een halve fles whisky) na enkele biertjes maakt van Potrel bijna de Tommy Simpson van deze Tour; hij belandt, net als zijn broer, in het ziekenhuis. Vader Pierre doet daarna een poging van de drank af te komen, en met succes. Althans, tot hij zijn eerste verlofweekend in de kroeg doorbrengt. En zo gaat het verder met de Verhulsten: van helaasheid tot helaasheid tot de dood erop volgt.

De wereld van vandaag

Gaandeweg het boek wordt duidelijk dat de Dimitri die vertelt het leven in Reetveerdegem achter zich heeft gelaten. De vrouw die op een dag voor de deur staat, blijkt van de Dienst Speciale Jeugdzorg te zijn. Via een pleeggezin en een opvangtehuis krijgt Dimitri de kans iets anders met zijn leven te doen dan drinken, waardoor hij in zekere zin een vreemde voor zijn familie wordt, zoals blijkt wanneer hij met zijn eigen kind weer eens een bezoek brengt aan Reetveerdegem: “Ik spreek mijn oude dialect niet meer. Heel af en toe begin ik het spontaan te spreken, als ik woedend ben, of dronken. Weinig dus. Enorm weinig. Ik ben geen meer van hen maar zou het willen, om mijn loyaliteit te tonen, of mijn liefde, hoe men die gevoelens ook noemen moet.”

De echte helaasheid der dingen is niet een ‘moeilijke jeugd’, of de keerzijde van het jolige boertige leven van de Vlaamse dorpeling, maar de leegte die achter ‘de dingen’ zit. Verhulst werkt met autobiografisch materiaal, maar het verhaal wordt meer dan een tragisch geval door zijn stijl en door de perspectiefwisselingen die plaatsvinden wanneer Dimitri over verschillende familieleden vertelt. De verteltoon van de gedeelten die in het nu spelen, verschilt van de herinneringen: de verteller is afstandelijker en sarcastischer, terwijl de puinhoop van de levens van de marginale familie en de vastberadenheid waarmee ze de puinhoop steeds groter maken, beschreven worden in gloedvolle en soms hilarische taal. Met ironie als masker maakt Verhulst literatuur van de dagdagelijkse werkelijkheid.

Verhulst wordt door sommigen afgeschilderd als weer zo’n kloon, een epigoon van Louis Paul Boon, de kleine grote Vlaamse schrijver. Wie Boon ook daadwerkelijk gelezen heeft, weet dat hij begin jaren ’50 schreef dat alles misschien al gezegd is, maar dat het goed is als iedere tien jaar iemand de wereld-van-vandaag opnieuw uitspreekt met andere woorden. Met De Helaasheid der Dingen heeft Dimitri Verhulst aangetoond dat hij dat op geheel eigen wijze kan. Naar verluidt heeft Verhulst een paar jaar uitgetrokken voor het schrijven van zijn volgende, grotere boek. Ik kijk ernaar uit.

Film / Achtergrond
special: Nederlandse films over de Tweede Wereldoorlog

Functioneel of vermakelijk?

De Tweede Wereldoorlog heeft tot op de dag van vandaag een immense impact op onze samenleving. Door de media ontkomen we niet aan de sporen die de Tweede Wereldoorlog heeft nagelaten. En dat is goed, want vergeten mogen we nooit. De behoefte om deze geschiedenis een plaats te geven in ons bewustzijn en een nieuwe identiteit te construeren kon niet uitblijven. Vrij laat – eind jaren zeventig, maar vooral midden jaren tachtig – ontstaat er in Nederland een ware golf aan films over de Tweede Wereldoorlog. Sommigen zijn gebaseerd op waargebeurde verhalen, anderen zijn fictief. De vraag rijst of er na deze golf nog behoefte bestaat aan nieuwe films over de Tweede Wereldoorlog.

Uit de Nationale Filmenquête is gebleken dat anno 2006 het Nederlandse volk de film Soldaat van Oranje (1977) van Paul Verhoeven tot beste Nederlandse film aller tijden heeft gekozen. Soldaat van Oranje is gebaseerd op de autobiografie Het hol van de ratelslang van Erik Hazelhoff Roelfzema, die tijdens de Tweede Wereldoorlog actief was in het verzet. Zijn verhaal gaat over de Leidse student Erik Lanshof (Rutger Hauer) die in 1938 met een zestal studenten in contact komt, waaronder Guus (Jeroen Krabbé) en Alex (Derek de Lint). Tijdens de Tweede Wereldoorlog sluiten vijf van de zes zich aan bij het studentenverzet; Alex komt via zijn moeder terecht bij het Duitse leger.

Scène uit <i>Soldaat van Oranje</i>
Scène uit Soldaat van Oranje

Wat de film politiek interessant maakt zijn de intriges en complotten, niet alleen in het klein, maar ook in het groot (Nederlanders-Duitsers, Nederlanders-Engelsen). Door er ook andere landen bij te betrekken kun je het verhaal van de studenten in een breder context plaatsen en een genuanceerder oordeel vormen.

Vrouwelijk verzetssymbool

Vier jaar later wordt er weer een oorlogsfilm gemaakt, ook op waarheid gebaseerd: Het meisje met het rode haar (1981) van Ben Verbong. In deze film raakt rechtenstudente Hannie Schaft (Renée Soutendijk) betrokken bij het verzet, nadat ze ziet hoe een jongen door de Duitsers wordt neergeschoten. Na de dood van drie verzetsstrijder, waaronder Jan Bonekamp, krijgt Hannie een inzinking. Alleen de haat tegen de Duitsers houdt haar nog overeind. Samen met verzetstrijder en minnaar Hugo (Peter Tuinman) pleegt ze talloze aanslagen. De film is indringend en beklemmend, vooral wanneer Hannie Schaft eenzaam in de duinen wordt gefusilleerd door de Duitsers. Historisch gezien eveneens een onmisbare film, want het heeft een vrouwelijk verzetssymbool voortgebracht. Alleen mist de film een belangrijk element dat wel in het boek wordt besproken: Hannies lidmaatschap van de RVV, een communistische verzetsgroep.

Suspense

Dat een oorlogssetting zich ook leent voor een spannend detective-achtig verhaal, bewijst De aanslag (1986) van Harry Mulisch, die verfilmd is door Fons Rademakers, die daarmee in 1987 als eerste Nederlander een Oscar in ontvangst neemt. De aanslag is anders dan zijn voorgangers. Niet zozeer de oorlog staat op de voorgrond, maar het lijk dat voor het huis van de familie Steenwijk na een aanslag wordt aangetroffen. De hele familie wordt opgepakt en gefusilleerd, behalve Anton (Derek de Lint). Gedreven door schuldgevoelens gaat hij jaren later op zoek naar antwoorden: wie heeft de aanslag gepleegd, welke rol hebben de buren gehad, waarom is zijn familie slachtoffer geworden? Het maakt de film bijna een suspense thriller.

Scène uit <i>Het meisje met het rode haar</i>
Scène uit Het meisje met het rode haar

En dan lijkt de koek op. Het bittere kruid (1985), waarin een Joods meisje Sara (Ester Spitz) onderduikt in Amsterdam, wordt matig verfilmd door Kees Oostrum. In de schaduw van de overwinning (1986) voegt eveneens niets meer toe aan de bestaande oorlogsdrama’s en vervalt in clichés: foute Duitsers en heroïsche verzetshelden.

Verdraagzaamheid

In 2002 gebeurt er iets opmerkelijks, want in dat jaar wordt het boek De tweeling van Tessa de Loo verfilmt. Het wordt een groot succes. Als een tweeling na het verlies van hun ouders tijdens de Tweede Wereldoorlog uit elkaar wordt gehaald, verandert hun leven dramatisch. Terwijl Lotte (Thekla Reuten) bij haar Nederlandse pleegouders volop kansen krijgt zich te ontwikkelen wordt Anna (Nadja Uhl) door haar Duitse pleegouders geremd in deze ontwikkeling. Bij hun ontmoeting onstaat er een interessante invalshoek: de goed/fout-moraal verandert in nuance. Ze proberen, hoe moeizaam ook, nader tot elkaar te komen. Een hoopvolle, menselijke film die (een poging tot) verdraagzaamheid oproept tussen Nederland en Duitsland, gesymboliseerd door Anna en Lotte.

Scène uit <i>De aanslag</i>
Scène uit De aanslag

En daarmee lijkt het cirkeltje rond. Wie nu nog een interessante Nederlandse oorlogsfilm wil maken, moet wel van hele goeden huize komen. Nederland is meer dan ooit onderdeel van een mondiale samenleving. Wie zich dat goed beseft is de Nederlandse filmmaker Hany Abu-Assad, onder andere bekend van Het 14e kippetje (1998). Met het oorlogsdrama Paradise Now (2005) wint hij onder andere een Gouden Kalf. Paradise Now handelt over twee jonge Palestijnen die uitverkoren zijn om een zelfmoordaanslag in Tel Aviv te plegen. Wie goed kijkt ziet overeenkomsten met de Nederlandse oorlogdrama’s, maar dan gestoken in een nieuw mondiaal jasje. Laten we de boodschap van de Nederlandse oorlogfilms goed in ons achterhoofd houden en dit gebruiken voor toekomstige, vernieuwende scenario’s.

Film / Films

Cruise nog steeds koning van Hollywood

recensie: Mission: Impossible III

Na de regisseurs Brian De Palma en John Woo mocht J.J. Abrams, de bedenker van de hitseries Alias en Lost, zijn tanden zetten in het derde deel van de Mission: Impossible-reeks. Abrams geeft er knap zijn eigen draai aan door de film rauwer te maken dan zijn voorgangers. Ook besteedt hij meer aandacht aan het uitdiepen van de karakters.

~

Deze zeer succesvolle reeks is het kindje van producer en hoofdrolspeler Tom Cruise. Hij bepaalt bij elk deel wie de regisseur wordt, wie de muziek maakt en hij vult de cast in. Na het zien van het werk van J.J. Abrams besloot Cruise dat hij de aangewezen persoon voor de baan was. Een goede zet, al volgt ook Abrams natuurlijk wel het aloude Hollywood-stramien: er zijn goeieriken, slechteriken, een damsel in distress (die de strijd voor überheld Ethan Hunt persoonlijk maakt), oneliners, een sidekick enzovoorts. Van een origineel verhaal moet de film het niet hebben. De vraag is wel: hoe verhoudt dit deel zich ten opzichte van zijn twee voorgangers? En misschien nog belangrijker: hoe komt M:I III uit de vergelijking met andere blockbusters uit Hollywood?

Superhelden

Het is eigenlijk wel weer eens verfrissend om een echt mens in actie te zien na die karrenvrachten films met bovenmenselijke helden van de afgelopen jaren. Hier zien we een held weliswaar duizenden kogels afvuren, maar hij blijft (tot op zekere hoogte) gebonden aan de wetten van de zwaartekracht. Ethan Hunt is de nieuwe James Bond van de jaren nul, in een serie die nog een lange tijd mee kan. Ik moet nog maar eens zien wat het antwoord gaat worden van de makers van Casino Royale, de nieuwe Bondfilm, die later dit jaar uit komt.

1, 2 en 3

~

M:I III is veel minder glad gestileerd dan zijn voorgangers. De beelden zijn grofkorrelig geschoten en de camera blijft dicht op de huid van de personages. Dit geeft het geheel een waan van realisme. Een goede vondst. Net als bij de eerste twee delen is het verhaal volkomen ongeloofwaardig. Wat ook hoort bij deze franchise. Maar door de regie en de acteerprestaties van de cast ga je toch meeleven met de personages. Ook wordt er meer tijd genomen om wat dieper in het persoonlijke leven van onze helden te duiken. Iets wat in de andere delen veel minder gebeurde. Deze aflevering zuigt je daardoor meer het verhaal in, waardoor de beleving intenser wordt.

Philip Seymour Hoffman

Oscarwinnaar Hoffman is eigenlijk de eerste ‘waardige’ tegenstander van Cruise’s Ethan Hunt. Zijn Owen Davian is een ijskoude, bikkelharde psychopaat die met plezier over lijken gaat om zijn doel te bereiken. Vooral de openingsscène, waarin een ijzingwekkende confrontatie tussen held en nemesis, centraal staat laat zien dat je Hoffman om een boodschap kan sturen.

M:I III wordt zonder enige twijfel het zoveelste megasucces van Cruise, en terecht. De film raast door als een achtbaanrit, is zeer energiek en bezit fantastische actiescènes. Ik heb me geen moment verveeld (het zoetsappige einde daargelaten). Dit is een popcornfilm gemaakt van hele goede maïs. Ondanks alle slechte pers van het afgelopen jaar aan het adres van Cruise (nee, ik ga niks zeggen over Katie, Oprah, Brooke of Suri!) blijft hij kassamagneet nummer één. Voorwaar, toch geen slechte prestatie.

Muziek / Concert

Van bloemenweides naar slapeloze nachten

recensie: Sjostakovitsj en Miaskovski ingeleid

Het Koninklijk Concertgebouworkest experimenteert met een nieuwe vorm voor het klassieke concert. Op 28 april werden de Zesde Symfonie van Dmitri Sjostakovitsj en het Vioolconcert van een andere rus, Nikolai Miaskovski, gespeeld. De stersolist van de avond was de – heel toepasselijk – in Siberië geboren violist Vadim Repin. De zieke Neemi Järvi werd vervangen door Nikolai Alexeev. Maar er was nog een ándere ster op het podium, op dit oorcollege klassiek-voor-beginners: acteur en verteller Walter Crommelin.

Josef Djoegasjvili
Josef Djoegasjvili

Ooit vertelde een vriend van me over een uitvoering van Macbeth die hij had bezocht. Bij het uitgaan van de zaal liep achter hem een stel jongens die erg enthousiast waren over het stuk. Ze waren vooral onder de indruk van de dramatische plot. Mijn vriend was lichtelijk gepikeerd. Natuurlijk was het verháál mooi; vierhonderd jaar na dato ging niemand toch meer naar een stuk van de grote Shakespeare om zich te laten verassen door het verhaal? De uitvoering, de aankleding, de omgang met de tekst, daar ging het om. Liefhebbers (en recensenten) van klassieke muziek concentreren zich meestal ook op de uitvoering; was het niet te pathetisch, of juist te vlak; had het koor de juiste omvang, noem maar op. Toch voel ik me, als liefhebber maar zeker geen kenner van klassieke muziek, altijd als die jongens bij Macbeth. Er wordt snel vergeten dat ook vierhonderd jaar, of in dit geval pak-‘em-beet achtenzestig jaar, na dato iedereen zo’n stuk ooit voor het eerst hoort. En dan is het erg prettig als iemand je context bij het stuk geeft. Het Koninklijk Concertgebouworkest heeft acteur en voormalig musicus Walter Crommelin aangetrokken om een verhaal bij de muziek, een oorlezing zoals ze het zelf noemen, ten gehore te brengen. Crommelin, die Sjostakovitsj eerder bij het RO Theater vertolkte in het theaterstuk Masterclass, deed dat op een ingetogen, humoristische wijze.

Oorcollege

Met het voltallige orkest en dirigent present op het podium hield Crommelin zijn toelichtingen. Zijn anekdotes maken duidelijk onder welke omstandigheden de stukken zijn gecomponeerd. En om duidelijk te maken hoe de gebeurtenissen hun weerslag hebben gekregen in de muziek citeerde het orkest relevante fragmenten bij de verhalen. De gespeelde citaten blijken tijdens de daaropvolgende integrale uitvoering waardevol om de structuur snel te herkennen en interpretatie van het stuk te vereenvoudigen.

Nikolai Mjaskovski
Nikolai Mjaskovski

De stukken van de avond stammen beiden uit de late jaren dertig van de vorige eeuw. Stalin was aan de macht in de Sovjet-Unie, en kunstenaars die het regime niet verheerlijkten liepen het risico te worden geëxecuteerd of verbannen naar Siberië. Mjaskovski reageerde op de gespannen situatie door te vluchten in een droomwereld. Zijn vioolconcert is lichtvoetig, en roept zelfs zonder toelichting allerlei pastorale associaties op. De natuur is mooi, en Vadim Repin deed zijn best dat zo virtuoos mogelijk te verbeelden. Maar niet alle componisten konden gedurende de Stalinistische dictatuur zulke luchtige dromerigheid bieden.

Crommelin verhaalt over de opera Lady Macbeth van het district Mtsensk van Sjostakovitsj. Een vernietigende reactie in het dagblad Pravda eindige zelfs met het dreigende “als de componist op deze weg doorgaat zal het nog slecht met hem aflopen!” Het anonieme stuk werd algemeen aan Stalin zelf toegeschreven, en onder Stalin was al lang bewezen dat zulke dreigementen alleen maar letterlijk konden worden genomen. Er was geen ontkomen aan; vlak voor het uitbrengen van Sjostakovitsj’s Vijfde Symfonie werd één van zijn beschermheren, generaal Toechatsjevski, geëxecuteerd. Om te overleven moest hij zich aanpassen. Het regime eiste vrolijke, vreugdevolle stukken en happy endings. Of, in de bewoordingen van Crommelin: “Sjostakovitsj moest op zoek naar de grootste terts die hij kon vinden”.

Groteske terts

Dmitri Sjostakovitsj
Dmitri Sjostakovitsj

Het eerste deel van de symfonie lijkt niet helemaal bij deze opdracht te passen. Het is een langzaam stuk, en beschrijft de slapeloze nachten die Sjostakovitsj had nadat het dreigement was uitgesproken. Het orkest illustreert de toelichting van Crommelin met kleine stukjes uit de compositie. Na de slapeloze nacht volgt het krieken van de dag. De natuur wordt wakker op niet mis te verstane wijze. In het derde deel werkt de componist toe naar het geforceerd opgewekte einde. Met een citaat uit de Radetzki-mars laat hij tenslotte ook de arbeiders wakker worden en aan werk gaan in de geoliede communistische machine. Het volk marcheert quasi-opgewekt op circusachtige muziek. Een groteske terts van oppervlakkig vertier als cynische verpakking van de onderliggende angst.

Is het stuk van Sjostakovitsj echt zo’n letterlijke weergave van de genoemde omstandigheden? Vast niet, musicologen en kenners zullen er wel het nodige over te zeggen hebben. Maar de beschreven beelden bieden de maagdelijke luisteraar wel houvast. En ook het verklappen van de opbouw door de citaten die het orkest voorafgaand aan de uitvoering ten gehore bracht helpt. Het verwachtingsvol wachten op het krieken van de dag is toch anders dan helemaal in het duister wachten zonder te weten of er nog verlossing zal komen. Overigens werd de Zesde Symfonie door het regime beduidend beter ontvangen dan Lady Macbeth. Een recensie sprak naar verluidt over “een meditatie over voorbije zorgen, gevolgd door een bevestiging van huidig geluk”. Het cynisme in het stuk werd blijkbaar niet opgemerkt. En dat had mij, als argeloze luisteraar, ook zomaar ontgaan kunnen zijn.

De kenner en de leek

Maandagochtend stond in De Volkskrant een recensie door Guido van Oorschot over dit concert. Hij was bij een uitvoering zónder inleiding geweest. Zijn vernietigende reactie op het Vioolconcert van Mjaskovsky is in deze tijd gelukkig niet meer meteen levensbedreigend voor de componist:
“Zelfs Vadim Repin bood geen soelaas voor Mjaskovski, die in zijn vioolconcert overgare drieklankmotieven serveert op een bedje van slappe harmonie, afgezet met een ritmische garnering zonder jeu.” Van Oorschot serveert Mjaskovky op puur inhoudelijke gronden af. Ik kan het niet helpen mezelf af te vragen of de inleiding van Crommelin ook voor een kenner als Van Oorschot invloed op zijn oordeel zou hebben gehad.

De toelichting is misschien dwingend, maar blijkt toch een geweldig hulpmiddel om een eigen mening over het stuk te vormen en verder te zoeken. De stukken illustreren hoe divers de muzikale reacties waren op de omstandigheden in het vroege twintigste eeuwse Rusland. Waar Mjaskovski vlucht in een droom van landelijk leven, eindigt Sjostakovitsj’s symfonie met een kwellende kermis van oppervlakkig vermaak. Zouden de stukken op muzikale of historische gronden op één avond gepland zijn?

Drempelverlaging

Dit experiment van het KCO is zeker voor herhaling vatbaar. De aanpak van de avond sluit aan bij een tendens die ook bij andere ‘hoge’ kunsten plaatsvindt. In kunstmusea wordt ook steeds vaker uitgebreid toelichting en achtergrond gegeven bij het kunstwerk. Dit werkt drempelverlagend en verleidt misschien ook een ánder publiek om te komen kijken en luisteren. De puur individuele beleving van het werk wordt naar believen aangevuld met informatie om de ervaring te sturen. Voor mij waren beide stukken een emotionele ervaring. Het vioolconcert was toegankelijk, en in zijn context misschien escapistisch. Maar het gaf me een warm gevoel. Het contrast met de Zesde van Sjostakovitsj had niet groter kunnen zijn. De angst en het cynisme spatten ervan af. Als ik ooit nog een slapeloze nacht heb zal Sjostakovitsj’ werk mij gezelschap gaan houden. Want mijn eerste kennismaking met beide stukken zal zeker niet de laatste zijn.

En wat was de kwaliteit van de uitvoering nu eigenlijk? Ik weet het niet, want ik heb geen materiaal om mee te vergelijken. Maar de hele zaal, inclusief de ongetwijfeld aanwezige kenners deden mee aan de staande ovatie.

Film / Films

Vluchtig verhaal over een snelheidsrecord

recensie: Burt Munro, The World's Fastest Indian

Iedereen kent ze wel, die ietwat zonderlinge mannen met schuren vol rommel waarin ze de ganse dag aan het knutselen zijn, en niemand weet waaraan. Burt Munro is ook zo’n man. Een al oude man die woont in een schuur op een veld vol onkruid, tot ergenis van zijn buren. Gooit niets weg, weet zelfs zijn urine te recyclen als mest voor zijn citroenboom. Hij versleutelt zijn motor uit de jaren twintig tot de snelste motor ter wereld. Burt Munro, The World’s Fastest Indian vertelt het waargebeurde verhaal van zijn snelheidsrecordpoging.

~

De Nieuw-Zeelandse productie speelt zich af in de vroege jaren zestig, in Nieuw-Zeeland en het zuiden van de Verenigde Staten. Munro wordt goed gespeeld door Anthony Hopkins, die zich zelfs een Nieuw-Zeelands accent voor de film heeft aangemeten. Hij zet Munro neer als de karakteristieke man die iedereen met zijn oprechtheid voor zich in weet te nemen. Het eerste deel van de film speelt zich af in Nieuw-Zeeland, waar Munro met behulp van zijn buurjongetje klust aan zijn motor, en geld probeert in te zamelen voor zijn reis naar Amerika, waar zijn recordpoging plaats moet vinden. Zodra Munro naar de Verenigde Staten vertrekt, ontwikkelt de film zich tot een klassieke roadmovie.

Historisch verantwoord en sentimenteel

Regisseur Roger Donaldson, bekend van sexy films als Cocktail en Species, lijkt met deze film te gokken op een wat volwassener publiek. De details en karakters zijn historisch verantwoord, maar het ligt er allemaal wel heel dik bovenop. Daarnaast heeft de film sentimentele trekjes: zelfs de grootste rotzakken lijken uiteindelijk de oude baas te willen helpen. De wereld was goed vroeger. Het buurjongetje herinnert Munro aan zijn vroeg gestorven tweelingbroertje, over wie hij aandoenlijk vertelt. De dood van zijn broertje heeft hem er toe gezet om niet te twijfelen maar zijn droom na te jagen.

~

De film doet qua onderwerp denken aan The Straight Story van David Lynch, immers ook een roadmovie naar aanleiding van een waargebeurd verhaal van een oude man met een vreemd voertuig op een schier onmogelijke missie – maar daar houdt de vergelijking op. The Straight Story is een oorspronkelijke film, Burt Munro een wat obligaat verteld verhaal dat daardoor geen moment spannend is. Het is vanzelfsprekend hoe het met dat snelheidsrecord loopt, maar dat in elke scène een probleem de kop op moet steken, gaat snel vervelen. Het karakter Munro is echter sympathiek, en omdat er met zorg is gewerkt aan de historische details, is de film toch wel prettig om naar te kijken. Maar bij anderhalf uur prettig kijken blijft het. Het is net als bij Cocktail, de inhoud is snel vergeten.

Boeken / Fictie

De vervreemdende werelden van Peter Terrin

recensie: Peter Terrin - De bijeneters: zeven variaties

Ondanks de goed ontvangen romans Blanco en Vrouwen en kinderen eerst is de Vlaamse schrijver Peter Terrin in ons land niet erg bekend. Geheel ten onrechte. Ook zijn nieuwste verhalenbundel De Bijeneters: zeven variaties is weer zeer de moeite waard.

In de bundel vinden we zeven verhalen terug waarin een daad centraal staat die alles verandert. Dit kan een duidelijke, doelbewuste daad zijn, maar ook een ogenschijnlijk onbelangrijke en onbewuste handeling. Hoe groot of klein de handeling echter ook is, de koers der gebeurtenissen wordt er onherroepelijk door gewijzigd.

Surreëel en afstandelijk

Terrin is een meester in het scheppen van surrealistische, afstandelijke en vervreemdende werelden. Zijn karakters worden eveneens gekenmerkt door een bepaalde mate van ongrijpbare afstandelijkheid. Nooit zul je het achterste van de tong zien van een personage. Net als in het echte leven toont Terrin je meer buitenkant dan binnenkant. Nergens krijg je als lezer echt grip op de personages en de situaties waarin zij zich bevinden. Dat maakt Terrins verhalen aan de ene kant heel surrealistisch en aan de andere kant heel intens.

Terrin schotelt geen hapklare maaltijd voor: hij dwingt de lezer voortdurend zelf de gebeurtenissen te analyseren. De verhalen van Terrin hebben geen duidelijke kop en staart. Sterker nog, na het lezen begint voor de lezer pas het echte werk. Er dient geïnterpreteerd, teruggelezen, nagedacht en gediscussieerd te worden.

De Bijeneters bouwt verder op deze formule. De afstandelijkheid is in bijna alle verhalen haast tastbaar en geen van de verhalen is eenduidig uit te leggen. Toch lijkt Terrins schrijfstijl beter geschikt voor langere verhalen, dan voor korte. De twee langste verhalen uit deze bundel komen dan ook het best tot hun recht. Zo volgen we bijvoorbeeld in De verdachte een overhoring van een van moord verdachte man. Geen moment krijg je grip op dit verhaal. Heeft deze man nu wel of niet een moord gepleegd? En als zou blijken dat hij het wel gedaan zou hebben, dan zou je geen idee hebben waarom hij tot die daad gekomen is.

Het andere langere verhaal, De moordenaar, gaat over een rechtstaat waarin het is toegestaan in je hele leven twee moorden te plegen. Als je het maar netjes aangeeft en niet over je quotum heengaat, dan is er niets aan de hand. Terrin zet in dit verhaal een prachtig sombere, Orwelliaanse wereld neer. Ook in dit verhaal krijgen we te maken met een moordenaar en hoewel zijn beweegredenen voor de moord duidelijk zijn, lijken de vervolghandelingen van enige rationaliteit gespeend. En weer slaat de fantasie van de lezer op hol.

De dood

Het is echter niet alleen de lengte van de verhalen die bepalend is voor de impact van Terrins verhalen, maar ook de aan- of afwezigheid van een dode. De beste verhalen in deze bundel – en daar horen ook het verhaal Schoonmaak en De lotgevallen van Abdullah en ikzelf bij – draaien allemaal om het overlijden van een persoon. Al dan niet op natuurlijke wijze. Hoewel hier in zijn vorige roman Vrouwen en kinderen eerst geen sprake van was, zien we dit thema ook in Blanco duidelijk terug.

De rode draad in Terrins werk is in ieder geval de ontsporing van de hoofdpersoon, die geleidelijk losraakt van de werkelijkheid. Het is deze discrepantie tussen de wereld zoals wij hem kennen en de wereld zoals de personages hem zien, die zorgt voor het beklemmende gevoel dat de ware kracht achter zijn verhalen is. Terrin is echter op zijn best als hij de ruimte krijgt om zijn werelden genoeg afstandelijkheid mee te geven én de personages mag confronteren met de dood. Dit maakt hem tot een zeer boeiende schrijver. Zijn verhalen zetten altijd aan tot contemplatie en dwingen de lezer tot een eigen inbreng.