Muziek / Album

Geforceerd spelplezier

recensie: The Zutons – Tired of Hanging Around

Twee jaar geleden werden we in Nederland overspoeld met nieuwe, frisse bandjes uit Groot-Brittannië, die de zieltjes van popliefhebbers wilden winnen met puntige, hoekige rocksongs. Eén van de meest opvallende en tevens leukste bandjes die destijds aanspoelde was The Zutons. Hun debuutalbum Who Killed The Zutons? onderscheidde zich van landgenoten als Franz Ferdinand en Kaiser Chiefs doordat de funky sixtiespop werd doorspekt met soulinvloeden. Geen wonder dat de naam van The Zutons binnen no-time gemeengoed werd in de muziekwereld, met een optreden op Pinkpop van dit jaar als ultiem bewijs daarvan. Nu brengt het vijftal uit Liverpool de moeilijke tweede en de vraag is of The Zutons hierop wederom een verpletterende indruk kunnen achterlaten.

~

Zuton Fever

Om die vraag maar gelijk te beantwoorden: neen, dat kunnen The Zutons niet nog eens. Sterker nog, op enkele tracks na ontbreekt de Zuton fever helemaal. Hoewel het er op het eerste gehoor nog op lijkt of Tired of Hanging Around gewoon in het verlengde ligt van de debuutplaat, blijkt na een aantal luisterbeurten dat dat niveau lang niet gehaald wordt. Ditmaal geen instant-vrolijkheid, blijde popdeuntjes en verslavende gitaarrifjes, maar vooral veel zeurderige jengelmuziek.

Anders gezegd: waar Who Killed The Zutons? vooral een oefening in spelplezier leek, bekruipt je bij het beluisteren van Tired Of Hanging Around als luisteraar vooral het gevoel dat deze plaat enigszins geforceerd tot stand is gekomen. De vrolijke melodieën hebben plaatsgemaakt voor repeterende gitaarrifs, de gelukzalige samenzang is ingewisseld voor kille keelklanken. Uitzondering hierop zijn de toegevoegde vocalen van saxofoniste Abi Harding, die met haar hoge stem een nieuwe dimensie geeft aan een nummer als You’ve Got a Friend in Me. Helaas blijft haar vocale rol slechts beperkt tot enkele tracks.

Nachtkaars

Daar komt bij dat The Zutons schijnbaar zijn afgestapt van het idee dat elk nummer een positief gevoel in de luisteraar naar boven moet brengen. Zo is de afsluitende track I Know You’ll never Leave van een dusdanig tergende sloomheid, dat de plaat als een nachtkaars uitgaat. Een nachtkaars die dankzij sterkere tracks als het titelnummer en de eerste single Why Won’t You Give Me Your Love? overigens nog wel even aangewakkerd is.

Blijft een plaat over die simpelweg niet aan de (hoge?) verwachtingen voldoet. Het frisse bandje uit 2004 is anno 2006 een vijftal dat verzuimt heeft haar eigen muziek een nieuwe impuls te geven. In plaats daarvan gaat The Zutons rustig verder op de weg die op Who Killed The Zutons? is ingeslagen, maar in dit geval betekent stilstand duidelijk achteruitgang. Tired of Hanging Around had zonder problemen uitgebracht kunnen worden als een verzameling b-kanten, maar voor een langverwacht tweede album van een hoog aangeslagen band als The Zutons biedt het gewoon te weinig.

Boeken / Fictie

Te weinig verontrustend

recensie: Hans Hogenkamp - Excuses voor het ongemak

De Nederlandse literatuur lijkt het patent te hebben op anti-helden. In de jaren vijftig begon Willem Frederik Hermans met het beschrijven van mensen die het niet helemaal gemaakt hadden, die wat minder geluk hadden, waarmee hij de identificatie van de lezer met deze romanfiguren problematiseerde. Ook vandaag blijft de ‘mislukking’ schrijvers inspireren: in de debuutroman van Hans Hogenkamp, Excuses voor het ongemak, maken we kennis met een nieuwe anti-held: Edo Kleingeld.

Edo Kleingeld is een man van rond de veertig. Hij werkt als onderzoeker bij een bedrijf dat de kijkcijfers van tv-programma’s registreert en daar uitdraaien van maakt. Vrolijk of somber zou je hem niet kunnen noemen. Hij lijkt weinig emoties te hebben, of toont ze in ieder geval niet. Zodra hij begint te drinken laat hij zich van een meer menselijke kant zien, maar over het algemeen zou je hem kunnen omschrijven als ‘vlak’.

~

Zijn illegale schoonmaker, de Somalische Bayya, vraagt hem op een dag of zijn zuster misschien op Edo’s adres ingeschreven mag worden. Het gaat alleen om een adres, zo verzekert hij hem. Maar na een paar dagen trekt zus Chandrani bij Edo in. Ze zal hem niet tot last zijn, wil Bayya nog benadrukken. Of ze misschien gebruik mag maken van de magnetron, dan hoeft ze maar een keer per week in de keuken te koken. Maar natuurlijk gaat Chandrani, de ietwat lelijke zus van Bayya, niet weg en tussen Edo en haar ontstaat zelfs een relatie – met de onvermijdelijke vrijscène.

Per ongeluk deelnemer

Tegenwoordig lijden sommige mensen niet meer aan het leven, maar ‘nemen ze er per ongeluk deel aan’. Dit lijkt ook Edo te overkomen. Hij is geen gelukkig persoon, maar is ook niet ongelukkig. Hij is een onïnspirerende man, lijkt weinig te voelen, heeft weinig meningen, weinig genoegens. Er is niet veel dat hem stoort, ja kleine dingen, zoals een afstandsbediening die niet goed ligt. Er is dan ook niet veel dat hij kan overbrengen aan de lezer. Zijn gedachten zijn vaak oninteressant; wat hij denkt is oppervlakkig, of hij maakt loze opmerkingen. Ondertussen gebeurt er in de roman van alles waar hij op zou kunnen reageren, maar dat doet hij niet. Hij beweegt zich in een moderne samenleving, maar zou eigenlijk niet weten hoe het leven er hier uit zou moeten zien.

Slechts een mogelijkheid

Hogenkamp heeft de gevoelloosheid en apathie van Kleingeld goed neergezet. Zo goed dat Edo mij volkomen koud liet; zelfs het medelijden ontbreekt. Het geeft de roman geen kracht; het maakt weinig indruk. Edo wordt geen schrijnend figuur, zoals sommige karakters in de boeken van Houellebecq, waar je soms van walgt, of ontzettend medelijden mee hebt. Edo steekt tegen deze personen een beetje magertjes af, waardoor andere punten die Hogenkamp eventueel zou willen maken ook niet goed uit de verf komen.

Misschien wil Hogenkamp de lezer helemaal geen vragen opdringen over de moderne samenleving, en is dit geen geëngageerde roman. Excuses voor het ongemak is vooral een ironische schets van Nederland, waar op Koninginnedag de ergste dingen gebeuren en het saboteren van de kijkcijfers niet veel genoegen geeft. Het verhaal geeft een bij vlagen grappig beeld, dat echter nergens echt verontrustend wil worden. Het beeld van een moderne samenleving dat Hogenkamp ons voorlegt, is te vrijblijvend.

Film / Films

Verblijfsbesognes en lesbische liefdes in duoverpakking

recensie: Last Resort & My Summer Of Love

.

Nadat ze tevergeefs gewacht hebben tot Tanya’s vriend hen komt ophalen van het vliegveld, vragen de Russische Tanya (Dina Korzun) en haar zoontje Artyom politiek asiel aan in Groot-Brittannië. Acuut worden ze met een grote groep asielzoekers verscheept naar het troosteloze Stonehaven, een mix van Almeers beton en de troosteloosheid van Ponypark Slagharen. Net als alle vluchtelingen krijgen Tanya en Artyom een grauw appartementje, waar ze mogen verblijven tot de procedure is afgerond.

Bureaucratie

~

Wachten zullen ze; volgens de baliekluivers zo’n twaalf tot vierentwintig maanden. Met Last Resort laat Pawlikowski handig zien hoe de vreemdelingenbureaucratie de ambtenaren boven het hoofd groeit (‘regels zijn regels’), en hoe, als altijd, de minst weerbaren daar de dupe van worden. Daardoor heeft de film soms meer weg van een bewijsvoering dan van een verhaal.

Gelukkig verlicht ritselaar Alfie Tanya’s misère en die van de kijker op kritieke momenten, door bijvoorbeeld haar kamer te schilderen en haar bekend te maken met het hoogtepunt van English Cuisine: tikka masala. Alfie (Paddy Considine – hier als een soort pafferige, papgrauwe Eric Sauers) kan het ook bijzonder goed vinden met de flegmatieke Artyom (Artyom Strelnikov). Tot het familiegeluk wordt verstoord door de onontkoombare aasgieren, die van de illegalenproblematiek hun broodwinning gemaakt hebben.

Aftellen

Het duurt nog redelijk lang, voordat de geliefden die geijkte crisis moeten overwinnen. Of, anders gezegd: Last Resort is een kwestie van aftellen. De naïeve Tanya had het zichzelf makkelijker kunnen maken, maar dan hadden we geen film gehad. Artyom fungeert daarbij als een soort sympathieke commentaarstem, die moet aangeven dat de regisseur wel beter weet dan zijn karakters te treiteren met de nodige plotwendingen, maar niet anders kan, omdat de problematiek nog niet uitgeput is. Pawlikowski weet zijn tachtig minuten soms nog aardig op te rekken.

Dat je Last Resort het bij tijd en wijle langdradige scenario vergeeft, ligt onder andere aan de intense cinematografie van Ryszard Lenczewski. De enorme close-ups geven de film een voyeuristische tint, die soms onplezierig is. Maar vaker nog versterken dit soort beelden juist de intimiteit. Tanya en Alfie zijn een prachtig koppel, en door ze zo op de huid te zitten worden de twee net goede vrienden, die je het benarde einde allerminst gunt.

My Summer Of Love

~

My Summer Of Love heeft ook die indringende intimiteit, met dezelfde close-ups, en de cinematografie is opnieuw van Lenczewski. Maar ditmaal heeft hij zijn statief thuis gelaten, waardoor het beeld nogal zwabbert. Vooral bij de eerder genoemde close-ups wordt zo’n effect versterkt, en daar komt dan nog bij dat de camera voortdurend in- en uitzoomt. Waarom? Daar kunnen we alleen maar naar raden. Hoofdzaak is dat het er niet uitziet, en de kijker er bloednerveus van wordt.

Ook de eerste paar minuten werken op de zenuwen door het zogenaamd artistieke sfeertje: arbeidersdochter Mona (Nathalie Press) rolt rond op een motorloos brommertje (hoe bevreemdend) en maakt kennis met poor little rich girl te paard Tamsin (Emily Blunt). Maar hier moeten we dan maar even doorheen: na de zweverige introductie wordt het Pawlikowski menens. De tegenpolen trekken elkaar aan, tot de aantrekkingskracht te groot wordt, en ze beiden ten onder dreigen te gaan. Net als Last Resort drijft My Summer Of Love op personages die we eerder gezien hebben, maar het cliché ontstijgen. Paddy Considines born again Christian en broer van Mona bijvoorbeeld, is een oude bekende om verschillende redenen, maar Pawlikowski en Considine weten er een verfrissende draai aan te geven.

Uit de extra’s blijkt tenslotte dat Pawlikowski een rol (en daarmee een subplot) heeft geschrapt uit My Summer Of Love. Jammer voor de betrokken actrice, maar goed voor de claustrofobische sfeer van de film, en voor het personage van Tamsin, om redenen die ik hier niet zal verklappen. Op de dvd van Last Resort wordt verder een uitermate boeiend interview met de regisseur vakkundig om zeep geholpen. Laat dat geenszins een ontmoediging zijn. Ten eerste, omdat je altijd nog hier ons interview kunt lezen. Ten tweede, omdat de films zo goed zijn, dat je de extra’s waarschijnlijk vergeet op te zetten.

Theater / Achtergrond
special: Theaterfestival in Delft van 7-11 juni

Mooi Weer Spelen dit jaar professioneler, breder en spannender

.

Mooi Weer Spelen; het is een begrip in Delft en omstreken. Sinds 1987 worden elk jaar nationale en internationale producties naar het historische centrum van Delft gehaald. Het festival Mooi Weer Spelen is vooral bekend geworden als een groots opgezet, gratis straattheaterfestival. Maar dit jaar (7-11 juni) slaat de organisatie een andere weg in, vertelt de nieuwe festivaldirecteur Erik Kouwenhoven: “Een vernieuwd theaterfestival met naast het bekende straattheater ook nieuwe vormen van theater zoals ervaringstheater, urban theatre, locatietheater, moderne dans en projecten op het snijvlak tussen theater, techniek en wetenschap.”

Een paar Duitsers die een act opvoeren met een brandweerwagen, een stel Fransen die al toeterend in hun taxi’s de binnenstad onveilig maken en kijken naar bijzondere houten kunstwerken van Denis Tricot die door het hele centrum zijn verspreid. Het zijn maar een paar hoogtepunten van de Mooi Weer Spelen van de afgelopen jaren. Ook dit jaar staat er volgens Kouwenhoven veel bijzonders op het programma: “Elke dag is er wel een theaterhoogtepunt. Maar de publiekstrekkers zijn ook dit jaar weer op de zaterdagavond geprogrammeerd. Met eerst de grote parade van theatergroep Pipototal uit Frankrijk: negen paradewagens rijden door de binnenstad en eindigen op de Markt. Daarna is daar een prachtige poppenvoorstelling te zien van het gezelschap Compagnie Délit de Façade, in de zes ramen van Hotel ’t Raedthuys.”

Vernieuwing

~

Het hoogtepunt van de Mooi Weer Spelen zal dus wel weer op zaterdag plaatsvinden, wat voor de hand ligt en inmiddels traditie is. Maar verder draait het dit jaar om vernieuwing, zegt de enthousiaste festivaldirecteur. “Vernieuwing van de programmering, van de publiciteit, vernieuwing van financiële ondersteuning van de gemeente Delft, maar ook van nieuwe fondsen die het festival ondersteunen zoals het VSB fonds, Fonds voor Podiumprogrammering en Marketing en Stichting Doen. En bovendien vernieuwing van locaties.” Tot nu toe kon het publiek alleen terecht in de binnenstad waar op loopafstand de ene na de andere voorstelling te zien was. Maar nu zijn er ook locaties toegevoegd buiten het historisch centrum. Bijvoorbeeld in een voormalig scheikundig laboratorium en de sporthal van de Technische Universiteit, het gebouw van Lijm en Cultuur en het Kruithuis. Allemaal typisch Delftse locaties.

Het mag duidelijk zijn dat tijdens het theaterfestival, dat dit jaar ook nog eens twee dagen langer duurt dan voorgaande jaren, een stap wordt gezet naar een professionelere toekomst. Dat is zeker het streven van Kouwenhoven, die een paar jaar geleden nog directeur was van Het Veem Theater in Amsterdam. “De keuze om meer te verbreden maakt het festival inhoudelijk sterker en op deze manier kan er eventueel in de toekomst samen worden samengewerkt met andere Nederlandse festivals zoals Festival aan de Werf, Oerol, Karavaan en Boulevard. Het internationale karakter van de Mooi Weer Spelen blijft zeker bestaan, maar we willen in de toekomst ook eigen producties speciaal voor Delft mogelijk maken. Dus meer samenwerken met toneelgroepen uit Delft en de regio. En ik vind het zelf heel belangrijk om jonge Nederlandse theatermakers de kans te geven op het festival. Want ook in Nederland wordt spannend theater gemaakt.”

Blikopener

~

Naast een podium bieden aan jonge theatermakers, is ook het bereiken van jongeren een van de pijlers van de Mooi Weer Spelen. Dat wordt sinds een paar jaar gedaan middels een speciaal jongerenproject binnen het festival genaamd Blikopener. “We bieden een gevarieerd aanbod aan kunst en cultuur,” vertelt de 24-jarige voorzitter, Thomas Gerbrands “Het is een totaalpakket voor de zintuigen.” En niet alleen theater en beeldende kunst komt aan bod, vult de 22-jarige vrijwilliger Nicolette de la Rambelje aan: “Ook kunnen de mensen dit jaar veel verwachten van vernieuwende projecten met film, visuals en muziek. Maar eigenlijk moet je de ervaring zelf ondervinden.”

“We zijn we al vanaf september 2005 bezig met de voorbereidingen van Blikopener. Met de eerste vergadering, de eerste plannen en ideeën. Aangezien wij geheel autodidact zijn op dit gebied willen wij ook alles op onze eigen manier doen. Blikopener is een goed voorbeeld van de hedendaagse do-it-yourself-cultuur,” legt Gerbrands uit. Alle vrijwilligers zijn er druk mee, ook nu nog, legt De la Rambelje uit: “Ja, het is erg spannend! We hebben nog wat opnames te gaan en de montage van de film is in volle gang. Maar zoals elk jaar weten we het hoogstwaarschijnlijk weer op tijd af te krijgen.”

Jongeren

Alleen al aan Blikopener werken zo’n vijftig vrijwilligers mee. In een kraakpand aan de rand van het centrum van Delft gaan ze er dit jaar een feest van maken. Kouwenhoven is trots op de jongeren: “Ze zijn belangrijk omdat ze heel diverse en originele projecten maken. Ze zijn niet gebonden aan één discipline. Ze maken multidisciplinair theater. Ze zijn belangrijk omdat ze een belangrijke doelgroep bereiken, namelijk jongeren tussen 15 en 25. Volgend jaar gaan we een groot project opzetten om ook allochtone jongeren te trekken naar dit festival.”

De voorstellingen van Blikopener zijn gratis. Voor de andere voorstellingen van de Mooi Weer Spelen moet hier en daar een bijdrage worden betaald. “Maar de prijzen zijn laag gehouden: van 3, 5 en 10 euro,” zegt Kouwenhoven. “En als je meerdere betaalde voorstellingen op een dag bezoekt, krijg je standaard per dag 2,50 korting.” Twee jaar geleden werd voor het eerst een toegangsprijs gevraagd, toen voor de première van de Spaanse voorstelling Centvinticinc, die in het theater werd opgevoerd. Nu lijkt er dus geen ontkomen meer aan om. Volgens de organisatie is het noodzakelijk om de bijzondere en vernieuwde programmering mogelijk te maken.

Professioneel en spannend

Als we de festivaldirecteur mogen geloven dan belooft het dit jaar professioneel en vooral ook spannend te worden: “Durf jij alleen geblinddoekt door de voorstelling van de Belgische theatergroep Ontroerend Goed te lopen? Durf jij mee te doen met 21 dansers van Compagnie Felix Rückert uit Duitsland. Ervaar de technische ruissimulatie-installatie van Hai ‘Tek uit Nederland. En speel mee in het interactieve live videogamespel van PIPS:lab. We hebben bijna zestig producties met 120 voorstellingen in vijf dagen tijd.” En daarmee aast Kouwenhoven op een sterke positie op de Nederlandse festivalkaart. “Over vijf jaar is het een volwassen theaterfestival dat een week duurt en dat door het Ministerie van OCW is opgenomen in de Kunstenplanperiode 2009-2012. Een professionele organisatie met vijf betaalde personeelsleden. Het moet een landelijk bekend festival worden waar mensen uit het hele land naar toe komen.”

Boeken / Strip

Ondermaats, niet grappig en onbegrijpelijk

recensie: Bill Griffith - Type Z Personality

Dat Britse humor anders is dan Duitse of Nederlandse is welbekend. Het zal dan ook geen verrassing zijn dat Amerikanen ook een andere vorm van humor hebben. Dit blijkt uit komedies, maar ook uit de dagelijkse krantenstrip. Type Z Personality is een bundel van de ‘Zippy The Pinhead’ krantenstrips. Het zou goed als bewijsstuk kunnen dienen in een rechtszaak tegen Amerikaanse humor.

Type Z Personality bevat de dagelijkse beslommeringen van Zippy The Pinhead. Zippy is een cynische, ongeschoren man van middelbare leeftijd met een rode Wiske strik en een gele jurk met rode stippen. Volgt u mij nog?

Zippy is ongemanierd, chagrijnig, lelijk en hij praat te veel. Mensen die bekend zijn met Amerikaanse krantenstrips als Calvin en Hobbes van Bill Watterson en Peanuts van Charles M. Schulz zullen daarom niet door de eerste pagina’s van Type Z Personality heenkomen.

~

De aanhouder wint niet

Het valt te betwijfelen of de enkele lezer die verder komt dan die eerste pagina’s dit werkelijk een verrijking van zijn leven zal vinden. De onderwerpen die schrijver en tekenaar Bill Griffith behandelt zijn erg Amerikaans. Gebeurtenissen uit de recente Amerikaanse politiek zoals de Enron-zaak, competitiebowlen en het leven als employee van een diner. Niet bepaald onderwerpen waar de gemiddelde Nederlandse lezer zich mee kan identificeren. Dit is dan ook het grootste manco van het boek. De onderwerpen en dus de grappen spreken totaal niet aan. Daardoor wordt doorlezen een vermoeiende bezigheid waarbij je jezelf vooral afvraagt wat er in hemelsnaam zo grappig moet zijn en wat het onderwerp van de grap is.

Dat Griffith wel kan tekenen laat hij sporadisch merken. Hij wisselt soms van tekenstijl door bijvoorbeeld Manga of realistisch te tekenen. De tekenstijl die hij evenwel voornamelijk hanteert is grauw, semi-realistisch en doet denken aan een minder getalenteerde Robert Crumb.

Het is begrijpelijk dat Griffith niet al zijn tijd kan steken in het maken van prachtige tekeningen, hij moet tenslotte elke dag weer een strook van gemiddeld drie tekeningen af hebben. Aan de andere kant: tekenaars als de eerder genoemde Bill Watterson en Charles M. Schultz konden het ook.

~

Overvloed

Wie de hedendaagse krantenstrips volgt weet dat er nog steeds kwaliteit gemaakt wordt. Titels als Mutts van McDonnel zijn grappig, goed getekend en spreken ook lezers aan die niet in de Verenigde Staten wonen. Type Z Personality daarentegen is bijna incestueus. Als buitenstaander kun je dit boek alleen lezen met de verbazing van een antropoloog die een andere beschaving heeft ontdekt en niks begrijpt van de rituelen. Dit boek zal het ongetwijfeld goed doen op de Amerikaanse markt, het Nederlandse publiek kan echter beter de avonturen van Tom Poes weer van zolder halen.

Muziek / Album

Een met electropop geladen zomer

recensie: Persil – Comfort Noise

Groot geworden en in Nederland klein gebleven – relatief gezien dan. Dat is misschien de beste omschrijving van het Amsterdamse duo Persil. Alle belangrijke DJ’s van de BBC dragen ze op handen, maar in Nederland komen ze vaak niet veel verder dan een goed voorprogramma. Dat dit een schande is mag duidelijk zijn, maar nu, met Comfort Noise komt daar hopelijk verandering in. Want met alle opgedane ervaring in Engeland en in Austin, Texas, ligt er een behoorlijk volwassen electro-indierockalbum. En eentje waarmee Persil zichzelf in de kijker zal spelen.

~

Met drie John Peel-sessies op zak en enkele Britse tours, onder meer als voorprogramma van The Wedding Present, kun je stellen dat Persil meer gezien is Engeland dan in Nederland. In Amerika heeft de band bovendien op het gezaghebbende South by Southwest gespeeld. In ons eigen land is het succes beduidend minder groot. Zo speelden ze op de afgelopen editie van Eurosonic hun nieuwe nummers in een semi-achterafzaaltje met andere Transformed Dreams-grootheden als Zoppo, Suicidal Birds en Zea. En die bescheiden status heeft waarschijnlijk met de bescheidenheid van het duo te maken. Dat siert ze, maar je komt er niet ver mee. Comfort Noise brengt daar verandering in, want Persil verdient meer.

Extra laag

Zomers, relaxed, poppy, dromerig, maar bovenal origineel, zo klinkt Comfort Noise. Luister maar eens naar het nummer PS. Ondanks dat het niet het sterkste nummer van de plaat is, brengt het toch een gloed van rust met zich mee. Andere nummers doen eerder denken aan een verbeterde versie van het debuut Duotone. De stem van Martine Brinksma is sowieso karakteristiek en enkele keren herken je een soort van herhalende opbouw. Daarom is een song als Make-Do and Mend een soort van lichte verademing. Het is van een ander karakter dan de indie-electropop die de rest van de plaat domineert. Het is het meest donker klinkende nummer van Comfort Noise en geeft duidelijk aan dat de op het eerste gehoor lichtzinnige klanken extra lagen bevatten.

Hooks

Vooral het melodieuze en de onverwachte hooks maken de tweede volwaardige plaat van Persil tot en heerlijke luistertrip. Breaking the Waves, Light up My Life, Alice Austin, noem ze maar op. Het zijn allemaal uiterst fijne nummers en zoals gezegd: origineel, poppy en melodieus. Denk aan de zomerse kant van Belly, een ultra-poppy Stereolab of het ietwat minder creatieve zusje van Solex. Denk aan sterke songs, verpakt in een fijne dansbare bandsetting. Persil als grote Nederlandse festival-act of niet: Comfort Noise laat de programmeurs en pers achter de oren krabben, want Engeland zat er weer eens niet naast.

Muziek / Album

Debuut mag er wezen

recensie: We vs. Death - We Too Are Concerned/ We Are Too Concerned

Nadat eerder al een 7 inch en twee split-cd’s (met Tom Sweetlove en Green Concorde) waren verschenen, acht We vs. Death na viereneenhalf jaar nu eindelijk de tijd rijp voor hun eerste full-length. Debuutplaat We Too Are Concerned/We Are Too Concerned wordt net als de eerdere releases uitgebracht door het onafhankelijke Zabel label, waarvan drummer Gerben Houwer één van de CEO’s is.

~

Voor de productie werd de hulp ingeroepen van Menno Bakker, bekend van zijn werk voor Nederlandse punkrockbands als NRA, Bambix en Human Alert, maar ook voor undergroundbands als Mono en The Solo Men Only. De opnames vonden plaats in de Bunt Studio’s in Utrecht. Volgens Houwer heeft Bakker geprobeerd om We vs. Death op plaat vast te leggen zoals ze live ook klinken, door ze de muziek live te laten inspelen. Achteraf gezien een goede keus, want daardoor gaat de dynamiek van het samenspel – toch één van de sterke kanten van We vs. Death – niet verloren. Hoogstens had het op sommige momenten misschien net eventjes iets vetter gekund. Ook visueel ziet het er allemaal erg goed uit: We Too Are Concerned/We Are Too Concerned is voorzien van prachtig artwork van de hand van Roel Dalhuisen, bevat een dvd met daarop drie videoclips van het duo Boudewijn Rosenmuller en Gijs Milius en bovendien leverde kunstenaar Jeremiah Day – met wie al eerder werd samengewerkt – een tekstbijdrage aan het cd-boekje.

Semi-postrock

Toch is het natuurlijk de muziek waar het allemaal om is te doen, muziek die voornamelijk doet denken aan bands als Jaga, Audiotransparent en Karate. Uit het interview dat ik laatst met ze had bleek al dat ze zich meer verwant voelen met de jazzrockers van Karate dan met postrockbands als Godspeed You Black Emperor, Explosions in the Sky en Mogwai. Vooral omdat de karakteristieke, maar tegelijk oh zo voorspelbare postrockclimax bij We vs. Death vaak uitblijft.

Ongeacht de af en toe complexe songstructuren blijven de warme, zomerse melodieën moeiteloos in je kop steken. Zo toegankelijk als de heren tijdens het interview zelf bleken te zijn, zijn hun nummers in feite ook. De muziek doet je wegdromen, voert je mee op een reis door het stedelijke landschap en biedt je een moment van rust in een tijd waarin alles draait om snelheid en afleiding. In tegenstelling tot bijvoorbeeld Audiotransparent verliest We vs. Death zich echter nooit in de melancholie, in de weemoed. Ondermeer dankzij het warme, uitgerekte trompetgeluid van Paul Hoek gloort er toch immer weer een sprankje hoop aan de horizon.

Kunst / Achtergrond
special: Suggesties voor de toekomst

Met Stip

In ons overgesubsidieerde kikkerlandje kruipt het geld waar het niet gaan kan. Het is niks nieuws dat zelfs kunstenaars (je kent ze wel, dat geïsoleerde volk dat in kraakpanden en vervallen schoolgebouwen huishoudt, in blikken poept en het kunst noemt) geld krijgen om maar geen deel uit te hoeven maken van de maatschappij. Grootste geldschieter van deze ‘verantwoorde’ apathie is het Fonds van de Beeldende Kunsten, Vormgeving en Bouwkunde. In de tentoonstelling Met Stip in het GEM (museum voor actuele kunst) in Den Haag kan de bezoeker zelf beoordelen of de door het fonds gesubsidieerde kunstenaars hun geld waard zijn.

Het fonds geeft met het basisstipendium pas afgestudeerde kunstenaars en beginnende autodidacten de kans hun werk te ontwikkelen zonder daarnaast nog eens veertig uur per week achter de tap te moeten staan om zich van een mager inkomen te voorzien. We mogen ervan uitgaan dat er een strenge beoordeling aan voorafgaat eer er met geld gestrooid wordt. Maar dan blijft het voor velen nog een raadsel wat er uit die financiële stimulans voortkomt. Om inzicht te geven in de bestemming van deze gulle gaven, heeft het Fonds BKVB het GEM gevraagd om uit de 193 kunstenaars die in de afgelopen twee jaar een basisstipendium hebben ontvangen een selectie te maken en te presenteren.

Jasper Niens. Voorstel 01 voor GEM, Den Haag, 2006, techniek: Gemengde materialen.
Jasper Niens. Voorstel 01 voor GEM, Den Haag, 2006, techniek: Gemengde materialen.

De tentoonstelling Met Stip toont het werk van twintig kunstenaars voortkomend uit de vijver van het fonds, een toekomstvoorspelling of een best off volgens de curatoren van het GEM. Je mag dan verwachten dat de kwaliteit van de gekozen werken je versteld zullen doen staan. En inderdaad, na een bezoek van anderhalf uur sta ik verbluft op de stoep van het GEM. Met name de werken van Jan de Bruin en Jasper Niens hebben een onuitwisbare indruk op mij achtergelaten. Het werk van Niens is een corridor met een reeks deuren, opgesteld in het begin van de tentoonstelling. Als in een klucht klappen de deuren open en dicht, en zoek ik met de andere bezoekers onze weg door de tentoonstelling. Deze architectonische ingreep in de zalen van het GEM prikkelt je nieuwsgierigheid. Bij elke stap door de lange corridor vraag ik me af wat mij nu weer te wachten staat. De gevoelige video Calling 911 van de Bruin toont een verward meisje die uit wanhoop het alarmnummer belt vanuit een openbare telefoon. Het wordt niet duidelijk wat er aan de hand is; ze is niet gewond, niet overduidelijk aan de drugs, ze zou elke willekeurige voorbijganger kunnen zijn. Dit herinnert je eens te meer aan je eigen kwetsbaarheid. Zo zijn er nog enkele werken die in mijn geheugen gegrift staan, en weer andere waarvan ik de naam nu al weer kwijt ben.

De tentoonstelling is eigenlijk een verzamelkabinet van van alles en nog wat, waar ieder zijn eigen juweeltjes kan uitzoeken. Er is geen gemene deler te benoemen wat de diverse werken bij elkaar houdt. Alle disciplines komen samen: video’s, sculpturen, schilderijen en installaties sieren de ruimtes. Het GEM is er in geslaagd een helder overzicht te geven van wat het Fonds BKVB stimuleert. En degenen die achterdochtig zijn ten opzichte van deze geldschieterij moeten zelf maar een kijkje gaan nemen, ongetwijfeld zit er ook iets van hun gading bij. Nederland kan weer gerust slapen, met een hernieuwd vertrouwen in de hedendaagse kunst. Naar aanleiding van mijn bezoek sprak ik met Roel Arkesteijn, conservator van het GEM en een van conservatoren van Met Stip, over de totstandkoming van de tentoonstelling.

Je werd door het Fonds benaderd om aan zo’n best of mee te werken, was je direct enthousiast?
“Ja, eigenlijk wel. Een tentoonstelling als deze past wel in de lijn der verwachtingen. Ik heb zelf deelgenomen aan een aantal selectiecommissies van het Fonds en ben daardoor al goed bekend met het werk van een flink aantal van deze kunstenaars.”

In de publicatie uitgegeven bij de tentoonstelling legt fondsdirecteur Lex ter Braak in het voorwoord uit wat de motivatie van het Fonds BKVB is om aan een dergelijke tentoonstelling als Met Stip te beginnen. Ter Braak noemt het een gelegenheid om verantwoording af te leggen voor al dat geld de afgelopen twee jaar besteed is. Deze verantwoording krijgt vooral vorm in de publicatie, die in twee delen alle BKVB kunstenaars een gezicht geeft. Grote kans echter dat het vooral de tentoonstelling is waarvan de beelden blijven hangen. Wat is dan belangrijker voor jou als tentoonstellingsmaker: een representatief beeld geven van wat het fonds positief heeft beoordeeld of het beste uit de ‘voorselectie’ kiezen?
“Natuurlijk heb ik, samen met Wim van Sinderen en Wim van Krimpen, ernaar gestreefd het beste te kiezen uit wat ons voorgeschoteld werd. Toch blijft uiteindelijk de gemaakte keuze in zekere zin representatief voor het fonds. Het fonds maakt gebruik van onafhankelijke selectiecommissies om tot hun beoordeling te komen. Daar zitten allemaal verschillende individuen in met allemaal hun eigen voorkeuren. Door middel van overleg en argumentatie kom je dan tot een soort intersubjectieve keuze. Wij zijn bij het GEM op een zelfde manier te werk gegaan. En dat heeft zeker geresulteerd in een tentoonstelling met heel diverse werken. Het is eigenlijk een intersubjectieve selectie van drie heel verschillende tentoonstellingsmakers.”

Esther Janssen. Untitled, 2005, Digitaal schilderij, 90 x 120 cm.Esther Janssen. Untitled, 2005, Digitaal schilderij, 90 x 120 cm.Hoe gaan jullie bij zo’n selectie te werk, puur intuïtief, of wordt er ook gelet op wie het nu al lekker doet?

“Je ontkomt er niet helemaal aan de individuele successen van de verschillende kunstenaars mee te nemen in de beoordeling, maar dit gaf vaak juist een gevoel van beperking. Je wilt ook niet dat de tentoonstelling een vertekend beeld geeft van de kwaliteit van de verschillende kunstenaars. Maar het maakt gewoon veel uit of iemand net van de academie komt of juist van een tweede-fase opleiding; die laatste zijn vaak gewoon al veel verder in hun ontwikkeling. Terwijl het niets zegt over hun toekomstige potentie. En dat wilden we juist laten zien, kunstenaars waarvan wij denken dat ze ons nog erg gaan verrassen. Het zou geweldig zijn geweest als we alleen nog zeer onbekende kunstenaars konden laten zien en daarmee een jong, fris beeld geven, maar dan ga je voorbij aan enkelen die hun plek in de tentoonstelling zeker verdiend hebben. Nu is het een mengeling van beide geworden, en daar zijn we heel tevreden mee.”

De tentoonstelling bevat niet van iedereen meerdere werken, hoe representatief is het getoonde werk voor hun kunstpraktijk?
“Dat blijft in elke groepstentoonstelling lastig. Je krijgt nooit echt de kans van elke deelnemer te laten zien waar hij precies mee bezig is. Voor Met Stip hebben we bewust gekozen voor werken die representatief zijn voor het moment. Die een indicatie geven van de huidige ontwikkeling van de kunstenaars. Van de wat onbekendere kunstenaars komen de getoonde werken duidelijke overeen met het oeuvre. Bij de wat bekendere is er in een aantal gevallen juist gekozen voor a-typische werken, om hun ontwikkeling te onderstrepen. Neem bijvoorbeeld Melvin Moti, die vooral bekend is van zijn video’s, van hem tonen we nu juist een installatie waar hij gebruik maakt van mixed media.”

Jan van Nuenen. 'SET-4' 'Rumoerige compositie van pingpongtafels, volleybalsters en  schoonspringsters in beeld en geluid', 2003, computeranimatie / videostills, found footage video collage, 3'50Jan van Nuenen. ‘SET-4’ ‘Rumoerige compositie van pingpongtafels, volleybalsters en schoonspringsters in beeld en geluid’, 2003, computeranimatie / videostills, found footage video collage, 3’50″De werken in de tentoonstelling zijn heel divers, is dit te danken aan de betrokkenheid van drie verschillende curatoren bij het project, of is het ook voor jullie zelf een kans om werken te selecteren waar je anders in je programma niet zo snel de gelegenheid toe krijgt? Ik probeer nu eigenlijk te vissen naar jullie persoonlijke voorkeuren, kun je een tipje van de sluier oplichten?

“We hadden eigenlijk besloten om hier niets over te zeggen omdat de uiteindelijke keuze toch in samenspraak is gegaan. Vaak waren het wel sluitend met elkaar eens, soms niet. We hebben alledrie zes á zeven kunstenaars onder onze hoede gehad en hierin vallen natuurlijk wel patronen te herkennen. Als ik dan toch iets los moet laten zou ik zeggen dat mijn keuze valt op werken met een sterker engagement, zoals het werk van Sara Blokland of Benoit Goupy.”

Kunnen we Met Stip beschouwen als een kleine toekomstvoorspelling, of is het een momentopname? In hoeverre hecht je er belang aan dat deze kunstenaars inderdaad het stempel ‘veelbelovend talent’ waar maken?
“Het is zondermeer een momentopname. Je hoopt altijd dat de kunstenaars waarmee je samen hebt gewerkt vooruitgang blijven boeken en het zou leuk zijn als deze tentoonstelling een positieve stimulans geeft voor hun verdere carrière. Maar er valt natuurlijk nooit echt iets te voorspellen. Dat geldt zeker voor de deelnemers aan Met Stip, deze bevinden zich nu op een cruciaal moment in hun loopbaan, een punt dat hun werk wel of niet tot bloei komt. Deze onvoorspelbaarheid is ook wel goed, zo blijft het veld in beweging en blijft er ruimte voor verrassingen.”

Hoewel ik van het merendeel van de werken zelf erg onder de indruk was, miste ik een zekere argumentatie. Er is een grote diversiteit van werken, zonder de houvast die een thematische tentoonstelling geeft. Ik vind dat toch vrij dwingend voor de bezoeker, de tentoonstelling wekt de indruk dat je zonder slag of stoot het getoonde werk ook goed moet vinden. Was er geen behoefte aan toelichting, waarom deze kunstenaars zoveel in hun mars hebben? Of vind je dat de beelden voor zich moeten spreken?
“Zo dwingend is het niet bedoeld. We hebben er juist bewust voor gekozen geen uitleg of verklaring te geven van onze keuze om de beschouwers niet te overreden met talloze argumenten. We zien de tentoonstelling zelf meer als een heel open voorstel aan het publiek. Wat ons betreft moeten de beelden zelf het werk doen, en de beschouwer mag uiteraard zelf beslissen of ze het er wel of niet mee eens zijn. De tentoonstelling is op te vatten als een open vraag aan de bezoeker. ‘Dit vinden wij goed, maar wat vinden jullie?’

De tentoonstelling Met Stip is nog tot 26 juni te zien in het GEM in Den Haag. Het GEM stelt drie catalogi van Met Stip beschikbaar. Ook zo’n mooi overzicht van de 193 kunstenaars in handen krijgen? Doe mee aan de prijsvraag op de hoofdpagina!

Boeken / Non-fictie

Het failliet van het existentialistische liefdesideaal

recensie: Hazel Rowley - Tête-à-tête

De Franse schrijver en filosoof Jean-Paul Sartre liet één van zijn personages in het toneelstuk Achter gesloten deuren (Huis clos) ooit het adagium verkondigen: “De hel, dat zijn de anderen”. Sartre ging er vanuit dat elk contact met een ander een machtsstrijd is: wie domineert wie en wie weet de ander tot een ding te objectiveren? In hun kleurrijke liefdesleven beschouwden Sartre en zijn partner Simone de Beauvoir al hun minnaars en minnaressen in ieder geval als gebruiksobjecten, zo blijkt wederom uit Hazel Rowleys Tête-à-tête.

Het boek is een optekening van het liefdesleven van Sartre en De Beauvoir. Het verhaal is al vele malen verteld in de talloze boeken die er in de loop der jaren over hen zijn geschreven. Rowley heeft echter een nieuwe bron aangeboord: ze mocht een deel van het archief van Sylvie le Bon inzien, de erfgename van De Beauvoir, waarbij ze op nooit eerder gebruikte correspondentie stuitte. Helaas concentreert het boek zich voornamelijk op de vrijpartijen en de sociale context daarvan. Als Rowley dit gecontrasteerd had met het denken van de twee existentialisten, hadden de inconsistenties van hun leven nog pregnanter aan de oppervlakte kunnen komen.

Sartre, Evelyne Rey en Serge Reggiani na een voorstelling van Sartre's toneelstuk <i>De gevangenen van Altona</i> waarin Rey en Reggiani speelden. Foto uit besproken boek.
Sartre, Evelyne Rey en Serge Reggiani na een voorstelling van Sartre’s toneelstuk De gevangenen van Altona waarin Rey en Reggiani speelden (1960). Foto uit besproken boek.

Liegen als middel

Maar hoe en hoe vaak het verhaal ook verteld wordt, het blijft toch een ontluisterende ervaring. Sartre en De Beauvoir (door intimi ‘de Bever’ genoemd), de twintigste-eeuwse toonbeelden van oprechtheid en authenticiteit, logen en bedrogen en richtten velen van hun “contingente liefdes” (zoals ze de derden in hun leven plachten te noemen) te gronde. Met name Sartre maakte het erg bont. Op de vraag van de journalist Oliver Todd hoe hij toch al die jaloerse vrouwen te vriend wist te houden, zei Sartre dat hij loog: “Dat is makkelijker en beleefder”:

Lieg je tegen elk van hen?
Hij glimlacht.
Ja tegen allemaal.
Ook tegen de Bever?
Voorál tegen de Bever.

Het is de verbijsterende demystificatie van het existentialistische programma, dat ooit als een strijd voor het individu was begonnen. Een ontmaskering – ook van de kinderlijke fantasie waarin Sartre en De Beauvoir leefden en de paradoxen waarin ze gevangen zaten: ze spraken elkaar met ‘u’ aan, maar combineerden dit met een haast kinderlijk taalgebruik in hun onderlinge brieven. Voor de rest regelden ze hun liefdesleven als een zakelijke aangelegenheid, met ingeplande uren voor ieder van hun minnaars.

De Beauvoir en Claude Lanzmann in Parijs, de winter van 1952/1953. Foto uit besproken boek.
De Beauvoir en Claude Lanzmann in Parijs, de winter van 1952/1953. Foto uit besproken boek.

Morele hoogdravendheid

Tête-à-tête is het verhaal van een liefdesleven, beoordeeld in het licht van hun eigen morele hoogdravendheid, dat enkel verbijstering op kan roepen. Beide adopteerden een pupil waarmee ze daarvoor nog een erotische relatie hadden gehad. En in hun haast om zo divers en gepassioneerd mogelijk seksuele contacten aan te gaan, walsten ze rücksichtslos over de derden in hun leven heen – weliswaar soms ietwat schuldbewust terugkijkend. Zoals in het geval van Sartres minnares Evelyn Rey, de zus van de cineast Claude Lanzmann met wie De Beauvoir weer zeven jaar samenwoonde. Rey pleegde zelfmoord, zeer waarschijnlijk vanwege haar mislukte acteercarrière, maar de geheimhouding die Sartre van haar vroeg over hun relatie zal ook niet hebben bijgedragen aan haar levensplezier.

Velen verbroken het contact met het existentialistische paar. De Amerikaanse schrijver Nelson Algren kon uiteindelijk alleen nog meer verbitterd zijn door de publieke bekentenissen van De Beauvoir over hun relatie in haar autobiografie. Hoewel Rowley haar best doet om een zekere sympathie voor Sartre en De Beauvoir op te wekken, is het onmogelijk om niet geschokt te zijn door de corrumpering van het existentiële programma, dat lijkt samengebald in het verhaal van hun relaties.

Het enige wat overeind bleef staan, als een vlag op een modderschuit, was hun eigen liefde, tot en met het treurige einde van Sartres dood. Rowleys beschrijving van zijn levenseinde is zeer aangrijpend: De Beauvoir die nog een laatste maal naast zijn (dode) lichaam in slaap valt. De schoonheid van het einde maakt het voorgaande echter des te banaler: over hoe grote denkers kleine mensen kunnen zijn.

Boeken / Strip

Als een kinderdroom

recensie: Jordan Crane - The Clouds Above

Jordan Cranes The Clouds Above is als een kinderdroom. Vriendelijke pluizige dieren, strenge leraressen en pratende wolken bevolken het boek. Het bezit de magie waar een concern als Walt Disney mee groot geworden is, zonder hetzelfde gevoel van commerciële uitbuiting over te brengen dat het hedendaagse Disney materiaal kenmerkt.

~

“These pages recount the terribly terrific and tremendously true travels of Simon and Jack”, zo begint The Clouds Above. Het jongetje Jack en zijn pratende kat Simon zijn te laat voor school. Bang als ze zijn voor straf van Juffrouw Poe – ‘de oude kraai’ volgens Simon – proberen ze ongemerkt de klas in te komen. Op het dak van de school vinden ze een oude trap die tot in de wolken gaat. Onderweg worden ze lastig gevallen door irritante vogels en komen ze in aanraking met een huilende wolk.

Annie M.G. Schmidt

Net zoals wijlen Annie M.G. Schmidt weet Jordan Crane op een onderhoudende manier een essentieel simpel verhaal te vertellen. Hij doet dat op een wijze waardoor het boek alle leeftijden weet te boeien. Kinderen zullen zich kunnen vinden in het avontuur van Simon en Jack. Oudere lezers zullen de cynische opmerkingen van Simon en de meer dan prachtige tekeningen van Crane geweldig vinden.

Wat The Clouds Above verheft boven andere kinderverhalen zijn de tekeningen van Crane. Hij maakt goed gebruik van kleuren om de sfeer in het verhaal neer te zetten. Als Simon en Jack onbevangen de trap op klimmen zijn de kleuren helder en gebruikt hij veel roze. Op het moment dat de twee avonturiers in aanraking komen met boze onweerswolken wordt de kleuren donker blauw, bijna zwart.

Crane is daarnaast erg goed in de kunst van het weglaten, op sommige pagina’s tekent hij alleen de twee hoofdpersonen in een roze zee van wolken. Andere pagina’s zijn daarentegen boordevol, bijvoorbeeld als hij de klas van Jack tekent. Op deze manier krijgt het verhaal een zekere dynamiek. Toch verliest Crane zich nergens in het verhaal, alles wordt op een simpele manier weergegeven. Hierdoor blijf je als lezer bij de les.

Tijdloos

The Clouds Above is een tijdloos verhaal dat jong en oud aanspreekt. Een modern sprookje met een kinderlijke enthousiasme zonder kinderachtig te worden. Het is een werkstuk van een auteur en tekenaar die op onbevangen wijze een verhaal weet te vertellen.

Daarnaast is het een nieuwe weg die Crane heeft ingeslagen. Zijn voorgaande boeken The Last Lonely Saturday en Keeping Two zijn depressief en sentimenteel van aard. Dat Crane nu ineens met een vrolijk ‘kinder’ boek komt, betekent dat hij als schrijver en tekenaar meer in zijn mars heeft dan hij tot dusver heeft laten zien.