Film / Films

Spanning tussen waan en werkelijkheid

recensie: 3 films van Elbert van Strien

Een van de meesters van de korte film in Nederland is Elbert van Strien (1964). Sinds zijn afstudeerfilm De marionettenwereld uit 1993 met een Gouden Kalf werd bekroond en werd genomineerd voor de ‘Studenten-Oscar’ heeft Van Strien internationale prijzen gewonnen met zijn fantastische films. De laatste drie zijn nu gebundeld op een dvd met de simpele titel 3 films van Elbert van Strien. Alle drie de films bevatten een audiocommentaar, daarnaast zijn er twee lange radio-interviews en enkele extraatjes op de dvd opgenomen. De hoes, waarop de gezichten van de drie hoofdpersonen samenvloeien tot één, is al een kunststukje op zich.

Scène uit <i>Verboden ogen</i>
Scène uit Verboden ogen

De films worden vreemd genoeg niet in chronologische volgorde gepresenteerd, al kun je ze natuurlijk wel zo afspelen. De oudste film, uit 2002, is het 16 minuten durende Verboden ogen. Hierin speelt Erik van der Horst (eerder te zien in onder meer Martin Koolhovens Amnesia en De grot) een wat zonderlinge jongen die zegt uit een ander universum te komen. Hij neemt zijn omgeving zorgvuldig waar, maar direct oogcontact kan dodelijk zijn. Dat is lastig als hij verliefd wordt op zijn populaire klasgenote die hem aanvankelijk niet ziet staan (een eenmalig filmoptreden van Elisah Braaksma, de dochter van Liesbeth List). “Alleen jouw blik zal mijn laatste adem zijn” dicht hij, en hij bedoelt het letterlijk.

Montage van foto’s


Uit 2004 dateert de eerste film op de dvd, Het verborgen gezicht (15 minuten), een licht horrorachtige film over een klein meisje (Heleen Mineur) dat regelmatig in het enge huis van haar oma (Griete van den Akker) logeert. Als oma plotseling een ander mens lijkt te zijn geworden, vertrouwt het meisje het niet helemaal, wellicht Roodkapje en de boze wolf indachtig. Begonnen de voorgaande twee films al met een reeks shots van de gebouwen waar de verhalen zich afspelen – respectievelijk hedendaagse blokkendoosvilla’s in Hoofddorp en het scheef gefotografeerde spookhuis van oma – in Wereld van stilstand (2005, 30 minuten), houdt de diavoorstelling van een kille stad niet meer op. De gehele film bestaat uit een montage van ruim 300 foto’s, voorzien van een geluidsband met vertelstem, muziek en achtergrondgeluiden.

Scène uit <i>Wereld van stilstand</i>
Scène uit Wereld van stilstand

Het vertelt het verhaal van een jonge journalist (Fedja van Huêt) die grote complotten op het spoor komt, daarbij geholpen door een mysterieuze K. (niet de enige verwijzing naar Kafka overigens). Hij ontwaart een wereld van middelmaat en stilstand, vandaar de fotovorm. De tekst van Van Strien en co-scenarist Paulo van Vliet heeft hier en daar literaire kwaliteit en veel van de zwart-witfoto’s van vaste cameraman Guido van Gennep zouden op een tentoonstelling niet misstaan. Samen levert dit een waar kunstwerkje op. De montage in combinatie met het geluidsspoor is zeer effectief, niet in het minst door het gebruik van zooms en enkele focuswisselingen. Het enige nadeel van deze eigenzinnige werkwijze zou kunnen zijn dat je in het begin van de film zo geïntrigeerd raakt door de vorm dat je vergeet te luisteren. Gelukkig zit op dvd-spelers een terugspoelknop.

Horror of verbeelding

De grote overeenkomst tussen deze drie in vorm totaal verschillende films is het spanningsveld tussen waan en werkelijkheid. Bij elke film vraag je je voortdurend af of je naar een fantasierijke horror zit te kijken, zoals de onheilspellende beelden en muziek ook telkens suggereren, of dat de hoofdpersoon zich alles slechts verbeeldt. Dit deed Van Strien al zo in zijn debuut De marionettenwereld, waarin een jongetje aan een kinderpsychiater vertelt dat hij dingen enkel door zijn wil kan laten gebeuren. Maar kan hij dit echt, of wordt de psychiater langzaam gek van het idee dat het waar zou kúnnen zijn? In Wereld van stilstand komt het onderscheid het meest expliciet tot uiting. De maatschappijkritische theorieën van de journalist komen dermate grotesk over dat je al gauw aan psychoses denkt. Net als in A Beautiful Mind wordt de hoofdpersoon dan ook op een gegeven moment opgenomen, waarbij de psychiaters in zijn denkwereld natuurlijk deel uitmaken van de samenzwering.

Scène uit <i>Het verborgen gezicht</i>
Scène uit Het verborgen gezicht

In de andere twee films wordt de tegenstelling iets subtieler gebracht. Is de jongen uit Verboden ogen werkelijk buitenaards, zoals een grappig extraatje op de dvd ook ‘bewijst’, of is hij gewoon bang voor menselijk contact? De horror van de dood door oogcontact kan hier heel goed een metafoor zijn voor de puberale angst een leuk meisje aan te spreken. In Het verborgen gezicht lijken de denkbeelden van de kleindochter zelfs fatale gevolgen te krijgen. Omdat zij ervan uitgaat dat iemand anders bezit heeft genomen van het lichaam van haar oma, weigert ze hulp te bieden als dit lichaam uit bed is gevallen en zich niet meer kan bewegen. Maar Van Strien zou Van Strien niet zijn als hij je niet met de laatste beelden toch weer op het verkeerde been zet.

Muziek / Album

Hup Love! De paden op, de lanen in!

recensie: Love Wollberg - On the Heights of Despair

.

Wollbergs zielepijn gaat zo ver dat het ergerlijk wordt. Bij On the Heights of Despair krijg ik beelden van een zangertje op het podium voor een lege zaal, die met een trillend bovenlipje zijn liedjes kweelt. Misschien is het wel het show, don’t tell-principe dat hier met voeten wordt getreden. Niets wordt aan de verbeelding overgelaten, nergens is er een stuk tekst te vinden dat de lading dekt van wat Wollberg nu werkelijk voelt. Hij legt alles uit, vertelt alles, maar hij laat niets zien. Met het gevolg dat ik, als luisteraar, het gevoel krijg ondergedompeld te worden in een bad van Loves zelfmedelijden.

Onversneden

~


Het enige dat dit album overbrengt is puur en onversneden gezeur. Wollberg presteert het om twaalf nummers lang zijn schijnbaar verrotte leven uiteen te zetten. De titels laten al weinig te raden over. Wat dacht u van: Between Boredom And Fear, Pretty Far From Okay (het enige nummer dat een beetje te pruimen is, dankzij de redder achter het orgel), Return To Chaos, Rendezvous With Nobody en (als kers op de taart:) Lost In The Womb.

Zoek een echte baan!

Het valt me zwaar een objectief oordeel te geven over deze plaat, aangezien ik steeds de drang heb om Wollberg bij zijn schouders te pakken en door elkaar te schudden. “Zoek een baan! Ga een veldje omspitten! Ga iets doen! Vrijwilligerswerk! Maar alsjeblieft: hou je mond!” Ik heb mijn best gedaan, heus, maar ik kan niet anders zeggen dan dat deze plaat een van de meest ongeloofwaardige singer-songwriteralbums is die ik in jaren gehoord heb.

Muziek / Achtergrond
special: Opera in het seizoen 2006-2007

Groot aanbod en sensationele uitvoeringen

Nederland lijkt een echt musicalland. Wie verder kijkt, ziet echter dat het aantal nieuwe producties op een hand te tellen valt en de kwaliteit vaak bedroevend is. Het is zeker niet allemaal rotzooi wat Van den Ende en consorten op het Nederlandse publiek loslaten, maar avontuurlijk, origineel of spannend is het zeker niet. Musical is wat ooit de revue was: eenvoudig vermaak voor de massa, niks meer, niks minder. Hoe anders ziet het Nederlandse operalandschap er uit! Ook dit seizoen zijn er weer veel originele producties te bewonderen, bevragen, bejubelen of verguizen.

Natuurlijk, verschillende Oost-Europese gezelschappen doen ook dit jaar weer de theaters in de provincie aan met veilige producties van klassiekers als Verdi’s Aïda en La traviata en Puccini’s La bohème en Madama Butterfly. En hoewel daar zeker goede producties tussen zitten, het niveau is over het algemeen beduidend lager en je loopt het risico een avond kwijt te zijn met een derderangs cast, een verveeld orkest en een decor dat al te duidelijk vijftig jaar geleden van karton gemaakt is. Ook bij de drie grote operagezelschappen die ons land telt gaat er wel eens wat mis, maar over het algemeen is de kwaliteit zeer hoog en het aanbod gevarieerd.

De Quentin Tarantino van de opera

Calixto Bieito
Calixto Bieito

Om maar met de kleinste van de drie te beginnen: Opera Zuid (standplaats Maastricht) komt met drie nieuwe producties, waarvan de operette Die lustige Witwe (november) het minst interessant is. Op voorhand een stuk opmerkelijker is Rusalka van Dvorák (maart), omdat regisseur David Prins het libretto in het Nederlands vertaalde, en die versie zal gezongen worden. Maar de derde productie belooft de meest spraakmakende te worden. Bizets Carmen (mei) behoort weliswaar tot het standaardrepertoire, maar de Catalaanse regisseur Calixto Bieito zal daar ongetwijfeld een heel eigen draai aan geven. Bieito wordt wel ‘de Quentin Tarantino van de opera’ genoemd, en niet voor niets. ‘The rape of Mozart’ kopte The Guardian na het zien van zijn Don Giovanni, terwijl hij het conservatieve Duitse publiek schokte door Mozarts Die Entführung aus dem Serail plaats te laten vinden in een hyperrealistisch Berlijns bordeel, compleet met masturbatiescène, op elkaar pissende zangers en zo’n beetje elke denkbare vorm van fetisjisme. Bieito slaat de plank regelmatig volkomen mis, maar saai of voorspelbaar zal zijn Carmen in elk geval niet zijn.

Oerversie Moessorgski

Na jarenlang onderhandelen is eindelijk begonnen met de bouw van een nieuw onderkomen voor het tweede operagezelschap van ons land. Eind 2008 zal de Nationale Reisopera in Enschede een hypermodern operagebouw als thuisbasis hebben, waarin enkele jaren later de complete Ring des Nibelungen van Wagner gebracht zal worden. Tot het zover is, ‘oefent’ het gezelschap tijdens de opening van andere schouwburgen. Na de officiële openingen van schouwburgen in Hengelo en Apeldoorn is Zwolle aan de beurt. Op 30 september zal daar de nieuwe schouwburg geopend worden met Massenets meesterwerk Manon. De Reisopera vervolgt met een reprise van misschien wel de beste operetteproductie in jaren, Gilbert & Sullivans The Mikado (november-december), Mozarts Die Entführing aus dem Serail (januari-februari), Humperdincks sprookjesopera voor volwassenen Hänsel und Gretel (maart) en Moessorgski’s Boris Godoenov (mei-juni). Vooral deze laatste is een aanrader, want het betreft hier de rauwe oerversie.

DNO: drie premières in één weekend

Wolfgang Amadeus M.
Wolfgang Amadeus M.

Zowel de producties van Opera Zuid als de reisopera zijn in verschillende theaters te bewonderen, de Nederlandse Opera komt de hoofdstad niet uit. Het met afstand grootste gezelschap van ons land (met het budget van een klein derdewereldland) pakt ook dit seizoen weer uit met monsterproducties. Het meest in het oog springend zijn de drie onconventionele ensceneringen van de drie opera’s die Mozart met librettist Lorenzo da Ponte schreef. De drie producties gaan in één weekend in première (17-19 november) en moeten het hoogtepunt van het Mozartjaar worden.

Andere niet te missen voorstellingen zijn Schrekers weinig gespeelde Die Gezeichneten (juni), Händels Hercules in de regie van Luc Bondy (april), het officiële debuut van dirigent Jaap van Zweden met Madama Butterfly in de enscenering van Robert Wilson (april) en de voltooiing van de Wagner-cyclus met Tannhäuser (februari). Wagner staat ook centraal in Jonathan Harveys Wagner dream, die in juni 2007 met het Holland Festival de wereldpremière beleeft. Tijdens het Holland Festival ook de Europese première van John Adams’ opera over de eerste atoomproef: Doctor Atomic (regie: Peter Sellars), in Amerika al met veel gejuich ontvangen.

Losse producties

~

Ook buiten de drie vaste operagezelschappen is het aanbod overweldigend. In het Amsterdamse Concertgebouw valt er bijvoorbeeld te genieten van bijzondere concertante uitvoeringen. De hoogtepunten: de Nederlandse première van de eerste versie van Verdi’s Macbeth (9 september), Puccini’s relatief weinig gespeelde westernopera La fanciulla del west mét de Nederlandse sensatie Eva-Maria Westbroek in een van de hoofdrollen (9 december) en de wereldpremière van Wagemans Legende (17 februari). Een andere Nederlandse première vindt op 26 september plaats in het Amsterdamse Muziektheater, wanneer het operahuis uit Erfurt viermaal de op de roman van John Coetzee gebaseerde opera Waiting for the Barbarians van Philip Glass zal uitvoeren.

Operastad Rotterdam viert het Schumannjaar 2007 met de nog niet eerder in ons land uitgevoerde opera Genoveva (31 maart). René Jacobs komt met het befaamde Orchestre des Champs-Elysées naar De Doelen voor een uitvoering van volgens kenners Rossini’s mooiste opera Tancredi (15 mei). Ook zeer intrigerend: Theater Lantaren/Venster onderzoekt in juni 2007 de girl-power van Wagners operaheldinnen in Miss Very Wagner van de Zweedse performer, danser, actrice en zangeres Charlotte Engelkes die eerder samenwerkte met onder andere Michael Laub en Sasha Waltz. Liefhebbers van barokopera tenslotte zijn aan het goede adres bij The Tempest van Purcell (Barokopera, tournee januari-mei) en Arminio van Von Biber (Combattimento Consort, tournee maart-april).

De aanraders:

Philip Glass Waiting for the Barbarians. Theater Erfurt, Muziektheater Amsterdam, 26 – 30 september 2006.

Richard Wagner Tannhäuser. DNO, Muziektheater Amsterdam, 2 – 26 februari 2006.

Modest Moessorgski Boris Godoenov. Nationale Reisopera, tournee 12 mei – 17 juni 2007.

Franz Schreker Die Gezeichneten. DNO, Muziektheater Amsterdam, 18 mei – 9 juni 2007.

Georges Bizet Carmen. Opera Zuid, tournee 19 mei – 16 juni 2007.

John Adams Doctor Atomic. DNO, Muziektheater Amsterdam, 10 juni – 1 juli 2007.

Film / Films

Van antiheld tot volksheld

recensie: Fearless (Huo yuan jia)

Spectaculaire, soms duizelingwekkende cinematografie en geweldig gechoreografeerde gevechten; jawel, er is weer een historische vechtsportfilm uit. Aan de steeds populairder wordende filmstroming uit China en omstreken te zien, heerst er in Azië een gevoel van nostalgie naar de tijden waarin het leven nog simpel was en echte krijgers numeriek en nobel waren. Ronny Yu (The Bride With White Hair, Bride of Chucky) vertelt in Fearless het waargebeurde maar gedramatiseerde verhaal van Huo Yuan Jia, een van de belangrijkste Wushu krijgers uit de Chinese geschiedenis, die aan het begin van de 19e eeuw de Jin Wu Sport Federatie oprichtte.

~

Het concept is bekend: grote held vecht voor eer en het goede. Alleen is er in Fearless geen sprake van een slechte tegenstander. De boodschap is dan ook: de grootste vijand zit in jezelf, en is het moeilijkst te verslaan. De door Jet Li gespeelde Huo Yuan Jia is een arrogante, vervelende kerel die geobsedeerd is door winnen, hij wil de beste vechter in China zijn.

Omzwervingen


Nadat hij zijn vader, een machtig krijger, een gevecht zag verliezen van zijn grootste rivaal en hij daarna ook nog eens door diens zoon in elkaar wordt geslagen, besluit de jonge Huo Yuan Jia nooit meer een gevecht te verliezen. Na vele tragische voorvallen en omzwervingen staat hij uiteindelijk tegenover vier westerse vechtkampioenen, in een toernooi dat oorspronkelijk was opgezet door de westerse overheersers met als doel Huo Yuan Jia te verslaan en te vernederen en zo de rijzende Chinese opstand in de kiem te smoren. Bij dit beslissende gevecht vallen we in de film en daarna wordt met flashbacks het levensverhaal van de grote krijger aan ons voorgelegd.

Ommekeer

~

Het is verfrissend om in dit genre een hoofdpersoon te hebben die niet meteen een geweldig nobele superheld is, maar een egoïst die door zijn groeiende lijst overwinningen steeds arroganter en blinder voor de mensen om hem heen wordt. Al snel wordt duidelijk dat Huo Yuan Jia van zijn troon zal moeten vallen, om uiteindelijk toch als de goede held uit de verf te kunnen komen. Met veel bloed en weinig subtiliteit wordt die ommekeer opgediend. De gebroken hoofdpersoon komt terecht bij een blind boerenmeisje en haar grootmoeder, die hem weer genezen en ondertussen nog een paar wijze levenslessen meegeven. Daarna kan hij eindelijk al zijn fouten rechtzetten en is de weg vrij om een legendarische held te worden.

De regisseur probeert op veel manieren de empathie van de kijker op te wekken, maar ondanks alle tragiek weet de film niet altijd even sterk te ontroeren. Voor het westerse publiek doen volkshelden het normaal gesproken altijd goed, maar misschien dat de westerse kijker hier toch een stuk geschiedenis mist om deze film echt ten volle te kunnen waarderen. Desondanks ziet Fearless er fantastisch uit en weet de film, mede dankzij de korte tijdsduur, tot het einde te boeien. Niet de beste film in zijn genre, maar zeker wel de moeite waard voor echte liefhebbers.

Muziek / Album

Atmosferisch, maar vluchtig

recensie: Metallic Falcons - Desert Doughnuts

Sierra Casady is een van de twee zussen waaruit de Amerikaanse groep CocoRosie bestaat. Metallic Falcons is haar andere project, dat zij samen met Mattheah Baim heeft opgezet. Deze formatie zou wel eens het vehikel kunnen zijn voor de ideeën die Casady bij haar zus niet kwijt kon. Want hoewel de twee groepen hun avonturisme en experimenteerdrang delen, zijn de onderlinge verschillen groot. Waar CocoRosie een speelse huis-tuin-en-keukensound cultiveert, bevindt Metallic Falcons zich met etherische, mysterieuze en donkere geluiden aan de andere kant van het klankspectrum.

~

Deze aura van geheimzinnigheid die de muziek omgeeft wordt ook live door Metallic Falcons tentoongespreid. Sfeervolle uitdossingen als verenpakken en identiteitsverhullende maskers houden het mysterie rond de groep in stand. Ook richting de media is er mystificatie in het spel: een persbericht stelt dat Baim artistiek actief is “since being transspecied from falcons”, en haar muzikale partner zou op haar beurt naar believen de bliksem kunnen laten inslaan…

Etherisch

Desert Doughnuts is de eerste cd van de groep. Om hun muziek te typeren hebben Baim en Casady een nieuw genre bedacht: soft metal. In werkelijkheid doet de sound helemaal niet zo veel aan metal denken, hoewel de distortion niet van de lucht is. Die vervorming ligt echter dichter bij de elektriserende atmosfeer en soundscapes van sommige postrockbands, dan bij de distortion van metalbands. Het nummer Nighttime and Morning is daar een goed voorbeeld van. Het begint met de vibrerende vocalen van Antony Hegarts (Anthony & The Johnsons), begeleid door een flinke dosis ruis. De rest van het nummer bestaat uit melodielijntjes op piano en vervormde gitaar, plus wat zweverige samenzang. Veel muziek op het album is van dit type: wel sfeervol, maar weinig pakkend en substantieel. Deze vaagheid vindt haar hoogtepunt in After Metal, met alleen echoënd geritsel van percussie, en in Ocean, dat uit vijfenveertig seconden aan zeegeluiden bestaat.

Oase

Gelukkig is het niet alleen vaagheid troef. De nummers die meer de vorm van liedjes hebben zijn lang niet onaardig, en enkele zijn zelfs memorabel. In Airships wordt door de afwisseling tussen de heavy gitaarriff met stuwende drums en de operateske engelenzang een hoop dynamiek gecreëerd. Snakes en Tea heeft qua melodie meer van een slaapliedje en verraadt (freak)folk invloeden, terwijl een lichte distortion en basic drums het nummer een aparte draai geven. Maar op Desert Doughnuts als totaal slaat de balans wel wat te ver door naar het etherische. De luisteraar moet door veel vaagheid heen om tot iets substantieels te komen. Een soort woestijn zouden we het dus wel kunnen noemen: overwegend verwaaiend zand, met hier en daar een kleine oase.

Muziek / Album

Toegankelijke ongrijpbaarheid

recensie: Comets on Fire – Avatar

Met virtuoze solo’s, om elkaar heen draaiende en continue aanhoudende gitaarlijnen, hier en daar veel ‘wahwah’ en een galmend zanggeluid, haalt Comets on Fire opnieuw oude herinneringen op aan het einde van de jaren zestig. En dan vooral de psychedelische kant van die jaren. Hun vierde plaat Avatar is de tweede in de catalogus van het immer bejubelde SubPop, en tot zover het meest toegankelijke album van de band.

~

Comets on Fire is een combinatie van een viertal muzikale vrienden uit Santa Cruz in Californië. Vanaf hun beginjaren hebben ze getracht ondefinieerbare muziek te maken, die schommelde in de buurt van rock en psychedelica. Met allerlei soorten jams, veel gitaargeweld en een onvermoeibare zoektocht naar veel dynamiek in zowel geluid als elektriciteit, bereikten ze een steeds groter publiek. Met de komst van Ben Chasney in 2003, kreeg het geluid nog meer lading en steeds meer vorm, waarvan Avatar nu het resultaat is.

Steevast weten de heren van Comets on Fire een andere draai te vinden in hun muziek, die ze zo min mogelijk in bestaande hokjes willen duwen; van geluidsexperimenten zoals we die kennen van Pink Floyd tot de rock-sound van MC5 of Cream. Op Avatar breekt het geweld direct los met de psychedelica van het acht minuten durende Dogwood Rust. Meesterlijke drums, een ronddansende bas en hypnotiserende gitaren vliegen om je oren. Daaroverheen dendert – volledig over-the-top – zanger/ gitarist Ethan Miller. Deze opener is meteen één van sterkste nummers van de plaat.

~

Toch is de essentie van de plaat niet na één nummer duidelijk. Het liedje Jaybird bijvoorbeeld klinkt als een jammend Doors-nummer, terwijl Lucifer’s Memory zo op Pink Floyd’s Wish You Were Here had kunnen staan. Het kortste nummer van de plaat, het drie minuten klokkende Holy Teeth, is meer te zoeken in de richting van MC5. Het moge duidelijk zijn: Avatar is een dynamische plaat met veel hoeken en gaten. Als je de band toch per se in een hokje wilt stoppen, stop ze dan in het hokje: 1965-1975. Toegegeven, dat kan alle kanten op gaan. En dat is nu precies waar Comets on Fire voor staat; voor ongrijpbaar.

Film / Achtergrond
special: Rockumentaries

Alleen voor de liefhebber?

“Waarom zou ik uren lang een documentaire kijken over muziek die me totaal niets doet?” Een vraag die de meeste filmkijkers zich ongetwijfeld wel eens gesteld hebben toen ze in de videotheek voor het filmschap met rockumentaries stonden. Om toch een antwoord te kunnen geven op deze retorisch bedoelde vraag, zullen we een diepere duik moeten nemen in het fenomeen rockumentary. Wellicht een gevarieerder filmgenre dan de meeste mensen zullen vermoeden.

Iedereen maakt ze, lijkt het wel. Van Bob Dylan tot André Hazes en van de Rolling Stones tot Radiohead. Muziekdocumentaires zijn zowel voor de muzikant als voor zijn fans het ultieme bewijs dat zijn muziek een wezenlijke plaats inneemt in deze maatschappij. Maar is de muziek alleen genoeg om een succesvolle documentaire af te leveren? De meningen daarover lopen nogal uiteen.

Concertregistraties,

Still uit <i>Don't Look Back</i>
Still uit Don’t Look Back

portretten en onderzoeksdocumentaires
Zonder muzikant geen muziek, en zonder muziek geen rockumentary. Het klinkt als Cruijffiaanse wijsheid, maar toch is de ene muziekdocumentaire de andere niet. In het kort zijn er drie verschillende categorieën te onderscheiden. De eerste categorie bevat de gemakkelijkste en meest voorkomende vorm: de concertregistratie. De muzikant en zijn podiumpresentatie zijn het hele eieren eten van een dergelijke documentaire – als je het al een documentaire mag noemen. En deze vorm van rockumentary staat in al zijn simpelheid dan ook vaak bloot aan flinke kritiek. Komt het geluid wel tot zijn recht via simpele televisieboxjes? Is de overdracht van muziek via beeld niet slechts een vage schaduw van het originele concert? Het succes van deze soort films is daardoor nogal afhankelijk van de muzikant en zijn fans. “No popularity, no profit”, zogezegd.

De tweede categorie is het zogenaamde portret. De muzikant wordt vaak niet alleen tijdens zijn optreden gevolgd, maar ook in zijn ‘normale’ leven. Deze variant is vaak licht educatief en bestaat uit een mengeling van muziek en interviews. Dit maakt een muzikantenportret om te zien meestal een stuk afwisselender en dan alleen een concert. Voorbeelden van typische – en succesvolle – portret-rockumentaries zijn Don’t Look Back (D.A. Pennebaker, 1967), over muzieklegende Bob Dylan en The Beach Boys: An American Band (Malcolm Leo, 1985) over de opkomst en het succes van de Beach Boys en hun surfsound.

De derde en laatste categorie is een wat minder voor de hand liggende vorm van rockumentary, namelijk de informatieve onderzoeksdocumentaire. Hierbij hoeft niet per se één band of muzikant centraal te staan, maar kan ook een volledig muziekgenre grondig belicht worden. Een duidelijk voorbeeld van een rockumentary van dit kaliber is de net uitgekomen film Metal, a Headbanger’s Journey (Sam Dunn, Scot McFadyen, 2005). In deze documentaire wordt op heldere wijze een beeld geschetst van de (non-)populariteit en de subculturen rondom het metalgenre.

Persoonlijke stijlen

Still uit <i>Gimme Shelter</i>
Still uit Gimme Shelter

De maker zelf kan de rockumentary ook een totaal eigen gezicht geven. Afgaande op de persoonlijke stijl van de maker en de artistieke stroming waartoe hij gerekend kan worden, kan een rockumentary extra dimensie krijgen. Het valt op dat door de jaren heen veel begenadigde filmmakers zich aan het maken van een muziekdocumentaire hebben gewaagd. Hierdoor heeft ook de rockumentary bepaalde hypes en stromingen meegemaakt.

Denk bijvoorbeeld aan Gimme Shelter (A. Maysles en D. Maysles, 1970), de spraakmakende film over de rel die ontstond tijdens een optreden van de Rolling Stones. Filmmaker Albert Maysles behoorde tot de Cinéma Verité-stroming in de jaren zestig. Dat wil zeggen dat hij als een soort observant alles in beeld bracht. Hij liet de camera gewoon doorlopen, wat er ook gebeurde. Hoewel hij ook niet wars was van het toevoegen van wat dramatische effecten tijdens de editing, heeft zijn filmstijl duidelijk een stempel gedrukt op deze documentaire. De chaos waar het concert in uitmondt, is zeer treffend weergegeven.

Scorsese

Still uit <i>No Direction Home</i>
Still uit No Direction Home

Een andere filmgigant die zo nu en dan uitstapjes maakt naar de wereld van de muziekdocumentaire is Martin Scorsese. Met The Last Waltz (1978) over het grote afscheidsconcert van The Band en No Direction Home (2005) een portret over Bob Dylan, levert hij twee totaal verschillende rockumentaries af, die toch qua filmstijl wel enkele overeenkomsten hebben. Scorsese staat bekend om het gebruik van filmthema’s als geweld en vervreemding van de maatschappij. Daarnaast zijn de verhaallijnen in zijn films vaak onafgerond. In The Last Waltz kun je voornamelijk dit laatste goed herkennen. Tussen de concertbeelden door houdt Scorsese zelf tamelijk ongestructureerde interviews met leden van The Band. Het geluid valt regelmatig weg en onderwerpen worden niet volledig afgerond.

In No Direction Home komt Scorseses filmstijl juist terug in de nadruk op de bijna afgezonderde positie die Bob Dylan inneemt in de muziekcultuur. Het eilandje waar deze muzikant op staat, is het perfecte toonbeeld van de vervreemding, afzondering en eenzaamheid waar Scorseses interesse ligt.
Dit zijn voorbeelden van rockumentaries die ook veel succes geboekt hebben bij toeschouwers die juist niets om de desbetreffende muzikant geven. De documentairemaker en zijn herkenbare persoonlijke stijl zetten een handtekening op het product en dat pakt in deze gevallen goed uit. Naast een goede muzikant en een goede filmmaker is er nog een element wat bij kan dragen aan het succes van de rockumentary: de sociale impact.

Nieuwste trend

Scène uit <i>Metal, a Headbanger's Journey</i>
Still uit Metal, a Headbanger’s Journey

De nieuwste trend in documentaire maken is gericht op de met tastbare feiten gefundeerde onderzoeksjournalistiek. Er wordt in hedendaagse documentaires een groter beroep gedaan op de maatschappelijke en persoonlijke bewustwording van de kijker. Het begon met de films van Michael Moore (o.a. Bowling for Columbine, Fahrenheit 9/11) en zet zich nu met Sam Dunns Metal, a Headbanger’s Journey ook voort in het rockumentary genre. Dunns zoektocht naar de het antwoord op de vraag waarom metal al zolang als het bestaat het slachtoffer is van een negatieve stereotypering, wordt binnen een afgebakend kader en in begrijpelijke woorden, bevindingen en feiten gebracht, waardoor de film ook toegankelijk is voor niet-metalfans.

Dit laat zien dat vooral de manier waarop het onderwerp belicht wordt, bepalend is voor het succes. Het vooroordeel dat rockumentaries alleen toegankelijk zouden zijn voor liefhebbers, kan bij deze uit de weg worden geruimd.

Boeken / Kunstboek

Mode aan de macht

recensie: Twee boeken over mode: De macht van mode & Mode in Nederland

De Amsterdam Fashion Week is net afgelopen. Weg van de catwalk kan de modeliefhebber zich nu in een tweetal recent verschenen publicaties over mode storten: De macht van mode: Over ontwerp en betekenis en Mode in Nederland.

Beide boeken staan onder redactie van José Teunissen, conservator Mode van het Centraal Museum, Utrecht en lector Modevormgeving aan ArtEZ, Arnhem. Van haar hand verschenen verschillende publicaties over mode, daarnaast organiseerde ze onder andere de tentoonstelling Global Fashion / Local Tradition.

Voor De macht van mode is een groot aantal nationale en internationale theoretici, waaronder kunsthistorici, curatoren en filosofen, gevraagd een bijdrage te leveren. Het is geen overzichtsboek, maar in de hoofdstukken wordt kort ingegaan op thema’s als Mode en kunst, Mode en globalisering en Mode en maatschappij. Deze topics zijn onder andere bedoeld om aan te geven dat mode zich op verschillende manieren in de maatschappij manifesteert en ook een afspiegeling vormt van deze maatschappij.

Foto van een model in de showroom van Paul Poiret, 1910/1911. Foto uit besproken boek.
Foto van een model in de showroom van Paul Poiret, 1910/1911. Foto uit besproken boek.

Kunst = Mode?

Een aspect van mode dat vaak terugkeert in de bundel is de relatie tot beeldende kunst. De afgelopen jaren zijn er meerdere modetentoonstellingen in Nederlandse musea te zien geweest, modestukken worden aangekocht en ook modefotografie speelt een rol in de fotografieverzamelingen van musea. De flirt van mode met beeldende kunst is niet geheel nieuw. Ondanks de grote tegenstelling die er tussen mode en beeldende kunst lijkt te bestaan – het vluchtige en vergankelijke tegenover het eeuwige – hebben kunst en mode altijd veel met elkaar te maken gehad. Kunst flirt met mode, probeert zelf soms net zo vluchtig te zijn en mode wordt soms meer gewaardeerd als kunst dan puur als kledingstuk; de aankopen van modestukken door musea zijn daar een belangrijk voorbeeld van.

Voor een van de eerste couturiers, Paul Poiret (1879-1944) was het bijvoorbeeld erg belangrijk dat hij niet alleen als kleermaker gezien zou worden, maar juist als een kunstenaar. En ook kunstenaars waren bezig met mode; kleding was voor hen een manier om uitdrukking te geven aan hun identiteit, zo geeft Karin Schatnat, theoriedocent aan ArtEZ, de kunstacademie in Arnhem, aan in haar essay De kunst van het mixen.

De Franse filosoof Gilles Lipovetsky gaat in zijn essay Kunst en esthetiek in de modemaatschappij zelfs zo ver dat hij stelt dat de beeldende kunst door de mode is ‘ingelijfd’. Kunst stelt teleur. Musea proberen alleen maar veel mensen te trekken door een bezoek aan een museum als vermaak aan te prijzen en de beeldende kunst stelt niet veel meer voor: er zijn geen grote stromingen en er wordt alleen maar gekopieerd. Lipovetsky vindt dat kunstenaars alleen bezig zijn nieuwe trends te volgen.

De uitwisselingen die er tussen beeldende kunst en mode zijn en het vervagen van de grenzen tussen ‘high’ en ‘low’ culture, hebben echter niet alleen te maken met de esthetisering van de maatschappij zoals Lipovetsky vindt, maar ook met een verruiming van het kunstbegrip. Er zijn geen vaste regels om een kunstwerk te definieren als kunst, waardoor ook mode, die bijvoorbeeld sterk vanuit een concept gemaakt is, waarin niet alleen de esthetiek een rol speelt, gewaardeerd wordt als een kunstwerk en zo zijn intrede in het museum doet. Lipvetsky’s pleidooi eindigt er mee dat mode de rol van de kunst heeft overgenomen; het is juist de mode die ‘het leven verandert’ en een belangrijke rol speelt in de veranderingen in de maatschappij en kritisch reageert.

Lipovetsky maakt een interessant punt, maar zijn visie op de tanende kracht van beeldende kunst blijft niet geheel overeind. Daarvoor is er te veel beeldende kunst die er toe doet. Sommige mode is eerder een interessant onderdeel of belangrijke toevoeging geworden aan de beeldende kunst, bijvoorbeeld in de mogelijkheid die mode biedt om de wereld anders te denken en hoe ze in haar ontwerpen kritsch kan reflecteren op de huidige maatschappij. Deze meer genuanceerde visie is gelukkig bij meer auteurs in deze bundel terug te vinden.

De macht van mode geeft ook inzicht in de mode zelf. Zo is een bijzonder interessant essay opgenomen over Japanse mode van Akiko Fukai, hoofdcurator van het Kyoto Costume Institute. In de jaren tachtig schrok de Westerse modewereld wakker van Japanse ontwerpers als Rei Kawakubo (Comme des Garçons) en Yohji Yamamoto. Een van de kenmerkende elementen was dat het kledingstuk niet gemaakt leek te zijn om de drager te verfraaien; de jurk was vol scheuren en volgde de lijnen van het lichaam niet. Het gaf een totaal andere visie op de westerse schoonheid.

Comme des Garçons, Bultencollectie, lente/zomer 1997. Foto uit besproken boek.
Comme des Garçons, Bultencollectie, lente/zomer 1997. Foto uit besproken boek.

Theoretische ontwikkeling

Alle essays worden geillustreerd door foto’s en korte beschrijvingen van de belangrijkste mode-ontwerpers in de wereld. Er is niet alleen gekozen voor de avant-garde ontwerpers als Walter van Beirendonck, maar ook de grote namen als Coco Chanel en commerciele ontwerpers als Tommy Hilfiger krijgen een plek in De macht van mode. Meer nog dan een mooi overzicht is er de hoop dit boek voor een verdere ontwikkeling van modetheorie zal zorgen.

Het is tekenend dat de meeste auteurs teruggrijpen naar denkers die aan het begin van de twintigste eeuw schreven, zoals socioloog Georg Simmel en filosoof Walter Benjamin. De recentste onder de geciteerden is Roland Barthes, die in in 1967 La système de la mode schreef. Het is jammer datmaar een beperkt aantal denkers zich op een serieuze manier heeft bezig gehouden met mode. Mode verschijnt vooral als afbeelding in de tijdschriften, maar verdient ook wel meer aandacht is essays. Hopelijk zet deze bundel met essays aan tot nieuwe theorievorming over mode.

Who’s who in de Nederlandse modewereld

Naast De macht van mode, waarin de nadruk ligt op het denken over mode, verscheen afgelopen juli Mode in Nederland. Het is een encyclopedisch overzicht van de belangrijkste spelers in de Nederlandse modewereld. Die modewereld bestaat niet alleen uit couturiers, maar ook uit grote Nederlandse confectiemerken, belangrijke winkels waar bijzondere mode wordt verkocht, modefotografen en modellen. Het geeft inzicht in de ontwikkeling van bepaalde modemerken en ook op welke manier de Nederlandse mode internationaal een rol begon te spelen. Er is gekozen voor jonge ontwerpers, als Marlies Dekkers en Bas Kosters, en grote namen, als Max Heymans en C&A.

De vele illustraties en korte maar heldere teksten bij alle ‘spelers’ maken deze publicatie bijzonder waardevol. De keuzes voor de verschillende ontwerpers of andere betrokkenen in de Nederlandse modewereld zijn niet altijd even doorzichting en sommige ontwerpers zullen zich nog meer moeten bewijzen. Interessant is wel dat er voor een hele praktische benadering van mode gekozen is, waarin vooral de distributie en minder het ontwerp een onderwerp speelt. Het vormt een mooie aanvulling op De macht van mode.

De macht van mode: over ontwerp en betekenis • Jan Brands & José Teunissen (red.) ism Anne van der Zwaag • Uitgever: Terra, ArtEZ Press • Prijs: € 39,95 • 416 bladzijden • ISBN 905897510 X

Mode in Nederland • José Teunissen (red.) • Uitgever: Uitgever: Terra • Prijs: € 29,95 (paperback) • 240 bladzijden • ISBN 9058974685

Muziek / Album

De wedergeboorte van een leider

recensie: Dear Leader – All I Ever Wanted Was Tonight

Geduld loont. Vraag dat maar aan Aaron Perrino. De zanger van de ter ziele gegane Amerikaanse rockband The Sheila Divine moest bijna twee jaar wachten voor zijn laatste plaat in de Benelux uitgebracht werd. De trouwe fans in België en Nederland krijgen nu eindelijk de kans om kennis te maken met Perrino’s nieuwe groep, Dear Leader, genoemd naar de Noord-Koreaanse dictator Kim Jong-Il.

~

De Lage Landen betekenen veel voor Perrino. In de Verenigde Staten kraait er geen haan naar het werk van de man uit Boston. In Vlaanderen daarentegen was het liefde op het eerste gezicht. Met nummers als Like a Criminal, Hum en We all have Problems veroverde The Sheila Divine vele harten. Uitverkochte shows, een laaiend enthousiast publiek: voor de bebrilde schreeuwlelijk was het hier telkens een beetje thuiskomen. De harde melancholische nummers doen denken aan Gorki, de band waarvan zanger Luc de Vos z’n zijproject Automatic Buffalo zelfs naar een nummer van The Sheila Divine doopte. Met het nieuwe album kunnen ook Nederlandse muziekliefhebbers zich verdiepen in Perrino’s nieuwe band.

Geen looks, maar muziek

In 2003 stopte The Sheila Divine, in 2004 bracht Perrino met Dear Leader z’n tweede album uit. Nu kunnen ook wij genieten van dat album, All I Ever Wanted Was Tonight. En genieten doen we zeker. De titeltrack is een uitstekende opener die perfect past in het rijtje oerdegelijke singles die we kenden van The Sheila Divine. Ook Raging Red is een bijzondere single die de kwaliteiten van Dear Leader blootlegt. Aaron Perrino is een uitstekende zanger met een ietwat apart stemgeluid, die zich de ziel uit zijn lijf schreeuwt. De gitaren loeien als in de beste songs van Soulwax
en het aanstekelijke ritme zorgt ervoor dat je moeilijk stil kan blijven zitten. Billion Served is een puike stadionrocker avant la lettre. Young Hearts, Culture Vultures en Corroded Anchor zijn sterk. In dit laatste nummer vertoont de muziek zelfs wat raakvlakken met U2. Nadien wordt het tempo op de plaat helaas teruggeschroefd: Resurrection Hill krijgt nog een mooie finale, maar Nation gaat volledig de mist in. Bij Dear Leader moeten ze het niet van hun looks hebben, maar de meeste nummers staan wel als een huis. Dat is wat telt op plaat én on stage.

Flauw slot

Ook al heeft het album een aantal prachtige liedjes, de plaat weet helaas toch niet tot het einde te boeien. De laatste nummers zijn niet geheel belabberd, maar ze overstijgen de middelmaat zeker niet. Het geluid dat zich voortspruit uit de gouden strot van Perrino is altijd aangenaam om horen, maar de muzikale omlijsting is saai en de nummers ben je snel vergeten. Het flauwe slot betekent daarom toch een kleine smet op een verder goede plaat.

Desondanks was hij het lange wachten waard. De lat werd door The Sheila Divine natuurlijk zeer hoog gelegd, maar met enkele songs komt Dear Leader toch aardig in de buurt. De fans die Aaron Perrino overstelpten met mails om de plaat hier toch uit te brengen, zullen vast niet ontgoocheld zijn met All I Ever Wanted Was Tonight.

Muziek / Album

Mooi countrydebuut van voormalige punkrockers uit Rotterdam

recensie: El Pino and The Volunteers - Molten City

.

In een vorig leven was David Pino – nu voorman van El Pino and the Volunteers – zanger van de Rotterdamse rock ’n rollband Wiseguy, een groep die muzikaal gezien te vinden is in de hoek van Scandinavische rockacts als Gluecifer en The Hellacopters. Een groter contrast met de ingetogen americana van El Pino and The Volunteers is bijna niet denkbaar. Tijdens een uitwisselingsproject in Vancouver zag Pino een paar jaar geleden plotseling het licht; twee gepassioneerde Canadezen vertelden hem toen alles over de grondbeginselen van de in Noord-Amerika populaire alt.country. Hij kwam in aanraking met de muziek van Wilco, The Jayhawks en The Sadies en was meteen verkocht; bij terugkomst in Nederland werd de elektrische gitaar ingeruild voor een banjo en mandoline. Samen met een aantal bevriende muzikanten richtte Pino het (toen nog) hobbyproject El Pino and The Volunteers op, waarvan in 2005 de debuut EP Cougar (Stardumb) verscheen. Alleen al tijdens de presentatie in een uitverkocht Rotown werden daarvan meer dan tweehonderdvijftig exemplaren verkocht, een ongekend aantal. Sindsdien gaat het rap met El Pino and the Volunteers.

~

Zo waren ze inmiddels te gast in het MTV programma Brand New, stonden ze in de studio van VPRO’s Club 3voor12 en wisten ze dit jaar de nodige indruk te maken op Nederlandse festivals als Motel Mozaique en Noorderslag. In Groningen bevond zich in het publiek ook Excelsiors Ferry Roseboom, die met een glimlach op zijn gezicht zag dat het goed was. Kort daarop zouden de Rotterdammers een contract tekenen bij Excelsior Recordings. De eerste vrucht van die samenwerking kunnen we nu plukken in de vorm van El Pino’s debuutalbum Molten City. Niet – zoals gebruikelijk bij Excelsior – geproduceerd door hofproducer Frans Hagenaars, maar door Reyn Ouwehand (Ellen ten Damme, Kane), met wie El Pino al eerder samenwerkte voor de Cougar-EP. In mei en juni van dit jaar werden zestien liedjes opgenomen, waarvan uiteindelijk twaalf de plaat hebben gehaald.

Mooie mix van americana en Europese pop

Van de mooie, stemmige samenzang in het ingetogen Heads of Tails, tot de bijna dEUS-achtige (laatste album!) klanken in Impatiently en het op sommige momenten aan The Stereophonics memorerende Antwerp, eigenlijk valt er weinig op dit debuutalbum aan te merken. Wat Molten City vooral spannend maakt, is het contrast tussen de ingetogen, sfeervolle americana/country en de steeds op de achtergrond sluimerende Europese pop/rock. Zo braaf als de doorsnee country wordt het gelukkig nooit, terwijl de muziek het cliché van de zoete, op de Beatles geïnspireerde pop juist vanwege die americana invloeden handig omzeilt. Ik kan niet anders zeggen dan: een zeer interessante mix! Als ik zie welke ontwikkeling de band in een relatief korte tijd heeft meegemaakt – leg een vroeg nummer als Cougar maar eens naast latere nummers als Impatiently en Sodium Soaked Streets, dan denk ik bovendien dat El Pino nog lang niet aan zijn spreekwoordelijke plafond zit.

In september en oktober zal El Pino and The Volunteers het voorprogramma verzorgen tijdens de Nederlandse tour van labelgenoot Johan. Laat die kans niet aan je voorbij gaan!