Film / Films

Net even te kinderachtig

recensie: Nanny McPhee

Emma Thompson heeft het allemaal. Ze is grappig, mooi en slim: ze is de enige die ooit een Oscar won voor zowel een acteerprestatie (Howards End – 1992) als het schrijven van een scenario (Sense and Sensibility – 1995). Ook voor haar laatste film, Nanny McPhee (2005), schreef ze het script. Het is gebaseerd op de Nurse Matilda-boeken van Christianna Brand. Helaas is deze film allesbehalve Oscarmateriaal…

~

De zeven kinderen van weduwnaar Mr. Brown zijn zo stout dat zelfs de Von Trapps er wat van kunnen leren. Eigenhandig pesten ze de ene na de andere gouvernante weg, tot op een dag hun eigen Mary Poppins op de stoep staat: de oerlelijke Nanny McPhee. De oppas heeft twee grote wratten, een aardappelneus en een uitstekende tand, maar ook een magische wandelstok en een hele hoop wijze lesjes.

Sprookje

Vanaf de eerste scène is het duidelijk dat Nanny McPhee bedoeld is als sprookje. De camera vliegt over een idyllisch dorpje en zoemt in op het huis van de familie Brown. De houten villa heeft felgekleurde groene en blauwe kamers. De kinderen zijn volgens vader Colin Firth ‘very, very, very, naughty‘, en even later vernielen ze inderdaad de keuken – tot ergernis van de dikke kokkin met appelwangen. Alle stereotypes zijn aanwezig: de man die rouwt om zijn overleden vrouw, de vervelende kinderen die eigenlijk gewoon aandacht willen van hun vader, de gemene stiefmoeder, de kwaadaardige oudtante en de prinses.

~

Volwassenen zijn de laatste jaren een beetje verwend. Kinderfilms als Harry Potter, Shrek en Finding Nemo zijn zo gemaakt dat ook mensen boven de tien zich kunnen vermaken. Nanny McPhee doet daar niet aan mee: de film is voor de volle honderd procent bedoeld voor kinderen. Van taartgevechten tot dansende ezels: Nanny McPhee heeft alles in huis om in de smaak te vallen bij de kleintjes.

Een beetje voor niets

Voor een kinderfilm is er veel aandacht besteed aan de look van de film, zo blijkt uit de extra’s op de dvd. Naast trailers, bloopers en verwijderde scènes zien we hoe een leeg veld verandert in het dorp waar het geheel zich afspeelt. Maandenlang wordt er gebouwd aan de villa van de familie Brown: zelfs de planten in de tuin worden ruim van te voren geplant. Dit gecombineerd met het feit dat Thompson jarenlang aan het script werkte illustreert dat Nanny McPhee zeker met liefde is gemaakt. Helaas is alle moeite een beetje voor niets geweest.

~

De felle kleuren, gekke kostuums, clichés en stereotypes: je zou aan het eindresultaat niet echt zien dat er zo veel tijd en energie in het script en de film is gestoken. Nanny McPhee lijkt een beetje te zijn doodgeknuffeld door haar makers: met alle goede bedoelingen hebben ze uiteindelijk een vrij standaard film gemaakt die alleen kinderen zal kunnen boeien. Voor hen is Nanny McPhee geweldig, voor de rest van ons is de film toch vooral kinderachtig.

Film / Films

Kleine jongetjes worden groot

recensie: Cinema16: American Short Films

Natuurlijk, er bestaat een festival van de korte film. Op het aanstaande Utrechtse filmfestival reikt de NPS een prijs aan de beste Nederlandse korte film uit. En in Rotterdam zijn de zogenoemde shorts al jaren een publiekslieveling. Maar buiten de festivals is het vaak lastig om korte films te zien, laat staan op dvd te vinden. Je vindt ze weliswaar in overvloed op sites als youtube.com en cinema.nl/kortefilm, maar buiten het internet is het goed zoeken. Vandaar dat het initiatief van Cinema16 alleen maar valt toe te juichen.

Scène uit <i>Vincent</i>
Scène uit Vincent

Filmmaker Luke Morris, die in 2000 met zijn korte film Je t’aime John Wayne een European Award won, besloot enkele jaren daarna een platform te starten voor het ondergeschoven kindje van de filmkunst. Dat werd Cinema16, waarop inmiddels vier dvd’s verschenen: European Short Films, British Short Films, European Short Films en het meest recent American Short Films. De namen op de rol van deze dvd zijn namen die je als filmliefhebber bij voorbaat al hevig opgewonden maakt: Tim Burton, Gus van Sant, Alexander Payne, Todd Solondz, George Lucas en zelfs Andy Warhol!

Vroeger werk

Ruim drie uur film, meestal voorzien van (uit te zetten) audiocommentaar van de regisseurs zelf. Het gaat vaak om vroeg werk van toen de heren – vreemd genoeg zit er geen vrouwelijke filmmaker tussen – nog niet beroemd waren. Zo is het drie minuten durende Freiheit van George Lucas een vingeroefening uit zijn universiteitsdagen in 1966. Het curieuze filmpje over een van Oost- naar West-Duitsland ontsnappende student is buiten de Verenigde Staten nauwelijks te vinden. Dat geldt iets minder voor Vincent van Tim Burton uit 1982 (je vindt het filmpje op de SE van Tim Burton’s The Nightmare Before Christmas). Destijds was Burton nog animator bij Disney, waar hij onder meer betrokken was bij The Fox And The Hound. In amper zes minuten is duidelijk de kiem te zien van latere stop-motion- en animatiefilms als Stainboy, Tim Burton’s The Nightmare Before Christmas en het vorig jaar uitgebrachte Corpse Bride.

Scène uit <i>Terminal Bar</i>
Scène uit Terminal Bar

Een van de mooiste shorts op deze sterke dvd zit direct aan het begin. Het zestien jaar oude Lunchdate van regisseur Adam Davidson (Law & Order, Lost) is een heerlijk intiem zwart-witfilmpje over vooroordelen en stereotypes. Een sjieke blanke vrouw strandt in een stationsrestauratie waar ze een zwarte zwerver tegenover zich vindt die zich aan haar zojuist aangeschafte maaltijd tegoed lijkt te doen. Er wordt weinig gesproken in de film, de mooie beelden vertellen het verhaal. Davidson besteedde bijzonder veel aandacht aan lichtval en contrast. Soms lijkt de hoofdrolspeelster bijna licht te geven. Ook bijzonder is Terminal Bar van de relatief onbekende Stefan Nadelman. De 22 minuten durende documentaire over een verdwenen bar in New York is bijzonder cool vormgegeven. Duidelijk is te zien dat Nadelman z’n sporen verdiende in het ontwerpen van flashy webpagina’s. Voorzien van een hippe soundtrack met hiphop- en technobeats zou de documentaire niet misstaan op MTV. Terminal Bar won in 2003 niet voor niets een prijs op het Sundance Festival.

Handtekening

Het leuke van de Cinema16-serie is dat je de unieke handtekening van later beroemd geworden regisseurs achteraf kunt herkennen. De treurigheid die Sideways en About Schmidt van Alexander Payne bijvoorbeeld kenmerkten zit ook al in Carmen, die de Amerikaanse Oscarwinnaar eind jaren tachtig maakte over een zwakbegaafde tankstationbediende.

Scène uit <i>Carmen</i>
Scène uit Carmen

En de dromerige, vervreemdende vormgeving die Gus van Sant later toepaste op Elephant, Last Days en Gerry zit ook al in het in zwart-wit geschoten The Disciple of D.E. uit 1982. Cinema16 is een unieke verzamelserie met sterk werk van gevierde regisseurs en onbekende talenten. Niet alleen voor filmfreaks maar voor iedereen die van filmkunst houdt.

Film / Films

Klassiekers nieuw op dvd

recensie: Point Blank // Serpico // The Passenger

.

Point Blank
(John Boorman, 1967 • Warner)

What’s my last name?“, vraagt een dame die zojuist het bed gedeeld heeft met Walker, een crimineel die zijn gram wil halen nadat hij erin geluisd is. Walker antwoordt met “What’s my first name?“, een repliek die boekdelen spreekt over zijn karakter en over de stijl van Point Blank. Het was een van de eerste films van de Britse regisseur John Boorman, die er zijn Amerikaanse debuut mee maakte. Zoals zoveel regisseurs van zijn generatie voorzag hij zijn film van een duidelijke Europese impuls: het gangster/thriller-genre is oer-Amerikaans, maar de vorm allesbehalve. Boorman speelt een schitterend spel met tijd en ruimte, en benut een kitscherig kleurenpalet (imposant, aangezien het Boormans eerste film in kleur is). Dit maakt Point Blank een bijna abstracte misdaadfilm – zeker een van de meest memorabele popartfilms van de jaren zestig – en tegelijkertijd een spannend portret van een man met een missie.

~

De dvd is voorzien van twee oude kijkjes achter de schermen, en een audiospoor waarin Boorman ondervraagd wordt door Steven Soderbergh, die zich bijvoorbeeld met The Limey overduidelijk liet inspireren door Point Blank. Sterker nog: hij geeft direct toe meer dan eens gestolen te hebben uit de film. Dat Soderbergh het gesprek soms naar zich toe trekt is ietwat storend, maar de wisselwerking zorgt wel voor een zeer interessant commentaar. De beeldkwaliteit is uitstekend.

Serpico
(Sidney Lumet, 1973 • Sony)

In Serpico speelt Al Pacino de enige rechtschapen politieman in een door corruptie verdorven corps. Met een mengeling van naïviteit en moed probeert hij zich aanvankelijk staande te houden tussen de argwanende dienders, en keert hij zich later actief tegen hen, met alle gevolgen van dien. Deze morele lading is eenduidig en dus nauwelijks interessant, zodat een portret van een tragische held resteert.

~

Pacino speelt hem uiteraard uitmuntend, maar de impact van de film wordt sterk gereduceerd door een aantal minpunten. Pacino’s titelrol is het enige interessante karakter in de film, naast hem spelen er geen bijzondere acteurs mee. De speelduur is een half uur te lang, scènes zijn niet altijd overtuigend of duidelijk en de film is bovendien voorzien van een ongepast emotionele score die de realistische sfeer bijna tenietdoet. Zelfs Pacino kan de film niet redden. Pacino en Lumet zouden later Dog Day Afternoon maken, maar Serpico kan niet tippen aan de kwaliteit van die film. Gek genoeg is de disk niet voorzien van extra’s, maar de beeldkwaliteit is in orde.

The Passenger
(Michaelangelo Antonioni, 1975 • Sony)

Jack Nicholson (tot voor kort de eigenaar van de rechten van deze zelden vertoonde film) speelt in The Passenger een journalist die besluit de gedaante van een pas overleden man aan te nemen, die een wapenhandelaar blijkt te zijn. Antonioni richt zich puur op abstracte betekenis, en dit maakt de film zeer ontoegankelijk. Hij voegt enkele opmerkelijke visuele motieven in (met als hoogtepunt een hypnotiserend lang tracking shot aan het eind), maar de regisseur weigert een greintje suspense te leveren die de vorm van de film – een pure thriller – belooft.

~

Aangezien dit een Antonioni-film is, zijn de karakters abstracte figuren. Dus Nicholson heeft weinig te doen en oogt allesbehalve op zijn plaats, net zo min als zijn tegenspeelster Maria Schneider (Last Tango in Paris). Met de onmogelijkheid van enige vorm van emotionele investering laat The Passenger – met twee uur speeltijd bovendien een lange zit – zich moeilijk serieus nemen, net als Antonioni’s vorige film Zabriskie Point. De beeldkwaliteit is redelijk, maar de dvd is wel voorzien van liefst twee waardevolle audiocommentaren, van Nicholson zelf en van de hoofdscenarist, die ondervraagd wordt door een journaliste.

Boeken / Fictie

“Zoveel spektakel heet een leven”

recensie: Giacomo Casanova - De geschiedenis van mijn leven

Als men van je naam een uitdrukking heeft gemaakt, dan mag je met enige trots zeggen dat je iets betekend hebt in de geschiedenis. Dat geldt zeker voor Giacomo Casanova, de achttiende-eeuwse, met gloeiende mythes omgeven Italiaanse avonturier, die de eeuwigheid zou ingaan als de onverbiddelijke verleider. Op 65-jarige leeftijd begon hij, als een bezadigde privé-bibliothecaris aan zijn memoires, in het volle besef dat het spektakelstuk dat zijn leven was geweest, het verdiende aan papier te worden toevertrouwd.

Portret van de jonge Casanova door zijn broer Francesco Casanova.
Portret van de jonge Casanova door zijn broer Francesco Casanova.

Tijdens zijn leven had de man reeds vierentwintig boeken gepubliceerd, maar zonder veel succes. Daar hij zijn autobiografie schreef op het einde van zijn leven, heeft hij er de resonantie evenmin van meegemaakt. De vraag is in hoeverre wij zijn memoires ernstig moeten nemen. Met een terugblik op een leven is het immers altijd opletten: de schrijver is geneigd te overdrijven, minimaliseren of verzinnen, kortom: te kleuren. Het doet echter weinig ter zake wat nu wel en wat nu niet historisch accuraat is in De geschiedenis van mijn leven, want Casanova was een begaafd stilist die je weet mee te slepen in zijn wonderlijke achttiende eeuw, waarin hij de Franse Revolutie meemaakte, Venetië door zijn avonturen nog meer vereeuwigde en de grote filosofen van die tijd ontmoette.

Een schitterend bestek

Toegegeven, we lezen niet de volledige memoires, alswel een doordachte selectie van de hand van Arthur Japin, die er ons sinds De witte met het zwarte hart en vooral Een schitterend gebrek niet langer van moet overtuigen om zijn volgende werk aan te schaffen. Japin baseerde zich voor Een schitterend gebrek (onder meer) op de memoires van Casanova – zijn hoofdpersonage was de eerste grote liefde van de man – en nu hij de kans kreeg een uitgelezen selectie samen te stellen, moest hij dan ook niet lang nadenken. In een schitterend bestek van 305 pagina’s laat hij ons de belevenissen van Casanova herbeleven: zijn muzikale aspiraties, zijn gevangenneming, zijn lotsbestemming om voortdurend verliefd te worden enzovoort. Dit alles in een levendige, bruisende stijl die getuigd van een gevoel voor ironie en brutale humor.

Op een bepaald moment verblijft Casanova in de gevangenis; gedurende de ganse dag komt niemand hem eten brengen en hij vraagt zich af of ze hem misschien vergeten zijn. Dan gaat het: “Nadat ik een zakdoek om mijn hoofd had gewikkeld, strekte ik me uit op de plank. Het leek mij onvoorstelbaar dat men mij zo meedogenloos aan mijn lot overliet, zelfs als men mijn dood besloten had. Ik vroeg mij af wat ik gedaan had om een dergelijke onbarmhartige behandeling te verdienen, maar die overpeinzing nam weinig tijd in beslag, want er was niets om bij stil te staan.” Meent hij dit of niet? Leuker dan een antwoord hierop te vinden is gewoon te glimlachen. Ook zijn omgang met de vaak veel te ernstig genomen godsdienst moet het ontgelden: “En ik zweer u, Allerheiligste Maagd, bij de ingewanden van Jezus Uw Heer en Zoon, dat ik….” De clerus zal het niet graag gelezen hebben.

Liefhebben en grapjes maken

Sommige mensen zullen deze kelk maar wat graag aan zich laten voorbijgaan: autobiografieën kenmerken zich niet zelden door pedanterie, zelfvergoelijking en navelstaarderij, want je moet al een behoorlijke dunk hebben van jezelf om te menen dat je leven de moeite waard is om door anderen te worden gelezen. Wat valt er bovendien over Casanova meer te vertellen dan het feit dat hij een vrouwenverleider was?

Dit houdt echter geen steek. Ten eerste is een goed verhaal van alle tijden en lijkt het ons erg plezierig nieuwe mensen te leren kennen, zelfs al is het op papier; ten tweede beschikt Casanova over voldoende zelfrelativering – de man bevond zich tijdens het schrijven op het einde van zijn leven; ten derde was hij pas in de laatste plaats een verleider, hij was vooral een levenskunstenaar die durfde denken en vervolgens gehoor daaraan geven. De geschiedenis van mijn leven is namelijk een lekker weglezend verhaal over vluchten, ontsnappen, liefhebben en grapjes maken. Of om het met Japin zelf te zeggen: “Zoveel spektakel heet een leven.” Zwart op wit.

Theater / Voorstelling

Een overvloedige spookrevue

recensie: De Kleine Patriot; of de Grote Anton Mussert Show (Growing up in Public)

Wanneer gaat vaderlandsliefde over in verraad? Wanneer ontwikkelt een sociaal betrokken mens zich tot een angstaanjagende extremist? Wat drijft iemand tot de meest vreselijke daden en tot uitspraken die stinken naar haat en dood? Met zijn toneelstuk De kleine patriot; of de Grote Anton Mussert Show heeft regisseur en schrijver Paul Feld van het Utrechtse gezelschap Growing up in Public geprobeerd in dit soort kwesties inzicht te geven en historische verbanden bloot te leggen. Saillant detail is dat deze voorstelling is gemaakt in opdracht van de Utrechtse Stadsschouwburg, het gebouw waar tijdens de oorlog de NSB zijn partijbijeenkomsten hield.

(c) René den Engelsman
(c) René den Engelsman

Rasacteur Harm van Geel laat een keur aan fascistische en nationaal-socialistische personages voorbijkomen, van Anton Mussert en de weduwe Rost van Tonningen tot Hans Janmaat, Pim Fortuyn, een neo-nazi, een macho politieagent en een ijdele acteur. De Kleine Patriot is een fragmentarische en grimmige spookrevue met een lichte overdosis aan personages en onderlinge verbanden.

Zoetsappig

Bij binnenkomst staat Anton Mussert zoetjes te zingen. “Ich bin von Kopf bis Fuß auf Liebe eingestellt…” Want dat is zijn wereld, en verder helemaal niets. In een zwart hemd en een zwarte broek – maar zonder broekriem want hij zou zich eens proberen te verhangen, vlak voor zijn executie. Twee muzikanten, een violist en een gitarist die eruit zien als tweederangs nazistische revueclowns, laten het zoetsappige melodietje los en gaan over op stevige rock waarbij ze de meest onmogelijke klanken uit hun instrumenten weten te peuteren. Mussert blikt op zijn leven terug, op zijn gelukkige en minder heroïsche momenten. Eigenlijk had hij niets tegen joden, hij deed steeds alles uit idealisme en liefde. Je zou hem haast gaan geloven. Was het liefde voor zijn volk en vaderland? Liefde voor Hitler? Of toch vooral liefde voor zichzelf?

Zachtmoedig eng

(c) René den Engelsman
(c) René den Engelsman

Harm van Geel speelt niet alleen Mussert tijdens diens laatste uren, hij schakelt ook razendsnel en virtuoos over naar allerlei andere ‘foute’ personages. Op die manier tracht hij de overeenkomsten en verschillen tussen deze historische figuren bloot te leggen. Doordat ze allemaal vergelijkbare uitspraken doen is dit bij vlagen ontluisterend en Fortuyn krijgt in dit licht bijvoorbeeld wel heel duidelijk zichtbare monomane trekjes. Deze vergelijking is een interessante en gewaagde onderneming, die helaas maar ten dele slaagt. Soms volgen de scènes elkaar zo snel op dat ze inhoudelijk niet beklijven. Je moet als toeschouwer dan wel erg goed op de hoogte zijn van de vaderlandse politieke geschiedenis om alle mensen en situaties te kunnen plaatsen. De Kleine Patriot is dan een nachtmerrieachtige wervelwind die je het liefst zo snel mogelijk over wil laten waaien.

Op andere momenten echter geeft van Geel met eenvoudige rekwisieten, sterke mimiek en geweldig stemgebruik een indringend beeld van vooral het gevoel van onmacht waar alle personages onder lijden en die hen heeft gemaakt tot wie ze zijn. Zelfs de schijnbaar zo zachtmoedige acteur wordt dan een beetje eng. En dat is angstaanjagend en herkenbaar tegelijk.

De Kleine Patriot; of de Grote Anton Mussert Show speelt in het kader van het festival Kunst in Oorlog. De voorsteling is nog op 21 september te zien in Utrecht, en op 24 september in Amersfoort. Klik hier voor meer informatie. Voor een interview met Chris Keulemans, organisator van Kunst in Oorlog, klik hier.

Film / Films

Ga, leef en wordt iets!

recensie: Va, Vis et Deviens

Soedan, 1985, een vluchtelingenkamp. De VS hebben samen met Israël een luchtbrug opgezet voor de Ethiopische Joden, zodat deze naar het beloofde land kunnen gaan. Een christelijke moeder, die haar man en twee van haar kinderen heeft verloren in Soedan, ziet maar één overlevingskans voor haar laatste zoon en geeft hem de opdracht zich als Jood voor te doen en naar Israël te vertrekken. Omgedoopt tot Schlomo begint hij zijn nieuwe leven in het beloofde land.

“Ga, leef en wordt iets!” (Va, Vis et Deviens), roept de moeder streng tegen haar negenjarige zoon in het Soedanese vluchtelingenkamp. Hij gehoorzaamt met tegenzin en komt aan in Israël, een land waar alles vreemd is voor hem. Hij leert de taal, gaat naar school en probeert zich aan te passen, maar de heimwee naar zijn moeder is groot. Om zijn gedragsproblemen op te lossen laat zijn school hem adopteren door een liefdevol, liberaal, non-religieus gezin. Ironisch, want Schlomo moet natuurlijk de schijn ophouden dat hij als Jood is opgevoed. Na een lange, moeilijke tijd weet Schlomo’s adoptiemoeder Yaël zijn vertrouwen te winnen. Vanaf dan volgen we Schlomo’s leven in een iets rapper tempo.

Dramatisch

~

De beginscène wordt nogal dramatisch gepresenteerd: het afscheid tussen moeder en zoon wordt begeleid door zware muziek. Deze scène had echter absoluut zonder extra effecten gekund; het gegeven dat een moeder haar zoon moet wegsturen om zijn leven te redden is dramatisch genoeg om op zichzelf te staan.
Na deze scène begint het echte drama pas. Schlomo is extreem eenzaam in een vreemd land dat totaal geen betekenis heeft voor hem. Hij wordt verscheurd door heimwee en de belofte aan zijn moeder, en moet leven met de angst dat men achter de waarheid zal komen: dat hij geen wees is en al helemaal geen Jood. Fraudeurs worden zonder pardon gedeporteerd en Schlomo kan niet terug voordat hij de belofte aan zijn moeder heeft vervuld: iets worden. Maar wat?

Vol

Regisseur Radu Mihaileanu, zelf de zoon van een Joodse vluchteling die om te ontsnappen aan de Nazi’s zijn naam moest veranderen, wilde het probleem van identiteitsvorming in deze film behandelen. Het is goed merkbaar dat Va, Vis et Deviens voor Mihaileanu een persoonlijk project is. Dat heeft voor- en nadelen. Zo stopt hij wel erg veel onderwerpen in de film. Vanaf het moment dat er met tijdsprongen wordt gewerkt, volgen de gebeurtenissen elkaar erg snel op. Allereerst moet duidelijk worden gemaakt waarom de integratie van de Ethiopische Joden niet soepel is verlopen, daarnaast wordt er aandacht besteed aan de Israëlische politiek en daarbij komen ook nog de standaard problemen van een opgroeiende jongen, plus het racisme waar hij tegen moet vechten en de innerlijke strijd tussen het Jood zijn en het trouw blijven aan zijn moeder in Soedan.

~

Dit alles in een tijdsduur van twee en een half uur wordt soms een beetje teveel. De regisseur wil veel vertellen en kan soms niet kiezen of hij een film wil maken over de identiteit van Israël of over de identiteit van de mens. Aan de andere kant zit de film ook vol grappige momenten, zoals wanneer een stel kleine Ethiopische jongetjes, dat niets anders gewend is dan de woestijn, in Israël aangekomen denkt dat de mannetjes in de tv via een luikje aan de achterkant weer naar buiten komen. Of het moment waarop een jaloers meisje dat verliefd is op Schlomo, zijn aandacht probeert te trekken door zijn jaloezie op te wekken.

Dit alles maakt Va, Vis et Deviens een zeer menselijke film; aangrijpend en komisch op de juiste momenten. Bovendien schetst de film een goed beeld van een periode uit de geschiedenis van een volk dat met veel moeite in een vreemde cultuur moest overleven. Zeker in een tijd waarin Israël vooral negatief in de aandacht staat, is het goed om een film te zien waarin het land weer een menselijk gezicht krijgt.

Film / Films

Emotionele pornografie

recensie: World Trade Center

Ongeveer tien jaar geleden verscheen er een boek over de films van Oliver Stone. De schrijver, Frank Beaver, karakteriseerde de films van Stone als een vorm van Wake Up Cinema: films die controversieel van aard zijn en geen enkel middel onbenut laten om een duidelijke en soms moralistische boodschap over te brengen op de kijker. Platoon, Born on the Fourth of July, Natural Born Killers, allemaal films die misschien niet genuanceerd zijn, maar de kijker wel wakker houden. De boodschap in Stones nieuwe vehikel, World Trade Center, is opnieuw van-dik-hout-zaagt-men-plankenmateriaal, en dus niets nieuws onder de zon. Los van alle controversie die de vroege release van de film met zich meebracht (minder dan vijf jaar na de gebeurtenissen waarop de film gebaseerd is) is dit geen cinema die je wakker houdt.

~

Iedereen die World Trade Center ziet, zal zich afvragen waar alle zogenaamde controversie op gebaseerd is. Na United 93 is dit slechts de tweede release in de VS over de gebeurtenissen van 11 september 2001 – aangezien de zeer kritische verzameling korte films 11’09”01, die vier jaar geleden verschenen is, nooit in de VS werd uitgebracht. Mensen uit beide politieke kampen spraken er schande van dat een film werd uitgebracht met de ramp nog vers in het geheugen, en de filmstudio’s in het algemeen en Stone in het bijzonder werden beschuldigd van pure economische exploitatie. Nu de film een aantal weken draait, blijkt de controverse niet meer dan een storm in een glas water. De voor Stone opmerkelijk kalme, haast onderdrukte en tamme vertelwijze zal ongetwijfeld hieraan bijgedragen hebben, net als de knusse en oerdegelijke thematiek.

Klem onder het puin

Als publiek zit je samen met twee politieagenten driekwart van de film klem onder het puin. De twee agenten, John McLoughlin (Nicolas Cage, met afschuwelijke snor) en William J. Jimeno (Michael Pena), maken deel uit van een groep agenten die opgeroepen wordt zodra één van de twee vliegtuigen de eerste toren van het World Trade Center ingevlogen is. Nauwelijks op de hoogte van de gebeurtenissen gaat de groep een bijgebouw in dat enkele minuten later op hen neerdaalt als gevolg van het instorten van de eerste toren. In eerste instantie leven drie agenten nog, maar nummer drie redt het niet als verschuivend puin de arme drommel plet. Twee agenten blijven over, kunnen zich nauwelijks bewegen en proberen elkaar wakker te houden met anekdotes over het getrouwde leven, het opvoeden van kinderen, verantwoordelijkheidsbesef en het feit dat je met hard werken ver kunt komen in de Verenigde Staten.

~

De puinscènes worden onder andere afgewisseld met scènes van de reddende engel van het tweetal. Een ex-marinier, nu in dienst van de kerk, kan de kommer en kwel op televisie niet aanzien en trekt zijn uniform uit de slaapkamerkast, om dan de auto te pakken naar het rampgebied. Iedereen kan een goede marinier gebruiken, en het duurt dan ook niet lang voordat deze het tweetal, met hulp van boven, heeft weten te vinden. Na een hachelijke en oprecht spannende reddingsonderneming kunnen John en William terug naar hun vrouw en kinderen, en genieten van hun vervroegd pensioen.

Tenenkrommend emotioneel vacuüm

De eerste twintig minuten van World Trade Center zijn enerverend. Als kijker weet je wat de groep agenten te wachten staat. Wanneer het catastrofale moment aanbreekt, maakt Stone een mooie en symbolische keuze. In plaats van alle registers open te trekken, toont hij een schaduw van een vliegtuig die over nabijgelegen gebouwen scheert, een zwarte Engel des Doods. Jammergenoeg legt hij hierna meer dan een uur lang de nadruk op het tweetal, en vooral op de tenenkrommende gesprekken van John en William. Valt het op zich al niet mee om na twintig uur wakker te blijven, nee, petje af voor iemand die wakker weet te blijven luisterend naar de verhalen een 45-jarige politieagent/vader/echtgenoot.

~

Zo bekeken is het tweetal exemplarisch voor de film als geheel: wat ontroerend had kunnen zijn, gaat verloren in haast emotionele zwakzinnigheid. Ook het verdriet en de wanhoop van de twee gezinnen, met echtgenotes Donna McLoughlin (Maria Bello) en Allison Jimeno (Maggie Gyllenhaal) zijn tam, oninteressant en haast onwerkelijk. Dit zijn geen mensen van vlees en bloed, dit zijn idealen, dit zijn volledig lege personages op wie filmkijkers hun behoefte aan helden en degelijke familiemannen kan projecteren, om zo misschien op banale wijze een soort van troost te vinden. Gebeurt dit met Stones overdonderende en explosieve stijl uit eerder genoemde Natural Born Killers en Platoon, dan zou het gepresenteerde vacuüm nog te pruimen zijn geweest. Nu heeft Stone iets gedaan wat nog erger is dan het exploiteren van 11 september: hij heeft de gebeurtenissen gedegradeerd tot niets meer dan emotionele pornografie.

Muziek / Album

Op zoek naar Piets muzikale fantasie

recensie: Ozark Henry - The Soft Machine

Stilisme, de muziek van de nuances. Breekbaarheid, verfijning, kwetsbaarheid, perfectie, schoonheid. Zomaar wat kernbegrippen uit de muzikale wereld van de excentrieke componist, zanger, muzikant en producer Piet Goddaer. Van zijn band Ozark Henry kwam vorige week The Soft Machine uit. Het vijfde album in het tienjarig bestaan van het collectief dat volledig draait om Goddaer. De kernbegrippen zijn gebleven en meer dan ooit uitgebuit en vervolmaakt. Begrijp me goed: dat levert absoluut geen mierzoete kleffe bende op, eerder juist een prima popalbum. Op zoek naar de muzikale fantasie van Ozark Henry.

Passie. Ook zo’n woord dat je letter voor letter uitgespeld krijgt wanneer je naar Goddaers band luistert, ook nu weer op The Soft Machine. De vijfde cd van Ozark Henry zal de tand des tijds muzikaal gezien zeker jaren kunnen doorstaan. Het werk wordt niet saai, het album ergert niet. En dat terwijl Goddaers vorige cd’s steevast eenzelfde eigen geluid laten horen. Dit album is diverser. Goddaers stem is er bijvoorbeeld zo één die transformeert als een kameleon. Zo is hij soms een regelrechte reggaeman á la Bob Marley, maar blijkt hij even zo vaak een zanger die rechtstreeks uit de Coldplayen, de Simple Minden en de U2’s (neem bijvoorbeeld These Days) van deze wereld lijkt te zijn gekropen. Het kenmerkende karaktervolle timbre is wat Goddaers stem aantrekkelijk maakt. De dwingend voorgedragen woordenreeksen lijken soms wel gezongen met samengeknepen mond. Met zelfs de kiezen op elkaar. Toch klinkt zijn stem steeds smetteloos, kraakhelder en zuiver als was het water rechtstreeks uit een bron.

~

En waar hij dan over zingt? De romantiek dient als basis voor The Soft Machine, zo laten de teksten weten. Een aantal juweeltjes? Wat te denken van deze mooie frase uit Cincinnati: “How am I to say I’m sorry/ How am I to let it go/we’re going way back and I worry/we’re older but I don’t think we’ve changed/ we’re older but I don’t think we’ve changed“. Of, uit Jailbird: “Baby, I’m holding back the years we’ve lost“. Het is de liefde, het is het zoeken van troost.

Sfeervol en ingenieus

Goddaer is ook componist van filmmuziek. Logisch als je de sfeervolle soundscapes van zijn bandcollectief kent. Muzikaal draait ook The Soft Machine weer om tracks die gedomineerd worden door piano, sfeervolle synthesizer, genuanceerd echoënde gitaarpartijen en niet te vergeten om de ingenieus verzonnen baspartijen. Het Marillion-tijdperk van Steve Hogarth komt langs in Christine en het rockende instrumentale Echo as Metaphor; Peter Gabriel en Kate Bush horen we terug in We were never Alone. Muzikaal lijkt het intro van Play Politics rechtstreeks uit Tubular Bells van Mike Oldfield weggelopen. De laatste secondes van Splinter worden zowaar funky en zijn qua ritmewisselingen moeilijk te volgen. Dit album deint alle kanten op en wordt daardoor nooit eentonig. De gelaagdheid in de muziek maakt dat er altijd nieuwe lijnen en partijen te ontdekken zijn.

Ooit vertelde Goddaer aan een muziekjournalist: “Ik hoor muziek in mijn hoofd zoals mensen zich muziek herinneren van de radio. Met het album The Sailor not the Sea ben ik het dichtst ooit bij mijn fantasie geraakt.” De titel in dat citaat móet hij inmiddels wijzigen. Want dichterbij de breekbare muzikale fantasie van Ozark Henry kun je als luisteraar niet komen.

Muziek / Album

Dr Who Dat?: verscheidenheid troef

recensie: Dr Who Dat? - Beat Journey

Beat Journey is een samenraapsel van samples, instrumenten en vooral stijlen. Bovenal is het een reis langs de muzikale interesses van de – aan DJ Shadow schatplichtige – muzikant Dr Who Dat?. Met de radicale sprongen én de geniale overgangen die daar bijhoren.

~

Wie Beat Journey van DJ/producer Dr Who Dat? het label hiphop heeft opgespeld is niet bekend in de DJ-wereld. Oké, Dr Who Dat? (die ook bekend is onder de naam Jneiro Jarel) is zeker een meester in het creëren van een beat, en daar komt er dan ook geregeld één van voorbij die gemakkelijk zou passen onder een tekst van een van de bekende rappers. Over het algemeen staan Dr Who Dat?’s scratch-, sample- en mixkunsten echter zo op zichzelf dat hij zich moeiteloos in het rijtje van illustere voorgangers als DJ Shadow en DJ Krush kan voegen. Heel vernieuwend is de muziek echter niet: zeker niet als je bedenkt dat DJ Shadow tien jaar geleden al met een album kwam dat helemaal uit samples en een drumcomputer was samengesteld: Endtroducing. Niettemin is Beat Journey een sterk album geworden.

Collage

De kracht van de artiest ligt vooral in de variëteit van zijn muziek, zowel in instrumentarium als in muzieksoort. Zo wisselt hij de draaitafel graag in voor een drumcomputer, de fluit voor de trompet, en de jazz voor de triphop. Het veelvoud aan invloeden is ongetwijfeld te wijten aan Dr Who Dat?’s verhuisdrang. Zo werkte hij in Houston, New York, Arizona en Georgia, en wist de – er kan nog meer bij – in Philadelphia geboren muzikant een eerder album, Three Piece Puzzle, uit te brengen bij het Nederlands label Kindred Spirits. Dr Who Dat? weet al deze input uit te buiten en samen te voegen tot een collageachtig werk: een album vol aan elkaar geplakte samples.

Radicaal

Er zou kunnen worden aangevoerd dat Dr Who Dat? de wisselingen tussen deze korte stukjes muziek te radicaal doorvoert. Bij sommige tracks is niet duidelijk of het nou om één, twee of drie songs gaat. Vaak is ook de overgang tussen de nummers te groot. Toch werkt dit niet altijd storend. Vooral liefhebbers van de DJ’s Shadow en Krush zullen niet wakker liggen van de radicale overgangen: deze turntablers hebben die techniek namelijk zo vaak in het samplen toegepast dat het nu een waar stijlfiguur is geworden.

Hoogtepunten

Hoogtepunten zijn het o zo duistere Creepin, het prachtige Deep Blaque, en het ondanks de titel toch wel erg jazzy nummer Bahia Blues. Hierin schalt een vrolijke trompet die door de malle Dr Who Dat? met een frisse beat vergezeld wordt. Het openingsnummer Beat Rock is een van de grilligste keuzes. Echt een opener is het niet. Net zomin als het laatste Warped 45 een afsluiter is. Maar dit zijn vooral de woorden van een criticus. Als je de plaat als achtergrondmuziek opzet, of simpelweg, en met iets meer respect, om lekker naar een muziekje te luisteren, dan is dit album zeker een aanrader. De elektronische jazz; de Massiveattack-achtige nummers; de Endtroducing-kloons: ze zijn allemaal met dezelfde zorg geproduceerd.

Voor wie daarna nog niet genoeg heeft van Jneiro, is het goed om te weten dat hij nu meewerkt aan een album met The Pharcyde. Alsof er in zijn eigen werk al niet voldoende verscheidenheid te vinden is.

Boeken / Non-fictie

Liedjes missen Sonneveld

recensie: Hilde Scholten - Wim Sonneveld. Moeder, ik wil bij de revue

Moeder, ik wil bij de revue is niet alleen de naam van een liedje dat Friso Wiegersma maakte voor de derde one-man-show van cabaretier Wim Sonneveld (“Moeder ik wil bij de revue; ik laat de mensen van het lachen van hun stoelen vallen”), het is ook de titel van een zojuist verschenen boek in de fraai verzorgde kleinkunstreeks van uitgeverij Nijgh & Van Ditmar.

Die kleinkunstserie, deftig Bibliotheek van Nederlandse chansons en cabaretliederen geheten, bestaat uit boeken die met liefde zijn vormgegeven: fluwelen omslag, mooie letter, mooi papier. Boeken die niet worden uitgegeven om er eens lekker aan te verdienen, maar om de mooiste liedjes van deze of gene artiest te bundelen. Maar hoe fraai ook, toch doemt de vraag op voor wie het eigenlijk is bedoeld. Als ik iets wil aanschaffen van Wim Sonneveld, die niet alleen shows maakte, maar ook een onvergetelijke indruk naliet als professor Higgins in de musical My Fair Lady, dan zou ik toch eerder een DVD kopen. Dan krijg je er namelijk meteen zijn karakteristieke, ietwat nichterige stem en zijn baldadige grimassen bij. In het voorwoord van Moeder, ik wil bij de revue schrijft theatercriticus Loek Zonneveld dat Sonneveld niet alleen romantische en sentimentele liedjes zong, maar dat hij ook lekker ordinair en vals uit de hoek kon komen. En het is juist dat valse en baldadige dat je bij de teksten in het boek zo mist; ze zitten nu maar een beetje bleekjes aan het papier vastgeplakt. En ze missen Sonneveld, dat zie je zo.

Voer voor kleinkunstgekken?

~

Moeder, ik wil bij de revue is zeer uitputtend. Zo zijn er een paar Duitse en Franse liedjes in de bloemlezing opgenomen, die van voor de oorlog dateren. Alleraardigste liedjes, daar niet van, maar ik vraag me af hoeveel mensen die liedjes nog door Sonneveld hebben horen zingen, of op de plaat hebben. En of ze dus nog een gevoel van herkenning oproepen. In de toelichting achter in het boek beschrijft redactrice Hilde Scholten bovendien gedetailleerd alle wijzigingen die Sonneveld in zijn liedjes aanbracht, compleet met de originele en alternatieve versie. Dat is misschien leuk voor een handvol theaterwetenschappers, maar ik denk dat het de meeste fans worst zal zijn. En alsof het niets kost, drukt Scholten zelfs de Zweedse versie af van het liedje Daar is de orgelman, waarmee Sonneveld als orgeldraaier Willem Parel groot succes had in de jaren vijftig.

Bliksemend

Maar ach, aangezien het een prachtig verzorgd boek is, neem je een paar ‘uitspattingen’ graag voor lief. Tenslotte kun je door die opsommingen Sonnevelds carrière van jaar tot jaar volgen en krijg je er ook nog een overzicht bij van de liedjes die in de loop der tijd zijn uitgebracht, van 78 toeren grammofoonplaat tot compact disc. Als extraatje bevat het kloeke boekwerk een cd met een clownesk Pierrot-nummer, dat Sonneveld in 1951 uitvoerde op de openingsavond van de Boekenweek, samen met Guus Verstraete. Het gaat om een opname die pas in 2005 werd terug gevonden op de zolder van Sonnevelds partner Wiegersma. Die opname doet je eigenlijk, meer nog dan de liedteksten, verlangen naar een beelddrager waarop je Sonneveld in actie kunt zien met zijn elegante draai, bliksemende ogen en mimiek van de raskomiek, zoals criticus Loek Zonneveld hem in zijn voorwoord beschrijft.

~

Maar hoe jammer de afwezigheid van het beeld ook mag zijn, en hoe taai het boek af en toe ook mag lijken door de overdaad aan details, Moeder, ik wil bij de revue is wel zeker waardevol door het feit dat je de mooiste liedjes uit Sonnevelds carrière nog eens rustig kunt nalezen, zoals de liedjes van Annie M.G. Schmidt: De koningin van Lombardije (1952), het geestige Margootje (1964) en niet te vergeten de liedjes waarmee Sonneveld een gastoptreden verzorgde in de destijds razend populaire tv-serie Ja zuster, nee zuster: De kat van ome Willem, Op de step en In een rijtuigje. De liedjes van Friso Wiegersma staan er uiteraard in, zoals het sarcastische Lieveling, het balorige Nikkelen Nelis en het briljante Het dorp, terwijl andere successen evenmin ontbreken, zoals het nummer over de zaalverhuurder die bang is met zijn voorraad ‘krèkette’ te blijven zitten en Sonnevelds act als de zingende frater uit Schin op Geul (Frater Venantius).

Harteloos

Naast liedjes bevat het boek ook stukjes conference, waarbij Sonneveld enkele moppen vertelt en hij gaandeweg steeds dronkener wordt. Een van zijn leukste grappen is terug te vinden in het al eerder geciteerde voorwoord van Loek Zonneveld. Zo vertelde Sonneveld eens hoe hij in de kleedkamer, vlak voor het begin van de voorstelling, even in de spiegel kijkt en zich hardop afvraagt: “Moet je er niet eens mee ophouden?” Waarop hij het publiek, dat niet meteen reageert, op hoge toon toespreekt: “Wel een beetje harteloos publiek! Gisteren gingen ze op de stoelen staan en ze riepen: nee Wim, niet doen Wim, blijf!”