Tag Archief van: Theater

Theater / Interview
special: Een boodschap aan mijn vaak stille Europese publiek
Copy-of-THE-HORSE-OF-JENIN_TROUPE-COURAGE©Kamerich-Budwilowitz-9Kamerich & Budwilowitz

Een gesprek met theatermaker Alaa Shehada over zijn voorstelling ‘The Horse of Jenin

Ik ontmoet Alaa Shehada in de foyer van Bellevue Theater, nadat ik zijn voorstelling The Horse of Jenin heb gezien. In 70 minuten deelt Alaa verhalen over zijn jeugd, over een Duitse kunstenaar die een enorm paard creëerde uit het puin in de Palestijnse stad Jenin, over hoe datzelfde paard een plek werd waar Alaa speelde met vrienden en flirtte met zijn eerste liefde, en een symbool van vrijheid en verbeelding werd. En over hoe het paard uiteindelijk door het Israëlische leger werd gestolen.

Alaa, kan je vertellen wanneer theater een rol in je leven ging spelen?

Als je op zoek bent naar een romantisch verhaal over een grote inspiratie, dat heb ik niet. Het was eerder een gevoel vanuit mezelf. Ik keek tv als kind, en steeds ging dat innerlijke gevoel toe naar het imiteren wat ik zag op tv. Ja, mijn innerlijke kind voelde: ‘Ik wil spelen.’

In 2009 begon ik als student bij The Freedom Theatre in Palestina. Vier jaar kreeg ik daar theaterles. Ik vond de opleiding heel goed, er kwamen internationale leraren van over de hele wereld lesgeven. Sommigen goed, sommigen erg slecht. Westerse leraren met een houding van ‘ik ga eens even lesgeven in Palestina, even te ervaren hoe het hier is, om te leven onder onderdrukking’.

Kan je iets vertellen over het ontstaan van de voorstelling, waar begon het idee?

Helaas was dat nadat het Israëlische leger het kunstwerk van het Paard, waar de voorstelling over gaat, stal en meenam uit Jenin. Het was voor mij en voor iedereen in Jenin heel zwaar om dat te zien gebeuren. Dus toen ben ik begonnen erover te schrijven. Eerst in een korte monoloog van vier minuten. Ik presenteerde die monoloog op verschillende evenementen, ook hier in Amsterdam, en het sprak mensen aan. Ik ben er aan blijven schrijven, (samen)werken en improviseren, tot dat het was wat het nu is.

In de voorstelling werk je met maskers, wat voor maskers zijn dat?

De maskers die we gebruiken zijn gebaseerd op de techniek van de Commedia dell’arte, een oude Italiaanse improvisatiestijl. Dit is een acteerstijl waarbij je met een masker verschillende personages tot leven brengt.

Katrien, de oprichter van Troupe Courage, gaf les in het Freedom Theatre in Palestina toen ik daar student was. Later ben ik met haar naar Amsterdam gegaan, en sindsdien werken we al 15 jaar samen. Samen ontwikkelden we workshops en gaven we lessen.

Binnen Troupe Courage hebben we de maskertechniek verder ontwikkeld tot de zogenoemde Troupe Courage-stijl. We staan er internationaal om bekend hoe we Commedia uit zijn stoffige context hebben gehaald en er universeel en tijdloos theater van hebben gemaakt, waarmee we de wereld rondreizen. We gebruiken de maskers niet alleen in onze voorstellingen, maar ook als hulpmiddel in onze workshops. Ze helpen acteurs bij het aanleren van specifieke acteertechnieken en lichaamsexpressie. Met een masker op wordt de focus verlegd naar fysiek spel, waardoor je je lichaam bewuster en effectiever leert gebruiken.

Copy-of-THE-HORSE-OF-JENIN_TROUPE-COURAGE©Kamerich-Budwilowitz-14

© Kamerich & Budwilowitz

Hoe is het om te werken aan scènes uit je eigen jeugd?

Het is natuurlijk heel gevoelig materiaal, en het is gevoelig en persoonlijk om die verhalen te delen met anderen. Maar tegelijkertijd ben ik me heel bewust van het belang van deze verhalen. Ik deel ze niet alleen voor mezelf maar ook vanuit een bepaalde vrijgevigheid. Ja, het is mijn persoonlijke verhaal maar het representeert alle Palestijnse jongens die zijn opgegroeid in een onderdrukt, geoccupeerd land. Dus het is tegelijkertijd mijn verhaal als het verhaal van alle Palestijnse kinderen.

In je voorstelling spreek je het Nederlandse publiek direct aan op hun ongemakkelijke zachte lachjes, in tegenstelling tot de uitbundige, harde lach uit jouw cultuur. Ik herkende meteen wat je zei, dat ongemakkelijke van het Nederlands publiek.

Nederland heeft zijn eigen cultuur natuurlijk en ik vind de mensen hier allemaal heel lief hoor. Mijn drama gaat juist over het uitwisselen van ideeën, gedachten en expressies tussen verschillende culturen. We moeten dat nemen hoe het is, en ermee spelen. Ik maak grapjes over de Nederlandse cultuur, maar de meeste grappen maak ik over mezelf en mijn cultuur. Nederlanders kunnen soms heel beschermend worden als je grappen maakt over hun cultuur. Maar juist dát punt, dat schrijnende, de plek waar het schuurt, is waar humor interessant wordt.

Wat is de rol van humor in jouw werk?

Komedie is een heel goed middel om verhalen en situaties om te keren. Grapjes maken van fucked-up situations. Mijn focus als maker ligt op het ‘omflippen’ van het verhaal. Hoe kan ik een situatie helemaal omkeren? Bijvoorbeeld ook in mijn werk als clown voor kinderen in ziekenhuizen. Daar kiepert humor de boel ook omver. Humor is deel van ons dagelijks leven, sterker nog, het is een manier om te overleven.

Dank Alaa, voor je mooie werk. Als laatste vraag: wat wil je dat deze voorstelling teweegbrengt?

Deze voorstelling is ook een boodschap aan mijn, vaak stille, Europese publiek, over hun rol. Of je het wil of niet, ook de Nederlandse overheid is onderdeel van de onderdrukking. Ik denk dat deze voorstelling meer empathie teweeg kan brengen dan bijvoorbeeld een nieuwsbericht, juist omdat het verhaal wordt ‘omgeflipt’ met humor en persoonlijke, kinderlijke herinneringen. Mijn verhaal op toneel gaat over een jongen die opgroeit in Jenin. Maar jij bent toch ook opgegroeid in je eigen huis en stad?

The Horse of Jenin is deze hele week te zien in Bellevue en daarna nog in Deventer, Broek in Waterland, Leiden en Groningen. Ga dat zien!

Theater / Interview
special: Een boodschap aan mijn vaak stille Europese publiek
Copy-of-THE-HORSE-OF-JENIN_TROUPE-COURAGE©Kamerich-Budwilowitz-9Kamerich & Budwilowitz

Een gesprek met theatermaker Alaa Shehada over zijn voorstelling ‘The Horse of Jenin

Ik ontmoet Alaa Shehada in de foyer van Bellevue Theater, nadat ik zijn voorstelling The Horse of Jenin heb gezien. In 70 minuten deelt Alaa verhalen over zijn jeugd, over een Duitse kunstenaar die een enorm paard creëerde uit het puin in de Palestijnse stad Jenin, over hoe datzelfde paard een plek werd waar Alaa speelde met vrienden en flirtte met zijn eerste liefde, en een symbool van vrijheid en verbeelding werd. En over hoe het paard uiteindelijk door het Israëlische leger werd gestolen.

Alaa, kan je vertellen wanneer theater een rol in je leven ging spelen?

Als je op zoek bent naar een romantisch verhaal over een grote inspiratie, dat heb ik niet. Het was eerder een gevoel vanuit mezelf. Ik keek tv als kind, en steeds ging dat innerlijke gevoel toe naar het imiteren wat ik zag op tv. Ja, mijn innerlijke kind voelde: ‘Ik wil spelen.’

In 2009 begon ik als student bij The Freedom Theatre in Palestina. Vier jaar kreeg ik daar theaterles. Ik vond de opleiding heel goed, er kwamen internationale leraren van over de hele wereld lesgeven. Sommigen goed, sommigen erg slecht. Westerse leraren met een houding van ‘ik ga eens even lesgeven in Palestina, even te ervaren hoe het hier is, om te leven onder onderdrukking’.

Kan je iets vertellen over het ontstaan van de voorstelling, waar begon het idee?

Helaas was dat nadat het Israëlische leger het kunstwerk van het Paard, waar de voorstelling over gaat, stal en meenam uit Jenin. Het was voor mij en voor iedereen in Jenin heel zwaar om dat te zien gebeuren. Dus toen ben ik begonnen erover te schrijven. Eerst in een korte monoloog van vier minuten. Ik presenteerde die monoloog op verschillende evenementen, ook hier in Amsterdam, en het sprak mensen aan. Ik ben er aan blijven schrijven, (samen)werken en improviseren, tot dat het was wat het nu is.

In de voorstelling werk je met maskers, wat voor maskers zijn dat?

De maskers die we gebruiken zijn gebaseerd op de techniek van de Commedia dell’arte, een oude Italiaanse improvisatiestijl. Dit is een acteerstijl waarbij je met een masker verschillende personages tot leven brengt.

Katrien, de oprichter van Troupe Courage, gaf les in het Freedom Theatre in Palestina toen ik daar student was. Later ben ik met haar naar Amsterdam gegaan, en sindsdien werken we al 15 jaar samen. Samen ontwikkelden we workshops en gaven we lessen.

Binnen Troupe Courage hebben we de maskertechniek verder ontwikkeld tot de zogenoemde Troupe Courage-stijl. We staan er internationaal om bekend hoe we Commedia uit zijn stoffige context hebben gehaald en er universeel en tijdloos theater van hebben gemaakt, waarmee we de wereld rondreizen. We gebruiken de maskers niet alleen in onze voorstellingen, maar ook als hulpmiddel in onze workshops. Ze helpen acteurs bij het aanleren van specifieke acteertechnieken en lichaamsexpressie. Met een masker op wordt de focus verlegd naar fysiek spel, waardoor je je lichaam bewuster en effectiever leert gebruiken.

Copy-of-THE-HORSE-OF-JENIN_TROUPE-COURAGE©Kamerich-Budwilowitz-14

© Kamerich & Budwilowitz

Hoe is het om te werken aan scènes uit je eigen jeugd?

Het is natuurlijk heel gevoelig materiaal, en het is gevoelig en persoonlijk om die verhalen te delen met anderen. Maar tegelijkertijd ben ik me heel bewust van het belang van deze verhalen. Ik deel ze niet alleen voor mezelf maar ook vanuit een bepaalde vrijgevigheid. Ja, het is mijn persoonlijke verhaal maar het representeert alle Palestijnse jongens die zijn opgegroeid in een onderdrukt, geoccupeerd land. Dus het is tegelijkertijd mijn verhaal als het verhaal van alle Palestijnse kinderen.

In je voorstelling spreek je het Nederlandse publiek direct aan op hun ongemakkelijke zachte lachjes, in tegenstelling tot de uitbundige, harde lach uit jouw cultuur. Ik herkende meteen wat je zei, dat ongemakkelijke van het Nederlands publiek.

Nederland heeft zijn eigen cultuur natuurlijk en ik vind de mensen hier allemaal heel lief hoor. Mijn drama gaat juist over het uitwisselen van ideeën, gedachten en expressies tussen verschillende culturen. We moeten dat nemen hoe het is, en ermee spelen. Ik maak grapjes over de Nederlandse cultuur, maar de meeste grappen maak ik over mezelf en mijn cultuur. Nederlanders kunnen soms heel beschermend worden als je grappen maakt over hun cultuur. Maar juist dát punt, dat schrijnende, de plek waar het schuurt, is waar humor interessant wordt.

Wat is de rol van humor in jouw werk?

Komedie is een heel goed middel om verhalen en situaties om te keren. Grapjes maken van fucked-up situations. Mijn focus als maker ligt op het ‘omflippen’ van het verhaal. Hoe kan ik een situatie helemaal omkeren? Bijvoorbeeld ook in mijn werk als clown voor kinderen in ziekenhuizen. Daar kiepert humor de boel ook omver. Humor is deel van ons dagelijks leven, sterker nog, het is een manier om te overleven.

Dank Alaa, voor je mooie werk. Als laatste vraag: wat wil je dat deze voorstelling teweegbrengt?

Deze voorstelling is ook een boodschap aan mijn, vaak stille, Europese publiek, over hun rol. Of je het wil of niet, ook de Nederlandse overheid is onderdeel van de onderdrukking. Ik denk dat deze voorstelling meer empathie teweeg kan brengen dan bijvoorbeeld een nieuwsbericht, juist omdat het verhaal wordt ‘omgeflipt’ met humor en persoonlijke, kinderlijke herinneringen. Mijn verhaal op toneel gaat over een jongen die opgroeit in Jenin. Maar jij bent toch ook opgegroeid in je eigen huis en stad?

The Horse of Jenin is deze hele week te zien in Bellevue en daarna nog in Deventer, Broek in Waterland, Leiden en Groningen. Ga dat zien!

Theater / Reportage
special: Oudeschip, een luisterwandeling van Tom Tieman
tim-van-der-kuip-KxqD4ihKwOI-unsplashUnsplash

Een geheel nieuw theatraal perspectief op de klimaatcrisis

Eerst gidst de stem in de koptelefoon je vanaf een uitzichttoren door het dystopische panorama van de Eemshaven. Permanent afgemeerde schepen, die gas doorgeven van de zee naar het land. De krachtcentrale op steenkool en biomassa, waarvan de torenhoge witte rookpluim op kilometers afstand te zien is. Het serverpark van Google.

Dan stuurt de stem je het weidse vlakke land daarachter in. Langs een kaarsrecht pad van betonnen platen, dat achter de horizon lijkt te verdwijnen. Links strekken zich akkers uit, rechts ook, maar dan bezet door enorme windmolens. Boven je een immense hemel, bezaaid met grillige wolken, voortgedreven door de wind. Met iedere meter wandelen voel je jezelf als individu verder slinken tot een nietige speelbal in een episch gevecht tussen de grootsheid van Moeder Aarde en de megalomanie van de mens.

‘Ik wil dat mijn deelnemers in een trance raken’

En dat is ook precies het effect dat Tom Tieman, de maker van Oudeschip, wil bereiken. Zijn theatrale luisterwandeling duurt ongeveer een uur, en daar kun je als deelnemer niets aan veranderen. Je kunt het geluid in de koptelefoon niet pauzeren, om even uit te rusten en de omgeving in je op te nemen. Tieman is de baas. Hij bepaalt waar je stil moet staan, waarom, en wat je daar moet zien. ‘Ik wil dat je in een trance raakt, en je daardoor laat meevoeren’, vertelde hij mij na afloop.

Die keuze maakte hij al eerder, voor de luisterwandeling Huilende bruiden uit 2021, over vervallen herenboerderijen in Oost-Groningen en hun bewoners, want die was hem goed bevallen. Tieman doet eerst jarenlang af en aan onderzoek in de streek of gemeenschap die hem is gaan fascineren, voordat hij die eert met een artistieke productie. Tegen die tijd weet hij zoveel, en is hij zo overtuigd geraakt van de boodschap die hij wil vertellen, dat hij van ons verlangt dat wij gewoon naar hem luisteren, zonder iets terug te zeggen, of zelf te interveniëren.

Tieman heeft zijn casus meesterlijk gekozen

Die keuze is het oerrecht van de maker. Maar he’d better deliver, als hij zoveel ruimte voor zichzelf opeist. En Tieman levert uitbundig, daar kan geen twijfel over bestaan. Oudeschip is een onverwacht gelaagde en genuanceerde vertelling geworden over een hypermodern, en toch ook weer eeuwenoud gevecht: dat van de mens, tussen wat hij voor zichzelf wil, en wat hij als nummer in een collectief helpt verwezenlijken, via zijn werkgevers, en de bestuurders die hij deels zelf in hun ambt heeft gestemd.

Tieman heeft zijn casus meesterlijk gekozen. Oudeschip ligt hemelsbreed een paar kilometer landinwaarts van de Eemshaven verwijderd. De naam verwijst naar het ontstaan van het dorp. Op de nabije kust strandde in 1760 het zeilschip Azia. Bemanning en omwonenden sjouwden het wrak over de zeedijk heen de polder in, en betrokken het als woning. Toen de Azia te zeer was verrot om er in te wonen, werd het schip vervangen door huizen.

De burgemeester kondigde in 1979 een ‘ontvolkingsproces’ aan

Ruim een eeuw lang bleef Oudeschip een vrijhaven voor smokkel en piraterij. Openbare bestuurders en politieagenten kwamen er nooit – pas in 1884 werd de eerste weg naar het dorp aangelegd. Toen bijna een eeuw later, in 1973, de bestuurders hun Eemshaven bouwden, wilden zij het dorp, dat zij toch al zo lang hardnekkig hadden genegeerd, opofferen aan de verdere expansie van dit nieuwe project. De toenmalige burgemeester kondigde in 1979 een ‘ontvolkingsproces’ aan, dat in 1985 voltooid had moeten zijn.

De schaarse wegen vielen vol gaten omdat de overheid het onderhoud staakte, en de straatverlichting ging voorgoed uit. Gevolg was, dat ook veel inwoners hun woningen lieten verslonzen. Een tiental huizen ging in vlammen op, vermoedelijk in een poging de brandverzekering tot een uitkering te bewegen. Maar de timing van de bestuurders had niet slechter kunnen zijn: 1973 was het jaar van de oliecrisis, het begin van een diepe en jarenlange economische malaise. In de gloednieuwe Eemshaven was niets te doen. Laat staan dat hij zou moeten uitbreiden.

‘Die vrijheid, de ruimte, en dan ook nog betaalbaar, vormden een unieke kans’

Nieuwe avonturiers kochten de lege huizen in Oudeschip op, voor een habbekrats. Zoals Akke de Groot en haar man. Zij kochten een oud schippershuisje, knapten dat op en breidden het uit met een zelfgebouwde vleugel – een proces dat jaren in beslag nam. ‘Hier konden we helemaal ons eigen ding doen’, vertelt Akke tijdens de luisterwandeling. ‘Die vrijheid, de ruimte – en betaalbaar. Dit was een unieke kans.’ De haven was toen nog een ‘gezellige buurman’, vertelt Tieman. ‘De reuring van de haven op afstand, in zicht, heeft iets’, aldus De Groot.

Tussen de haven en Oudeschip ligt de Oostpolder. Het is vruchtbare landbouwgrond, waar aardappelen en uien worden geteeld. Jarno Rietema boert daar, net als zijn vader en grootvader. In Oudeschip vertelt hij over de scholekster die ieder jaar op een van zijn akkers nestelt, en waar hij met zijn tractor steevast met een grote boog omheen rijdt. Rietema weet niet precies hoe lang de vogel al in zijn leven is. ‘Scholeksters worden 35 à 40 jaar oud.’ Hij heeft hem Brutus gedoopt – een ode aan de natuur die de boer in staat stelt zijn werk te doen.

Thuis heeft Rietman multomappen vol plannen die nooit zijn uitgevoerd

De grote vraag is hoe lang nog. Google heeft zijn oog op het gebied laten vallen. Het huidige serverpark beslaat al dertig hectare, in de haven zelf. Maar de Amerikaanse techreus wil er nog zo’n veertig hectare bij voor een nog groter park, een hyperscale. Rietema denkt dat het zo’n vaart niet zal lopen. Thuis heeft hij multomappen vol plannen van en voor de Eemshaven uit de afgelopen vijftig jaar, die allemaal nooit zijn gerealiseerd.

Oudeschip biedt ons een geheel nieuw perspectief op dé uitdaging voor de mens: de klimaatcrisis. Wij zien die al jaren in een frame van goed tegen kwaad: Shell versus windmolens, steenkoolcentrales versus zonnepanelen, agro-industrie versus kleinschalige biologische landbouw. Maar deze luisterwandeling leert ons dat de realiteit onvergelijkelijk veel complexer is.

De Oudeschippers zijn grofweg fifty-fifty vóór en tegen de Eemshaven

Wat de bestuurders met de Eemshaven van plan zijn, zit in de goede kant van ons frame. De haven moet een draaischrijf en aanjager worden in de ‘transitie’ naar schone energie. Alleen laat Tieman ons zien dat de nieuwe industrie die daarmee gepaard gaat, net zo problematisch is als de oude die zij vervangt. De opmars van elektrische auto’s en warmtepompen vergt krachtcentrales en een stroomnet, die qua grootschaligheid en invloed op de leefomgeving niet wezenlijk onderdoen voor de mijnen, hoogovens en raffinaderijen van weleer.

Het tweede nieuwe inzicht dat deze luisterwandeling ons biedt, betreft de slachtoffers van de transitie. Ons frame doet ons voetstoots aannemen dat alle 130 inwoners van Oudeschip zich als één man verzetten tegen de expansie van de Eemshaven. Niets is echter minder waar. De inwoners zijn grofweg fifty-fifty verdeeld. De nieuwkomers, zoals Akke de Groot en haar man, zijn overwegend tegen.

Tieman vervangt ons klimaatframe door een nieuw criterium: leefbaarheid

Maar Oudeschippers zoals Jarne Rietema, die in het dorp geboren en getogen zijn, zijn veel milder gestemd, of zelfs ronduit fans van de Eemshaven. Ontvolking, grootschalige glastuinbouw, en nu dan weer die energietransitie: zij zien al generaties lang het ene na het andere megalomane plan voor het gebied komen en gaan, en denken, vermoedelijk terecht, dat het hun tijd wel zal duren. Zij zijn gewend geraakt aan die reusachtige buurman tussen hun dorp en de zee, en zien hem niet langer als een bedreiging. Eerder als een bron van werk en welvaart.

Door zijn grondige onderzoek heeft Tieman kunnen ontsnappen aan ons simplistische klimaatframe, en dat kunnen vervangen door een nieuw criterium: leefbaarheid. Tijdens de luisterwandeling vraagt hij zijn gesprekspartners talloze malen wat leefbaarheid voor ieder van hen betekent. Is het de vrijheid die Akke de Groot en haar man nastreven? De doodse stilte en inktzwarte nachtelijke duisternis van de Oostpolder, waar je de sterren kunt zien als bijna nergens elders in Nederland? Of is het de werkgelegenheid die de Eemshaven biedt, en het perspectief op groei en vooruitgang?

De geboren en getogen Oudeschippers kreeg Tieman niet zomaar te spreken

Tieman geeft ons het antwoord niet, hij laat ons achter met die vragen en de sterk uiteenlopende antwoorden die de Oudeschippers daarop geven. Met dat nieuwe perspectief. Tenslotte moeten wij die vragen zelf ook leren beantwoorden, ieder voor onszelf, vanuit onze eigen particuliere omstandigheden. Dat is de grote verdienste van Oudeschip, dat deze luisterwandeling ons dat inzicht bijbrengt.

Hij eindigt in het Dorpshuis Diggelschip, waar de inwoners iedere zaterdagavond patat kunnen komen eten. Aan de bar zitten steevast de geboren en getogen Oudeschippers. Die kreeg Tieman niet zomaar te spreken voor Oudeschip. ‘De meesten van hen wilden niet met mij praten.’ Pas toen ze zagen hoe vaak en hoe lang hij kwam, hoe serieus hij hun dorp nam, ging een aantal van hen alsnog overstag. Tot dat moment had hij alleen contact gehad met de andere helft van het dorp. ‘Maar dat waren allemaal anti-Eemshaven-activisten. En ik wilde iedereen spreken, ook dat andere verhaal horen.’

Dat is hem goed gelukt, en heeft Oudeschip voor ons tot een veel rijkere ervaring gemaakt.

Van films naar theater, en ook andersom: de modus operandi van Tom Tieman

Tom Tieman is van huis uit een documentairemaker die negen films op zijn naam heeft staan. Met Oudeschip, Huilende bruiden en enkele andere projecten betreedt hij de arena van de live performing arts. Kunstenaars worden steeds meer multidisciplinair, maar ik ken geen andere documentairemaker die zich aan theater waagt, zoals zijn eerdere werk Ruimtereis – SHELTER (2023). En daarbij laat hij het niet. Interessant is, dat hij af en toe ook dezelfde weg terug aflegt. Zo vloeide uit de luisterwandeling Huilende bruiden een documentaire voort.

Tieman sluit niet uit dat Oudeschip eveneens tot een film zal leiden. Maar hij overweegt ook andersoortige artistieke vertakkingen. ‘Binnenkort ga ik een toernee van lezingen organiseren’, vertelt hij na afloop van Oudeschip boven een bord patat in het Dorpshuis Diggelschip. ‘Ik ben benieuwd of dat voor mij werkt, zelf de performer zijn voor een live publiek.’ Hij zou ook graag zijn luisterwandelingen tot apps bewerken. ‘Daar bestaat al een platform voor, ECHOES genaamd.’

In app-vorm wordt een luisterwandeling een virtuele gedenksteen

In hun huidige vorm zijn Huilende bruiden en Oudeschip moeilijk te herhalen. Iedere herneming moet opnieuw worden geproduceerd, met alles wat daarbij komt kijken: de financiering, partners zoeken, locaties vastleggen, koptelefoons regelen en uitdelen, de route bewaken. Binnen dat netwerk van afspraken is een editie ook maar beperkt uit te breiden, als het onverwacht goed loopt. De première van Oudeschip besloeg tien dagen, met timeslots van 9.00 uur ’s ochtends tot 16.00 uur ’s middags, in de periode 15 februari 2025 tot en met 2 maart 2025. Al die slots raakten uitverkocht; maar er konden maar twee extra dagen aan de reeks worden vastgeplakt – 8 en 9 maart 2025, die algauw óók waren uitverkocht.

Als ze in een app-vorm kunnen worden gegoten, komen de luisterwandelingen in principe eeuwig beschikbaar, en kunnen wij ze maken zo vaak we willen, op de momenten die ons het beste uitkomen. Met onze eigen smartphone, en eigen earpods of koptelefoon. Een luisterwandeling als Oudeschip wordt dan een virtuele pendant van een monument of gedenksteen: een plek in het digitale universum waarnaar je steeds kunt terugkeren.

Een ander interessant aspect aan Tiemans modus operandi is dat hij al enkele jaren samenwerkt met een creatief producent, Jaukje van Wonderen. Een creatief producent beperkt zich niet tot de productie, tot de zakelijke kanten van een voorstelling, maar is ook volwaardig partner in het artistieke proces. Dat laatste lijkt een open deur: hoe kun je nou effectief produceren zonder die creatieve rol? Toch krijgen creatieve producenten in Nederland zelden de erkenning die zij verdienen.

Met zijn creatief producent heeft Tieman een artistieke kruisbestuiving

Hoe ziet die creatieve rol er precies uit? Dat verschilt per kunstenaar, vertelt Van Wonderen. ‘Mijn bijdrage aan Oudeschip was vooral de vertaling van Toms artistieke ideeën in de aanvragen die we moesten schrijven voor de publieke en private sponsors van dit project. Maar wat mij daarbij zeer hielp, is dat Tom zelf goed kan schrijven. Veel makers kunnen dat juist niet, en dan kan ik die vertaling ook veel moeilijker maken.’

De samenwerking met zijn creatief producent werkte ook de andere kant op, vertelt Tieman. ‘Als ik eenmaal begeesterd raak door een artistiek idee, heb ik vaak te weinig oog voor de praktische uitvoerbaarheid daarvan. Daar wijst Jaukje mij dan weer op. Samen komen we dan tot een artistieke oplossing die ook nog te produceren is.’ In dat proces heeft Tieman profijt van zijn eerste métier. ‘Als filmmaker raak je vanzelf getraind om vanaf het allereerste begin je artistieke concept te formuleren, en voortdurend aan te scherpen. Dat eisen nu eenmaal de omroepen, streamers en fondsen aan wie wij onze projecten moeten slijten.’

Theater / Voorstelling

Sprookjesachtige zwanenzang van een stervende mens

recensie: Requiem voor de Onwerkelijkheid – Silbersee
Requiem - Bowie VerschuurenBowie Verschuuren

Wat gaat er door een mens heen wanneer hij weet dat zijn laatste uur heeft geslagen, wanneer hij de dood in de ogen kijkt, dus? Schrijver Toon Tellegen maakt een soort gedachteoefening van dit vraagstuk in Requiem voor de Onwerkelijkheid. Muziektheatergroep Silbersee tovert deze overpeinzing om in een wonderschone voorstelling.

Als je weet dat je doodgaat, leg je je daar dan bij neer? Of verzet je je tot het uiterste, bedenk je uitwegen om die laatste adem nog even uit de stellen? De man (Hans Croiset) in Requiem voor de Onwerkelijkheid verzint een reeks aan excuses en uitvluchten om de dood zo lang mogelijk op afstand te houden.

Tegelijkertijd komen herinneringen bovendrijven, verschijnen dierbaren die allang dood zijn voor het geestesoog. Het stervensproces is zo een mengelmoes van heden en verleden.

Jheronimus Bosch

Requiem voor de Onwerkelijkheid is vormgegeven als een soort koortsdroom. De stervende mens is omgeven door fabeldieren die sterk doen denken aan de figuren uit het werk van de schilder Jheronimus Bosch. Dansers, zangers, musici dragen allen fantastische kostuums (kostuums: Bart Hess).

De Dood (Carlos Refos) draagt bijvoorbeeld een strakke bruine bodystocking waarop aan alle kanten handen zijn geprint, plus een lange fallus. Zangers hebben tepels waaruit extreem lange, dunne uiers steken, en ze dragen geschubde staarten aan beide billen. Het koor heeft bodystockings met een reeks borsten erop geprint. Een lepelaar draagt een gewei op het hoofd. De toetsenist (Albert van Veenendaal) is een engel met grote bruine opblaasbare vleugels. De gitarist (Corrie van Binsbergen) draagt een soort helm die opgebouwd lijkt uit saté-prikkers, zodat ze eruit ziet als een egel.

Er gebeurt zó veel tegelijkertijd, dat je bijna niet weet waar je moet kijken. Dit pandemonium van engelen, duivels en dieren is een goed geoliede machine, regisseur Romain Bischoff heeft de teugels strak in handen.

Zwanenzang

De speelvloer wordt overvleugeld door een reusachtige zwarte kraai op de achtergrond, waarin je ook een crucifix kunt zien. De Dood klimt erin, en beziet zo de stervende mens van bovenaf. Rechts op de speelvloer staat een bed, waarop de stervende man echter zo min mogelijk gaat liggen. Liever zit hij uiterst links op een stoel, van waar af hij zijn zwanenzang uitspreekt. Nu en dan legt de Dood – of is hij een engel, of zelfs de Duivel? – zijn hoofd in de schoot van de man.

Pleiten

Requiem voor de Onwerkelijkheid is een monoloog, uitgesproken en gespeeld door de ijzersterke Hans Croiset, zelf inmiddels 89 jaar. ‘Aan het eind van mijn leven kwam een engel me tegemoet… Mijn dood was daar.’ De hoogbejaarde, maar zeer vitale Croiset speelt de stervende mens met een zekere lichtvoetigheid, met ironie in stem en spel. Listig ook: hij probeert steeds de Dood te slim af te zijn. Hij lacht, moppert, schimpt. Pleit voor méér tijd, al weet deze mens dat die er niet in zit.

De tekst van Toon Tellegen wordt doorsneden door muziek, door dans, door loepzuiver gezang, door een koor dat onder andere ‘Kyrie!’ zingt: ‘Heer!’ De muziek klinkt eeuwenoud, maar is gecomponeerd door Corrie Binsbergen.

Het decor houdt het midden tussen een kerststal en een naargeestig sprookjesbos (decor: DoorDouwe). In deze voorstelling zit veel katholieke symboliek, van het Lam Gods (Jezus die zijn leven offert voor de mensheid) tot de biechtstoel achter de stervende man.

Totaaltheater

De première wordt gespeeld in de katholieke kerk De Duif aan de Prinsengracht in Amsterdam. Die setting draagt beslist bij aan de theatrale kracht van dit overlijdensritueel. Strikt genomen is een requiem in de katholieke kerk een mis die wordt gehouden voor iemand die al is overleden, maar een kniesoor die daarop let. Silbersee speelt deze weergaloos mooie voorstelling slechts een dozijn keer. Het is voor de liefhebber dus een kwestie van er op tijd bij zijn. Fraaier dan dit, wordt totaaltheater niet.

Requiem voor de Onwerkelijkheid – Silbersee, in coproductie met Consensus Vocalis

Tekst: Toon Tellegen
Compositie: Corrie van Binsbergen
Decor: DoorDouwe
Kostuums: Bart Hess
Licht: Bogi Bakker
Hoofd techniek Richard Bron 
Hoofd geluid: Maurits Thiel 

Theater / Voorstelling

Bekentenissen in de nacht

recensie: Stiekem Hooglied –TOEAC Producties
Kopie van IMG_0873-Enhanced-NRBowie Verschuuren

Een groot voordeel aan een lang gesprek voeren met iemand die je niet kent en die je hierna ook beslist nooit meer zult terugzien, is dat je diegene al je geheime gedachten en verborgen tekortkomingen kunt vertellen. Dat is de insteek van Stiekem Hooglied, een fijn pareltje van TOEAC Producties, geschreven door Peer Wittenbols.

De naamloze vrouw in Stiekem Hooglied werkt in opdracht aan een literaire tekst: een boek, een novelle, een kortverhaal misschien… eigenlijk heeft ze nog geen flauw idee. In elk geval heeft de vrouw geen zin om te schrijven, het beloofde verhaal wil maar niet vlotten.
De naamloze man zit, staat, hangt vooral doelloos rond.

Vertrouwelijkheden

Deze vrouw en deze man, die elkaar niet kennen, maken met de nachtelijke veerboot de oversteek van Nederland naar Kristiansand in Noorwegen. Beiden dachten op het lege bovendek alleen te zullen zijn, onder de sterrenhemel (decor en scenografie: Catharina Scholten). En hoewel ze zich allebei afvragen wat ze aan moeten met deze onbekende medepassagier, ontspint zich onwillekeurig toch een gesprek. Een conversatie waarin ze vertrouwelijkheden en geheimen met elkaar delen die ze een bekende niet makkelijk zouden vertellen.

Ze worden tijdens hun gesprek muzikaal begeleid door Pieternel Berkers en Renée Bekkers, die samen het accordeonduo TOEAC vormen. De muziek van de accordeons gaat mee met de handeling; begeleidt, ondersteunt die. De accordeons vormen een echo van de emoties van de mensen: ze zijn harmonieus, ze maken ruzie, ze zijn verdrietig en hitsig. De muziek zegt wat de personages niet tegen elkaar dúrven zeggen.

Bijbelboek

Het Hooglied is een boek in de Hebreeuwse bijbel. Het is een tweespraak tussen twee geliefden, een soort liefdesgedicht. In Stiekem Hooglied zien we zo’n soort liefdesgedicht. De dialoog (tekst: Peer Wittenbols) scheert langs thema’s zoals heimwee, verlangen, missen, liefde, eenzaamheid.

Eenzaam

Regisseur Ria Marks heeft de beschikking over twee acteurs die elkaar vertrouwen en elkaar iets gunnen, wat een fraaie voorstelling oplevert. Jammer dat Marks er sommige emoties iets te voorspelbaar laat uitspringen. Zo gaat opwinding gepaard met aan je kleren trekken terwijl je zit te hijgen.

Ariane Schluter is prachtig als de gekwelde, eenzame, gefrustreerde vrouw, die eigenlijk snakt naar liefde, ook al houdt ze mannen op afstand. Ali Ben Horsting als de man is vertwijfeld, in de war, bozig, een beetje cynisch. De twee lenen elkaar bijna ongeduldig het oor: vertel – vertel – vertel! En de toeschouwers denken dat met ze mee. Wat een prachtig kleinood is Stiekem Hooglied.

Tekst: Peer Wittenbols
Concept en muziek: TOEAC (Pieternel Berkers en Renée Bekkers)
Decor en scenografie: Catharina Scholten
Kostuums: Bernadette Corstens
Techniek: Jouke Seisvel

Theater / Voorstelling

Een hysterische voorbereiding op een bruiloft

recensie: Ja, ik wil - Theater BV
foto: annemieke van der togtAnnemieke van der Togt

Jenny en Bob gaan trouwen en de nieuwe Nederlandse musicalcomedy Ja, ik wil volgt de tamelijk hysterische voorbereidingen voor hun huwelijksdag.

Na het succes van de musicalcomedy Blind Date, die bekroond werd met drie Musical Awards, brengt producent Theater BV nu het vervolg Ja, ik wil. Een musicalcomedy die ook prima te volgen is zonder het eerste deel (waarin Jenny en Bob elkaar ontmoeten) gezien te hebben. Dat is de conclusie die ik kan maken doordat ik simpelweg zelf het eerste succesvolle deel niet gezien heb.

Herkenbare hysterie

Huwelijksvoorbereidingen zijn stressvol en anno 2025 vaak nog vrij traditioneel, zo ook bij Jenny en Bob. Jenny wil graag ten huwelijk gevraagd worden door Bob en in plaats van zelf in actie te komen, blijft ze bij Bob hinten totdat hij het zelf doet. Toch lijkt het stel niet zo heel traditioneel, want ze willen op het geld letten, hebben totaal verschillende stijlen en wit vindt vooral Jenny een saaie kleur. Toch is hun omgeving wat traditioneler, hun ouders adviseren over de telefoon en vooral weddingplanner Koos vindt dat men zich aan tradities moet houden.

De worstelingen van het koppel over gastenlijsten, trouwjurken en duiven zijn niet origineel, maar wel herkenbaar. Dertig jaar geleden maakte men zich hier zorgen over, maar menig toekomstig echtpaar doet dat vandaag de dag nog steeds.

Paul Groot steelt de show

Ja, ik wil wordt verteld door drie acteurs Brigitte Heitzer (Jenny), Freek Bartels (Bob) en Paul Groot (Koos en alle andere rollen). Brigitte en Freek zijn als koppel aan elkaar gewaagd, maar Paul steelt de show door op flitsende wijze alle andere rollen te spelen. Het toppunt is het vrijgezellenfeest waarbij Paul tegelijkertijd de vrouwelijke én mannelijke stripper speelt. Paul steelt de show echt in de eerste akte, die toch vrij lang is. Elk onderdeel van het voorbereiden van de bruiloft komt uitgebreid aanbod.

De tweede akte heeft meer vaart, want dan wordt het pas echt hysterisch en komen ook Freek en Brigitte wat beter uit de verf. Freeks hoogtepunt is het zowel positieve als negatieve bruilofts-ABC.

Musicalcomedy

Wie naar Ja ik wil gaat hoeft geen grote meeslepende musical te verwachten, het is immers een nieuwe Nederlandse musicalcomedy. Het moet dus vooral luchtig en grappig zijn. Natuurlijk is er muziek, er staat zelfs de hele tijd een live band op het toneel, maar geen enkel nummer blijft echt hangen. Er is weinig decor en er zijn geen spectaculaire kostuums, maar dit is ook allemaal niet nodig. Het draait in een musicalcomedy vooral om het ‘comedy’ element en minder om de ‘musical’. De grappen zijn hier en daar goed gevonden, maar de humor is soms ook behoorlijk flauw. Vooral het snelle schakelen van Paul Groot zorgt voor vaart en een lach.

Kortom, Ja, ik wil is een degelijke musicalcomedy, niet heel bijzonder, maar wel een leuk avondje uit.

Theater / Voorstelling

Tussen liefhebben en lijden in

recensie: Schuldig kind - Het Nationale Theater
3 mannen© Fred Debrock

Alle elfjarigen hunkeren naar de liefde. Naar iemand die je trots je ‘vriend’ mag noemen. In de zoektocht naar die vorm van liefhebben komt schrijver, dichter én kunstenaar Ted van Lieshout bedrogen uit: als elfjarige krijgt hij een relatie met zijn ‘meneer’. De voorstelling Schuldig kind, naar de gelijknamige, autobiografische roman, blikt terug op een verleden dat Van Lieshout voor altijd getekend heeft.

Ted wil als persoon niet zomaar verworden tot een ‘seksboekje’ voor oudere mannen, roept hij richting het publiek in de kleine zaal van het Nationale Theater (NHT) aan het Spui in Den Haag. Een gevreesde toekomst, die op dat moment wellicht al werkelijkheid is geworden. In deze toneelvoorstelling reflecteren drie versies van Ted – het kind, de tiener en de volwassene – op de handelingen van de elfjarige Ted.

Ted in drie gedaantes

De drie acteurs die Ted vertolken, Bram Coopmans, Florian Myjer en Sander Plukaard, nemen om de beurt één van deze drie versies van Ted op zich. De jongste van het drietal, de vlot acterende Myjer, is dus niet – in de lijn der verwachting – van het eerste moment slechts de jongste versie van Ted. Het feit dat de drie toneelspelers telkens onverwachts in een van de drie rollen kunnen kruipen, maakt dat ze meer gelaagde en bovenal zeer dynamische personages worden. Een oudere versie van Ted is een heel andere mening toegedaan over iets wat is voorgevallen dan een nog vrij onwetende versie van Ted. In al deze ‘Tedden’ zijn een tal van emoties aanwezig die er geloofwaardig uitkomen. Hoe oud je ook wordt, in ieder van ons zit nog steeds dat kind van weleer met alle opgekropte gevoelens. Wellicht een kind dat altijd nog die tergende vragen uit het verleden oprakelt en blijft wikken en wegen volgens de norm.

Coopmans, Myjer en Plukaard laten heel goed zien hoe gebroken en toch ontzettend sterk Ted is. Het is ook immens knap te noemen hoe goed de drie op elkaar zijn ingespeeld. Na iedere zin moet een ander weer verder praten en hup, ook nog snel een beetje… Het is echt geen gemakkelijke opgave om dit te bewerkstelligen en al helemaal niet als je ook moet switchen naar geheel andere personages (zeker de continue verschuiving van slachtoffer Ted naar schuldige misbruikers) én de daarbij gepaard gaande emoties. Het spel is echt zeer boeiend. Het enige wat je je afvraagt is waarom de mannen in hun rol als Ted af en toe zo hard staan te swingen op liedjes uit de jaren 70 en 80, zowel aan het begin als aan het einde van de voorstelling. Misschien als een soort overwinningsdans van de jonge Ted die de ellende van zich afdanst en zich vrij en levendig voelt op de klanken van liedjes die een gelijkwaardige boodschap verwoorden?

Een confronterende lachspiegel

3 mannen op rode bank

© Fred Debrock

Niet alleen wisselen de drie heren in rap tempo van versie, ze spelen ook nog eens talloze andere passanten in de voorstelling. Zo bedenkt Ted dat hij best een aardig zakcentje kan verdienen als hij 10 gulden vraagt voor het aftrekken van oude, lustige mannen. Deze wuiven hem toe vanuit obscure auto’s op verlaten plekken, zoals een bos. En laat dat nou net het vaste decor zijn van dit toneelstuk: een bos met een knalrode bank in het midden die ook fungeert als auto. Op de achterwand flonkeren ons gordijnen tegemoet die lijken op wazige lachspiegels uit een spiegelpaleis. Een mogelijke verwijzing naar Ted, die zich zijn leven lang een spiegel blijft voorhouden of langdurig in de spiegel kijkt maar de Ted van vóór het misbruik niet meer terug kan vinden.

De naakte waarheid

Ted, die op dat punt verwordt tot een speelbal van vieze kerels, is dan al lang en breed aangetast door ‘zijn meneer’: een man die op het eerste gezicht een soort speelkameraad lijkt. Iemand bij wie Ted een warme thuis vindt waar hij met lego zijn droom als ‘kasteelarchitect’ kan verwezenlijken tot het moment dat Ted en zijn meneer aan het modeltekenen slaan. Dan moet opeens de deur op slot gedraaid worden. Die ene keer, als de meneer zich gaat douchen waar Ted bij is, weet Ted – ergens toch een beetje opgewonden – de kamer nog te ontvluchten. Een volgende keer weet hij dat hij de meneer alleen maar blij kan maken, kan voldoen aan diens goedkeuring, als hij tijdens het modeltekenen óók zijn onderbroek uitdoet. Niet alleen de Ted op papier gaat met zijn billen bloot, ook de acteurs op het podium pellen hun lagen aan kledingstukken (die uit de jaren 70 lijken te komen) één voor één af. En dan is het toch net even zo alsof de naakte waarheid letterlijk aan hun voeten ligt.

Ontroerend is het moment dat Sander Plukaard zich naar het publiek wendt en met een pijnlijk gelaat vol tranen blijft stamelen: ‘Ik heb uw geheim voor u bewaard…’. Een zin die zoveel meer omvat dan wordt uitgesproken; ergens is op dat moment ook een soort verlatingsangst geboren en daarmee ook een minderwaardigheidscomplex. De jongen die gepest werd om zijn seksuele geaardheid en meisjesachtige, fysieke verschijning maakt een lange, lange harde val.

De manipulerende liefde

Wat zo opmerkelijk en fascinerend is, is dat er binnen een voorstelling met zo’n heftig thema ook veel ruimte is ingelast voor luchtigheid en humor. Ook het kinderlijke enthousiasme is niet helemaal uitgewist door vervelende ervaringen. Dat maakt het misschien ook heel wat draaglijker voor het publiek dat er onafgebroken geboeid bij zit. Wat dat laatste betreft, is dit stuk een uitnodiging om verder te kijken dan je eerste (voor)oordeel. In een interview met de makers, gepubliceerd door het NHT zelf, zegt regisseuse Belle van Heerikhuizen dat mensen altijd denken dat kindermisbruik een honderd procent ‘zwart-witsituatie’ is, terwijl het toch echt iets gecompliceerder is. Dat zie je duidelijk terug in de voorstelling, want deze blijft voortdurend vragen opwerpen: In hoeverre doet een leeftijdsverschil ertoe als er sprake is van liefde? Wordt die liefde tenietgedaan door de kritiek binnen de samenleving, van buitenaf? Was er überhaupt wel sprake van wederzijdse liefde?

Het is in- en intriest dat Ted van Lieshout letterlijk aan den lijve ondervonden heeft hoe manipulatief andere personen kunnen omgaan met jouw dromen en verlangens. De volwassen toeschouwer ziet van mijlenver aankomen dat Ted steeds in dezelfde bedrieglijke praatjes tuint, maar kan het de speelse en innemende goedzak van een jongen ook niet helemaal kwalijk nemen.

Schuldig kind in theatervorm is een adaptatie die recht doet aan de zinnen die ooit zorgvuldig zijn opgeschreven door Ted van Lieshout. Het is op het ene moment een bikkelharde en voor ongemak zorgende voorstelling en het volgende moment een speelse en lachwekkende show. Het geeft weer hoe een hunkering omslaat in pijn en verdriet én het besef dat de acceptatie van de ander belangrijker is dan die van jezelf. Deze voorstelling laat je geen moment koud, en doet je op het einde verlangen naar een warme omhelzing die naast vriendschap toch ook vooral de nodige veiligheid biedt.

Tekst: Ted van Lieshout
Dramaturgie: Remco van Rijn
Decor: Koen Steger
Kostuums: Daphne van de Winkel
Licht: Floriaan Ganzevoort
Regie-assistente: Charlotte van Nee
Muzikaal advies: Guy Corneille

Theater / Voorstelling

Rommelige voorstelling over zoektocht naar ideaal vrouwbeeld

recensie: My Fair Human - Toneelschuur Producties/Club Lam
Drie vrouwen in badkamer© Daniele Petrovic

Een geurig bad nemen, zich optutten, flamboyante kleren aantrekken: vrouwen houden er een hele reeks rituelen op na in hun pogingen zich goed te voelen en ook nog een aantrekkelijk wezen te zijn. In My Fair Human – van Toneelschuur Producties/Club Lam – bekijken drie heel verschillende vrouwen zichzelf vanuit het veronderstelde ideaalbeeld enerzijds, en anderzijds vanuit wie ze zelf – willen – zijn.

In een door mannen gedomineerde wereld vragen vrouwen zich onvermijdelijk af of ze willen meegaan in de wensen van mannen of dat ze zich daar juist tegen afzetten, zich alleen iets aantrekken van hun eigen behoeftes. Dat is ongeveer het uitgangspunt van My Fair Human van Toneelschuur producties/Club Lam (tekst en regie: Marloes IJpelaar).

De drie personages – die Elizabeth, Eliza en Liza, maar eigenlijk alle drie Eliza – vertegenwoordigen vrouwen in drie stadia van het leven. Oda Spelbos speelt de rijpe, getrouwde vrouw-met-kinderen. Ze is in de overgang, heeft al een heel leven achter zich. Ella Kamerbeek zet de alleenstaande dertiger neer, die wel wil daten, maar niet van plan is zich te settelen en kinderen te krijgen. Zij hangt aan elkaar van de pijntjes en kwalen. Valérie van Erven Dorens vertegenwoordigt de milieubewuste Gen Z, inclusief vraagtekens over zaken zoals gender en monogamie.

Schreeuwen

Vrouwen in protest

© Daniele Petrovic

Wat hen bindt, is het werk in de bloemenwinkel van de oudste vrouw. Afwisselend in een badkamer – compleet met rood ligbad – en in de bloemenwinkel schreeuwen ze elkaar op extreem luide toon hun meningen toe over het leven, over mannen, over hun hormonale beslommeringen. Dat praten gaat soms zó snoeihard dat het in een klein theater niet echt aangenaam is.

De vertelling haakt aan bij door hormonen gedreven momenten in vrouwenlevens, zoals de menstruatie, de ovulatie, zwangerschap en de overgang. Elk hormonenprobleem drijft de vrouwen verder weg van het – vooral mannelijke – ideale beeld van de vrouw.

Pygmalion

Het onderwerp is vagelijk geïnspireerd op My Fair Lady, een film en musical over de platte Londense bloemenverkoper Eliza; een vertelling die zelf weer is gebaseerd op het stuk Pygmalion (1913) van G.B. Shaw. Eliza wordt van de straat gehaald door taalprofessor Henry Higgins, die aan de hand van deze scheldende muurbloem wil bewijzen dat hij elk ondergeschoven schepsel kan kneden tot een ideale vrouw.

Wie dit verhaal niet kent, zal de verwijzingen ernaar niet echt terugvinden in My Fair Human; op een paar liedjes na. Zoals ‘Wouldn’t it Be Loverly’ gezongen door Van Erven Dorens, die een uitstekende zangstem heeft. Het lijkt erop dat Marloes IJpelaar vooral het gegeven dat er sprake is van een ‘onhaalbaar’ ideaal vrouwbeeld aan de kaak wil stellen.

Vrouwenvoorstelling

Resultaat is een expliciete vrouwenvoorstelling. Met vrouwengrappen, vrouwenproblemen, vrouwengeilheid, vrouweneenzaamheid. Deze drie vrouwen zijn niet per se solidair met hun soort- en lotgenoten. Ze zijn kattig tegen elkaar. Overladen elkaar met schrijnende kritiek: ‘Op jouw leeftijd was ik al getrouwd. Misschien was ik zelfs al zwanger.’ ‘Jij bent aan het schreeuwen in je eigen bubbel!’ ‘Mensen van jóúw leeftijd…’ – het wederzijdse commentaar is niet vriendelijk, laat staan empathisch.

My Fair Human is erg rommelig, fragmentarisch, een verzameling van statements. Een aantal momenten maakt deze voorstelling niettemin de moeite waard. Zoals de geestige monoloog van de zeer sterk acterende Ella Kamerbeek, de middelste in leeftijd, waarin ze uit de doeken doet hoe frustrerend daten is met vage mannen die geen idee hebben wat vrouwen fijn vinden. En de kwetsbare bekentenis van de oudste, gespeeld door Oda Spelbos: ‘Ik ben boos omdat niemand me zegt dat het zo eenzaam is, dat oud worden.’

Maar eenzaam lijken ze alle drie, ongeacht hun leeftijd. Er mist uiteindelijk een pointe aan My Fair Human: wat zou dan wél de sleutel moeten zijn tot het worden van een gelukkige mens?

 

Tekst: Marloes IJpelaar
Kostuums: Studio HIEM
Scenografie en licht: Jelmer Tuinstra
Compositie en liedteksten: Charlotte Dommershausen
Fotografie: Daniela Petrovic

Theater / Voorstelling

Als je een mens alles afneemt, hoe belangrijk is dan nog het leven?

recensie: De wand - ITA Ensemble
Vrouw op zwarte aarde© Fabian Calis

Een wasteland is het: een kaalgeslagen, zwarte wereld waarin niets rest dan een vrouw en een hond, die toevallig gespaard zijn gebleven. We kijken in De wand van ITA Ensemble naar een wereld na een allesvernietigende ramp. Daarin moet die ene, alleen overgebleven vrouw zien te overleven, terwijl vrijwel alle bestaansmiddelen haar uit handen zijn geslagen.

Wanneer De wand begint, zit het naamloze personage (gespeeld door Chris Nietvelt) al tweeënhalf jaar in haar eentje op een berg. Ze heeft besloten op te schrijven wat haar is overkomen, beginnend bij de dag waarop haar zus en zwager vanaf de berg naar het dorp in het dal afdaalden. Alleen de hond is teruggekeerd naar boven. Als de vrouw gaat kijken waar haar familieleden zijn gebleven, stuit ze op een onverzettelijke glazen wand. Daar houdt haar wereld op. Voorgoed, zo lijkt het. Er heeft zich een natuurramp voltrokken waaraan zij klaarblijkelijk is ontsnapt.

Zelfvoorzienend

Wat zou een hedendaagse mens doen wanneer alle bekende middelen van bestaan ontbreken? Wanneer zij zich eigenhandig moet zien te redden, van eten vinden tot zich verhouden tot seizoenen en weersinvloeden? De naamloze vrouw in De wand van ITA Ensemble zet al gauw de schouders eronder om zelfvoorzienend te worden, geholpen door een hond en een koe.

Apocalyps

De wand is wat je noemt een post-apocalyptisch verhaal. Het stuk is gebaseerd op het gelijknamige boek van de Oostenrijkse auteur Marlen Haushofer (1920-1970). Het boek kwam uit in 1963, midden in de Koude Oorlog, toen de dreiging van een nucleaire oorlog de vernietiging van de aarde niet ondenkbaar maakte. Nu de oorlogen ons om de oren vliegen, voelt die dreiging opnieuw realistischer dan leuk is. Regisseur Eline Arbo en dramaturg Peter van Kraaij bewerkten het boek voor toneel.

Aarde

Arbo en Django Walon tekenen voor de scenografie. Die bestaat voornamelijk uit een groot carré met zwarte, sterk ruikende aarde – waar het publiek aan vier kanten omheen zit – plus een hemel waaruit licht, neerslag, onweer, mist neerdaalt. Die aarde maakt de acteur het lopen moeilijk. Af en toe doet ze er een bruikbare vondst in. Maar voor het overige fungeert deze aarde als alles wat de vertelling nodig heeft, van een bed tot een hond tot een alpenwei. Arbo en Walon geven de acteur niks tastbaars om haar verhaal te vertellen.

actrice omringd door publiek

© Fabian Calis

Dat niks biedt Nietvelt eigenlijk te weinig houvast; ze heeft daarmee alleen woorden, haar stem, haar lichaam en een handvol kleren om het verhaal te vertellen. Het probleem daarmee is dat het personage behalve op praktisch gebied niet echt een grootse psychologische ontwikkeling doormaakt. Zo maakt ze opvallend weinig woorden vuil aan het gegeven dat ze zich realiseert dat haar dochters onvermijdelijk dood zijn. Die waren leuk als vijfjarigen, maar uitgegroeid tot niet-leuke volwassenen. Ze is nauwelijks droevig over de dood van haar kinderen. Voor wie zelf kinderen heeft, is deze gevoelloosheid ondenkbaar.

Ook dat haar zus en zwager tijdens de apocalyps omgekomen moeten zijn, brengt emotioneel geen schokgolf teweeg. De dood van een zwerfkat is dan weer wel erg. Daarmee is de vrouw in De wand niet echt een heel sympathieke figuur.

Gedachteoefening

Maar misschien wil Arbo dat ook niet en moet deze vrouw op afstand blijven. Misschien is ze opzettelijk geen realistische mens-figuur maar een idee, een gedachteoefening. Je kunt dit stuk begrijpen op twee niveaus. Het simpelst is de realistische benadering: hoe overleeft iemand onder zulke extreme omstandigheden. De vrouw in deze voorstelling zet al haar basale kennis van de natuur en van dieren in om overeind te blijven.

Belangrijker is echter de rauwe-essentie-interpretatie: als je een mens alles afneemt, hoe belangrijk is dan nog het leven? Tot welke essentiële waarde over het leven komt iemand dan? Vindt een mens zichzelf dan opnieuw uit? Of geeft zo iemand het op, en wanneer dan? In die zin is De wand vooral een denkoefening: hoe zou dat zijn, wat zou jij doen, hoe zou jij je redden? Met niets dan jezelf en je herinneringen?

Beckett

De wand doet onvermijdelijk sterk denken aan de absurdistische, existentialistische teksten van de Ier Samuel Beckett (1906-1989), zoals bijvoorbeeld het toneelstuk Happy Days (1961). Alleen zit de vereenzaamde vrouw bij Beckett vast in een berg zand.

© Fabian Calis

De belangrijkste reden om hoe dan ook naar De wand te gaan kijken is de weergaloze Chris Nietvelt als de dolende vrouw met haar eindeloze overpeinzingen. Ze staat, zit, ligt, knielt in het kale landschap. Klauwt in de aarde, vormt er een bed, een hond, een kalf van. Je gelóóft Nietvelt, dit is hoe de rest van het leven van deze vrouw eruit ziet, met wanhoop en hoop, met elke dag een nieuwe dag.

De wand is geen plezierige, fijne voorstelling, maar wel een die aan het denken zet.

 

Tekst: Marlen Haushofer
Bewerking: Eline Arbo, Peter van Kraaij
Scenografie: Eline Arbo, Django Walon
Muziek: Thijs van Vuure
Techniek: Quirijn van der Baan, Thijs Veerman, Pepijn van Beek, Vincent Mouet, Rinse de Jong, Xenia Filimonova, Bram Boere
Lichtontwerp: Dennis van Scheppingen
Fotografie: Fabian Calis

Theater / Voorstelling

Origin verwart en verwondert

recensie: Origin – Scapino Ballet Rotterdam

Na een succesvolle editie vorig jaar, betreedt het Scapino Ballet opnieuw de Nederlandse podia met het talentontwikkelingsprogramma Origin. De choreografieën worden gemaakt door jonge, veelal vrouwelijke, makers. Dit resulteert in een bijzondere voorstelling die het publiek continu laat nadenken over de betekenis achter het schouwspel.

Het Scapino Ballet is een meester in de uitvoering van moderne, abstracte dansstukken. Scapino werkt voor deze editie van Origin samen met het Rotterdams Choreografenconcours RIDCC en het Cinedans Filmfestival. Er worden daarom niet alleen twee choreografieën op het podium vertoont, maar ook twee op film.

Fibonacci en The breakable us

Origin trapt af met de eerste korte film Fibonacci van Tomáŝ Hubáčk. Een groep dansers rent in verschillende formaties door een woestijnachtig heuvellandschap. Ze vallen uit elkaar en komen al rennend weer bijeen. Uiteindelijk blijkt een jager de groep in het vizier te hebben. Tussen de fragmenten door wordt een teruglopende getallenreeks als een ‘rij van Fibonacci’ gepresenteerd. Er lijkt af te worden afgeteld naar het einde voor de vluchtende, kwetsbare groep dansers.

Kwetsbaarheid en het opgaan in omgeving en groepsformaties komen als thema terug in de aansluitende choreografie The breakable us van Olivia Court Mesa. Zes dansers bewegen zich door een wonderlijk decor van incomplete meubelstukken. De groep verbergt zich in het decor en vult incomplete delen aan met hun lichaam. De nadruk in dit stuk ligt op het ondersteunen van elkaar. De dansers, zowel de mannen als de vrouwelijke solist, liften elkaar op een vloeiende wijze.

Lucid Dreaming en Goats

Na de haast serene eerste akte wordt de dansfilm Lucid Dreaming van Emma Evelein vertoond. Een jonge vrouw in een treincoupé creëert in haar hoofd een hallucinante wereld vol kleurrijke en angstaanjagende dansfiguren. Het doet qua choreografie en sfeer haast aan als een clip van zangeres Sia.

Origin, Goats – foto Bart Grietens

De avond wordt afgesloten met Goats van Sarah Baltzinger en Isaiah Wilson. In een decor van kunstgras bewegen zich een groep figuren, half mens, half geit. Het stuk is humoristisch en absurdistisch, vol gekke sprongen en plotseling gemekker. Echter verbeelden de bewegingen ook een machtsstrijd tussen de figuren die het stuk een beklemmende ondertoon geeft.

Totaal verschillend, toch verbonden

Elk van de vier getoonde stukken hebben hun eigen thema’s en sfeer. Voor de pauze staat de kwetsbaarheid van de mens centraal, na de pauze ligt de nadruk vooral op absurdisme. Toch zijn er tussen beide aktes ook duidelijke verbanden te zien, waardoor Origin wel degelijk als een eenheid aanvoelt. In zowel Fibonacci als Goats is een groep zoekende naar de machtsverhoudingen, ze gaan uit elkaar en komen weer bijeen. The breakable us en Lucid Dreaming zetten beiden op een andere wijze een surrealistische droomwereld neer. Dierlijk kuddegedrag is een thema dat zowel terugkomt in Goats als Fibonacci.

Origin is een complexe voorstelling die de toeschouwer continu laat nadenken over de betekenis achter de choreografie. De dans is niet voor mooidoenerij. Het gaat hier niet om de technisch perfect uitgevoerde développé of pirouette. De bewegingen vertellen een verhaal. De contemporary dansstijl heeft de nadruk in alle dansstukken in Origin. De voorstelling laat de diversiteit van deze stijl zien: van snelle staccato bewegingen in Goats tot golvende, beheerde bewegingen in The breakable us.

Origin is een aanrader voor liefhebbers van moderne dans of audiovisuele kunst. Het is vernieuwend en rauw en laat je verwonderd, en wellicht ook wat verward achter. Hopelijk krijgt een nieuwe lichting jonge makers volgend jaar weer de kans om met het talentvolle Scapino Ballet samen te werken en weer een bijzondere voorstelling neer te zetten.

 

Theater / Voorstelling

Het gaat niet goed met de wereld, verbinding biedt een uitweg

recensie: Het barre land – ISH Dance Collective/Amsterdam Sinfonietta/Bencha Theater

Je moet het maar durven: een heel strijkorkest op het podium zetten, en je dansers en acrobaten tussen de musici door laten manoeuvreren, dansen, spelen. Choreograaf Marco Gerris en violist Candida Thompson durven dat. Hun overdonderende voorstelling Het barre land kent uitdrukkelijk geen grenzen, geen beperkingen, geen afbakeningen. Musici en spelers werken naadloos samen, geven elkaar de ruimte, inspireren elkaar.

Het is geen vrolijke wereld, van waaruit Het barre land van ISH Dance Collective, het Amsterdam Sinfonietta en Bencha Theater start. Deze muziek-, dans- en acrobatiekvoorstelling gaat uit van het zwaarmoedige gedicht The Waste Land (1922) van T.S. Elliot (1888-1965), en van een dito tekst van de Iraanse dichter Ahmad Shamlou (1925-2000).

We horen de dichters hun teksten voordragen. ‘I will show you fear, and a handful of dust’, zegt Elliot. Daarmee verwijst Elliot naar onze sterfelijkheid, naar de dood; naar de nutteloosheid van al wat de mens onderneemt. Het gaat kortom niet goed met de wereld, is het uitgangspunt van deze hoogst actuele en urgente voorstelling.

Verbinding alom

Verbinding met elkaar aangaan biedt een uitweg. ISH Dance Collective stuurt de – acrobatische – dansers aan, Bencha Theater maakt onder andere acrobatische muurdans. Amsterdam Sinfonietta levert een keur aan muziekstukken, van Igor Stravinsky tot Pablo Casals. Belangrijk in deze kunstzinnige mengelmoes is dat allen samenwerken, en niemand opgesloten zit in zijn eigen discipline. De dansers acrobatieken, de klimmers dansen, de musici acteren.

Het podium is vrijwel leeg. Op de vier hoeken staan klimpalen, van het soort dat je ziet bij elektriciteitsmasten (stellage: Jeroen de Goei). De achterste twee leiden naar een verticaal rechtopstaande, uitgelichte muur. Daarop voeren Micka Karlsson, Sarah Kooij en Kenneth Gérard ‘muurdansen’ uit: ze zijn gezekerd door touwen en dansen, hangen, spelen tegen die muur aan. Vanuit de zaal ziet dat eruit alsof je uit een hooggelegen raam neerkijkt op mensen op straat. Gedurfd, fascinerend en origineel is deze vorm van acrobatische dans.

Herrold Anakotta, Sophia Mason en Lars de Vos tekenen voor de dans, onder leiding van choreograaf Marco Gerris. Hun werk is een combinatie van moderne dans, hiphop, vogue, met daar doorheen een snufje Kristina de Châtel. Het resultaat is tegelijkertijd breekbaar en robuust. De dans is gestileerd, esthetisch, strak en toch frivool.

Sterk is de keuze om de musici juist niet in de orkestbak te zetten, opdat de speelvloer vrij is voor dansers en acrobaten. Er is daardoor voortdurend interactie tussen het strijkorkest en de spelers. De strijkers drijven de dansers op en de dansers ‘communiceren’ met de musici.

Weergaloos mooi

De dansen zijn in zoverre verhalend dat de toeschouwer er van alles in kan zien en uit kan begrijpen. Zo daalt vanaf de ‘dansmuur’ een engelachtige figuur neer. De figuur landt op de schouders van een danser die op de grond staat. De danser op de grond trekt aan voeten en benen van de zwevende figuur: alsof hij een overledene vanuit de hemel wil terughalen naar de aarde. Wanneer de zwevende figuur weer opstijgt, houdt de danser hem bij de voeten vast: alsof hij mee wil, die hemel in. Waarna de danser de zwever toch maar loslaat, en met een bons terugvalt op de aarde.

foto: Michel Schnater

Er is een trio waarin twee mannen strijden om een vrouw. En twee dansers spiegelen elkaar aanvankelijk: ze voeren in spiegelbeeld dezelfde dans uit, om gaandeweg meer en meer hun eigen weg te zoeken. Zo zijn de meeste stukken vrij goed verhalend uit te leggen.

Het barre land is niet onder één genre te scharen, hier vallen grenzen en beperkingen weg. Het resultaat is weergaloos mooi, met sterke muziek. Er staat maar een dozijn uitvoeringen van deze voorstelling op de agenda. Zorg dat je haar ziet!

 

Concept: Marco Gerris & Candida Thompson
Regie: Marco Gerris
Muzikale leiding & viool: Candida Thompson
Dans: Herrold Anakotta, Sophia Mason, Lars de Vos

Verticale muurdans: Micka Karlsson, Sarah Kooij, Kenneth Gérard
Musici: Candida Thompson, Ingrid van Dingstee, Nicoline van Santen, Karen Segal, Catherina Lee, Petra Griffioen, Frances Thé, Diet Tilanus, Georgy Kovalev, Anne-Bartje Fontein, Ernst Grapperhaus, Tim Posner, Örs Köszeghy, Madelyn Kowalski, Ying Lai Green, Jacobus den Herder, Barry Jurjus
Choreografie: Marco Gerris i.s.m. de dansers
Choreografie verticale muurdans: Rachel Melief i.s.m. de luchtacrobaten
Lichtontwerp: Mike den Ottolander
Geluid: Rob Strolenberg, Stef Polderman
Kostuums: Mirjam Manusama
Stellage: Jeroen de Goei
Fotografie: Michel Schnater