Tag Archief van: recensie

Boeken / Non-fictie

Opgevoed tot nazi

recensie: Mischa Cohen - De nazi-leerling

In De nazi-leerling beschrijft Vrij Nederland-journalist Mischa Cohen het leven van Dick Woudenberg, zoon van NSB-topman Jan Woudenberg. Als jonge jongen geloofde Dick hartstochtelijk in het Groot-Germaanse Rijk en was hij bereid te sterven voor Adolf Hitler. Hoe komt een puber tot zulke denkbeelden?

Het antwoord is even simpel als ongemakkelijk: het werd hem met de paplepel ingegoten. Dicks vader, Jan Woudenberg, was een vroeg lid van de NSB en wist het uiteindelijk tot Tweede Kamerlid te schoppen. Hij kwam voor zijn werk af en toe in Duitsland dat toen in crisis verkeerde. Bij toeval zag hij Hitler spreken en werd geraakt door de extase van de luisterende menigte. Bovendien had Jan Duitse kennissen die hem overtuigden van de plannen van Hitler. Jan was om.

Bij thuiskomst begon hij zich met ongelooflijke ijver in te zetten voor zijn politieke idealen. Het was net alsof hij tot dan toe niet had geleefd, zo zei hij later. Het nationaalsocialisme was zijn levensdoel geworden. Niet alleen Jans leven, maar heel het gezinsleven draaide om politiek.

Bekering

De enige die daaraan wist te ontsnappen was Jans gelijknamige oudste zoon. Die moest weinig van politiek hebben; zijn leven draaide om voetbal. Het Nederlands elftal halen was het enige doel in zijn leven.

Tot de oorlog begon. Jan zat in dienst en moest Nederland beschermen tegen de Duitse invasie. Zijn bekering tot het nationaalsocialisme werd in gang gezet toen hij op een van zijn posten naar de wc moest. Een stapel kranten fungeerde als toiletpapier. Jan pakte de krant waarop het nieuws was afgedrukt van de arrestatie van zijn vader, die als NSB-lid als mogelijk landverrader werd gezien en uit voorzorg was opgepakt. Jan: ‘Ik moest vechten voor mijn vaderland en met mijn eigen vader kon ik mijn reet afvegen.’ Een maand later – Nederland was gecapituleerd – vertrok hij voor een militaire opleiding naar München. Een paar jaar later zou Jan als SS’er sterven aan het Oostfront.

Reichsschule

Dick keek tegen zijn broer op. Alleen had hij niet het sportieve talent van Jan. Dick moest het meer van zijn intellectuele en artistieke kwaliteiten hebben. Hij werd toegelaten op de Reichsschule waar de leerlingen werden klaargestoomd tot de toekomstige nazi-elite.

Later zou Dick zijn tijd op die school omschrijven als het langzaam toegediend krijgen van druppels gif. Hij was overtuigd van de superioriteit van het Germaanse volk en van de inferioriteit van met name de Joden. Later moest hij, zoals Dick dat omschreef, ‘gedeprogrammeerd’ worden.

Het kwaad

De wegen die de drie Woudenbergs aflegden naar het nationaalsocialisme zijn heel verschillend. Bij Jan sr. was het de uitkomst van een geleidelijk proces en een weloverwogen beslissing. Hij was overtuigd en fanatiek. Die weg is tegengesteld aan die van zijn oudste zoon, op het fanatieke na. Dick rolde er als het ware in.

Het is jammer dat Mischa Cohen hier geen nadruk op legt. Ook vandaag hebben we te maken met radicalisering en ook daarbij vragen we ons af hoe mensen kunnen kiezen voor een ideologie die zo overduidelijk het kwaad belichaamt. Het boek had meer kunnen bieden als het ook dieper was ingegaan op de ogenschijnlijke aantrekkingskracht van het kwaad.

Boeken / Non-fictie

Opgevoed tot nazi

recensie: Mischa Cohen - De nazi-leerling

In De nazi-leerling beschrijft Vrij Nederland-journalist Mischa Cohen het leven van Dick Woudenberg, zoon van NSB-topman Jan Woudenberg. Als jonge jongen geloofde Dick hartstochtelijk in het Groot-Germaanse Rijk en was hij bereid te sterven voor Adolf Hitler. Hoe komt een puber tot zulke denkbeelden?

Het antwoord is even simpel als ongemakkelijk: het werd hem met de paplepel ingegoten. Dicks vader, Jan Woudenberg, was een vroeg lid van de NSB en wist het uiteindelijk tot Tweede Kamerlid te schoppen. Hij kwam voor zijn werk af en toe in Duitsland dat toen in crisis verkeerde. Bij toeval zag hij Hitler spreken en werd geraakt door de extase van de luisterende menigte. Bovendien had Jan Duitse kennissen die hem overtuigden van de plannen van Hitler. Jan was om.

Bij thuiskomst begon hij zich met ongelooflijke ijver in te zetten voor zijn politieke idealen. Het was net alsof hij tot dan toe niet had geleefd, zo zei hij later. Het nationaalsocialisme was zijn levensdoel geworden. Niet alleen Jans leven, maar heel het gezinsleven draaide om politiek.

Bekering

De enige die daaraan wist te ontsnappen was Jans gelijknamige oudste zoon. Die moest weinig van politiek hebben; zijn leven draaide om voetbal. Het Nederlands elftal halen was het enige doel in zijn leven.

Tot de oorlog begon. Jan zat in dienst en moest Nederland beschermen tegen de Duitse invasie. Zijn bekering tot het nationaalsocialisme werd in gang gezet toen hij op een van zijn posten naar de wc moest. Een stapel kranten fungeerde als toiletpapier. Jan pakte de krant waarop het nieuws was afgedrukt van de arrestatie van zijn vader, die als NSB-lid als mogelijk landverrader werd gezien en uit voorzorg was opgepakt. Jan: ‘Ik moest vechten voor mijn vaderland en met mijn eigen vader kon ik mijn reet afvegen.’ Een maand later – Nederland was gecapituleerd – vertrok hij voor een militaire opleiding naar München. Een paar jaar later zou Jan als SS’er sterven aan het Oostfront.

Reichsschule

Dick keek tegen zijn broer op. Alleen had hij niet het sportieve talent van Jan. Dick moest het meer van zijn intellectuele en artistieke kwaliteiten hebben. Hij werd toegelaten op de Reichsschule waar de leerlingen werden klaargestoomd tot de toekomstige nazi-elite.

Later zou Dick zijn tijd op die school omschrijven als het langzaam toegediend krijgen van druppels gif. Hij was overtuigd van de superioriteit van het Germaanse volk en van de inferioriteit van met name de Joden. Later moest hij, zoals Dick dat omschreef, ‘gedeprogrammeerd’ worden.

Het kwaad

De wegen die de drie Woudenbergs aflegden naar het nationaalsocialisme zijn heel verschillend. Bij Jan sr. was het de uitkomst van een geleidelijk proces en een weloverwogen beslissing. Hij was overtuigd en fanatiek. Die weg is tegengesteld aan die van zijn oudste zoon, op het fanatieke na. Dick rolde er als het ware in.

Het is jammer dat Mischa Cohen hier geen nadruk op legt. Ook vandaag hebben we te maken met radicalisering en ook daarbij vragen we ons af hoe mensen kunnen kiezen voor een ideologie die zo overduidelijk het kwaad belichaamt. Het boek had meer kunnen bieden als het ook dieper was ingegaan op de ogenschijnlijke aantrekkingskracht van het kwaad.

Boeken / Non-fictie

Tussen werkelijkheid en waanzin

recensie: Georges Perec - De duistere winkel

De kunst beheersen om je dromen zo op te schrijven dat ze ook interessant zijn voor anderen en vervolgens de moed hebben om dit te publiceren en hiermee je kwetsbaarheid te tonen: Georges Perec kon en deed het.

Frankrijk, 1968. Een tweeëndertigjarige jonge man ligt in de knoop met zijn verleden – zijn ouders zijn tijdens de Tweede Wereldoorlog gestorven – en hij begint zijn dromen op te schrijven. Het belang dat Perec hecht aan zijn dromen wordt onderstreept door de psychoanalytische behandelingen die hij rond dezelfde periode ondergaat. Het resultaat is de bundeling van 124 dromen in De duistere winkel. Dit boek is oorspronkelijk gepubliceerd in 1973, vijf jaar voordat Perecs meesterwerk Het leven een gebruiksaanwijzing zou verschijnen. Nu heeft het, vertaald door Edu Borger, een plekje gekregen in de prachtige reeks Privé-domein van De Arbeiderspers.

Dromen over de Tweede Wereldoorlog

Perecs dromen staan los van elkaar maar vormen tegelijkertijd een verhaal. Dit komt doordat sommige onderwerpen telkens terugkeren. Zo is de Tweede Wereldoorlog sterk aanwezig: Perec droomt over concentratiekampen, soldaten en het verzet. In juli 1970 noteert hij:

‘Op een goede ochtend’ bevind ik me weer in het kamp. […] Een officier zet ons met behulp van een lange bamboe zweep op een rij. Hij is eerst wel vriendelijk, maar dan begint hij ons plotseling op een verschrikkelijke manier uit te schelden. […] De wereld van het kamp is onaangetast: je kunt er niets aan veranderen.

Perec droomt in november 1971 dat hij zich in bezet Frankrijk bevindt: ‘Het is de tijd van de bezetting. Overal Duitsers. Doorwaakte nacht in een door de ondergrondse bezette boerderij. Verzetstaferelen.’ Daarnaast droomt hij meerdere keren dat de politie hem wil arresteren, over filmopnames van zijn boek Een man die slaapt, maar ook over zijn liefdes, kruiswoordpuzzels, katten en Adolf Hitler. En dit heeft Perec allemaal opgeschreven in zijn prachtige, beeldende schrijfstijl.

In het hoofd van een genie

De stukken variëren in lengte; soms bestaat een droom uit een paar zinnen en soms uit een paar pagina’s. De dromen zijn donker, maar met een vleugje humor. Dit zorgt ervoor dat het verhaal niet te zwaar wordt en je zonder problemen door kunt lezen.

Dit boek biedt een inkijkje in het hoofd van een genie en mag beslist niet ontbreken in de boekenkast van een Perec-liefhebber. Met De duistere winkel heeft de serie Privé-domein er weer een juweeltje bij gekregen.

Boeken / Non-fictie

Digitalisering: een vloek of een zegen?

recensie: Sidney Vollmer - On/Off

De smartphone en digitale media zijn niet meer weg te denken uit ons dagelijkse leven. Hoewel digitalisering ons veel goeds heeft gebracht komt er toch ook steeds meer argwaan en kritiek. Is al die afleiding wel zo prettig en raakt onze privacy niet in het geding? Deze scepsis was reden voor Sidney Vollmer om onderzoek te doen naar digitalisme. Hij gaat op zoek naar balans in digitale tijden.

Voorafgaand aan het boek heeft Vollmer uitgebreid onderzoek gedaan en een podcastserie over het onderwerp gemaakt. Zijn grondige speurwerk is te zien aan de uitgebreide literatuurlijst en de vele voetnoten. Ook heeft hij zelf geëxperimenteerd met digitale media: van zijn roman Alles ruikt naar chocola verscheen een app. Hier zegt hij over:

Alleszins een succes te noemen en ik ben ook trots op het resultaat. Maar de verdienste is niet vast te houden, niet tastbaar in de kast bij te zetten. Vijf jaar later is dat een onvermoede tegenvaller.

De teleurstelling die hij hier voelt is tekenend voor zijn boek en zijn houding ten opzichte van de digitale revolutie: de verbitterdheid spat van het boek af.

Nostalgie naar de vorige eeuw

Aan de hand van zijn eigen leven beschrijft Vollmer de digitale revolutie vanaf de jaren tachtig tot nu. Hij denkt terug aan het opnemen van de nieuwste hits vanaf de radio, de eerste minidisc-speler die hij kreeg en de oude games die hij speelde, maar ook de eerste sociale media MSN en Hyves passeren de revue. Helaas romantiseert hij hierbij het verleden en heeft hij enkel kritiek op het heden.

In zijn verbitterdheid laat hij geen ruimte voor twijfel en zelfreflectie. Het feit dat hij niet meer zo intens van muziek houdt als vroeger wijt hij aan de algoritmes van Spotify – terwijl de gemiddelde puber vaak intenser naar muziek luistert dan een dertiger. Dezelfde algoritmes van Netflix zorgen er volgens hem voor dat je in een bubbel zit en niet meer buiten je comfortzone durft te kijken. Mensen kijken alleen nog maar de films die hen worden aanbevolen in het menu van Netflix en zien hierin hun wereldbeeld bevestigd. Theoretisch gezien is dit misschien het geval, maar in de praktijk zijn er nog altijd de persoonlijke aanbevelingen van vrienden en de recensies in kranten, tijdschriften en op internet.

Wake the f*ck up

Vollmer beklaagt zich niet alleen maar over de grote mediareuzen (Netflix, Spotify, Facebook, Google) maar komt ook met suggesties. Ideeën voor de overheid en het bedrijfsleven die onze privacy beschermen en het inzichtelijker moeten maken wat er met onze gegevens gebeurt. Vollmer hoopt met zijn boek een revolutie te ontketenen, zo doet zijn lange lijst met aanbevelingen vermoeden. Een revolutie die ook echt nodig lijkt te zijn, getuige dit citaat:

De smartphone is vanwege het gebruiksgemak, de bundeling van functies, de alomtegenwoordigheid en het continue tweerichtingsverkeer […] het ultieme surveillanceapparaat gebleken.

Wie boeken als The Circle van Dave Eggers en 1984 van George Orwell heeft gelezen, weet hoe gevaarlijk deze trend kan zijn.

De reden dat dit boek wellicht niet voor een revolutie zal zorgen is de toon van Vollmers betoog. Hij is overduidelijk boos en gefrustreerd over de gang van zaken. Op een gegeven moment schreeuwt hij de lezer die nog niet mee wil zelfs de kwade woorden ‘wake the f*ck up‘ toe. Maar hierdoor schiet hij zijn doel voorbij. Zijn agressie roept weerstand op in plaats van compassie. Het is als lezer moeilijk om mee te gaan in zijn woede, omdat het Vollmer niet lukt om invoelbaar te maken wat de impact van digitalisme op je eigen leven zal zijn. De beste passages zijn dan ook de momenten waarop hij de materie persoonlijker aanpakt, zoals wanneer hij vertelt over zijn boek/app. Of over zijn eigen twijfel bij Facebook, en dat hij de sociale media eigenlijk niet mist sinds hij ze verwijderd heeft.

Het beste stuk van het boek is het einde. Vollmer beschrijft dat hij voor zichzelf de rust en balans heeft gevonden via meditatie en spiritualiteit. De balans in digitale tijden heeft hij gevonden. De balans in het boek is helaas nog zoek.

Boeken / Fictie

Ongrijpbaar gedachte-experiment

recensie: Menno van der Veen - Rimpelgeweld

De eerste roman van filosoof en schrijver Menno van der Veen leest als een filosofische zoektocht naar de betekenis van vriendschap, jaloezie, geweld en de maakbaarheid van het leven.

Rimpelgeweld is verrassend. Van der Veen is een schrijvend filosoof, wat direct blijkt bij het openslaan van zijn eerste roman. De fragmentarische opzet doet denken aan de Tractatus van Ludwig Wittgenstein. De 43 kleine hoofdstukken – die soms maar uit een zin bestaan – hebben geen titel maar een Romeins cijfer, waardoor ze als stellingen gelezen kunnen worden. Het blijft onduidelijk of dit zo bedoeld is, maar het idee dat deze losse stellingen samen één geheel proberen te ontvouwen spreekt de filosofische lezer aan.

rimpelgeweld vogelsOngrijpbaar

Van der Veen heeft een roman geschreven, maar niet een verhaal dat duidelijk omlijnd is. Wel duidelijk is dat het gaat om een vriendschap die ‘zichzelf omschrijft als een kleine vlucht vogels’, en net zo ongrijpbaar als intrigerend is. De vriendengroep die bestaat uit drie mannen en twee vrouwen – allen excentriekelingen – heeft een eigen manier gevonden om de werkelijkheid te vormen, of in ieder geval van betekenis te voorzien. Ze belijden samen wat ze noemen ‘caleidoscopie’.

Nieuwe patronen

De werkelijkheid bestaat uit kleine stukjes en deeltjes waaraan gedraaid kan worden zodat een nieuw beeld ontstaat, net zoals een caleidoscoop dat doet. ‘We maken nieuwe patronen in beperkte ruimte.’ Zo kan oneindig gedraaid worden aan iemands persoonlijke herinneringen totdat een nieuwe geschiedenis is gevormd. Zo vaag als dit klinkt blijft de bedreven caleidoscopie in het boek ook. Filosofische bespiegelingen op het precieze wat en waarom blijven achterwege, waardoor je een groot deel zelf mag invullen. Voor de lezer die geïnteresseerd is in meer duidelijkheid over de toedracht van het doen en laten van deze uitzonderlijke vriendengroep kan dat frustrerend zijn.

Ondoorgrondelijk

Zo ongrijpbaar als de caleidoscopie blijft het hele verhaal. Precies die fragmentarische vorm waarin je actief op zoek moet naar samenhang – waarvan niet zeker is dát die er is – past wel goed bij het idee dat Van der Veen lijkt te willen neerzetten. In die zin is het een goed gekozen en originele manier van schrijven die verre van standaard genoemd kan worden. Het past bij het gevoel van ongrijpbaarheid en onzekerheid dat je als lezer krijgt. Toch zou het ook kunnen dat juist die vorm het verhaal tekort doet, omdat je er niet echt tussen komt, en slechts een toeschouwer blijft van de korte, bijna fenomenologische beschrijvingen. Gewelddadige handelingen die de vrienden begaan vragen om meer uitleg dan gegeven wordt, waardoor ook de zin daarvan vaag blijft.

Nihilisme

Dat geweld – zoals het doodschoppen van een gewonde hond – wordt door de vrienden afgedaan als tijdelijke rimpelingen op een oppervlak dat snel weer glad zal worden. Het doet er niet toe, niets doet er toe, zo lijkt het. Alles is slechts een rimpeling die weer zal verdwijnen. Deze gedachtegang doet nihilistisch aan en zonder verdere uitwerking mist zo’n scène zijn doel. De lezer blijft na het lezen van de gewelddadige gebeurtenis met een naar gevoel achter.

Gedachte-experiment

Rimpelgeweld leest veeleer als een filosofisch gedachte-experiment dan als een roman, en als zodanig verdient het meer lof. De manier van schrijven van Van der Veen is interessant en onthult een grote drang om de fenomenen te verwoorden zoals de ik-persoon ze ervaart en voelt. De tekst staat soms iets té bol van vergelijkingen en de minieme beschrijvingen van de personages, dingen of situaties zijn haast poëtisch. Dat het geheel niet verder verduidelijkt wordt maakt het boek teleurstellend, want de geschapen verwachtingen blijven onbeantwoord en je bent nog niet veel verder dan toen je het boek voor de eerste keer opensloeg.

kunstgeschiedenis
Boeken / Non-fictie

Kunstgeschiedenis in een notendop

recensie: Susie Hodge - De kleine geschiedenis van de kunst
kunstgeschiedenis

Kunsthistorica Susie Hodge schreef tal van bestsellers over de wereld van de kunst. In haar nieuwste boek, De kleine geschiedenis van de kunst, poogt ze een compacte en heldere introductie tot de kunstgeschiedenis te geven.

De kunstgeschiedenis is in deze bundel opgedeeld in vier hoofdstukken: stromingen, werken, thema’s en technieken. Het is mogelijk om De kleine geschiedenis van de kunst chronologisch te lezen, al is het verleidelijker de onderlinge verwijzingen tussen de onderwerpen te volgen. Lees je bijvoorbeeld over Fontein van Duchamp, dan word je ook verwezen naar de onderwerpen ‘dada’, ‘conceptuele kunst’, ‘handgemaakt’, ‘vorm en gedaante’ en ‘readymades’.

Vijftig werken

Het leeuwendeel van Hodges gids bestaat uit de bespreking van vijftig belangrijke werken uit de kunstgeschiedenis. Dit hoofdstuk is verreweg het interessantst, omdat er hier iets meer de diepte ingegaan wordt dan in de andere hoofdstukken. Van prehistorische tekeningen van stieren tot Damien Hirsts opgezette haai biedt Hodge context bij de werken.

Toch is van echte diepgang geen sprake. Hodge wil zo veel mogelijk kwijt in zo min mogelijk woorden. Bijvoorbeeld over Caravaggio, waarover ze schrijft dat ‘zijn korte, turbulente leven even dramatisch [was] als zijn kunst’. Deze wetenswaardigheid schept een verwachting. Hoe zag zijn leven eruit? Op welke manier was het turbulent en hoe is hij aan zijn einde gekomen? Helaas, het antwoord blijft Hodge ons verschuldigd.

Jammer is ook dat Hodge blijft steken bij Hirst. Natuurlijk is hij nog steeds relevant, maar ze bespreekt een werk dat meer dan 25 jaar oud is. Een toevoeging van recent werk van een Ai Weiwei of Cindy Sherman had het geheel wat vollediger gemaakt.

Kernachtig

De kleine geschiedenis van de kunst wordt gekenmerkt door orde en overzichtelijkheid. Hodge heeft haar best gedaan om de kunst vanaf de prehistorie tot aan nu behapbaar te maken. Beslist geen gemakkelijke opgave, maar Hodge slaagt er in kernachtig te blijven en laat zich niet verleiden tot lange uitweidingen. Veel meer dan twee of hooguit drie alinea’s besteedt Hodge niet aan een onderwerp. Gevolg hiervan is dat de teksten vrij statisch lezen, meer als een encyclopedische opsomming van feiten dan als een levendige geschiedenis.

Het is dan ook maar zeer de vraag of de gehele (westerse) kunstgeschiedenis zich er wel toe leent zo beknopt weergegeven te worden. Doordat alle uitleg zo gecomprimeerd is, zijn de teksten weinig genuanceerd. Hodge stipt kernwoorden aan. Romantiek? Dat was verbeelding en emotie. Hodge schetst een referentiekader voor verder onderzoek. De kleine geschiedenis van de kunst is niets meer of minder dan wat het claimt te zijn: een uiterst compacte weergave van de kunstwereld.

Boeken / Non-fictie

Hermsens heldere verteltrant overtuigt

recensie: Joke J. Hermsen - Heimwee naar de mens

Met haar essaybundels Stil de tijd (2009) en Kairos (2014) tapte Joke J. Hermsen uit wat je de tijdgeest zou kunnen noemen. Eerder had Hermsen al de prettige bundel Heimwee naar de mens gepubliceerd, die nu herdrukt is.

Hermsen (1961), een in Amsterdam, Parijs en Utrecht getrainde filosofe, schreef twee romans voordat ze Heimwee voor de mens publiceerde in 2003. In een van die twee romans, Tweeduister, speelt Virginia Woolf een rol, aan wie ook twee essays in deze bundel gewijd zijn. Daaruit blijkt wel hoe centraal de positie is die Woolf inneemt in Hermsens denken; misschien dat haar categorisering van de Britse modernist als zowel een ‘wat droefgeestige en schuchtere romanschrijfster’ als ook een ‘felle polemiste’ ook wel iets over Hermsen zelf zegt.

Virginia Woolf

In het eerste essay van de twee Woolf-essays in Heimwee naar de mens behandelt Hermsen de dubbelzinnige perceptie van Woolf: kon die laatste, grof gezegd, het genie en de gek in één mens verenigen? En welke eisen stelt Woolf daarmee aan een biograaf of, inderdaad, aan de schrijfster die haar tot een personage maakt? Het zijn vragen die in Woolfs eigen werk opgeworpen worden; en ook elders in deze bundel, waar Hermsen publiek geworden briefwisselingen verkent. Bij dat alles essayeert Hermsen op een aangename manier die aan Woolfs complexiteiten geen afbreuk doet.

Wetende dat Heimwee naar de mens gevolgd zou worden door Stil de tijd, Kairos en, ter ere van de Maand van de Filosofie eerder dit jaar, Melancholie van de onrust, neemt deze eerste bundel steeds meer de vorm aan van een fundament voor Hermsens latere denken. Haar drie favoriete denkers zijn er al: Hannah Arendt, Ernst Bloch en Lou Andreas-Salomé. En Nietzsche op de achtergrond.

Politiek

De latere bundels onderscheiden zich niet zozeer door stijl, of door de filosofen uit wier werk Hermsen put. Eerder is er een ontwikkeling richting het expliciet politieke te ontwaren. Dat wordt het beste uitgedrukt door de ondertitel van Heimwee naar de mens: ‘Essays over kunst, literatuur en filosofie.’ Hoewel Hermsens betoog tegen een al te grote invloed van de technologie op ons leven – toen al! – een zekere politieke lading kent, bevat dit boek geen politieke essays. Haar latere werk zal zich steeds explicieter uitlaten over de toenemende werkdruk, neoliberale controle en het gevaar van een steeds verder ondermijnde democratie.

Maar in deze bundel houdt Hermsen het bij een bepaald soort verlangen naar vroeger, naar aanwezigheid. In het openings- en slotessay zet Hermsen dat frame neer: waar is de mens in tijden van het internet? ‘En ik, ben ik nog in het spel? En zo ja, waar?’ schrijft zij over virtual reality en films zoals The Matrix. Tegenover de grenzeloze mogelijkheden van het internet – alleen haar taalgebruik doet ouderwets aan – plaatst Hermsen in de essays telkens weer de cultuur en de filosofie. Dit contrast is nogal zwart-wit, niet helemaal overtuigend.

Heldere verteltrant

In wezen doet deze framing van de meer dan een dozijn essays in Heimwee naar de mens er niet zo toe. (Latere essayboeken lijden niet aan dit euvel.) Het mooiste blijft, ook na herlezing, Hermsens heldere verteltrant en de organische manier waarop zij ideeën met elkaar verbindt. Voor iedereen die gecharmeerd was van Stil de tijd of Kairos is er nu ook een toetje, dat oorspronkelijk het voorgerecht was.

Boeken / Fictie

Romancier Grunberg op dood spoor?

recensie: Arnon Grunberg - Het tweede bestand

Geen nood als je Het bestand (2014) niet gelezen hebt, want uit Het tweede bestand valt het voorgaande gemakkelijk af te leiden. Ze hadden als één roman uitgegeven kunnen worden. Maar de Bijbel bestaat ook uit een deel oud en een deel nieuw, zal Grunberg gedacht hebben.

Dochter wachtte op de komst van Christus I, de worm, de grote ontregelaar. Die liet verstek gaan, waardoor een radicale schoonmaak ten behoeve van een waarlijk liefdevolle wereld uitbleef. Voor die wereld is Christus II de benodigde virus. Dochter meent van dit virus zwanger te zijn maar in feite is ze dat van een ongewenst kind, een potentiële onderdrukker. Net als haar vader was. Dochters moeder is een representante van de conformistische massa die door Christus II het onderspit moet delven. De baby blijkt niet te redden, maar de woedende dochter volhardt tegen haar gynaecoloog: ‘Het virus leeft.’

Geen verbale Umwelt

Het tweede bestand heeft geen romaneske uitwerking. Mogelijk wilde Grunberg zich niet voor een zoveelste (conformistische?) roman oppeppen. In de novelle ontbreekt het aan een verbale Umwelt van personages die gaan leven en aan gebeurtenissen die zin en betekenis krijgen. Wat resteert zijn dorre fragmenten die volkomen koud laten. Hooguit kan de novelle als een soort parabel bedoeld zijn, naar keuze op te vatten als een waarschuwing of als een pleidooi. Het wordt niet duidelijk wat de schrijver met het denken en handelen van zijn hoofdpersonage wil overbrengen.

Dochter heet eigenlijk Lilian, maar wil zo niet genoemd worden. Ze wordt ‘de vrouw die vroeger Lilian heette’, ‘de nog net niet gearresteerde vrouw’ en ‘de staatsvijandin’ genoemd. Moeder wordt ‘de representant van de oude orde’ en ‘de treurige broedmachine’ genoemd. Probate middelen om beide personages niet tot leven te laten komen.

Wanen

Halverwege Het tweede bestand wordt er enig inzicht gegeven in de denkbeelden van dochter, zoals haar woede over onrecht. Ze verafschuwt de liefdeloze en hoopt op een liefdevolle wereld. Haar monomanie kent verder geen innerlijk leven. Ze blijft zielloos. Zo doorgedraaid als ze is kan het innerlijk door elkaar geschud of afgevlakt zijn. Maar ook daaraan moet toch zoveel uitdrukking gegeven worden dat de lezer zich een en ander kan inbeelden en aantrekken.

Is Grunberg niet altijd een enigszins harteloze schrijver geweest die geen levensecht psychologisch portret heeft kunnen of willen componeren? Nu ontwerpt hij een virus dat geeft wat de mensen niet konden geven: liefde. Verkeert de vigerende liefde volledig in onmacht? Warmte zou te verwachten zijn van niet-menselijke strelingen dankzij ‘kunstmatige intelligentie, waaraan volgens de dochter niets kunstmatigs is. Hoe kunstmatig is de mens zelf niet?’ Een passage met innerlijke tegenspraak. Als de mens, kennelijk niet in zijn voordeel, zelf kunstmatig is, waarom wordt dan van de gewaardeerde kunstmatige intelligentie gezegd dat daaraan niets kunstmatigs is? Of moet hieruit blijken hoe in de war de dochter wel niet is?

Dochter vindt niet dat de aanstaande quantumcomputer hardvochtig is, omdat hij geen behoeftes heeft. ‘Het zijn de mensen die hardvochtig zijn, met hun emoties die ze niet kunnen bedwingen, hun gevoelens die best vergeleken mogen worden met oprispingen, harde stinkende boeren’. Kent de oude liefde alleen maar emoties die dáármee geassocieerd kunnen worden? Van de nieuwe strelingen zou verwacht worden dat ‘die wakker maken, de alertheid verhogen, de waarheid aan het licht brengen.’ De vraag is weer in hoeverre dit soort frases overeenstemt met het mensbeeld van de schrijver. Of lezen we hier alleen maar gratuit verzinsel?

Vlees en bloed

De met geen andere schrijver vergelijkbare Grunberg heeft met zijn grillige intelligentie en bizarre verbeelding een aantal bijzondere romans geschreven. Het handjevol toneelstukken dat hij ook schreef, had als voordeel dat acteurs zijn tekst het vlees en bloed brachten dat Het tweede bestand ontbeert. Misschien kan Grunberg zich meer op toneel toeleggen.

Boeken / Fictie

Twijfelen op de millimeter

recensie: Toon Tellegen - Het voornemen van de muis

Piekeren en tobben, dat kunnen de dieren uit de verhalen van Toon Tellegen als de beste. En vooral over de reikwijdte van woorden. De muis uit Het voornemen van de muis vult er zelfs in zijn eentje een boek mee onder de noemer ‘roman’. Werkt de Tellegen-formule ook in het grotere verhaal?

Je kent het wel. Een onbeschreven vel voor je met de intentie er iets heel moois van te maken. Maar hoe groter de ambitie, hoe hoger de lat, hoe langer dat vel leeg blijft. En voor je het weet beland je in dezelfde impasse als de muis uit Tellegens laatste dierenroman. Tellegen heeft namelijk een feilloos oog voor onze tekortkomingen en onze karaktertrekken, die hij zijn dierenkarakters vervolgens meegeeft.

Zijn licht absurdistische verhaaltjes spelen zich altijd af in het bos, waar er van elk dier maar één is, de walvis theedrinkt met de mier en waar wordt gecommuniceerd met door de wind bezorgde brieven. Er wordt wat rondgescharreld, weinig gedaan maar veel gemijmerd.

Zinnetjes noteren

De muis heeft zich voorgenomen een toespraak te houden. Zich bewust van zijn muisgrijsheid is hij op zoek naar bewondering. Alle dieren moeten er stil van worden. Of, nee, er niet over uitgepraat raken. Of nog beter, álles zou erdoor moeten veranderen. Onnodig te zeggen dat dit project al gedoemd is om te mislukken voordat er een begin is gemaakt. Want precies daar wringt de schoen: wat te zeggen en hoe te beginnen?

In 53 hoofdstukken ontpopt de muis zich tot de perfectionistische twijfelaar die we allemaal wel herkennen. In iemand uit onze omgeving. Of ten dele in onszelf. Bij het lezen van de verhalen ontstaat dan ook voortdurend de neiging om zinnetjes te noteren.

‘Gewone gedachten wegen niks. Dit zijn geen gewone gedachten.’
‘Wat zijn het dan?”
‘Teleurstellingen, en je weet hoeveel een teleurstelling weegt.’

Tellegens dieren zijn niet alleen karaktertrekken op pootjes, maar hij weet deze ook nog eens zo onder de loep te nemen dat ze uiteenvallen in micro-emoties, die elk een verhaal opleveren. Het is twijfelen op de millimeter. Prachtig, maar wel veel van hetzelfde.

Even wennen

Tellegen lijkt een alleskunner. Hij is schrijver van proza, poëzie en toneel. Maar vooral beroemd – zelfs tot in Japan – om zijn dierenverhalen. Uitgeverij Querido geeft ze sinds 1984 uit in haar kinder- en jeugdfonds, waar ze met hun lome, wonderlijke en vriendelijke sfeer prima op hun plek lijken te zijn. De wat bonkige en niet al te lieflijk ogende linoleumsneden van Mance Post, die een aantal van Tellegens boeken verrijkten, waren daarbij een prettige tegenhanger.  Misschien waren ze ook wel een handreiking naar de meer volwassen lezer, die Tellegens melancholisch filosofische inslag meer en meer ging waarderen.

Reden wellicht om een aantal verhalen rondom één karakter te bundelen en in het volwassenenfonds uit te geven onder het etiketje ‘roman’. Toch wringt dat. Een ontwikkeling in de verhaallijn is moeilijk te ontdekken; de verschillende hoofdstukken lijken eerder losse verhalen waarvan de volgorde willekeurig aandoet.

Woordverzamelaar

De taal van Tellegen staat echter als een huis. Hier is een ambachtsman aan het werk die met een haast kinderlijke verwondering woorden verzamelt en op originele wijze tegen het licht houdt. Met ongekende zorgvuldigheid stapelt hij ze daarna weer op tot een lichtvoetig, filosofisch geheel. Dáár lees je Tellegen voor.

De muis gaat voor zijn toespraak te rade bij de andere dieren in het bos. Hij treft de mier, die vol holle grootspraak zit en die hem aanraadt het over ‘de ontluistering van het onzegbare’ te hebben. Bij het winkeltje in zwijglessen van de mus treft hij een dichte deur. ‘ALLE LESSEN VOOR ONBEPAALDE TIJD OPGESCHORT’. ‘Opschorten… dacht hij. Misschien moet ik mezelf ook opschorten…’

Tellegen is en blijft heer en meester van de luchtige diepzinnigheid. Soms al binnen twee loepzuivere regels.

‘De eendagsvlieg keek ernstig en wreef zijn voorpoten onrustig over elkaar. Het was al laat in de middag en hij had nog veel te doen.’

 

Theater
recensie: Theatergroep Carver / Rudolphi Producties: Zwaar Metaal

Rock chicks never die

In Zwaar Metaal zien we vier vrouwelijke rockers op leeftijd die zich voorbereiden op een concert. De voorstelling is tot stand gekomen met improvisaties van de actrices en daarop gebaseerde tekst van Maria Goos. Theatergroep Carver vertoont een geestig stuk dat af en toe inzakt en waarin nauwelijks iets gebeurt, maar dat ons desondanks een amusante en soms weemoedige avond schenkt.

Aan het begin wijst Beppie Melissen, de leider van de groep, per telefoon een medebandlid de weg naar de plek van het optreden. Aanvankelijk, ook door het weinige licht, heb je niet zo goed in de gaten wat er speelt, maar naarmate dat duidelijker wordt nemen het plezier en de herkenning in wat er gezegd wordt toe. Misschien is dat wel de voornaamste reden dat teksten van Maria Goos zo geestig zijn en zo prettig in het gehoor liggen: hun herkenbaarheid.

Bekvechten

De vier vrouwen zijn gekleed als rauwe rockers: veel leer, stevige stappers en bijzondere hoofddeksels. Ze zijn constant op een enigszins vermoeide manier met elkaar aan het bekvechten: over mannen, eten, anarchie, hun geestelijke gesteldheid en de betekenis van hun liedjes. De grappen zijn het leukst als ze over iets concreets gaan, zoals waarom je een man die je in de steek heeft gelaten terug zou nemen.

Alle vier vinden ze het leven tussen vijf uur ’s middags en acht uur ’s avonds het allerzwaarst en absoluut ondraaglijk zonder drank. En soms is dat ook het geval op andere momenten van de dag. Melissen vertelt een zeer hilarisch verhaal over een keer dat er iemand aan de deur kwam waarvoor ze eigenlijk niet had moeten opendoen, maar dat toch deed. Ik geef hier geen spoiler, ga zelf maar kijken.

Terwijl de dames aan het praten zijn, maken ze langzaam het podium klaar voor het optreden. Jammer is wel dat er nauwelijks muziek klinkt. Niemand speelt eens een gitaarriff of gaat al grungend eventjes uit zijn dak. De vrouwen maken af en toe wat danspassen uit vorige gigs, maar die doen eerder aan de Spice Girls denken dan aan Metallica. De titel Zwaar Metaal slaat kennelijk vooral op de instelling van de dames.

Luid en duidelijk

Want al geloof je niet dat je hier een echte rockband voor je hebt, Carver slaagt er wel in een groep vrouwen neer te zetten die hun hele leven met elkaar hebben gewerkt, gestreden en geleden, die elkaar liefhebben en niet kunnen uitstaan en die hun gezamenlijke werk niet kunnen missen. Raymonde de Kuyper, Joke Tjalsma, Leny Breederveld en Beppie Melissen hebben waarschijnlijk nooit samen muziek gemaakt, maar wel heel veel theater. En dat komt over, luid en duidelijk.

 

 

 

Theater / Voorstelling

Een cadeautje van de beschermheilige der huisvrouwen

recensie: The Bridges of Madison County

Hun affaire is nog geen drie dagen oud als Francesca haar liefde verklaart aan Robert, de gevoelige fotograaf die haar saaie leven in Iowa wakker schudt. En dan zeggen ze dat wij twintigers snel zijn met onze Tindermatches! The Bridges of Madison County moet het hebben van grootse gebaren, lyrische muziek en hunkering naar een vurig leven. Daarmee gaat veel nuance verloren, maar wie zich overgeeft aan deze fantasie, kan zich op een mooi liefdesverhaal verheugen.

In The Bridges of Madison County leren we de Italiaanse Francesca kennen, die na de oorlog trouwde met een Amerikaanse soldaat en een nieuw leven opbouwde op een boerderij in Iowa. Als manlief en de kinderen een paar dagen vertrekken, ontmoet ze Robert. Robert fotografeert de historische bruggen in de omgeving, maar richt uiteindelijk zijn lens op Francesca. Hij heeft de wereld gezien en begrijpt haar zoals haar man dat niet kan. In een paar dagen ontstaat er een affaire tussen de twee, en moet Francesca kiezen: of de veiligheid van haar gezin, of het avontuur tegemoet met Robert.

De Ideale Man in een provinciaal dorp 

Robert is de belichaming van de Ideale Man: hij is bereisd, stoer en begripvol, geniet van het leven en zet heerlijke koffie. Francesca is een temperamentvolle Italiaanse, maar wordt kleingehouden door de provinciale mentaliteit van haar man en buren. Alleen Robert kan zien wie ze echt is. Robert en Francesca zijn zielsverwanten die voor elkaar gemaakt lijken te zijn. In dit opzicht is The Bridges of Madison County te makkelijk. De vurige persoonlijkheden van Robert en Francesca worden zo tegenover de bekrompenheid van haar man Dick gezet dat het bijna vanzelfsprekend en gerechtvaardigd is dat de twee een affaire aangaan. Zo staat er uiteindelijk minder op het spel als ze een keuze moet maken. Dick en haar twee kinderen Michael en Carolyn blijven vrij karikaturale personages die weinig ontwikkeling doormaken. Het gewicht dat zij brengen in het conflict van een affaire – voor Robert moet Francesca breken met een gezin waar zij achttien jaar lief en leed mee heeft gedeeld – komt niet uit de verf.

Beleefdheid en verlangen

Toegegeven, ik schrijf hier over een eenzijdigheid in het originele script. Daar heeft OpusOne weinig invloed op. Met de enscenering van Koen van Dijk en de kwaliteiten van zijn acteurs is weinig mis. De open, minimale stijl waar het Zonnehuis zich goed voor leent – midden in het publiek, met enkele rekwisieten en decorstukken om een scène vorm te geven – geeft adem aan een musical die in verkeerde handen bombastisch kan worden. Lone van Roosendaal begrijpt een rol als Francesca. Ze suggereert een continu gevecht tussen beleefdheid en een dieper verlangen naar meer, waardoor haar personage intrigerend blijft. Als de viriele en sensitieve Robert is René van Kooten de fantasieman van menig Francesca/o in de zaal, al werkt het verhaal hem zo nu en dan tegen. Je zou willen dat er iets is dat Robert niet kan, een deukje in zijn perfecte imago om hem iets meer van vlees en bloed te maken en minder het levende verlangen van Francesca. De spelkwaliteiten van en chemie tussen Roosendaal en Van Kooten doen dit gelukkig snel vergeten.

En dan is er Annick Boer, die als de bemoeizuchtige buurvrouw Marsha niet onvermeld mag blijven. Met onderkoelde humor staat zij voor de rest van het dorp, die met een mengeling van nieuwsgierigheid, jaloezie en lust de affaire op de voet volgt en vervolgens de nietsvermoedende echtgenoot de schuld geeft van alles. De beste oneliner komt echter van Francesca zelf, als zij opmerkt dat Robert persoonlijk door de “beschermheilige der huisvrouwen” naar haar adres gezonden lijkt te zijn. Daar heeft ze een punt.