Tag Archief van: landscape

Boeken / Fictie

Een jubileumbundel vol vergankelijkheid

recensie: Frans Budé - Bestendig verblijf

Het is inmiddels vijfentwintig jaar geleden dat Frans Budé debuteerde. Door de Maximalen werd zijn soort poëzie bij monde van Joost Zwagerman polemisch weggezet als bloedeloos, onuitnodigend en behorend tot de school van Kouwenaar. Wie zich achteloos op dergelijke kritiek verlaat, verliest de mogelijkheid zich te laten meevoeren door Budés gedichten.

Natuurlijk is een verwantschap met de poëzie van Kouwenaar niet te ontkennen. Sterker nog, het verwantschap is opvallend. Ook Budé (1945) hanteert overwegend een van rafelrandjes ontdane, gecomprimeerde taal en net als bij Kouwenaar problematiseert Budé de mogelijkheden van taal, waarvan hij de uiterste mogelijkheden graag opzoekt. Die ingeklonken taal maakt dat je voor Budés gedichten de tijd moet nemen. Ook komen ze het best tot hun recht als je de dichter nu eens niet in de schaduw van de grootmeester plaatst.

Schumann

De bundel bestaat uit eenentachtig gedichten die zijn opgenomen in elf in zichzelf coherente delen of reeksen. Dat is een forse hoeveelheid voor een bundel, die doorgaans uit zo’n veertig gedichten bestaat. Deels hebben de gedichten een vrije vorm. Maar in de reeks ‘Hoe alles gebeurt’ volgt zeven keer een elf terzetten groot gedicht op een kort vers. Elke reeks heeft zijn eigen onderwerp. ‘Schumann’ heeft de gelijknamige componist als thema en in ‘Niemand ziet’ reageert Budé steeds op een ander schilderij.

Hoewel het achterplat Bestendig verblijf een gevarieerde bundel noemt over reizen in ruimte en tijd, blijft Budés poëzie circuleren rondom het thema van de vergankelijkheid, een van de overkoepelende thema’s uit zijn werk. Dood, verandering, ontwikkeling en het bijeenkomen van uitersten zijn veelvuldig in zijn gedichten terug te lezen. Zo sterft er een meisje onder een boom, spreekt hij in de reeks gedichten ‘Niemand ziet’ over fruit in termen van rotting en verderf en bezigt hij regelmatig een aan dood gelieerd taalgebruik. Een krachtig voorbeeld is het onderstaande korte gedicht uit de reeks ‘Stilte’, het is een In Memoriam voor de beeldhouwer Hans Bartelet.

Er is een maan langsgegleden, dobberend
in zijn baan, er is je haar in de war,
je schaterlach – een kraai ermee vandoor

verre plek die niemand kent

De dood in Budés dictie hierboven, schuilt enerzijds in het agrammaticale karakter en anderzijds in de  fragmentarische vorm ervan. Ze werken een vlotte en gemakkelijke lezing tegen. Je wordt tijdens het lezen telkens opgehouden en tegengewerkt. Zo werkt de dood ook: ze is steeds een einde in de eeuwige cyclus van het leven op aarde.

 

Boeken / Fictie

Een jubileumbundel vol vergankelijkheid

recensie: Frans Budé - Bestendig verblijf

Het is inmiddels vijfentwintig jaar geleden dat Frans Budé debuteerde. Door de Maximalen werd zijn soort poëzie bij monde van Joost Zwagerman polemisch weggezet als bloedeloos, onuitnodigend en behorend tot de school van Kouwenaar. Wie zich achteloos op dergelijke kritiek verlaat, verliest de mogelijkheid zich te laten meevoeren door Budés gedichten.

Natuurlijk is een verwantschap met de poëzie van Kouwenaar niet te ontkennen. Sterker nog, het verwantschap is opvallend. Ook Budé (1945) hanteert overwegend een van rafelrandjes ontdane, gecomprimeerde taal en net als bij Kouwenaar problematiseert Budé de mogelijkheden van taal, waarvan hij de uiterste mogelijkheden graag opzoekt. Die ingeklonken taal maakt dat je voor Budés gedichten de tijd moet nemen. Ook komen ze het best tot hun recht als je de dichter nu eens niet in de schaduw van de grootmeester plaatst.

Schumann

De bundel bestaat uit eenentachtig gedichten die zijn opgenomen in elf in zichzelf coherente delen of reeksen. Dat is een forse hoeveelheid voor een bundel, die doorgaans uit zo’n veertig gedichten bestaat. Deels hebben de gedichten een vrije vorm. Maar in de reeks ‘Hoe alles gebeurt’ volgt zeven keer een elf terzetten groot gedicht op een kort vers. Elke reeks heeft zijn eigen onderwerp. ‘Schumann’ heeft de gelijknamige componist als thema en in ‘Niemand ziet’ reageert Budé steeds op een ander schilderij.

Hoewel het achterplat Bestendig verblijf een gevarieerde bundel noemt over reizen in ruimte en tijd, blijft Budés poëzie circuleren rondom het thema van de vergankelijkheid, een van de overkoepelende thema’s uit zijn werk. Dood, verandering, ontwikkeling en het bijeenkomen van uitersten zijn veelvuldig in zijn gedichten terug te lezen. Zo sterft er een meisje onder een boom, spreekt hij in de reeks gedichten ‘Niemand ziet’ over fruit in termen van rotting en verderf en bezigt hij regelmatig een aan dood gelieerd taalgebruik. Een krachtig voorbeeld is het onderstaande korte gedicht uit de reeks ‘Stilte’, het is een In Memoriam voor de beeldhouwer Hans Bartelet.

Er is een maan langsgegleden, dobberend
in zijn baan, er is je haar in de war,
je schaterlach – een kraai ermee vandoor

verre plek die niemand kent

De dood in Budés dictie hierboven, schuilt enerzijds in het agrammaticale karakter en anderzijds in de  fragmentarische vorm ervan. Ze werken een vlotte en gemakkelijke lezing tegen. Je wordt tijdens het lezen telkens opgehouden en tegengewerkt. Zo werkt de dood ook: ze is steeds een einde in de eeuwige cyclus van het leven op aarde.

 

Film / Films

Spanjaarden versus Amerikanen

recensie: Vicky Cristina Barcelona

Tijdens de opnames van Vicky Cristina Barcelona hield Woody Allen een openbaar dagboek bij dat in Nederland werd gepubliceerd in Hollands Diep. Daarin klaagde hij dat Javier Bardem zo’n moeite had om zijn tegenspeelsters overtuigend te zoenen. Voor de regisseur zat er niets anders op dan het telkens voor te doen.

~

Typische Woody Allenhumor. In het licht van zijn leeftijd (de regisseur is inmiddels drieënzeventig) moeten de dagboekteksten met de nodige scepsis worden bekeken. Vroeger was hij zowel op de set als daarbuiten een onwaarschijnlijke versierder, maar tegenwoordig laat hij die rol gelukkig aan anderen over. In Vicky Cristina Barcelona is Javier Bardem (No Country for Old Men) de gelukkige. Geen neurotisch Allentypetje, maar een stoere macho met een Spaans gevoel voor romantiek, waarbij de Amerikaanse dames flets afsteken.

Aanstekelijk lichtvoetig geflikfooi
Scarlet Johansson, sinds Match Point Allens muze, speelt Cristina, een Amerikaanse die niet precies weet wat ze wil met haar leven. In ieder geval wil ze geen relatie zoals die van Vicky (Rebecca Hall), die verloofd is met de degelijke, kleurloze Doug. De twee vriendinnen ontmoeten tijdens hun vakantie in Barcelona een charmante Spanjaard. Deze Juan Antonio maakt er geen geheim van dat hij hen allebei wel ziet zitten. Hij blijkt alleen nog niet over zijn ex heen, en zij niet over hem.

~

Vicky Cristina Barcelona is een aanstekelijk lichtvoetige komedie, waarin de voice-over ironisch commentaar geeft op het geflikflooi van de personages. Voor Allen is dat geen ongebruikelijke vorm en het werkt ook deze keer prima. Het vlotte, geloofwaardige scenario voorziet echter nauwelijks in een plot. Dat maakt de film beslist minder sterk dan Allens laatste ècht goede werk (Match Point), maar echt heel belangrijk is het ook niet. Dat komt door de vakantiesfeer die het grootste deel van het verhaal over de film hangt. Barcelona ziet er onwerkelijk romantisch, groen en rustig uit en de acteurs zijn al even aantrekkelijk.

Niet al te serieuze tegenstellingen
Het personage dat een beetje peper in het geheel stopt, is Maria Elena, de ex van Juan Antonio. Penélope Cruz ontving voor deze bijrol een Oscar. Het is waar dat ze de andere acteurs praktisch van het doek speelt, maar ze heeft dan ook veruit de leukste rol. Het cliché van de passionele Spanjaarden tegenover de rationele, neurotische Amerikanen wordt grappig uitgewerkt. Maria Elena en Juan Antonio smachten beurtelings naar elkaar en schelden elkaar vervolgens uit voor rotte vis. Cristina en Vicky proberen zich over te geven aan hun gevoelens, maar kunnen niet stoppen met zichzelf  te analyseren.

~

Ondanks alle romantische verwikkelingen verandert er uiteindelijk weinig, zoals de voice-over in een moment van reflectie opmerkt. De personages blijven worstelen met hun emoties, maar bij de Zuid-Europeanen overwint de passie en bij de Amerikanen de ratio. Dat zou irritant kunnen zijn, ware het niet dat de film zich zelf ook niet al te serieus neemt. Spanjaarden blijven nou eenmaal Spanjaarden en Amerikanen blijven Amerikanen, zegt Allen met een knipoog. En Allen blijft Allen, ook zonder hoofdrol en setromances, maar hopelijk volgende keer wel mèt een sterk plot.

Film / Films

Het boek is toch weer beter

recensie: Effi Briest

.

In Duitsland is het verhaal van schrijver Theodor Fontane over de jonge heldin Effi Briest een ware klassieker, vergelijkbaar met literaire werken zoals Sense and Sensibilty. Het boek werd dan ook al vier keer eerder verfilmd, onder anderen door Rainer Werner Fassbinder. Nu is het de beurt aan regisseuse Hermine Huntgeburth. Het verhaal is opgewaardeerd met een hedendaagse feministische toon en steracteurs Julia Jentsch (

~

Huntgeburth heeft gekozen voor een goede afloop, om de feministische draai die zij aan het verhaal heeft gegeven te versterken. De basis van de onderdrukkende waarden van de negentiende eeuw waar Effi tegenop moet boksen is behouden en heeft prioriteit gekregen over de sympathie voor de personages, die allemaal harteloos lijken te zijn. Daardoor wordt de worsteling van meerdere personages die Fontane in zijn boek schetst met de verouderde rituelen en eerbewaking en hoe deze tegen beter weten in de maatschappij nog steeds domineerden enigszins onderuit gehaald. In plaats daarvan krijgt Effi de ruimte om zich af te zetten tegen de mensen die haar onderdrukken en verder niet na lijken te denken over de waanzin ervan. Huntgeburth is met haar poging tot een feministisch statement voorbijgegaan aan de kracht van het boek. In plaats daarvan levert zij een kostuumdrama dat vooral draait om de mooie plaatjes en een hoopvolle boodschap.

Theater / Voorstelling

Het generatieconflict als spiegel voor nu

recensie: Noord Nederlands Toneel - Dennendal

Vroeger, in de jaren zeventig, toen vochten ze nog voor hun idealen… De tijd heeft een zekere romantiek verleend aan de conflictgeneratie van de babyboomers. Joris Smit gebruikt dit gegeven om een tijdloos thema aan te snijden: generatieconflicten. Hij zet daarbij zijn bloedeigen vader Bartho op het podium, om nu eens flink met hem te gaan botsen. Maar daarbij houdt Joris zelf de touwtjes strak in handen.

~

Wat Joris Smit in het kleine, intieme zaaltje in het NNT-theater wil vertellen, gaat over zijn vader. Het gaat over Dennendal, een zwakzinnigenkliniek in de bossen bij Den Dolder, waar in de jaren zeventig een geheel nieuwe aanpak de patiënten (pupillen genoemd) veel meer in hun waarde liet, door de hiërarchie om te draaien: de pupillen stonden boven het verplegend personeel. Bovendien ontstond er, geheel de jaren zeventig eigen, een klimaat van gelijkheid, vrije liefde en natuurlijk wietgebruik. Toen de Telegraaf hierachter kwam, zorgde een verontrustend krantenartikel voor plaatselijke en later zelfs landelijke ophef. De politiek ging zich ermee bemoeien en dat zorgde uiteindelijk voor de ontruiming en sluiting van Dennendal, maar niet nadat de verdedigers van de nieuwe idealen in verzet waren gekomen en met geweld door de ME waren overrompeld. Bartho Smit was in die tijd werkzaam op Dennendal en daarmee één van die verzetshelden. Zijn zoon wil nu, op het toneel, van hem horen hoe het was. Was het allemaal echt zo heroïsch en romantisch? Of ging het gewoon over een groepje verstokte, baardige hippies die de hele dag een beetje met gekken liepen te blowen?

Macht

Bartho krijgt echter amper de kans om zijn zoon ook maar iets duidelijk te maken. Joris heeft namelijk ook een hiërarchie omgekeerd: vanavond, in het theater, bepaalt hij wat zijn vader zal zeggen. Het podium is niet Bartho’s terrein, maar dat van Joris, en daarom geeft Joris hem tekst. Het is immers zijn voorstelling. Joris praat en praat en praat, soms op moordend 2009-tempo, soms proberend met weloverwogen bewoordingen de jaren-zeventig-sfeer terug te halen. Bartho zit aan een tafel en kijkt, luistert en geeft af en toe antwoord, zoals Joris hem opdraagt. Ook hier zal hij in verzet moeten komen. Maar wanneer hij dat doet, op een moment dat Joris zich woedend en wanhopig afvraagt wat het leven anno 2009 in een egocentrische digitale wereld nu eigenlijk nog voor zin heeft, leest Bartho alsnog een brief voor die hij uiteindelijk ondertekent met ‘Joris’. De verwarring is compleet, maar de laatste, ontroerende verzetsdaad van Bartho maakt veel goed. Het generatieconflict blijkt wel degelijk tot begrip te kunnen leiden: iedere periode heeft zijn eigen sterke kanten en daar kunnen vader en zoon tenslotte toch een biertje op drinken.

Geëngageerd

De stijl van Smit doet sterk denken aan (en is waarschijnlijk ook sterk geïnspireerd door) de jonge theatermaakster Laura van Dolron. De acteurs lijken zichzelf te zijn (maar blijken vaak toch een rol te spelen), spreken direct tot het publiek, hebben weinig decor nodig en weten veel metatheatrale verwarring te veroorzaken. Dat laatste doet Smit door op een briljante manier de rol van zijn vader te vertroebelen. Het wordt nooit helemaal duidelijk of deze nu namens zichzelf spreekt, omdat zijn zoon de macht over zijn tekst heeft. Is het een generatieconflict? Of is het gewoon een contrast tussen twee visies van Joris? Die dubbele bodem zorgt ervoor dat je als toeschouwer flink aan het denken gezet wordt. Daar bovenop snijdt Smit een wezenlijk hedendaags probleem aan. Veel jonge mensen twijfelen aan de huidige tijd: wat gebeurt er allemaal? Waarom gaat het zo snel en waarom staat niemand op om er iets tegen te doen? Het antwoord van de vader, die alles iets meer in het licht van de tijd kan bezien, is hoopgevend: ‘Jullie generatie is misschien niet zo idealistisch, maar wanneer je wel geëngageerd bent, ben je het ook écht! Jij durft alleen ergens over na te denken, terwijl het bij ons ook wel fashionable was om samen met iedereen in verzet te komen.’ Maar of dit nu de mening van Bartho of Joris is, blijft in het ongewisse. De toeschouwer stopt nooit met twijfelen, en dat is nu net wat de maker wil bereiken.

Dennendal is een indringende blik op de eigen tijd via een vergane tijd geworden, waarin de niet-acterende maar desondanks sterk overtuigende vader en de bijzonder innemend acterende zoon het publiek met veel stof tot nadenken de zaal laten verlaten. Dit is wat geëngageerd theater moet zijn.

Theater / Voorstelling

Bloedovergoten voorstelling over snuff-movies

recensie: Abattoir Fermé - Snuff (Index 1)

Wat zijn eigenlijk snuffmovies? Het is een genre van korte rauwe films, waarin ‘echte’ moorden op beeld vastgelegd worden. Er is nogal wat mythevorming rond dit type film: vrijwel alle snuffmovies zijn ontmaskerd als onecht. Ook zijn ze bekend uit de pornowereld: moorden voor seksueel genot, maar daar gaat deze voorstelling gelukkig níet over.

Het decor is leeg en donker gehouden. Er staat een tafel met twee stoelen, diverse bakken bloed op de vloer, een kookstelletje met een pannetje. Meest opvallende decorstuk is een groot doorzichtig plexiglas scherm dat midden op het podium aan het plafond hangt. Dit scherm is nog het meest belangrijke decorobject: bepaalde scènes spelen zich erachter af en er worden bakken bloed tegenaan gegooid. Het plexiglas leek zowel een filmprojectiescherm als een grote vitrineruit, waar zich van alles achter afspeelt.

Bloedovergoten scènes
Het begin van de voorstelling geeft een indicatie van wat er gaat gebeuren: de acteur schrobt fanatiek het bloed van de vloer en op de achtergrond wassen de twee actrices het bloed van elkaars lichaam. Alsof ze zich opmaken en alles gereed gemaakt wordt voor een nieuwe snuff-sessie.

~

In snelle successie spelen zich de scènes af, waarin het smijten en overgoten worden met bloed, het zwaaien met slagersmessen, en het plegen van moorden als een rode draad terugkomt. De scènes roepen associaties op met voorgaand werk van Abattoir Fermé en ook met beelden uit bekende films en uit de beeldende kunst. De loop van de voorstelling is zodanig onvoorspelbaar dat de spanning van begin tot eind vastgehouden wordt. En verder neemt het gezelschap geen standpunt in, en ook de moraal van het verhaal lijkt niet van belang. Bijzonder is ook dat de voorstelling in het geheel geen tekst bevat.

Een belangrijke scène is dat een actrice lijkt te willen stoppen, maar dat wordt door de anderen niet geaccepteerd: ze wordt gedwongen mee te blijven doen. Ze ligt op de vloer vóór dat plexiglas scherm en wordt door de anderen áchter het scherm gesleurd. De actrice wordt vervolgens op een slachtbank gelegd, met messen opengereten, en de ‘slachters’ tonen trots de bloeddoordrenkte messen, handen en onderarmen. Echter in een volgende scène staat de ‘dode’ actrice gewoon weer op. En dat de actrice zou willen stoppen wordt in het verloop van de voorstelling niet meer gebruikt. Er is dan ook geen verhaallijn, het is meer een knap gemonteerde sequentie van scènes als in een film.

En de voorstelling eindigt zoals die begon: de acteur schrobt verbeten het bloed van de vloer. Is het plezier geweest en moeten de sporen gewist worden of worden  voorbereidingen getroffen voor een nieuwe snuff-sessie?

De noise-achtige muziek van Kreng ondersteunt de voorstelling goed en geeft de voorstelling van begin tot eind iets heel dreigends en onheilspellends. De eenvormigheid van de muziek wordt wat doorbroken door een kort sacraal (of barok?) gedeelte en wat later door een stukje Calexico (Crystal Frontier?) dat door de muziek gemixt was. Aan het einde van de voorstelling ging het geluidsniveau in crescendo van zacht naar heel hard, ondersteund door een stroboscoopachtige belichting.

Overkill
Maar overkill dreigt: door de hele voorstelling wordt zo met bloed gegooid, met messen gezwaaid en gemoord dat gewenning optreedt, heel toepasselijk ‘het slaat dood’. Op gegeven moment spuit de acteur met een verfspuit de ruggen van de actrices helrood, maar het kwam grotesk over en meer van hetzelfde. Snuff is spannend, indrukwekkend en knap geacteerd, maar het is niet gelukt om de voorstelling van begin tot eind even interessant te houden.

Snuff beleefde op het Festival aan de Werf de Nederlandse première. Verdere speeldata volgen in het najaar maar zijn nog niet bekend op moment van schrijven.

Film / Films

Clichés in burenterreur

recensie: Lakeview Terrace

Na het bizarre fiasco The Wicker Man maakte de spraakmakende toneelschrijver Neil Labute een conventionelere speelfilm, die in zijn soort relatief subtiel is, maar teleurstellend weinig van de persoonlijkheid van de regisseur laat zien en tegen het einde jammerlijk ontspoort.

~

Chris en Lisa vormen een jong, interraciaal echtpaar dat zijn eerste koophuis in een gegoede villabuurt in Californië betrekt. Hun buurman, de macho politieagent Abel (Samuel Jackson), weduwnaar en vader van twee kinderen, is daar niet blij mee. Speelse, maar brutale pesterijtjes gaan al gauw over in openlijke vijandigheid en burenterreur. Ondertussen begint de relatie tussen de geliefden barstjes te vertonen: een afkeurende schoonvader, onenigheid over een eventuele zwangerschap en de spanningen die het gedrag van buurman Abel veroorzaken, stellen de liefde van het koppel op de proef.

Hybris

Hoewel het scenario niet van zijn hand is (het verhaal komt van de scenarist van pulp als Passenger 57 en Money Train), is het waarschijnlijk aan Labute te danken dat de burenruzies een groot deel van de film redelijk geloofwaardig en voorstelbaar blijven. Niet dat de dialogen en verwikkelingen ook maar in de verte lijken op Labutes eigen toneelwerk of scenario’s – ironische constructies over de fundamentele onmogelijkheid van eerlijke communicatie – maar ze zijn minder ongeloofwaardig dan in de doorsnee genrefilm. Hij is bijvoorbeeld verstandig genoeg om van Abel aanvankelijk een menselijke hufter te maken. De man wordt niet alleen afgetekend als zorgzame vader (het perspectief ligt in de eerste scènes van de film zelfs bij hem en zijn kinderen), maar als iemand die heilig in zijn eigen vertekende beeld van rechtvaardigheid en deugdelijkheid gelooft. Een krachtige scène waarin hij een op de vlucht geslagen misdadiger op brute wijze dwingt te beloven zijn leven te beteren, is tekenend omdat deze zowel zijn ziekelijke neiging tot machtsvertoon als zijn oprechte hybris uitbeeldt.

~

Er wordt ook sterk geacteerd: Jackson weet zowel verbaal als fysiek de juiste, bedreigende toon te raken als iemand die elke situatie naar zijn hand weet te zetten. Patrick Wilson biedt ook wat nuance in het personage van de onzekere Chris, die onwillig wordt gedwongen zich te laten gelden als beschermer van zijn gezin en huis. Nadat is gebleken dat hij met meegaande beleefdheid niets bereikt, heeft hij er zichtbaar moeite mee om het hard te spelen.

Doorsnee

Omdat de voortdurende machtsspelletjes en de reacties daarop op deze manier redelijk goed worden neergezet, is het des te jammerder dat Labute heeft ingestemd met een platte, volstrekt overdreven ontknoping, inclusief gekunstelde climactische confrontatie met daarin een fatale schietpartij. De Abel die zich tegen het einde ontpopt tot psychopaat, hoort in een slechtere film thuis. Het feit dat hij zijn baan kwijt dreigt te krijgen geeft hem enige legitimatie om alles op het spel te zetten, maar de slotscènes wijken in hun ongeloofwaardigheid en clichématige afwerking in niets af van die uit de gemiddelde pulpfilm. Daarnaast wordt vlak voor deze verwikkeling een dwaze motivatie gegeven voor Abels haat en wroeging, die zijn personage tot dat punt niet waardig is: zijn zwarte vrouw stierf in het bijzijn van haar blanke baas. Vanaf dat punt is het niet langer mogelijk Abels gestoorde karakter serieus te nemen. Bovendien verdwijnen de personages van zijn kinderen, die in het voorgaande een belangrijke rol spelen, plotseling volledig uit de film om de slotconfrontatie mogelijk te maken.

~

Door deze zwaktes is alleen de eerste driekwart van de speelduur van Lakeview Terrace het aanzien waard als bovengemiddeld vermaak. Wellicht moest Labute een gemakkelijker te verteren film dan zijn geflopte The Wicker Man maken, maar die film kon je zelfs als volledige mislukking geen zweem van persoonlijkheid en durf ontzeggen. Het slotstuk maakt Lakeview Terrace tot een film die door iedereen had kunnen worden geregisseerd.

Boeken / Fictie

Twee identiteiten zijn samen geen identiteit

recensie: Tessa de Loo - Harlekino

In het nieuwste boek van Tessa de Loo, Harlekino, gaat de jonge Saïd op zoek naar zijn Marokkaanse vader. Samen met zijn jeugdvriend Hassan doorkruist hij daarvoor Marokko. Naarmate het land en de cultuur meer vat op hem krijgen, wordt de reis een zoektocht naar zijn eigen identiteit. Uiteindelijk, door aanhoudende twijfel gedwongen, neemt hij een verschrikkelijke beslissing.

Tessa de Loo debuteerde in 1983 met de verhalenbundel De meisjes van de suikerwerkfabriek. Daarna verschenen nog acht romans en verhalenbundels, met als grootste succes De tweeling. Inmiddels is haar werk in 21 talen vertaald. Centraal in Harlekino staat de worsteling met een dubbele identiteit en de hunkering om ergens bij te horen.

Verbondenheid
Die hunkering is constant voelbaar in Saïd, net twintig, blond en knap, het product van een romance van zijn moeder met een Marokkaanse Ud-speler. Kort nadat zij zwanger bleek, vluchtte zijn vader terug naar Marokko. Saïd groeit op met zijn zweverige moeder en haar schare wisselende partners die voor langere of kortere tijd hun intrek nemen. Het zorgt er voor dat Saïd zich zelfs in zijn eigen huis niet thuis voelt.

De verhalen over zijn vader prikkelen hem dusdanig dat hij besluit om naar Marokko te gaan, met alleen een adres als aanknopingspunt. Met zijn jeugdvriend Hassan gaat hij op een moeilijke reis, waarbij ieder spoor dood lijkt te lopen tot er weer een nieuwe strohalm zich aandient. Langzaam groeit bij Saïd een gevoel van verbondenheid met de Arabische cultuur, en de lovende verhalen die hij hoort over zijn vader wakkeren het verlangen naar zijn oorsprong steeds verder aan. Als hij dan eindelijk zijn familie vindt, blijkt de realiteit er heel anders uit te zien dan hij zich had voorgesteld. 

De reis vernieuwt ook zijn vriendschap met Hassan, zoon van twee Marokkaanse ouders die zich in Marokko juist steeds minder goed thuis voelt. Ondanks het zware culturele stempel dat hij van huis uit heeft mee gekregen, bevestigt de reis vooral zijn westerse identiteit. Door de verwarrende seksuele spanning tussen Saïd en Hassan, en het verlangen naar een eigen identiteit, omarmt Saïd langzaam maar zeker de Islam. De bid- en leefregels bieden hem houvast, maar werpen tegelijkertijd de vraag op of hij zijn oude identiteit wel helemaal wil afschudden. Uiteindelijk zal Saïd een verschrikkelijk besluit nemen om zijn identiteit te bevestigen.

Eenvoudig gaat dat niet; de ondertitel van Harlekino is met reden Het boek van de twijfel. In zijn jeugd creëerde Saïd een imaginaire wereld om te kunnen vluchten voor de realiteit. Samen met Hassan geeft hij het denkbeeldige koninkrijk Saïdi-Hassanië gedetailleerd vorm, compleet met een taal, topografie, volkeren en een hofnar. Die laatste figuur wordt steeds realistischer als belichaming van Saïds geweten en twijfel. Fel gaat hij de strijd aan met Saïds keuzes, tot aan de allerlaatste toe.

Het boek van de teleurstelling
Het is een complex verhaal, vol spanningen en verwikkelingen. Maar de subtitel had beter Het boek van de teleurstelling kunnen zijn. Het is niet de twijfel die de boventoon voert, maar de reeks teleurstellingen die Saïd incasseert. De Loo voert de hoofdpersonen langdurig en traag van de ene anticlimax naar de andere. Vooral in het deel dat zich Marokko afspeelt – hoe mooi de landschappen ook worden beschreven – had een kordate redacteur er vele pagina’s uit kunnen snijden.

Het trage begin staat in schril contrast tot de versnelling aan het einde. De onbalans die daaruit voortvloeit, voert de spanning niet of nauwelijks op, maar laat het verhaal eerder uit de bocht vliegen. Harlekino is dan ook geen waardige opvolger van De tweeling; het geheel is een gekunsteld aandoend verhaal, met onnatuurlijke dialogen en ongeloofwaardige wendingen. Wat rest, is een roman met een zeer actueel thema die bij vlagen weliswaar onderhoudend is, maar uiteindelijk niet overtuigt.

 

Boeken / Fictie

De enige reëel visceralist overleed in 2003

recensie: Roberto Bolaño (vert. Aline Glastra van Loon) - De wilde detectives

 is de nieuwste lijder aan dit Vincent van Gogh–syndroom: hoe veel en goed hij ook schreef, pas sinds zijn overlijden in 2003 wordt hij gerekend tot de groten van de hedendaagse literatuur.

Wat is dat toch met sommige schrijvers? Bij leven schrijven ze duizenden pagina’s, treden op, worden vertaald en verfilmd, en dat alles in het windstiltegebied dat literatuur voor veel mensen is. Zijn ze echter dood, dan worden zelfs verfrommelde boodschappenlijstjes als kostbare manuscripten verhandeld. Roberto Bolaño

De Bolaño–manie houdt de literaire wereld in zijn greep. Met zijn postuum gepubliceerde roman 2666 (twee kilo schoon aan de haak) houdt de schrijver bovendien vele literatuurwetenschappers bezig; het boek staat bol van de verwijzingen naar andere literaire werken. In 1998 schreef Bolaño De wilde detectives, een boek dat zich laat vergelijken met 2666. Uitgeverij Meulenhoff begreep dat je van een kip die gouden eieren legt ook de scharrelexemplaren op de markt moet brengen, fabriceerde razendsnel een tweede druk, voorzag de roman van een nieuwe titel en legde hem in de boekwinkel naast het elfhonderd pagina’s tellende wondertje. ‘Van de auteur van de internationale bestseller 2666‘–sticker erop en laat de kassa’s maar rinkelen.

Verdwaald in verheven ideeën
De wilde detectives handelt volgens de achterflap over ’twee hedendaagse don quichotes, de Mexicaanse dichters Arturo Belano en Ulises Lima’. Dat is slechts ten dele waar. Meer nog valt in het eerste deel van het boek de ongelooflijke veelheid aan personages op. De verteller in dit eerste luik is Juan García Madero, een jonge rechtenstudent met verheven ideeën over literatuur en de poëzie. Deze García Madero zoekt aansluiting bij een groep dichters die zich reëel visceralisten noemt. García Madero wil niets liever dan óók een reëel visceralist worden en sluit zich aan bij de groep rond Belano en Lima. Er is maar weinig tijd om te schrijven: er moet geneukt worden, en gezopen en gerookt en zoveel mogelijk drugs geconsumeerd. En dat allemaal met zo’n intensiteit dat Herman Brood (nog een kunstenaar wiens dood hem geen windeieren legde) er van zou hebben staan te kijken. Zo af en toe schrijft er iemand een gedicht, nog sporadischer wordt er een schrijfseltje van de groep in een tijdschrift gepubliceerd.

In het tweede deel slaagt Bolaño er in nog veel meer personages in zijn verhaal te proppen. Door het optekenen van getuigenverslagen van de reizen van Belano en Lima, wordt het verhaal van die laatsten verteld vanuit ieder denkbaar perspectief. En dat komt de hoofdpersonen niet ten goede. Kun je je in de eerste helft van het boek nog laten meeslepen door het vuur waarmee die jonge naïevelingen zich verliezen in hun literaire ambities, in het tweede deel wordt pijnlijk duidelijk dat we hier met twee kinderachtige en bovendien niet al te getalenteerde dichtertjes te maken hebben, luchtkastelenbouwers met een grote overredingskracht en te veel energie.

Genie zonder teugels
Om een roman als De wilde detectives te schrijven moet je waarschijnlijk geniaal zijn. De wijze waarop Belano en Lima en ook García Madero liefdevol en toch met ironie beschreven worden, doet vermoeden dat Bolaño een groot schrijver was. Geniën willen zich echter nog wel eens vergalopperen en het lijkt alsof Bolaño hier de teugels iets te veel heeft laten vieren. De eindeloze dialogen, de woeste beschrijvingen van wéér een sekspartij, wéér een doorwaakte nacht, wéér een discussie over negentiende–eeuwse Franse dichters; het is wat veel van het briljante. Doseren is een van de weinige woorden die niet in Bolaño’s vocabulaire voorkomen.

De figuur Bolaño neemt inmiddels mythische proporties aan. Zijn dood is omgeven door raadsels en complottheorieën. Hij is het soort fantoom geworden dat de jongens in het boek najagen, de reëel visceralist die hun voorbeeld had kunnen zijn.

Film / Films

Dude vindt dude

recensie: Pineapple Express

Arthouse-lightfilmer David Gordon Green verrast met Pineapple Express, een ouderwetse wietkomedie die doet denken aan buddyfilms uit de jaren tachtig. Waar Green eerder licht artistieke films maakte is Pineapple Express een pretentieloos niemendalletje dat je rookt maar niet inhaleert.

~

Pineapple Express is een stoner komedie over sympathieke stumperds in de ban van de blow. Dale Benton is een luie ambtenaar die alleen nog kan genieten als hij een joint rookt. Een makkelijke rol voor Seth Rogen (Knocked Up, Zach and Miri make a Porno)die er zijn specialiteit van heeft gemaakt om luie donders en losers te spelen. Saul Silver gespeeld door een relaxte James Franco is Bentons dealer en voorziet hem van de juiste wiet, terwijl hij zich poëtisch uitlaat over zijn herbs (‘to smoke this shit is like killing a unicorn‘). Er ontstaat een band tussen beide mannen die elkaar in hun gezamenlijke passie gevonden hebben, maar dan volgen er de nodige obstakels die deze prille bromance op de proef stellen. Dale is de getuige van een afrekening en wordt gespot. Het criminele circuit is niet groot en als Dale per ongeluk een peuk van zijn Pineapple Express-joint (‘like smelling god’s vagina‘) achterlaat, weten de slechterikken als snel het spoor naar Saul te vinden. Saul en Dale gaan op de vlucht wat voor de nodige ongein zorgt als twee bijdehante moordenaars ze op het spoor zijn. De film eindigt in een voorspelbare en gewelddadige schietpartij, waarna het al snel eindgoed al goed is.

Blow bro’s

~

Pineapple Express doet in zijn bijna cartoonachtige mengeling van humor en actie denken aan het gouden tijdperk van de buddyfilms, de jaren tachtig. De film heeft in die combi wat weg van Midnight Run of 48 Hours, maar ook het meesterwerk van de wietfilm, Cheech en Chong’s Up in Smoke. Een recentere serie die naadloos past in dit genre zijn de Harold en Kumarfilms waar de vriendschap tussen twee blowende vrienden ook op de proef wordt gesteld. Het einde van Pineapple Express in een diner doet sterk denken aan de conclusie van Harold and Kumar get the Munchies waar de pantoffelhelden eindelijk het geluk vinden na een avond vol benarde maar humoristische verwikkelingen. Pineapple Express draagt ook duidelijk het stempel van schrijver en producer Judd Apatow die het komediegenre de laatste jaren weer nieuw leven heeft ingeblazen. Wie Apatows films kent zal de nodige bekende koppen herkennen, en acteur Seth Rogen werkte ook mee aan het script. Voor David Gordon Green geldt echter dat het duiden van zijn filmografie door de toevoeging van Pineapple Express complexer is geworden. Green debuteerde met het kwetsbare en mooi opgebouwde George Washington en maakte vervolgens All the Real Girls. Die film was een poging om een liefdesverhaal iets alledaags en realistisch te geven, maar pretentieuze scènes en richtingloze mooifilmerij zorgden voor een verwarrend eindresultaat. Undertow was een hommage aan Night of the Hunter en in die film toonde Green een tastbare affiniteit met de gore en verarmde hillbilly-cultuur in het zuiden van de Verenigde staten.

Er is een duidelijke kloof tussen Greens eerdere werk en Pineapple Express, en die laatste kun je het beste tot je nemen onder het genot van een biertje en in het gezelschap van niet al te veeleisende vrienden. De formuleachtige afwikkeling en het luie plot zijn nog de grootste manco’s. De actiescènes die er verouderd uitzien worden nog enigszins gecompenseerd door de citeerbare dialogen (‘supersize it bitch!‘) die inzicht verschaffen in het hedendaagse gevloek en gedis in de VS. Maar serieuze cinema is Pineapple Express zeker niet, en het is de vraag wat Green gaat doen na dit komische tussendoortje.

De dvd bevat een Unrated Version van de film en daarnaast twee sporen audiocommentaar. Verder is er de gebruikelijke meligheid van verwijderde scènes en bloopers en nog eens twee documentaires voor als je echt niet genoeg van de film kunt krijgen.

Muziek / Voorstelling

Dodelijk vermoeide femme fatale verwarmt de harten

recensie: Leoš Janácek – De zaak Makropulos

Bestaat er een killere moeder dan Emilia Marty, de hoofdpersoon van Janáceks De zaak Makropulos? Weliswaar vermoordt zij haar kinderen niet zoals Medea, maar haar kinderen laten haar volkomen koud: ‘Hoe weet ik of ik niet duizenden koters heb op deze aardbol?’ Emilia is de ultieme ijskoude diva. Alles verveelt haar: het goede, het kwade, de aarde, de hemel. Voor haar zijn er alleen ‘dingen en schaduwen’.

~

Verwonderlijk is Emilia’s kilheid niet: iedereen waarvan zij ooit heeft gehouden is dood, alles heeft zij al meerdere malen meegemaakt. Ze is dan ook geen gewone operaheldin: Emilia Marty is 337 jaar oud. Als meisje van zestien heeft zij een elixer van haar vader gekregen dat haar eeuwenlang in leven heeft gehouden, maar nu voelt zij dat het uitgewerkt is. Op zoek naar het recept, manipuleert zij zonder scrupules al haar oude minnaars – en hun nakomelingen – en gaat daarbij letterlijk over lijken. Dit alles komen we echter pas aan het slot van de opera te weten, de opera begint als een rechtbankdetective rond een bijna een eeuw voortslepende erfeniszaak. Pas wanneer zij op slinkse wijze uiteindelijk het recept in handen krijgt, beseft zij dat zo lang leven alles betekenisloos maakt, en verkiest te sterven.

Jaarringen en een atoomklok

~

Een opera over sterfelijkheid en eeuwigheid dus, over eindeloze herhaling en het voortschrijden van de tijd. Aan dat laatste is in deze enscenering van Ivo van Hove en Jan Versweyveld – het duo dat vooral veel voor Toneelgroep Amsterdam werkt – geen ontsnappen mogelijk: een langzaam en dan weer snel ronddraaiende atoomklok telt genadeloos de een uur en veertig minuten die de opera in beslag neemt af. Wanneer de klok op nul staat, is de opera afgelopen. Klinkt simpel, en dat is het ook, maar het werkt wel.

De roterende houten schijven waaruit het eenheidsdecor is opgebouwd lijken op de jaarringen van een boom en brengen veel vaart in een verder vrij statische opera. En dat is knap, want De zaak Makropulos is in het eerste uur vooral een conversatiestuk, zonder aria’s of duetten, maar daarvoor in de plaats een enorme hoeveelheid dialogen. Als geen ander weet Janáèek echter een verfijnde orkestratie te koppelen aan door spreektaal geïnspireerde melodieën, waardoor deze opera muzikaal van begin tot einde sprankelt.

Droomdebuut
Yannick Nézet-Séguin, sinds augustus chef-dirigent van Rotterdams Philharmonisch Orkest, maakt met De zaak Makropulos een droomdebuut bij De Nederlandse Opera. Vanaf de eerste hamerende paukenslagen, de gejaagde strijkers en de vervaarlijk knorrende blazers in de prelude musiceert het Rotterdams Philharmonisch op het scherpst van de snede met een buitengewoon heldere klankbalans. Dat belooft wat voor Puccini’s Turandot die volgend jaar mei gepland staat.

In de cast veel vertrouwde gezichten – Marisca Mulder, Dale Duesing en Graham Clarke – maar zoals het hoort in deze opera draait eigenlijk alles om de Australische sopraan Cheryl Baker. Afstandelijk en hautain, maar ook verleidelijk en hartverscheurend toont zij Emilia Marty als een dodelijk vermoeide femme fatale. Precies zoals Janácek wilde, voelt iedereen aan het einde met haar mee. Het minutenlange applaus na afloop was eigenlijk nog te kort.