Tag Archief van: landscape

Boeken / Non-fictie

Experiment: werkloos in Frankrijk

recensie: Florence Aubenas (vert. Frans van Zetten) - De bodem van de pan. Undercover aan de onderkant van de samenleving

.

De hoge werkloosheidscijfers in Frankrijk vormen al jarenlang aanleiding tot rellen en protesten. Als journaliste van het gerespecteerde Parijse actualiteitenblad Le Nouvel Observateur bekijkt Florence Aubenas deze gebeurtenissen vanaf een afstand; zelf heeft ze immers weinig te maken met haar protesterende landgenoten. Ze besluit daar verandering in te brengen door te verhuizen naar een kleine kamer in de voor haar onbekende stad Caen. Haar doel: het veroveren van een vaste baan. Aubenas maakt bij haar zoektocht geen gebruik van haar status als gevierd journaliste, maar gaat op pad met een cv dat – op haar middelbareschooldiploma na – blanco is.

Een eeuwigheid wachten op een onderbetaalde baan
In haar thuisland staat Aubenas bekend om haar gewaagde reportages, die ze soms duur moet betalen met onder meer een maandenlange gijzeling in Irak. De zoektocht naar een baan in Caen is van een geheel andere orde, maar daarmee geen kleinere uitdaging. Banen liggen namelijk allesbehalve voor het oprapen in het kleine stadje. Desondanks begint Aubenas met frisse moed aan haar zoektocht, totdat ze merkt dat de uitzendbureaus een dermate groot overschot aan werkzoekenden hebben dat ze zelfs haar persoonsgegevens niet willen noteren. Er zit voor haar niets anders op dan naar Pôle Emploi te gaan; een Franse overheidsinstantie die zich richt op werkloze burgers.

De situatie bij Pôle Emploi is schrijnend: de vele ingeschreven werkzoekenden wachten dagelijks urenlang op nieuwe vacatures – meestal tevergeefs. De banen die vrijkomen zijn voor slechts enkele uren in de week, op onmogelijke tijdstippen en onderbetaald. Toch grijpen de werklozen van Caen iedere kans op een inkomen en wellicht ooit een vaste aanstelling aan. Dat merkt Aubenas tijdens haar schoonmaakwerkzaamheden op een veerboot, in een vakantiepark en in een kantorencomplex. Ondanks de slechte werkomstandigheden en lage lonen zijn haar collega’s dolblij met het feit dat ze een baan hebben kunnen vinden. En omdat één baan zelden voldoende oplevert, vertrekken de meeste medewerkers na hun werkzaamheden naar het volgende baantje. Om daar na twee of drie uur weer te vertrekken, op weg naar baan drie.

Hardwerkend, sterk en doortastend
Het kost Aubenas bijna zes maanden voordat ze een vast arbeidscontract heeft gevonden: ze mag dagelijks van half zes tot acht uur ’s ochtends aan de slag bij een schoonmaakbedrijf in Caen. Zoals ze van tevoren heeft bedacht weigert ze dit contract en keert ze terug naar Parijs. Ze houdt haar kamer in Caen echter wel aan en schrijft daar De bodem van de pan.

Ondanks dat Aubenas er geen twijfel over laat bestaan dat de situatie van de werkzoekenden in Caen treurig en uitzichtloos is, klinkt er geen medelijden door in haar boek. Ze beschrijft de mensen die ze leert kennen als hardwerkend, sterk en doortastend. Met enkele werklozen raakt ze in de loop van de tijd bevriend, maar in haar beschrijvingen wordt ze nooit te familiair. Haar schrijfstijl blijft steeds observerend, waardoor De bodem van de pan een journalistiek werk is geworden en niet simpelweg een verzameling anekdotes.

Solidariteit met de Franse werklozen
Aubenas houdt zich in haar boek verre van politieke analyses en kritiek op het Franse systeem. Ze beschrijft wat ze ziet en meemaakt zonder daar conclusies aan te verbinden. Toch zegt Aubenas impliciet veel over de erbarmelijke situatie in Frankrijk. Wie leest onder welke beroerde omstandigheden de Franse werklozen verkeren, kan niet anders dan concluderen dat er snel iets moet veranderen voordat de situatie nog verder uit de hand loopt. Op haar eigen nuchtere manier toont Aubenas zich solidair met alle Fransen die dagelijks moeten strijden om werk, geld en eten, en als lezer is het onmogelijk om je niet bij haar aan te sluiten.

Boeken / Non-fictie

Experiment: werkloos in Frankrijk

recensie: Florence Aubenas (vert. Frans van Zetten) - De bodem van de pan. Undercover aan de onderkant van de samenleving

.

De hoge werkloosheidscijfers in Frankrijk vormen al jarenlang aanleiding tot rellen en protesten. Als journaliste van het gerespecteerde Parijse actualiteitenblad Le Nouvel Observateur bekijkt Florence Aubenas deze gebeurtenissen vanaf een afstand; zelf heeft ze immers weinig te maken met haar protesterende landgenoten. Ze besluit daar verandering in te brengen door te verhuizen naar een kleine kamer in de voor haar onbekende stad Caen. Haar doel: het veroveren van een vaste baan. Aubenas maakt bij haar zoektocht geen gebruik van haar status als gevierd journaliste, maar gaat op pad met een cv dat – op haar middelbareschooldiploma na – blanco is.

Een eeuwigheid wachten op een onderbetaalde baan
In haar thuisland staat Aubenas bekend om haar gewaagde reportages, die ze soms duur moet betalen met onder meer een maandenlange gijzeling in Irak. De zoektocht naar een baan in Caen is van een geheel andere orde, maar daarmee geen kleinere uitdaging. Banen liggen namelijk allesbehalve voor het oprapen in het kleine stadje. Desondanks begint Aubenas met frisse moed aan haar zoektocht, totdat ze merkt dat de uitzendbureaus een dermate groot overschot aan werkzoekenden hebben dat ze zelfs haar persoonsgegevens niet willen noteren. Er zit voor haar niets anders op dan naar Pôle Emploi te gaan; een Franse overheidsinstantie die zich richt op werkloze burgers.

De situatie bij Pôle Emploi is schrijnend: de vele ingeschreven werkzoekenden wachten dagelijks urenlang op nieuwe vacatures – meestal tevergeefs. De banen die vrijkomen zijn voor slechts enkele uren in de week, op onmogelijke tijdstippen en onderbetaald. Toch grijpen de werklozen van Caen iedere kans op een inkomen en wellicht ooit een vaste aanstelling aan. Dat merkt Aubenas tijdens haar schoonmaakwerkzaamheden op een veerboot, in een vakantiepark en in een kantorencomplex. Ondanks de slechte werkomstandigheden en lage lonen zijn haar collega’s dolblij met het feit dat ze een baan hebben kunnen vinden. En omdat één baan zelden voldoende oplevert, vertrekken de meeste medewerkers na hun werkzaamheden naar het volgende baantje. Om daar na twee of drie uur weer te vertrekken, op weg naar baan drie.

Hardwerkend, sterk en doortastend
Het kost Aubenas bijna zes maanden voordat ze een vast arbeidscontract heeft gevonden: ze mag dagelijks van half zes tot acht uur ’s ochtends aan de slag bij een schoonmaakbedrijf in Caen. Zoals ze van tevoren heeft bedacht weigert ze dit contract en keert ze terug naar Parijs. Ze houdt haar kamer in Caen echter wel aan en schrijft daar De bodem van de pan.

Ondanks dat Aubenas er geen twijfel over laat bestaan dat de situatie van de werkzoekenden in Caen treurig en uitzichtloos is, klinkt er geen medelijden door in haar boek. Ze beschrijft de mensen die ze leert kennen als hardwerkend, sterk en doortastend. Met enkele werklozen raakt ze in de loop van de tijd bevriend, maar in haar beschrijvingen wordt ze nooit te familiair. Haar schrijfstijl blijft steeds observerend, waardoor De bodem van de pan een journalistiek werk is geworden en niet simpelweg een verzameling anekdotes.

Solidariteit met de Franse werklozen
Aubenas houdt zich in haar boek verre van politieke analyses en kritiek op het Franse systeem. Ze beschrijft wat ze ziet en meemaakt zonder daar conclusies aan te verbinden. Toch zegt Aubenas impliciet veel over de erbarmelijke situatie in Frankrijk. Wie leest onder welke beroerde omstandigheden de Franse werklozen verkeren, kan niet anders dan concluderen dat er snel iets moet veranderen voordat de situatie nog verder uit de hand loopt. Op haar eigen nuchtere manier toont Aubenas zich solidair met alle Fransen die dagelijks moeten strijden om werk, geld en eten, en als lezer is het onmogelijk om je niet bij haar aan te sluiten.

Film / Films

Een mysterieuze crisis

recensie: Colony

Deze documentaire biedt geen verrassingen, maar wel een fascinerend en prachtig gefilmd beeld van de bijenhouderij.

~

Uit Colony (2009) blijkt dat bijen niet alleen belangrijk zijn voor honing, maar ook door boeren worden gebruikt om gewassen te bestuiven. Moderne bijenhouders leveren daarom bijen aan landbouwbedrijven en verdienen zo het merendeel van hun geld. Documentairemakers Carter Gunn en Ross McDonnell geven in de film een beeld van verschillende families die actief zijn als bijenhouders. Je ziet hoe ze Amerika afreizen met vrachtwagens vol bijenkasten. Wat prachtige shots tonen het Amerikaanse landschap en enorme zwermen bijen in actie als een wonderbaarlijke natuurkracht. De organisatie en de structuur van de kolonie is complex, maar efficiënt en is voor veel van de ondervraagden een soort ideale gemeenschap. Tussen poëtische segmenten wordt gesproken over het belang van de bijenhouderij en blijkt dat die door velen wordt gezien als het vergeten broertje van de landbouwindustrie.

Instorting

Na deze inleiding verandert de film echter snel van toon. De omslag komt als een imker spreekt over de mogelijkheid dat er iets mis kan gaan in de complexe structuur van de bijenkolonie.  Vervolgens worden de eerste imkers geconfronteerd met een mysterieus fenomeen. Bepaalde bijenkoloniën verdwijnen plotseling, zonder terug te komen. Het gevolg is dat koloniën in elkaar storten, waardoor het fenomeen in Amerika al snel bekend staat als Colony Collapse Disorder (CCD). Het fenomeen breidt zich snel uit door Amerika en treft ook andere landen.

~

Colony toont na de komst van CCD opeens een drama op macro- en microniveau. Experts hebben het over de mogelijke oorzaken, zoals het gebruik van pesticiden en het onnatuurlijke gebruik van bijen bij de bestuiving. De documentairemakers volgen ook een aantal imkers, zoals de gelovige familie Seppi, waarvan de zonen net begonnen zijn als bijenhouders. Voor hen is CCD een Bijbelse plaag die ervoor zorgt dat ze bijna geen bijen meer overhouden voor de bestuiving.

Pijnlijke gesprekken

Dit valt samen met de economische crisis in de VS, waardoor de sfeer grimmiger wordt als veel imkers zich realiseren dat hun bedrijven de situatie niet zullen overleven. Voor de Seppi’s komt het hard aan en in pijnlijke gesprekken tussen een van de zoons en zijn moeder blijkt hoe ze moeten vechten om te overleven. In een schrijnende scène worden de onervaren jongens door boeren gedwongen om hun prijzen voor het gebruik van bijen te verlagen, terwijl ze weten dat ze niets over zullen houden. In dramatisch opzicht geven de broers de film een hart, terwijl ze de bijenziekte ook in verband brengen met hun christelijke levensvisie.

Colony heeft prachtige shots van de weidsheid van Amerika, die worden aangevuld met een sfeervolle soundtrack van de band Clogs. De film heeft ook een goed tempo door af te wisselen in zijn perspectief, alhoewel de film geen verrassingen biedt voor mensen die al vergelijkbare documentaires kennen. Naar het einde toe wordt de film wat langdradig en lijken de makers niet echt te weten hoe ze tot een goed slot komen. Het mysterie van CCD is nog steeds niet opgelost en de crisis wordt hardnekkiger, waardoor er zeker geen sprake is van opluchting of catharsis. Colony heeft de kijker dan wel een beeld gegeven van het belang van de bijenhouderij.

Eyeopener

De film past daarmee in de toenemende trend van licht activistische documentaires over de voedselindustrie. Bij het publiek is er een groeiend bewustzijn ontstaan over voedsel en hoe het geproduceerd wordt, wat ook blijkt uit het succes van het Nederlandse Food Film Festival en films als Food, Inc. en Our Daily Bread. Alhoewel de film niet zal choqueren, zoals films als Taste the Waste of The End of the Line doen, is het zeker een eyeopener en een bescheiden hommage aan de eigenzinnige en kwetsbare bijenhouders in een tijd van crisis.

Boeken / Fictie

Een persoonlijke bloemlezing

recensie: Arie Boomsma (samensteller)- Met dat hoofd gebeurt nog eens wat

.

Voor een beetje bloemlezing moet je, als een Gerrit Komrij, de Nederlandse poëzie in de breedte kunnen overzien. Je keuze moet dan niet al ongeveer door een ander aan de man zijn gebracht. Je zult kwalitatief met iets eigens moeten komen en dat leuk verantwoorden in een woord vooraf. Boomsma krijgt het wonderwel voor elkaar.

Fijne neus
Hij is om te beginnen gevoelig voor dichterstaal. Zijn moeder had dichtbundels in de kast staan die een wereld openden voor puber Arie. Eerder was hij al geraakt door het boek dat in huize Boomsma domineerde, de Bijbel, en dan speciaal door de erotische zweem van het Hooglied. Moeder Boomsma had niet alleen een fijne neus voor poëzie, ook voorzag ze allerlei levensmomenten van een passende dichtregel. Die citeerde ze uit haar blote hoofd.

In de wildgroei van poëziebloemlezingen wilde Boomsma zich onderscheiden. Een gedicht mocht er pas in als het voldeed aan drie voorwaarden: het moest hem aan het denken zetten, het moest hem emotioneren en het moest een zekere verandering in hem teweegbrengen. Hij is kennelijk een man van het hoofd en het hart, twee gebieden die bij hem soepel in elkaar grijpen. Louter cerebrale en louter emotionele gedichten hebben niet zijn voorkeur. Zijn laatste voorwaarde is opvallend, want de algemene mening is dat kunst weinig tot niets verandert. Kunst is dan al snel een roomsoes waarop bezuinigd kan worden.

Klein avontuur
Natuurlijk kan aan de voorwaarden niet bij iedere lezer door ieder gedicht worden voldaan. Het is aardig om dat gedicht na gedicht te checken. Veel gedichten zetten je aan het denken, maar poëzie maakt het daar nu eenmaal al snel naar, afhankelijk van de bereidheid van de lezer daartoe. De door Boomsma gekozen denkgedichten bevatten vaak kronkels met buitenissige wendingen. Het is duidelijk dat hij daarvan kan genieten. Behalve iets ongebruikelijk filosofisch kunnen ze ook iets theatraals hebben; voorstelbaar is dat hij ze graag hardop voorleest. Dat kan op zich al emotioneren en wie weet brengt dat ook een zekere verandering in hem teweeg, al is het maar voor een minuutje of wat. Dat laatste had hij in zijn voorwoord ietsje kunnen toelichten. Verder maakt hij niet de indruk een lezer te zijn die zich graag uitput in close-reading. Dat hoeft een bloemlezer ook niet.

Veel van de gedichten hebben iets grappigs en bevatten toch ook iets ernstigs. Wat goeddeels ontbreekt zijn gedichten die zonder meer hapklaar van mooiheid zijn. Die zullen hem te gemeenplaatserig zijn.

Aan de slag
De dichters worden alfabetisch opgediend, waarmee Boomsma zich ontslaat van de uitdaging om aan de hand van zijn voorwaarden te groeperen. Gezien zijn keuze had dat ook moeilijk gekund. Er zijn zo’n tweehonderd gedichten van evenzoveel dichters, van wie er zeker zo’n vijftig weinig of geen bekendheid genieten. Dat biedt een verrassende invalshoek. Achttien dichters zijn in de verre negentiende eeuw geboren, H.A. Spandaw (‘De mens’) zelfs in de achttiende eeuw. Van de 72 dichters die voor de oorlog zijn geboren, leven er nog vijftien, van wie Vroman de oudste is (1915). De bloemlezer heeft de Nederlandse poëzie goed overzien.

De bloemlezing zal vooral aanspreken als de smaak van de lezer goeddeels overeenkomt met die van Boomsma. Hij heeft inderdaad een persoonlijke keuze weten te maken. Willens en wetens heeft hij van bijna alle dichters geen voor de hand liggende of bekende gedichten gekozen. Ook dat verrast.

Boeken / Non-fictie

Een Telegraaf als provocatie

recensie: Martijn Haas - Dr. Rat, Godfather van de Nederlandse Graffiti

.

Ivar groeit op in een artistiek gezin, getekend door twintigste-eeuwse verschrikkingen: zijn vader ontvluchtte Letland, zijn moeder zat in een kamp op Nederlands-Indië. Een makkelijk kind is Ivar niet. De punkcultuur van de jaren zeventig is hem op het lijf geschreven: ‘Favoriet zijn de Sex Pistols, uiteraard, al was het maar vanwege de losgeslagen bassist Sid Vicious voor wie hij na diens dood een speciaal gotisch sjabloon ontwerpt.’

‘Medisch Expressionisme’
De wortels van de Nederlandse graffiticultuur liggen in de Britse punkbeweging. Pas later zouden Nederlandse straatartiesten de zo kenmerkende Amerikaanse invloeden overnemen. Het is ook de punkcultuur die het werk van Ivar bepaalt. Zijn favoriete bands bijvoorbeeld, en de Amsterdamse tijdschriften en cultuurcentra waarvoor hij werkt. Maar ook drugs, veel drugs.

Zijn werk ziet Ivar als onlosmakelijk verbonden met zijn toenemende gebruik. Deze fascinatie drijft hij zover door dat hij als Dr. Rat een medicijnkoffertje met drugs bij zich draagt, en spreekuren houdt waarin hij verslaafden drugs toedient. Kunstenaar en vriend Erik Hobijn maakte dit van dichtbij mee en verwonderde zich over de termen die Ivar gebruikte:

‘We hadden het op een gegeven moment over horse, en kwamen tot de conclusie dat wij allen jockeys waren, die ons paard bereden. En dat de vorm waarbinnen wij dit etaleerden het Medisch Expressionisme was.’

Telegraaf
Met Dr. Rat, Godfather van de Nederlandse graffiti schreef journalist Martijn Haas het tweede deel van zijn drieluik over het creatieve Amsterdam van rond 1980. Krakersrellen, de opkomst van een do it yourself-mentaliteit bij punkers, maar ook de alternatieve strips van stripwinkel Lambiek droegen bij aan het klimaat waarin Ivar zijn faam uitbouwt. Haas interviewde betrokkenen en selecteerde veel beeldmateriaal om de periode mee te reconstrueren.

Toch beschrijft hij de ongrijpbare Ivar niet als zomaar een kind van zijn tijd. Hij laat zien dat deze zich binnen de punkbeweging keert tegen het gezag, maar dat hij evengoed met een Telegraaf in de hand slapende krakers wakker schopt. Of ze alsjeblieft werk willen zoeken.

Zijn idee van recalcitrantie hield niet op bij het agiteren tegen autoriteiten, linkse punks provoceren met het leesvoer van de Hollandse burgerman vond hij net zo leuk.

Op het moment dat Ivar in juni 1981 aan een overdosis methadon overlijdt, is hij een ster binnen de Amsterdamse underground. Hij wordt gevolgd door nieuwsgierige journalisten, heeft een kortstondige relatie met Nina Hagen, en is baanbrekend als straatkunstenaar. In Paradiso proberen hij en Hobijn bijvoorbeeld met olifantenstront en muziek de Amsterdamse ordeloosheid te vangen. Met succes, zo blijkt, want de directie besluit vroegtijdig de avond te beëindigen.

Observator
Dr. Rat verwondert niet alleen zijn tijdgenoten, maar ook de lezer. Haas legt verbanden tussen de traumatische levenservaringen van zijn ouders en zijn moeilijke gedrag, en vergelijkt diens werkwijze met de brede kunstdefinitie van de dadaïsten. Maar dit journalistieke verslag mist een analyse van het biografisch onderwerp zelf. Ivar kan zich dan goed aanpassen aan uiteenlopende situaties, en is binnen de punkbeweging eerder ‘observator, boodschapper en initiator’ dan politiek inspirator; het maakt niettemin nieuwsgierig naar zijn motivaties. Helemaal omdat hij zich als straatkunstenaar, kraker en punker beweegt op de grens tussen idealisme, romantiek en criminaliteit.

Een geslaagde historische reconstructie is Dr. Rat wel. De eigenzinnige Ivar ViÄs en zijn biografie weerspiegelen een tijdsbeeld en een subcultuur, verpakt in deze prachtige uitgave vol foto’s en tekeningen. Martijn Haas herinnert ons zo de vroege jaren tachtig, en hoe creatief en turbulent die jaren ook in Nederland waren.

Boeken / Non-fictie

Levenslange verwantschap

recensie: J. Blokker, H.J.A. Hofland & H. Mulisch - Ik heb nooit iets met leeftijd gehad

Een kleine maar mooie traditie werd in 1978 geboren: weekblad Vrij Nederland publiceerde vanaf dat jaar vier gezamenlijke interviews met journalisten Jan Blokker en Henk Hofland, en schrijver Harry Mulisch.

De eerste keer werden ze alle drie vijftig, de laatste keer was Blokker net tachtig geworden, en stonden ook de anderen op het punt die eerbiedwaardige leeftijd te bereiken. Nu Blokker en Mulisch overleden zijn, en er geen interviews meer zullen volgen, vond De Bezige Bij het tijd om de stukken te bundelen onder de titel Ik heb nooit iets met leeftijd gehad.

National Treasures

Terwijl het ene triumviraat van de Nederlandse letteren, Mulisch, Reve en Hermans, bekend als De Grote Drie, voortdurend op voet van oorlog leefde, was het driemanschap Blokker, Hofland en Mulisch gebaseerd op een innige verwantschap. Alle drie geboren in 1927, alle drie gevormd in de laatste werkelijk chaotische periode in de Nederlandse geschiedenis. En alle drie gegroeid in de rol van wat de Engelsen zo mooi National Treasures noemen.

Juist die gezamenlijke levensgeschiedenis maakt Ik heb nooit iets met leeftijd gehad zo’n vreemde titel voor deze bundel. Het is een tussenzinnetje, gevallen tijdens een van de latere gesprekken, en is een potentieel cliché in de trant van ‘je bent zo oud als je je voelt’. Daarnaast krijgt het door de promotie tot titel het aura van een diepere waarheid.

Echte leeftijd

Want het is onzin, de drie hebben juist altijd alles met leeftijd gehad. Met hun ‘echte’ leeftijd welteverstaan, de leeftijd die je nooit werkelijk gepasseerd bent. Hofland is de jongste gebleven; naar eigen zeggen is hij nooit ouder dan zes geworden. Aan zijn gave zich te verwonderen over alles en zijn voorliefde voor ‘maken’ te zien, klopt dat ook. Blokker heeft de volwassenheid net gehaald, ergens begin twintig heeft hij zich altijd gevoeld. Mulisch daarentegen is blijven hangen rond zijn zeventiende levensjaar.

Inderdaad de leeftijd waarop iemand zich volwassen kan voelen zonder het werkelijk te zijn en zich wereldwijs waant. Precies zoals hij als schrijver altijd heeft geschreven alsof hij de wereld misschien niet helemaal doorzag, maar dat het niet veel scheelde. Altijd op de rand van de openbaring balancerend. De ‘echte leeftijd’ verleent inzicht in de levenshouding van de drie mannen en vormt zo een onzichtbare leidraad in de gesprekken.

Mulisch steelt de show

Tot zover de Weense sofa, dit bundeltje gemoedelijke cafétafelgesprekken behoeft geen gepsychologiseer om interessant te zijn. Het zijn rustig voortkabbelende conversaties van drie mensen die, ieder op hun eigen manier, ideale tafelgenoten zijn. Hoewel Blokker als nationale geschiedenisleraar en Hofland als observator onovertroffen zijn, is het Mulisch die in ieder interview de show steelt. Soms droogkomisch, soms cynisch, het zijn telkens zijn opmerkingen die je in de lach doen schieten. Naar aanleiding van de onthulling dat zowel Hofland als Blokker weigert met een roze strippenkaart te reizen, zegt Mulisch:

Ik vind ook dat er weer een persoonsbewijs moet komen. Dan zijn we weer helemaal thuis. In de oorlog kon je ook gratis van het openbaar vervoer gebruikmaken, namelijk als je jood was, als je werd opgehaald. Dan hoefde je niet te betalen. Ook de Amsterdamse tram van de Hollandse Schouwburg (verzamelplaats van Amsterdamse joden, JP) naar het station was voor niets. Gratis openbaar vervoer is best mogelijk.

Ware tijdgenoten

Dat leeftijd toch een rol speelt blijkt ook uit het aantal woorden dat eraan vuilgemaakt wordt. Wederom is een citaat van Mulisch het dankbaarst als illustratie:

Als ik bedenk wat ik allemaal deed toen ik vierentwintig was… De hele nacht doorhalen. Frauengeschichten. Allemaal meesterwerken schrijven. Tot vier uur op De Kring en de volgende dag gewoon verder. Als ik eraan terugdenk, vraag ik me af: hoe was het in godsnaam mogelijk?

En passant definieert hij ook nog even de kern van de verwantschap tussen de drie mannen: ‘Je ware tijdgenoten zijn je leeftijdgenoten. Ook zij die niet meer leven. Ik kijk altijd als ik me voor iemand interesseer wat hij deed toen hij zo oud was als ik.’ Deze drie zijn altijd leeftijdgenoten geweest. Ware tijdgenoten dus. Dat was misschien een betere titel geweest voor deze bescheiden, maar niettemin, lezenswaardige uitgave.

Boeken / Fictie

Verloren vader-zoon relatie

recensie: Richard Russo (vert. Kees Mollema) - Schadevolle jaren

Mohawk, New York: na terugkomst uit de Tweede Wereldoorlog laat Sam Hall zijn jonge gezin in de steek. Jarenlang horen zijn vrouw Jenny en zoontje Ned niets van hem, tot hij Ned ontvoert.

Met een Pulitzer Prize op zak voor zijn uit 2001 afkomstige roman Empire Falls, heeft Richard Russo een naam hoog te houden in de literaire wereld. Daarnaast heeft de auteur verschillende andere romans geschreven, zoals Brug der zuchten (2007) en Het inzicht van Griffin (2010). Schadevolle jaren is een vertaalde heruitgave van The risk pool, dat Russo al in 1988 schreef en in 1990 als De risicofactor in Nederland verscheen.

Een familiedrama

Voor de jaren vijftig vormen Jenny en Ned een raar gezin, zo met zijn tweetjes. Als Ned zes jaar is, wordt hij onverwachts door zijn vader van school gehaald. Sam neemt hem mee uit vissen. De dag na het uitje brengt hij zijn zoon, onder de rode uitslag, terug bij Jenny. De ontvoering is te veel voor Jenny. Ooit heeft ze geprobeerd te scheiden van haar man, maar dat resulteerde in zenuwslopende nachtelijke bezoeken en het bedreigen van haar advocaat.

Op de dag dat Sam Ned terugbrengt, schiet Jenny een pistool leeg op Sams auto. Een breekpunt, want dit en haar uit heftige ruzies bestaande verleden met Sam zorgt ervoor dat Jenny een zenuwinzinking krijgt. Als ze opgenomen wordt in een inrichting, zit er voor Ned niets anders op dan bij zijn vader te gaan wonen. Die periode zal tekenend zijn voor de rest van zijn leven. Een leven dat er vooral uit bestaat de liefde van zijn vader te winnen.

Deprimerende bierdrinkers


Schadevolle jaren
is lastig om samen te vatten. Het is een omvangrijke roman waarin het draait om Ned die zijn vader probeert te leren kennen. Het verhaal vindt plaats in het afschuwelijke plaatsje Mohawk, waar de tijd wordt afgelezen aan welke kroeg er open is. De winter wordt daar weggedronken en de korte zomer wordt gevierd met nog meer bier. Tussen dit alcoholische tafereel groeit Ned op tot een jongen die in zichzelf gekeerd is en voor zichzelf moet zorgen.

Als kleine jongen vroeg hij zich af waar Sam was en deed hij uiteindelijk alsof zijn vader dood was. Dat was nu eenmaal makkelijker. Later begrijpt hij dat er nooit veel van hem te verwachten viel. Hoewel Sam een man van zijn woord is, is hij geen beste vader. Schadevolle jaren richt zich vooral op de vader-zoon relatie en de vraag wanneer een man dan wel een goede vader is. Ned zoekt een vaderliefde die grotendeels afwezig is geweest. Die liefde is vooral tussen de regels door te lezen, wat een talent van Russo onderstreept: wat er niet gezegd wordt in dialogen, is misschien wel belangrijker dan wat er wel gezegd wordt. De auteur maakt hierdoor de relatieopbouw tussen zijn twee hoofdpersonages nog realistischer. Er ontstaat zo een unieke band tussen vader en zoon, waarbij een gebaar vaak meer zegt dan een woord.

Echte mensen

De grote kracht van deze roman schuilt erin dat alle personages die Russo in het leven roept, echt lijken. De karakters hebben een geheel eigen persoonlijkheid, waardoor ze realistisch en onderscheidend zijn van de andere inwoners van Mohawk. Hierdoor voelt het stadje authentiek aan. De herkenbare personages maken dat Schadevolle jaren een tijdloze roman is. Russo heeft van Ned en Sam mensen gemaakt waarvoor de lezer op heel natuurlijke wijze begrip kan opbrengen. Doordat de auteur Mohawk en de inwoners met het gebruikte realisme zo dichtbij heeft gebracht, is het voor de lezer bijna alsof hij een aanwezige toeschouwer is. Op deze manier zit de lezer midden in het verhaal, waarbij de soms simpele beweegredenen van de personages overkomen als iets herkenbaars.

Het is een plezier om dit boek te lezen, omdat Russo’s verhaal bovenal over echte mensen gaat die problemen hebben die velen tot op zekere hoogte ervaren. Nergens verliest de auteur zichzelf in vals sentiment; hij blijft oprecht in de hele roman. Ondanks al die positieve punten blijft Schadevolle jaren wel een lange zit, waarin eigenlijk niet zoveel gebeurd. Het is het sterke realisme waardoor de roman bijna een sociologisch verslag is van hoe de plek waar iemand opgroeit en met wie hij dat doet, een persoon kunnen vormen. Dat is knap, maar kan er ook voor zorgen dat de roman als saai bestempeld wordt.

Boeken / Fictie

Geblinddoekt

recensie: Rachel Klein (vert. Jeannet Dekker) - Nachtvlinder

Een zestienjarig meisje verdenkt een kostschoolgenootje van vampirisme. Zit hier een kern van waarheid in of raakt de vertelster steeds verder in haar verstoorde psyche verwikkeld? Nachtvlinder vertelt dit verhaal op een onheilspellende, meeslepende manier.

Laten we vooropstellen dat dit geen young adult-roman is, hoewel de omslag van de Nederlandse vertaling, die negen jaar op zich heeft laten wachten, anders doet vermoeden. De gemiddelde zestienjarige zou dit boek prima kunnen lezen, maar het is voor een veel breder publiek interessant. Klein heeft met haar debuut een literair werk met thrillerkwaliteiten afgeleverd, waarbij het vampierenaspect als symbool dient voor het verliezen van de grip op de realiteit in plaats van, zoals in vele young adult-boeken, als kader voor een onmogelijke liefde.

Paranoia in een claustrofobische setting


De naamloze vertelster houdt op kostschool in de jaren zestig van de vorige eeuw een dagboek bij. Na het overlijden van haar vader sloot haar moeder zich voor haar af en is ze naar deze afgezonderde school gestuurd. Hier laat ze haar geluk afhangen van haar enige hartsvriendin, Lucy. Die wordt echter vriendinnen met een nieuw meisje, Ernessa, een oude ziel in een jong lichaam. Er beginnen vreemde dingen te gebeuren en de vertelster vermoedt dat Ernessa niet menselijk is. Ze duikt in de oude boeken van haar vader om meer te weten te komen over het bovennatuurlijke. Ze verliest zichzelf in de irrationele gedachten van mythologieën en in de fictie van gothic novels. Maar in hoeverre wordt haar angst gestuurd door jaloezie in plaats van nuchtere observaties?

Wat deze roman zo aangrijpend maakt, is de intieme en innemende toon van de vertelster. Ondanks haar puberale stem getuigen haar gedachten van een begrip van relaties en het leven waar zelfs een volwassen vrouw vaak nog zoekende naar is, om daarna om te slaan naar een zwart-wit denkbeeld. De zoektocht naar zichzelf straalt van de pagina’s. Haar gedachten zijn zo eerlijk verwoord, dat je niet laten meeslepen in haar wereld geen optie is.

De geboorte van een narcist

De tweeledige fascinatie die deze roman beschrijft geeft een beeldend inzicht in de menselijke handelswijze jezelf te veranderen, verloochenen bijna, om jezelf passend te maken voor een ander. De naamloze vertelster ziet het gebeuren met haar beste vriendin en komt hiertegen in opstand. Terwijl ze haar vermoedens bevestigt door steeds geobsedeerder naar Ernessa en Lucy te kijken, ontwikkelt ze zich tot een narcist. De almachtige vraag binnen de psychologie – komt dit gedrag voort uit nature of nurture – wordt niet beantwoord, maar wel op een originele en indrukwekkende manier opgeroepen.

De vertelster geeft zichzelf een functie: beschermengel van Lucy. Ze denkt dat ze voor Ernessa een waardige tegenstander is. Van een meisje wier wereld afhing van haar vader en haar beste vriendin verandert ze in een meisje dat naar de grond staart als ze door de gang loopt, omdat ze denkt dat een man zijn leven voor haar zou geven als ze hem zou aankijken. De veranderingen in haar zijn huiveringwekkend. Klein beschrijft ze zeer subtiel. Eigenlijk wil je na de laatste pagina teruggaan naar het begin, om te kijken of de nuances die ze aanbrengt bij een tweede leesronde nog hetzelfde zijn.

Een spel met de lezer


Telkens is de onderhuidse belofte aanwezig dat er iets verschrikkelijks staat te gebeuren. Deze spanning blijft tot het einde aanwezig. Een tweede spanningsboog wordt gecreëerd doordat de vraag rijst naar de omstandigheden van haar vaders dood. Terwijl dit eerst helemaal geen vragen opriep. Maar op de momenten dat de auteur haar subtiele hints geeft, kun je je niet meer voorstellen dat je ooit hebt gedacht dat het anders zat, zo goed passen de ontwikkelingen bij de hoofdpersoon en het verhaal. Omdat de onthullingen uit de lucht vallen, maken ze des te meer indruk.

Het is niet alleen de vertelster die dieper en dieper verstrikt raakt in de waarheid, de lezer gaat er even hard in mee en zet uiteindelijk overal vraagtekens bij. Dit spel maakt Nachtvlinder tot een pracht van een roman.

Boeken / Fictie

Een genotzoeker. Punt uit.

recensie: Richard Mason (vert. Dennis Keesmaat) - Geschiedenis van een genotzoeker

.

Geschiedenis van een genotzoeker, het nieuwe boek van Richard Mason. Goed, het werkt erotiserend, maar is het ook literatuur?

Mason, geboren in Zuid-Afrika en jong geëmigreerd naar Engeland, brak op 21-jarige leeftijd klinkend door met zijn boek Verloren Zielen (1999). Na een tumultueuze tijd, waarin de Hugh Grant lookalike probeerde om te gaan met de druk van publiciteit, evenaarde hij zijn succes met Lotgenoten (2005). Pas tijdens het schrijven van De verlichte kamers (2008) lukte het hem om weer plezier te hebben in het schrijversvak. Onlangs kwam zijn vierde publicatie uit: Geschiedenis van een genotzoeker.

De aanhouder wint


Het boek is gesitueerd rond 1900 en gebouwd rond protagonist Piet Barol. Een knappe en slimme 24-jarige jongeman uit Leiden die zich tot doel heeft gesteld in het verre buitenland een fortuin te verdienen. Om het geld voor de reis bij elkaar te krijgen gaat hij aan de slag als huisleraar bij een van de rijkste families van Amsterdam: de Vermeulens. De opdracht die hem wordt gegeven is om van de briljante en merkwaardige jonge Egbert een ‘kranig persoon’ te maken, zoals moeder Jacobine dat zegt.

Al snel blijkt deze taak van ondergeschikt belang. Piet heeft namelijk een onweerstaanbare sexappeal, wat resulteert in sensualiteit, verlangen en erotiek. Hier manoeuvreert hij behendig doorheen, kiezend voor wat zijn fortuin het meest in de hand zal werken. Door groot succes te boeken met Egbert ontvangt Piet een bonus, waardoor hij zijn ticket naar Zuid-Afrika kan kopen. De sfeer van seks, flirten en lust wordt voortgezet tijdens de cruise. Cruciaal blijkt Didier, een ex-personeelslid van de Vermeulens, die op de boot is om Piet de liefde te verklaren. Een tumultueus spel van verhoudingen volgt.

Resulteert in wansmaak


Het moet gezegd worden: Geschiedenis van een genotzoeker is toegankelijk geschreven en goed van opbouw. Het boek heeft de potentie om in een ruk te worden uitgelezen. Ook Masons poging wederom een historische roman neer te zetten slaagt goed. Met oog voor detail weet de schrijver het tijdsbeeld van begin twintigste eeuw uitstekend te duiden. Dat hij ten tijde van het schrijven in Amsterdam woonde heeft hier naar alle waarschijnlijkheid toe bijgedragen.

Ondanks dit alles levert het boek een wansmaak op. Waar Mason al bij eerdere werken van werd beticht, blijkt ook nu van toepassing: de karakters ontwikkelen zich niet en verhaallijnen wisselen elkaar vaak te snel af om er in op te kunnen gaan. Maar ook op andere punten schiet deze roman tekort. Zo is onduidelijk waar het woord ‘geschiedenis’ uit de titel aan refereert. Is dat aan het verhaal binnen het boek? Of bijvoorbeeld aan wat ten grondslag ligt aan zijn zoektocht? Ook ontbreekt het aan verdieping. Dit laatste heeft tot gevolg dat het thema genot voor de lezer geen nieuwe werelden opent, waar schrijvers als Jelinek, Houellebecq en De Sade daar wel in slagen. En doet Geschiedenis van een genotzoeker denken aan een kasteelroman, ondanks de opgebouwde cv van Mason.

Licht aan de horizon

Toch stemt deze roman nieuwsgierig. Na De verlichte kamers vertelde Mason een nieuw project te willen starten. Een serie van gerelateerde verhalen dat samen een grote zal gaan vormen. Het heeft er alle schijn van dat Geschiedenis van een genotzoeker daartoe het startschot vormt, mede door de laatste zin: ‘Wordt vervolgd’. Het is dan ook te hopen dat dit boek in het grote verhaal symbool gaat staan voor hoe het niet moet.

Boeken / Fictie

Verslavende literatuur

recensie: Stuart Evers (vert. Paul Syrier) - De laatste sigaret

De verhalenbundel De laatste sigaret van Stuart Evers doet je als lezer net zo hard verlangen naar een volgend verhaal als een verstokte roker verlangt naar de volgende sigaret.

Stuart Evers is onder andere voormalig boekenverkoper en met dit debuut zou hij in dat werkveld geen enkel probleem hebben gehad. Dit boek verkoopt zichzelf. De bundel bevat tien verhalen en alle tien zijn van hoge kwaliteit. Dit zijn verhalen van premium A class, om maar even in de sigarettenterminologie te blijven.

Heldere verlangens met vraagtekens

Zoals de titel van het boek al doet vermoeden, is er in elk verhaal wel een rol voor de sigaret weggelegd. Maar hoewel er het nodige wordt gerookt in het boek is dit niet de rode draad die de verhalen onderling verbindt. Dat is verandering. De personages staan allemaal op een keerpunt in hun leven. Dat kan een scheiding zijn, of een geboorte, maar ook de naderende dood.

De keerpunten worden gekenmerkt door verlangens en weemoed naar andere (verleden) tijden. Die leiden op hun beurt weer tot fysieke en innerlijke zoektochten naar verloren en/of ongekende personen en gebeurtenissen. Dat klinkt misschien vaag, maar Evers weet dit glashelder te formuleren. Waarna dat heldere proza uiteindelijk de lezer met vele vragen achterlaat.

Linda en het meesleuren naar het eind

Zo maken we in het verhaal ‘Het lijkt allemaal zo ver weg, hier’ kennis met Linda. Linda heeft een verleden dat nergens specifiek wordt uitgewerkt. De auteur stuurt je behendig langs de contouren van dat verleden zonder het ooit specifiek te onthullen. Op basis van die contouren vorm je jezelf echter wel een beeld en raak je betrokken bij Linda. Als de gebeurtenissen zich vervolgens in een dramatische richting spoeden blijf je vertwijfeld en radeloos achter: ‘Wat gaat er verder met Linda gebeuren?’, ‘Komt het goed  of stort ze in?’, ‘Hoe zal de toekomst zich verder ontwikkelen?’

Allemaal vragen die door je hoofd spoken. En even is het jammer dat je Linda alleen moet laten om je op het volgende verhaal te storten. Maar de schrijver heeft je binnen één pagina weer een ander leven ingetrokken en sleurt je opnieuw richting het onvermijdelijke punt van afscheid nemen. Stuart Evers laat je geen moment los en je laat je dat graag gebeuren. Dit is vervoerende fictie op zijn best.

Onder de grote schrijvers van het korte verhaal

De laatste sigaret is zo’n bundel korte verhalen die de zucht naar romans even doet vergeten. Waarom een langer verhaal lezen als alles even zo krachtig verteld kan worden in de korte versie? Het korte verhaal brengt de kunst van het weglaten – schrijven is immers schrappen – in de praktijk. De verhalen van Stuart Evers kunnen zich wat dat betreft meten met die van mannen als Dahl en Poe.

Deze lofzang had dan ook zeker twee keer zo lang kunnen worden, maar daarmee zou de schrijver geweld aangedaan worden. Kort en bondig kunnen we eigenlijk maar één ding zeggen over De laatste sigaret: LEZEN! (Waar wacht je nog op?)

Boeken / Fictie

De grens tussen waan en werkelijkheid

recensie: S.J. Watson (vert. Caecile de Hoog) - Voor ik ga slapen

Voor ik ga slapen is een matig onderhoudend werk, dat ondanks zijn vlotte vertaling met de helft van zijn bladzijden had volstaan voor zijn voornaamste kwaliteit: de schildering van acute paranoia.

Over de plot kan weinig meer worden gezegd dan dat de vrouwelijke ik-figuur Christine als gevolg van een traumatische ervaring elke dag weer haar gehele geheugen kwijt is en deze lacune probeert te ondervangen door het bijhouden van een dagboek. Zij krijgt steeds sterker het vermoeden dat zij hierin wordt tegengewerkt, maar door wie? De ellendige situatie waarin zij zich bevindt, wordt toch onvoldoende verklaard door de verhalen van haar echtgenoot… Het wordt steeds lastiger om waan van werkelijkheid te onderscheiden. Meer vertellen zou de eigenlijk weinig ingewikkelde plot meteen weggeven.

Thriller met detective-trekken
Dat lijkt een goed teken: het verhaal wil blijkbaar niet alleen steunen op de vraag wie het gedaan heeft, maar wil ook de existentiële angst niet te weten wie je bent uitdiepen. Deze soms acute paranoia – wie ben ik, wie is die man naast mij in bed, is dit lichaam van mij? – is verdienstelijk neergezet in deze psychologische thriller. Hiermee wordt het verhaal meer dan een ouderwetse plotgedreven Agatha Christie, al ontbreekt ook in dit boek de obligate, allesverhelderende scène niet, waarin een deus ex machina alles naar redelijkheid verklaart.

Het werk is zeer kundig en vlot vertaald in gemakkelijk en eigentijds Nederlands door Caecile de Hoog; het leest dan ook als een trein. Het werk pretendeert geen literatuur te zijn. Daarvoor zijn de nevenfiguren te oppervlakkig aangezet, daarvoor is de stijl en woordkeus te simpel en te zoet, al geven enige gedeelten blijk van adequate inleving in het geestesleven van een vrouwelijke hoofdfiguur. Een vrouw, bovendien, die haar werkelijkheid, haar gezinsverband incluis eigen lichaam elke dag opnieuw moet leren kennen:

Ik kleedde me lanzaam uit, vouwde mijn kleren op en legde ze op de stoel naast het bad. Naakt bekeek ik mijn vreemde lichaam in de spiegel. Ik dwong mezelf naar mijn rimpels te kijken naar mijn uitgezakte borsten. Ik ken mezelf niet, dacht ik. Ik herken noch mijn lichaam, noch mijn verleden.

Wacht maar op de film
Het merkwaardige ziektebeeld van Christine, deels letterlijk overgenomen uit het leven van Clive Wearing, samen met het gegeven dat zij tegengewerkt wordt, geeft de schrijver ogenschijnlijk carte blanche om elk hoofdstuk helemaal opnieuw te beginnen met het verhaal: het zou tenslotte allemaal toch allemaal maar ingebeeld kunnen zijn. Hierin schuilt de zwakte van de opbouw van het verhaal: waar Agatha Christie goed was in het vasthouden van plotgedreven spanning, verliest Watson het momentum. Het had sneller gemogen, want de lezer ziet te overduidelijk aankomen wat volgen gaat.

Had de schrijver zich gehouden aan zijn kernidee, namelijk het schilderen van de bij vlagen lichamelijke beknelling die paranoia met zich meebrengt, dan was in elk geval de afloop sterker geweest. Voor ik ga slapen is uitstekend geschikt als basis voor een korte horrorfilm. Laat de zoetigheid van het dokterromannetje weg, laat de detective-plot weg en het script ligt klaar voor iets echt spannends.