Boeken / Fictie

Een persoonlijke bloemlezing

recensie: Arie Boomsma (samensteller)- Met dat hoofd gebeurt nog eens wat

.

Voor een beetje bloemlezing moet je, als een Gerrit Komrij, de Nederlandse poëzie in de breedte kunnen overzien. Je keuze moet dan niet al ongeveer door een ander aan de man zijn gebracht. Je zult kwalitatief met iets eigens moeten komen en dat leuk verantwoorden in een woord vooraf. Boomsma krijgt het wonderwel voor elkaar.

Fijne neus
Hij is om te beginnen gevoelig voor dichterstaal. Zijn moeder had dichtbundels in de kast staan die een wereld openden voor puber Arie. Eerder was hij al geraakt door het boek dat in huize Boomsma domineerde, de Bijbel, en dan speciaal door de erotische zweem van het Hooglied. Moeder Boomsma had niet alleen een fijne neus voor poëzie, ook voorzag ze allerlei levensmomenten van een passende dichtregel. Die citeerde ze uit haar blote hoofd.

In de wildgroei van poëziebloemlezingen wilde Boomsma zich onderscheiden. Een gedicht mocht er pas in als het voldeed aan drie voorwaarden: het moest hem aan het denken zetten, het moest hem emotioneren en het moest een zekere verandering in hem teweegbrengen. Hij is kennelijk een man van het hoofd en het hart, twee gebieden die bij hem soepel in elkaar grijpen. Louter cerebrale en louter emotionele gedichten hebben niet zijn voorkeur. Zijn laatste voorwaarde is opvallend, want de algemene mening is dat kunst weinig tot niets verandert. Kunst is dan al snel een roomsoes waarop bezuinigd kan worden.

Klein avontuur
Natuurlijk kan aan de voorwaarden niet bij iedere lezer door ieder gedicht worden voldaan. Het is aardig om dat gedicht na gedicht te checken. Veel gedichten zetten je aan het denken, maar poëzie maakt het daar nu eenmaal al snel naar, afhankelijk van de bereidheid van de lezer daartoe. De door Boomsma gekozen denkgedichten bevatten vaak kronkels met buitenissige wendingen. Het is duidelijk dat hij daarvan kan genieten. Behalve iets ongebruikelijk filosofisch kunnen ze ook iets theatraals hebben; voorstelbaar is dat hij ze graag hardop voorleest. Dat kan op zich al emotioneren en wie weet brengt dat ook een zekere verandering in hem teweeg, al is het maar voor een minuutje of wat. Dat laatste had hij in zijn voorwoord ietsje kunnen toelichten. Verder maakt hij niet de indruk een lezer te zijn die zich graag uitput in close-reading. Dat hoeft een bloemlezer ook niet.

Veel van de gedichten hebben iets grappigs en bevatten toch ook iets ernstigs. Wat goeddeels ontbreekt zijn gedichten die zonder meer hapklaar van mooiheid zijn. Die zullen hem te gemeenplaatserig zijn.

Aan de slag
De dichters worden alfabetisch opgediend, waarmee Boomsma zich ontslaat van de uitdaging om aan de hand van zijn voorwaarden te groeperen. Gezien zijn keuze had dat ook moeilijk gekund. Er zijn zo’n tweehonderd gedichten van evenzoveel dichters, van wie er zeker zo’n vijftig weinig of geen bekendheid genieten. Dat biedt een verrassende invalshoek. Achttien dichters zijn in de verre negentiende eeuw geboren, H.A. Spandaw (‘De mens’) zelfs in de achttiende eeuw. Van de 72 dichters die voor de oorlog zijn geboren, leven er nog vijftien, van wie Vroman de oudste is (1915). De bloemlezer heeft de Nederlandse poëzie goed overzien.

De bloemlezing zal vooral aanspreken als de smaak van de lezer goeddeels overeenkomt met die van Boomsma. Hij heeft inderdaad een persoonlijke keuze weten te maken. Willens en wetens heeft hij van bijna alle dichters geen voor de hand liggende of bekende gedichten gekozen. Ook dat verrast.