Tag Archief van: landscape

Film / Films

Geschiedenisles zonder avontuur

recensie: Nova Zembla

Reinout Oerlemans probeert niet alleen geschiedenis te vertellen, maar ook te schrijven. Het verhaal van Willem Barentsz’ ontdekkingsreis is als de eerste Nederlandse 3D film echter niet geheel geslaagd.

~

Het was een grootse onderneming: voor zes en een half miljoen verfilmde Reinout Oerlemans het waargebeurde verhaal van de derde ontdekkingstocht van Willem Barentsz, die via de noordroute China en Azië wilde bereiken. Barentsz en zijn bemanning komen niet verder dan Nova Zembla, maar worden legendarisch door de ontberingen die ze doorstaan. De film Nova Zembla probeert niet alleen geschiedenis te vertellen, maar ook te schrijven als eerste Nederlandse 3D film.

Enthousiasme in 3D

De reis van 1596 staat geprent in het collectieve geheugen van Nederlanders. Nova Zembla is een symbool van grootsheid van de Nederlandse zeevaardersmentaliteit en bovendien een verhaal dat nog niet eerder verfilmd is. Het enthousiasme van Oerlemans is zichtbaar: hij werpt zich als een jonge hond op het verhaal. Vanaf minuut 1 staan alle registers open. Omdat de productie op 3D draait, lijkt het of de sets meer aandacht hebben gekregen. Wide shots komen net even beter uit de verf dan in de gemiddelde Nederlandse film, zeker op zee. En net als Komt een vrouw bij de dokter is de film vol gesmeerd met muziek.

~

Het script is gebaseerd op de logboeken van Gerrit de Veer (Robert de Hoog). Hij komt als jong bemanningslid in dienst van ontdekkingsreiziger Willem Barentsz (Derek de Lint). Gerrit krijgt toestemming om mee te gaan van dominee, kaartenmaker en geldschieter van de reis Plancius (Jan Decleir). De dominee is blij dat Gerrit wegblijft bij zijn dochter, die in de donkere hoekjes van de kerk ligt te vozen. Barentsz, Gerrit en een bemanning van 13 man varen onder kapitein Van Heemskerck (Victor Reinier) in 1596 weg uit Amsterdam. Gerrit is de enige matroos die kan schrijven en wordt degene die het logboek van de reis schrijft, een manier om de grote ontdekkingsreis legendarisch te maken. Ze hebben een voorspoedige reis, tot ze na enkele maanden aankomen bij Nova Zembla. Daar zullen ze een barre lange winter moeten doorkomen.

Letterlijke interpretatie

Robert de Hoog kreeg voor zijn rol in zijn eerste film Skin nog een Emmy en Gouden Kalf voor beste acteur. Dat zal voor Nova Zembla zeker niet gebeuren. Het acteerwerk in de hele film blijft hangen in een nogal platte uitwisseling van dialogen. Oerlemans is te veel afgeleid geweest met camerawerk, sets en techniek, waardoor de acteurs een beetje verloren voor de camera staan. Beter acteerwerk had, zeker in de scènes in het Het Behouden Huys, de film veel kunnen helpen.

~

Toch is het script de ware boosdoener. Door een letterlijke interpretatie van De Veers boek wordt het verhaal netjes van begin tot eind verteld, en dat is de grootste zwakte van de film. Nova Zembla blijft vooral hangen in een geschiedenisles met een gebrek aan avontuur. De verfilming levert geen nieuwe inzichten of spannende verwikkelingen op. ‘We zijn vanuit het heden letterlijk in die oude jas gekropen om de kijker aan boord te brengen… alsof ze de mannen kunnen ruiken, ook al is het 400 jaar geleden’, aldus Oerlemans. Maar het contrast tussen het vastzitten in een ijskoud Behouden Huys en het vrij door de wereld varen moet je zelf invullen.

In de loop van de film komt de vraag op hoe interessant het verhaal van Nova Zembla eigenlijk is. Het is vooral de ellendige lange kou die de bemanning moet overwinnen, die Nova Zembla zo’n icoon in de Nederlandse geschiedenis maakt. Je vraagt je daarom af of het handig was om een 3D film te maken over een verhaal dat zich grotendeels in een donkere hut afspeelt. Bombastisch als de film is, hij kan de heroïsche ervaring van Barentsz en zijn bemanning niet geheel overbrengen. Dit is de reden waarom Nova Zembla wel heel sympathiek, is maar zelf geen geschiedenis zal worden.

Film / Films

Geschiedenisles zonder avontuur

recensie: Nova Zembla

Reinout Oerlemans probeert niet alleen geschiedenis te vertellen, maar ook te schrijven. Het verhaal van Willem Barentsz’ ontdekkingsreis is als de eerste Nederlandse 3D film echter niet geheel geslaagd.

~

Het was een grootse onderneming: voor zes en een half miljoen verfilmde Reinout Oerlemans het waargebeurde verhaal van de derde ontdekkingstocht van Willem Barentsz, die via de noordroute China en Azië wilde bereiken. Barentsz en zijn bemanning komen niet verder dan Nova Zembla, maar worden legendarisch door de ontberingen die ze doorstaan. De film Nova Zembla probeert niet alleen geschiedenis te vertellen, maar ook te schrijven als eerste Nederlandse 3D film.

Enthousiasme in 3D

De reis van 1596 staat geprent in het collectieve geheugen van Nederlanders. Nova Zembla is een symbool van grootsheid van de Nederlandse zeevaardersmentaliteit en bovendien een verhaal dat nog niet eerder verfilmd is. Het enthousiasme van Oerlemans is zichtbaar: hij werpt zich als een jonge hond op het verhaal. Vanaf minuut 1 staan alle registers open. Omdat de productie op 3D draait, lijkt het of de sets meer aandacht hebben gekregen. Wide shots komen net even beter uit de verf dan in de gemiddelde Nederlandse film, zeker op zee. En net als Komt een vrouw bij de dokter is de film vol gesmeerd met muziek.

~

Het script is gebaseerd op de logboeken van Gerrit de Veer (Robert de Hoog). Hij komt als jong bemanningslid in dienst van ontdekkingsreiziger Willem Barentsz (Derek de Lint). Gerrit krijgt toestemming om mee te gaan van dominee, kaartenmaker en geldschieter van de reis Plancius (Jan Decleir). De dominee is blij dat Gerrit wegblijft bij zijn dochter, die in de donkere hoekjes van de kerk ligt te vozen. Barentsz, Gerrit en een bemanning van 13 man varen onder kapitein Van Heemskerck (Victor Reinier) in 1596 weg uit Amsterdam. Gerrit is de enige matroos die kan schrijven en wordt degene die het logboek van de reis schrijft, een manier om de grote ontdekkingsreis legendarisch te maken. Ze hebben een voorspoedige reis, tot ze na enkele maanden aankomen bij Nova Zembla. Daar zullen ze een barre lange winter moeten doorkomen.

Letterlijke interpretatie

Robert de Hoog kreeg voor zijn rol in zijn eerste film Skin nog een Emmy en Gouden Kalf voor beste acteur. Dat zal voor Nova Zembla zeker niet gebeuren. Het acteerwerk in de hele film blijft hangen in een nogal platte uitwisseling van dialogen. Oerlemans is te veel afgeleid geweest met camerawerk, sets en techniek, waardoor de acteurs een beetje verloren voor de camera staan. Beter acteerwerk had, zeker in de scènes in het Het Behouden Huys, de film veel kunnen helpen.

~

Toch is het script de ware boosdoener. Door een letterlijke interpretatie van De Veers boek wordt het verhaal netjes van begin tot eind verteld, en dat is de grootste zwakte van de film. Nova Zembla blijft vooral hangen in een geschiedenisles met een gebrek aan avontuur. De verfilming levert geen nieuwe inzichten of spannende verwikkelingen op. ‘We zijn vanuit het heden letterlijk in die oude jas gekropen om de kijker aan boord te brengen… alsof ze de mannen kunnen ruiken, ook al is het 400 jaar geleden’, aldus Oerlemans. Maar het contrast tussen het vastzitten in een ijskoud Behouden Huys en het vrij door de wereld varen moet je zelf invullen.

In de loop van de film komt de vraag op hoe interessant het verhaal van Nova Zembla eigenlijk is. Het is vooral de ellendige lange kou die de bemanning moet overwinnen, die Nova Zembla zo’n icoon in de Nederlandse geschiedenis maakt. Je vraagt je daarom af of het handig was om een 3D film te maken over een verhaal dat zich grotendeels in een donkere hut afspeelt. Bombastisch als de film is, hij kan de heroïsche ervaring van Barentsz en zijn bemanning niet geheel overbrengen. Dit is de reden waarom Nova Zembla wel heel sympathiek, is maar zelf geen geschiedenis zal worden.

Boeken / Fictie

Van de regen in de drup

recensie: Stephen Kelman (vert. Paul van der Lecq) - Pigeon English

Stephen Kelman (Engeland, 1976) breekt klinkend door met zijn rauwe debuutroman Pigeon English. Nog maar amper gepubliceerd werd het boek al genomineerd voor de Man Booker Prize.

Voordat hij doorbrak, werkte Kelman onder andere als verzorger en als medewerker in respectievelijk een warenhuis, de marketingsector en het overheidswezen. In 2005 besliste hij zich definitief op het schrijverschap te willen concentreren, en sindsdien schreef hij verschillende filmscenario’s. Zijn eerste roman is gebaseerd op de waargebeurde moord op de Engelse puber Damilola Taylor.

CSI op z’n platst 

In Pigeon English probeert een familie uit Ghana te integreren in Londen, waar net een soortgelijke moord heeft plaatsgevonden. De roman is een ik-verhaal, verteld vanuit het perspectief van de elfjarige Harrison Opoku. Harrison is een naïeve, goedbedoelende en fantasierijke jongen die blootgesteld wordt aan de rauwe cultuur van een Londense probleemwijk. Saillant detail is dat de auteur als locatie voor zijn roman een vergelijkbare achterstandsbuurt koos als waar hij zelf opgroeide.

Aan het begin van het boek wordt Harrison geconfronteerd met een moord op een jongen uit zijn wijk. Dit raakt hem en samen met zijn vriendje Dean besluit hij om een onderzoek te starten en de dader op te sporen. Deze zoektocht, die de rode draad door het boek blijkt te zijn, zit echter vol gevaren. Harrison en Dean hebben niet door wat de gevolgen kunnen zijn als criminelen uit de buurt achter hun bemoeienis zouden komen. En die zijn er genoeg, onder andere opererend vanuit de Dell Farm Crew, de plaatselijke bende.

Meer dan tragisch

De lezer wordt meegevoerd in het schrijnende geval van een goedbedoelende jongen die bevlekt wordt door slechte invloed van buitenaf. De spreektaal van het boek is een taal die bol staat van kzweer ’t, stoephoer en flikkerjoch, en Harrison wordt steeds meer meegesleurd in het vandalisme en de diefstal door zijn vriendjes. Zijn moeder en zus, die zich net als hij een weg proberen te banen in deze harde cultuur, vormen een ethisch ijkpunt voor Harrison.

Maar hij blijft zwichten voor de status die hij onder zijn leeftijdsgenoten kan verwerven. Het verhaal eindigt vervolgens meer dan tragisch, zowel vanuit het oogpunt van Harrison, als vanuit de centrale boodschap die uit het boek zelf doorklinkt.

Realistisch surrealisme

Je kunt Pigeon English op twee manieren opvatten. Als je het vanuit de hoofdpersoon bekijkt, gaat het boek om de gang door het leven, die deels kan worden gezien als bijzonder, verbazingwekkend, humorvol en kleurrijk. Maar ook deels als meedogenloos hard, oncontroleerbaar en zinloos. Vanuit de schrijver gezien is het boek een waarschuwing tegen naïviteit ten opzichte van invloeden die mensen blijvend kunnen schaden. Daarnaast laat Kelman de lezer zich realiseren dat het mogelijk is dat een vluchteling uit Afrika slechter is in een hoog ontwikkeld Westers land dan in het land dat hij ontvluchtte.

Pigeon English is knap geschreven. Hoewel het in het begin vervreemdend werkt dat de lezer begeleid wordt door een straatschoffie van elf jaar oud, wordt dat gaandeweg het boek de drijfveer om de surrealistische wereld van Harrison verder te verkennen. Sleutel tot succes van Kelman is daarbij dat hij het karakter van Harrison en zijn omgeving aannemelijk weet neer te zetten. Kritiek is wel op zijn plaats richting de vertaler, die harder had na moeten denken over plattere alternatieven voor woorden als ‘zwartgeblakerd’, ‘ectopisch’ of ‘jolig’. Pigeon English is een vernieuwend, vermakelijk en op zijn tijd spannend boek voor wie de wereld van de achterstandswijken beter wil leren kennen. Kzweer ’t, fok jou. Het is bo-styles!

Kelman vertelt over de achtergrond van zijn boek en leest voor.

8WEEKLY MediaPlayer
Boeken / Fictie

Bloody marvellous, darling

recensie: Dawn French (vert. Marga Blankestijn en Nancy Seghers) - Een klein beetje geweldig

Een typische, disfunctionele familie – kan een roman over dit onderwerp nog verrassen? Wel als die roman door Dawn French is geschreven.

De Britse French is bekend als comédienne, de (corpulente) helft van French & Saunders, de vrouwelijke predikant in The Vicar of Dibley en vele, vele andere tv-series en shows waar ze de rol van producent, scenarist en/of actrice vervult. Eerder schreef ze haar autobiografie Dear Fatty, maar nu kan de lieftallige French ook ‘fictiedebutante’ aan haar rij prestaties toevoegen.

Herkenbare personages

De hormonale zeventienjarige Dora haat haar moeder en wisselt om de vijf minuten van gedachten. Moeder Mo ziet haar vijftigste verjaardag rap dichterbij komen en vraagt zich af wat er van haar leven terecht is gekomen. Clichématig, misschien, maar ook herkenbaar. En om de personagespool net dat beetje extra te geven is er Peter, zoonlief van zestien, die liever in de tijd van Oscar Wilde was geboren. Hij praat en kleedt zich als een eind achttiende-eeuwse gentleman en staat erop dat iedereen hem Oscar noemt.

Een klein beetje geweldig is een roman van deze tijd, met (dagelijkse) problematieken als Facebook en privacy, eerste liefdes, uit de kast komen en de sleur van een huwelijk. Dit alles opgediend met briljante, karakteristieke humor en eigenzinnige, herkenbare personages. Het plot wordt echter pas halverwege geïntroduceerd, en dat is ook het moment waarop het verhaal aan luchtigheid verliest. Als de alledaagse, kleine kwesties worden doorgetrokken ontstaat er zomaar een groot probleem. Mo raakt de weg kwijt in het gevoel dat ze aan het vergrijzen is en Dora, verblind door haar slechte zelfbeeld, schat de gevaren van sociale media niet goed in.

Voor jong en oud


French heeft haar roman in een dagboekvorm gegoten, zodat de hoofdpersonen om de beurt hun sores en perikelen kwijt kunnen. Op deze manier krijgt de lezer een ongecensureerd inzicht in de relatie tussen ouder en kind, het brein van de puber en de impact van de midlifecrisis. French geeft alle drie personages een eigen stem en een eigen schrijfstijl, waarvoor haar achtergrond als scenarioschrijfster vast goed van pas is gekomen.

Dora, neergezet als een echte puber met een eigen willetje, heeft een kleurrijke woordenschat en een naïeve innemendheid die haar verhaal een genot om te lezen maken. Mo’s stukken zijn met minder flair op papier gezet, maar hebben qua verhaal wel de meest catastrofale impact. Peter/Oscar is bijzonder aandoenlijk met zijn eeuwige nablijfsessies op school omdat hij zich niet aan het groezelige schooluniform houdt.

Identificatie of ergernis


French heeft met deze personages een voor-ieder-wat-wils roman geschreven; amusement voor zowel tieners als oudere generaties. Wie van de personages de lezer bereid is te vergeven voor hun fouten is wel sterk afhankelijk van de levensfase van de lezer. Waar sommigen zich met Dora zullen identificeren, zullen anderen zich juist erg aan haar ergeren. Mo en Oscar idem dito.

In alle disfunctionele gekte blijkt een vierde karakter de uiteindelijke hoofdpersoon te zijn, die alleen stilletjes aanwezig is, maar veel invloed uitoefent op de levens van de drie anderen. Hierdoor krijgt het verhaal op het einde een interessante wending. Dit einde is echter, van de ene op andere pagina, wel zoetjes. Geen aanrader voor lezers die graag romans lezen met verschillende lagen om over na te denken. Maar Een klein beetje geweldig is precies dat voor een paar fijne uren leesplezier.

Dawn French over haar boek (en andere dingen) op YouTube: 

8WEEKLY MediaPlayer
Muziek / Album

Fris gehersenspoeld

recensie: Jon Amor Blues Group - Jon Amor Blues Group

Jon Amor speelde tot voor kort in The Hoax. Met de Jon Amor Blues Group keert hij terug naar de pure, smerige blues. Oude fans vinden het vast een verademing. Nieuwe fans zullen hem verwelkomen.

Amor was met The Hoax meer in de cross-over modus geraakt in vergelijking met zijn solowerk. Met zijn nieuwe band schudt Amor alle overbodigheid van de versneden blues van zich af en keert terug naar de essentie: hij klinkt puur, smerig, rauw, smeuïg, groovy en krachtig. Vergelijkingen roept hij op met The Black Keys en Jon Spencer Blues Explosion.

Van jetje

~

De albumopener ‘Holy Water’ doet denken aan het werk van Jon Spencer en zet de luisteraar even op het verkeerde been. Het lijkt alsof je naar de nieuwste van Spencer en de zijnen luistert. De stampende en energieke blues in ‘Juggernaut’ is om van te watertanden. Terwijl Amor zijn gitaar van jetje geeft spettert de band uit de boxen.

Er ontvouwt zich een bluesalbum dat met de stem van Amor voldoende eigens heeft. Hij  zingt met een ruw randje. De sound van zijn formatie ligt ergens tussen The Black Keys en Jon Spencer Blues Explosion. In ‘When The Time Comes’ is de invloed te horen van grote bluesman Muddy Waters. En ook de meester Howlin’ Wolf lijkt les te hebben gegeven aan Amor.

Acteurs
Niet alleen als zanger, maar ook als gitarist staat Amor zijn mannetje. Getrouwe begeleiders in zijn nieuwe band zijn de broers Dave en Chris Doherty en Simon Small. Hoewel deze muzikanten al een tijdje samenspelen, geven ze Jon Amor Blues Group een heel fris geluid. Het lijkt alsof ze een collectieve hersenspoeling hebben ondergaan of dat ze als volwaardige acteurs een nieuwe rol spelen.

Dit album van Amor doet verlangen naar een optreden van de band om de energie live te ervaren. Het ruige geluid op dit debuut is niet zo zeldzaam, maar de goede nummers maakt het onweerstaanbaar. Dat het album in slechts twee dagen aan de glimmende schijf is toevertrouwd komt het eindresultaat alleen maar ten goede. Niks poetsen om de scherpe randjes eraf te vijlen, maar blues zoals blues bedoeld is: hard, ruig, vuil, stuwend en schurend.

Live in Nederland:
18 november Paradiso, Amsterdam
19 november Iduna, Drachten
20 november W2, Den Bosch
3 december Tamboer, Hoogeveen

8WEEKLY MediaPlayer

 

 

 

Boeken / Strip

Hoogtepunten uit een leven

recensie: Jaron Beekes - De lens van Spinoza

Hij is misschien wel de belangrijkste filosoof van Nederland, Baruch Spinoza. Maar zijn ideeën waren zo controversieel dat hij verbannen werd uit zijn gemeenschap. Jaron Beekes tekende er een boek over: geen diepgravend inzicht, maar wel een goede inleiding.

De joodse familie Spinoza is oorspronkelijk afkomstig uit Portugal, maar vlucht naar Nederland om aan onderdrukking te ontsnappen. Sinds 1492 geldt in Portugal namelijk het decreet van Alhambra, dat het jodendom verbiedt. Gedwongen bekeringen zorgen voor een gemengd geloof; een kruising tussen het joden- en het christendom.

Gemengde gevoelens
In Amsterdam – ‘Makem Alef’, het Jeruzalem van het Noorden – kunnen de Sefardische joden terug naar het zuivere jodendom. Maar de gemeenschap daar is verdeeld tussen verschillende opvattingen over wat dat nu precies is. In 1638 wordt besloten de onenigheden bij te leggen en begint langzaamaan de eenwording van de gemeenschap, wat overigens niet wil zeggen dat de problemen de wereld uit zijn. Er blijft discussie – over toegang tot de hemel bijvoorbeeld. Spinoza begint aan zijn opleiding op een moment dat de onderlinge toenadering nog in zijn kinderschoenen staat. Het is dan ook niet zo vreemd dat hij er controversiële gedachten op nahield.

~

Spinoza legt die ideeën zelf uit in het boek, in gesprekken met zijn vrienden en anderen. Op die manier blijft De lens van Spinoza een geheel. Het verhaal wordt niet onderbroken om een beschrijving te geven van de filosofie, of om een moeilijk betoog te houden over de aard van het zijn. Nee, Spinoza legt zelf uit dat hij in feite geen verschil ziet tussen God en de natuur, dat hij gelooft in predestinatie – of eigenlijk de onontkoombaarheid van het bestaan. Het is alleen jammer dat de ontwikkeling van die ideeën nauwelijks aan bod komt. Beekes springt van het ene naar het andere moment in Spinoza’s leven, van het ene idee naar het volgende. De samenhang ertussen wordt bijna niet gegeven.

Een comfortabele sneltrein
Beekes geeft dan ook een verre van volledige biografie. Hij focust zich op verschillende belangrijke momenten in het leven van Spinoza – de dood van zijn vader, zijn opleiding bij dr. Van den Enden, zijn verbanning uit de Sefardische gemeenschap en zijn vertrek uit Amsterdam. Net zoals Spinoza zijn denkbeelden uitlegt eigenlijk – een paar belangrijke punten worden aangestipt, zonder de diepte in te gaan. Zo wordt de lezer in sneltreinvaart door het leven en denken van Spinoza heengevoerd.

De tekenstijl van Beekes in De lens van Spinoza sluit aan bij de snelheid van vertellen en het schetsmatige karakter van de biografie. Het doet wat denken aan Kuifje in het land van de Sovjets en Barbaraal, maar is op de één of andere manier wat minder af. Af en toe lijken de afbeeldingen namelijk oefeningen of voorstudies, alsof Beekes niet meer genoeg tijd had om ze helemaal uit te werken. Daar tegenover staat dat aan de compositie van de pagina veel aandacht is besteed. Het geheel is behoorlijk filmisch opgezet, wat rust brengt. Dat betekent echter ook dat de strip vrij statisch is, en verre van experimenteel. Op zich geen probleem – het is immers geen verhaal waarin actiescenes de boventoon voeren – maar wel jammer. Het is niet het meest interessante werk van Beekes.

De inleiding in de filosofie van Spinoza die de achterflap belooft is zeer beperkt, zoals Beekes ook toegeeft in zijn verantwoording. Maar het zou ook moeilijk zijn om dat te veranderen. Een wereld van ideeën is sowieso moeilijk in één boek te vangen en zeker als daar ook nog een biografie bij komt. Een andere bekentenis die Beekes doet is dat hij de chronologie enigszins heeft aangepast. De vraag ‘waarom?’ borrelt dan omhoog. Maar uiteindelijk is Beekes er in geslaagd om een beknopte, maar heldere inleiding te geven in het leven en denken van Spinoza.

Boeken / Non-fictie

Voer voor filosofen

recensie: Theo de Boer en Peter Henk Steenhuis - Denken over dichten

.

In het lijvige Denken over dichten proberen filosoof Theo de Boer en journalist Peter Henk Steenhuis op een nuchtere vraag-en-antwoordmanier verbanden te leggen tussen poëzie en filosofie. Steenhuis als nieuwsgierige aangever en De Boer als terzakekundige afmaker. Want, zo stellen ze in het voorwoord, er is een wederkerige relatie tussen de poëzie en filosofie. ‘De filosoof plaatst wat de dichter hem laat zien in een horizon en probeert een raamwerk bewust te maken.’

Nog ingewikkelder


Verdeeld over verschillende thematische hoofdstukken als Liefde, Het Niets, Leven en dood worden een aantal verzen van dichters als Kopland, Rilke, Vondel en Celan onder de loep genomen. Een wat beknopte selectie, want de echt ‘moeilijke’ dichters zijn achterwege gelaten. Er wordt verwezen naar de klassieken – met opvallend veel christelijke bronnen – en naar de filosofen uit de negentiende en twintigste eeuw. Dat is een interessante manier om de dichtkunst te belichten, die echter tegelijk het risico heeft de materie nog ingewikkelder te maken dan zij al is. Goethe, dichtervorst uit Duitsland, schreef in 1829: ‘De kunst moet onafhankelijk zijn van de filosofie, zij heeft door de vrije ontplooiing van natuurlijke menselijke krachten altijd het beste gedijd.’

‘Pöezie is een daad’, dichtte Remco Campert en volgens Willem Kloos is zij ‘de allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie’. Wat zoveel wil zeggen als: de dichter dicht en de lezer leest. De lezer ondergaat en kijkt daarbij naar zijn eigen horizon. Die allerindividueelste emotie laat niet altijd ruimte voor interpretatie en duiding van een gedicht of van de dichter. De woorden zouden het moeten doen, niet de mogelijke betekenis of de achtergronden.

Het totale wegcijferen

Maar de auteurs van Denken over dichten hebben zich tot taak gesteld de filosofische interpretatie aan te gaan. Bijvoorbeeld met dit gedicht van Rutger Kopland:

Ga nu maar liggen liefste in de tuin,
de lege plekken in het hoge gras, ik heb
altijd gewild dat ik dat was, een lege
plek voor iemand, om te blijven.

Een prachtig liefdesgedicht, met een mooi ritme en een goed gebruikt enjambement. De verbeelding van de lege plek in het hoge gras maakt het verlangen naar de ander en de liefdevolle geborgenheid haast tastbaar. Vooral de komma in de laatste regel doet veel en laat in het midden of de spreker of de aangesprokene degene is die zal blijven. Maar, zegt de filosoof, dit gedicht is ook een directe verbeelding van het totale wegcijferen.

Je zou kunnen zeggen dat de ik-figuur naar een vroege, bijna prenatale geborgenheid verlangt. De symbiotische relatie uit de allervroegste kindertijd waarin het kind niets en de moeder alles is. Dus de ik-figuur als een onvolwassen iemand die het symbiotische stadium nooit te boven is gekomen.

Gelukkig zegt De Boer in de volgende alinea dat zijn ‘raamwerk’ een manier is waarop je dit gedicht kúnt interpreteren. Het hoeft dus niet, je kunt ook eenvoudig blijven denken aan de allergrootste liefde van je leven. De gespreksvorm tussen de filosoof en de journalist biedt een respectvol platform voor overdenking. Dat is voor filosofen een aardige mogelijkheid om hun licht te laten schijnen over de symbolische taal van de dichter en voor de poëzieliefhebber een van de vele handreikingen­ eens verder te kijken dan die eigen individuele emotie. Als daar behoefte aan is.

Meer dan ondergaan

Denken over dichten is een mooie uitgave. Nu eens niet een bloemlezing naar thema of de persoonlijke canon van een deskundige, maar een naslagwerk voor lezers die van de dichtkunst meer willen dan slechts het ondergaan. En de filosofie blijkt vele nieuwe invalshoeken te kunnen laten zien. Weldadig geïllustreerd met ondersteunend en ook suggestief beeldmateriaal. Een register ontbreekt echter en dat is een groot gemis in een boekwerk met zo veel verwijzingen.

Theater

Nightmare bezorgt meer hilariteit dan kippenvel

recensie: Nightmare

Het is een gewaagde stap: de eerste horrormusical van Nederland. Dick van den Heuvel neemt de uitdaging aan met zijn nieuwe productie Nightmare. Die productie moet het vooral hebben van de donkere, volle muziek en hoge grapdichtheid. Nightmare gaat voor horror op zijn Nederlands: eerder gezellig dan angstaanjagend.

. Die productie moet het vooral hebben van de donkere, volle muziek en hoge grapdichtheid. Nightmare gaat voor horror op zijn Nederlands: eerder gezellig dan angstaanjagend.

Nightmare vertelt het verhaal van Craven, een stokoude schrijver van griezelverhalen. Hij dreigt te sterven en zo zijn personages mee te nemen in het graf. Zijn personages laten dit echter niet zomaar gebeuren. Zij starten een zoektocht naar het bloed van een maagd om hun meester nieuw leven te schenken. Dan staat er ineens een jong, blond meisje voor de kasteeldeur. Het perfecte offer aan hun trouwe bedenker…

Onafgewerkte projecties

Foto: Andy Doornhein

Foto: Andy Doornhein

Dick van den Heuvel’s horrorverhaal speelt zich af op een kaal ogend toneel. Enkele panelen in kasteelprint en twee kleine projectieschermen vormen de achtergrond van de gehele productie. De projectieschermen worden op creatieve wijze gebruikt: pratende schilderijen, mooie tussenscènes en een fraai vormgegeven, geanimeerde pop worden getoond om het toneelbeeld tot leven te brengen. Niet alle projecties zijn echter even afgewerkt. Her en der valt zelfs nog een stukje blue screen te spotten: pijnlijke momenten voor het oplettende publiek. En ook de stoffen raaf die meermaals in de voorstelling voorbij komt oogt twijfelachtig, zelfs amateuristisch. Het gebrek aan budget lijkt grote gaten te slaan in de ambitieuze plannen.

Zodra de muziek (gecomponeerd door Fons Merkies) wordt ingezet, zijn deze tekortkomingen echter tijdelijk vergeven. De op Danny Elfman geïnspireerde nummers knallen de zaal in, in een verpletterende meerstemmigheid. Met slechts vier zangers wordt een vol geluid geproduceerd dat de productie muzikaal gezien op de kaart zet. Als het publiek al met kippenvel naar huis gaat, dan is het om de muziek in plaats van de horror.

Grapdichtheid verslaat horror

Foto: Andy Doornhein

Foto: Andy Doornhein

Veel spanning valt er in de productie namelijk niet te bekennen. Door de hoge grapdichtheid en de slecht afgewerkte special effects neemt de musical zijn eigen genre, wellicht bewust, niet serieus. Aangezien de grappen voor het grootste deel goed werken, treft dit geen blaam. De humoristische teksten worden pakkend en met enthousiasme de zaal in geslingerd. De vier acteur hebben zichtbaar plezier in deze ongewone productie – en dat werkt aanstekelijk. Het gebrek aan echt enge momenten is echter een gemiste kans voor een musical die zich durft te branden aan het horrorgenre. Horror is nooit Nederlands sterkste genre geweest en het had van durf getuigd om dit gemis met lef aan te gaan.

Aan het eind van de avond blijft er van de horror weinig over. De grote hoeveelheid grappen voelen aan als cabaret en de slecht uitgewerkte projecties lijken vooral de in de zaal aanwezige kinderen te bereiken. Toch is deze musical niet geheel onder de mislukte experimenten te scharen. Er wordt veel gelachen, er wordt goed gespeeld en er wordt nog beter gezongen. De geoefende theaterbezoeker zal wellicht struikelen over de uitwerking, maar voor families kan dit zeker een leuke avond uit zijn. De jongste bezoekers verlieten lachend de zaal. Wellicht dat Nightmare zich in dit opzicht beter als kindermusical had kunnen profileren.

Nightmare is nog tot 2 november te zien in diverse theaters in het land.

 

Boeken / Fictie

Pijpen van plezier

recensie: Anne Vegter - Eiland berg gletsjer

Anne Vegter is een opvallend speelse auteur, van wie veel dichtwerk met erotiek doordesemd is. Zo ook in de voor de VSB Poëzieprijs 2011 genomineerde bundel Eiland berg gletsjer, al kan het er soms tussen de dijen onder nul zijn…

Erotiek is een van de lastigste onderwerpen in de literatuur. Een kleine greep uit de vele prozadebuten van de afgelopen jaren laat het zien: in poging effect te sorteren, verworden ze tot een zoveelste boek waarin geneukt wordt. Nee, lees Brodkeys korte verhaal Onschuld maar eens of de bloemlezing Hard en teder van Blondeau en Van den Berghe die van recentere datum is. Vegters poëzie echter, lust er ook wel pap van.

Gordijnerotiek
In Eiland berg gletsjer staan tussen de gedichten erotische tekeningen die gemaakt zijn door Vegter zelf. Wie aan de bundel begint kijkt op matrashoogte tegen de vagina van een met haar benen gespreide vrouw. Je ziet drie piemels op hun balzakken balanceren en een man naar zijn erecte manhood kijken.

Maar pas op: de gedichten zijn geen tekstuele youporn-fragmenten. Evenmin stijgen ze op in gekuiste Hoogliedlyriek. Vegters erotiek – dat heet, de erotiek in haar werk – gaat vaak van schaduwen vergezeld. Het is gordijnerotiek, datgene waarover men niet zo graag opschept maar binnenskamers houdt. In ‘Persoonsverwisselingen’ wordt bijvoorbeeld de liederlijke vrijheid bezongen die vreemdgaan heet:

Ik liet je ja neuken omdat het bij een nieuwe vriendin
vaardigheden heette. Wat tussen ons veranderde dacht je

en of dat de doorslag van iets zou geven.

Vegters ironie is snijdend en zo ook de woede van de ik-persoon, die overigens (o ironie) erg geestig is opgetekend:

Hoe hervindt mijn basisaap zich:

stamoudste, alphamale, immoreel. Thuis verdelen we in bed
in verhouding twee staat tot één.

Intimiteit
Meer nog dan om erotiek, gaat het om de zucht naar intimiteit en het verlies ervan. Als in het gedicht ‘Tramps’ afscheid genomen wordt van een ex-geliefde, is de erotiek koud en agressief in haar sarcasme.

Tramps

Je had het over gevoelstemperatuur, onder nul vond je het tussen mijn dijen
in de vertrekhal. Na je tas hebben we elkaar heart to heart omhelsd,

man ik kon je wel pijpen van plezier. Luister je eigenlijk nog.

We maakten stroeve vogels na, een doodsmak ontwierp je op papier
had je wat napret van je verveling. Het werd lastig redenen te vinden op die manier.

Als het glas van je vinger springt zoek je iets tegen breukjes en zout op.
Het tapijt grijnst. Wil nu godverdomme iemand opstaan en me vasthouden.

Opvallend is de afwezigheid van vraagtekens. Er wordt geëist dat iemand opstaat en de ik-persoon vasthoudt, maar de vraag blijft uit – er is niemand om op te staan. Eerder in het gedicht luistert de ex-geliefde ook niet meer; elk vraagteken is overbodig. Dit afscheid is definitief en dat levert, zoals je dat zelf bij veel relatie-eindes kan ervaren, gemengde gevoelens op. ‘Tramps’ laat dat op treffende wijze zien, dat feest van hernieuwde vrijheid en die verzuurde maag van ledigheid.

Oplevend dood
Wie geilt op goede poëzie, kan maar beter doorlezen: Vegters bundel is compromisloos. Om de regels in de ’titelcyclus’ te kunnen lezen moet je de bundel een kwartslag draaien. De cyclus gaat over een stel met kinderen dat een ‘diepteoorlog’ met elkaar voert (waarin overigens toch een vervoeging van het woord neuken een keer of vijf, al dan niet overdrachtelijk voorkomt), waarin uiteindelijk drie dingen op het spel staan: de liefde (eiland), de toekomst (berg) en de zinnelijkheid (gletsjer): ‘Ook als jij ’n laatste atoom van je lichaam schraapt, zou je oplevend dood willen zijn / als laatste hart (eiland), als laatste berg (buik) of gewoon schitterend als kut (gletsjer).’

Een ander gedicht, ‘Dochter van’, neemt achttien bladzijden in beslag, tweeëntwintig als je de tekeningen die eraan voorafgaan en de titelpagina meerekent. Dit om ademloos te lezen gedicht is een incestueuze pendant van de ark van Noach met een ijzingwekkend bloedheet einde, twee connotaties die elkaar in dit gedicht niet bijten.

Oosterhoff

~

Erotiek is in Vegters werk maar een van de middelen om tot interessante poëzie te komen, een domper wellicht voor de op sensatie beluste lezers van deze recensie. Haar taal is bedrieglijk alledaags, hoe ze haar woorden kiest, soms vloekt en Engelse frasen opneemt. Interessant is ook haar subtiele ode aan Tonnus Oosterhoff. Net als in zijn bundel Wij zagen ons in een kleine groep mensen veranderen (2003) staat in Vegters bundel een met pen bewerkt gedicht – het is in zijn totaliteit doorgekrast.

Vegters poëzie mag in haar taalgebruik wel alledaags zijn, zij ontsluit zich niet zo gauw. Juist dat maakt haar zo interessant en voor verschillende lezingen vatbaar. Ze is zinnelijk, warm, koud en afstandelijk tegelijkertijd. Er zit een hunkering in naar nabijheid, maar niet zonder het tegendeel daarvan invoelbaar te maken. Eiland berg gletsjer vriest en smelt als ijs, is eeuwig en groots als bergen en weet zich eenzaam en omvat als een eiland; een bundel die je niet gauw weglegt.

Muziek / Concert

Grote muzikaliteit en scherts met ondertoon

recensie: Corrie en de Grote Brokken

Feest moest het worden en feest werd het. Corrie en de Grote Brokken vierden in het Bimhuis  de hoogste der kunsten en het leven zelf. Een duidelijke boodschap ook richting de politiek in Den Haag, want ‘we gaan door, hoe dan ook’.

Gitariste, componiste en bandleider Corrie van Binsbergen startte precies vijfentwintig jaar geleden met haar Brokken, tien jaar later gevolgd door de Grote Brokken. De tour die deze verjaardag moet markeren wordt vergezeld van een cd-uitgave, VIER!, Het Beste van de Grote Brokken, die vanavond flink aftrek vindt bij het Amsterdamse publiek. Het mengen van stijlen en overschrijden van grenzen in de muziek is tegenwoordig meer regel dan uitzondering, maar Van Binsbergen deed dat toentertijd al. In die tijd was dat nog verwarrend voor programmeurs, want waar moest je de muziek onderbrengen en op welk podium moest je de band presenteren?

Jazzhuis versus poptempel

~

Nu staat de groep in een jazzhuis, maar zou de Grote Brokken niet net zo goed in Paradiso kunnen aantreden? Dat Van Binsbergen toch vaak met jazz wordt vereenzelvigd, komt waarschijnlijk door haar voorliefde voor improvisatie. Ook vanavond is er weer volop ruimte voor spontaniteit, die op onnavolgbare wijze is vervlochten met de geschreven compositie. De gitariste heeft uitgesproken jazzmuzikanten in haar gezelschap, zoals saxofonist Jasper Blom, voor wie het vrije spel een tweede natuur is, maar ook mensen uit de popmuziek zoals zanger/gitarist Wouter Planteijdt en zanger Bob Fosko. De meesten werken al jaren samen en dat betaalt zich uit. Alles klopt, in een meesterlijk samenspel.

Voor Van Binsbergen is de grote variëteit aan genres binnen de muziek nog niet genoeg. Theater en literatuur hebben altijd een rol gespeeld in haar werk, bijvoorbeeld in optredens met Toon Tellegen, Remco Campert en Ramsey Nasr. In het Bimhuis leeft zangeres Beatrice van der Poel haar theatraliteit uit, vaak samen met Fosko. Het stel vormt een fraai duo, de wat grover gebekte en ogende zanger/acteur en de wat fijner besnaarde Van der Poel bieden elkaar goed tegenspel in de vaak absurdistische dialogen. ‘Mag ik mijn hart aan uw voeten leggen?’ ‘Als u ze maar niet vuil maakt.’

~

Even later klinkt een Nederlandstalige blues met een bulderende Fosko: ‘Fietsen is gezond, trappen, trappen, trappen.’ De tekst is van schrijver Lévi Weemoedt, elders klinken ook de woorden van Drs. P.

In een onvervalst rock-‘n-rollnummer stelt Fosko: ‘Liefde is de grootste straf die God ons heeft gegeven.’ Van der Poel ontkent dit ten stelligste. Zo is het concert doorregen van humor op een cabareteske wijze, maar altijd vergezeld van die overweldigende klankenrijkdom van de tienkoppige band.

Opvallende prestaties

~

Brokkenman van het eerste uur drummer Arend Niks is geveld door een hernia, zijn plaats wordt ingenomen door Yonga Sun. Sun is een voortreffelijk vervanger, die precisie paart aan soepelheid en uiterst strak opereert. Hij speelt vaker met Van Binsbergen en bassist Hein Offermans. Rietblazer Blom ondertussen, geeft het cliché van de scheurende sax nieuwe impulsen en kan ook velours klanken halen uit zijn klarinet, terwijl Van der Poel tot Kate Bush-achtige hoogten stijgt. Hans Hazebos toont zijn virtuositeit op vibrafoon, tot groot enthousiasme van de zaal, en Planteijdt is een fenomeen. Zo komen vele muzikale hoogstandjes voorbij, in stijlen als wals, mars, opera, gospel, funk, soul, filmmuziek en soundscape, en ja, toch ook jazz.

~

En Van Binsbergen zelf? Die straalt en geniet. Met een zinderende en bezielde solo opent ze na de pauze de tweede set. Ze bewijst vanavond wederom dat haar betekenis voor de Nederlandse muziekpraktijk groot is. Over vijf jaar zou er een lustrum gevierd kunnen worden. Het publiek kijkt er naar uit. Paradiso dan maar?

Nog te zien:
8/10 Breda Chassé Theater
10/10 Enschede Jazzpodium Drienerlo
12/10 Utrecht Rasa
13/10 Rotterdam Lantaren/Venster
14/10 Den Bosch Muziekcentrum De Toonzaal
25/10 Haarlem Stadsschouwburg

Muziek / Album

Gepast afscheid van een groot artiest

recensie: Diversen - Johnny Boy Would Love This, A Tribute to John Martyn

Op 19 januari 2009 overleed John Martyn op zestigjarige leeftijd. Een carrière van meer dan veertig jaar heeft zijn invloed nagelaten op veel artiesten. Dertig daarvan bewijzen hem een laatste eer op Johnny Boy Would Love This, A Tribute to John Martyn.

Johnny Boy Would Love This, A Tribute to John Martyn.

Martyn, geboren Iain David McGeachy, begon zijn carrière in de Londense folk-scene van de jaren zestig. De vooruitstrevende geluiden die deze scene produceerde hebben de laatste jaren vele nieuwe acts beïnvloed. Toch geniet Martyn onder de jongere generaties nog niet de bekendheid van zijn vriend Nick Drake. Doodzonde, want Martyn was een begenadigd gitarist, zanger en songschrijver. Als de nieuwe vertolkingen van Johnny Boy Would Love This jonge luisteraars naar het werk van Martyn zullen leiden is deze tribute bij voorbaat geslaagd.

Veelzijdige carrière

~

Gedurende de meer dan veertig jaar die zijn carrière omspannen, is Martyn niet stil blijven staan. Na het tamelijk conventionele folkgeluid van zijn eerste platen, kiest Martyn in de jaren zeventig voor een meer experimentele koers waarin blues, reggae en met name experimentele jazz van invloed zijn. In de jaren tachtig probeert Martyn zijn hoofd boven water te houden met een geluid dat gevaarlijk dicht in de buurt van jazzy MOR komt. Ook in deze moeilijke periode weet Martyn zijn geloofwaardigheid echter te behouden.

Johnny Boy Would Love This benadrukt Martyns veelzijdigheid door een bont gezelschap van artiesten aan te rukken. Van wereldberoemd (Snow Partol, Phil Collins, Robert Smith), tot onbekend (Ultan Conlon, John Smith); van jong (Bombay Bicyle Club) tot oud (Clarence Fountain maakte al platen toen Martyn nog geboren moest worden). Het risico van deze aanpak is dat de CD weliswaar voor elk wat wils biedt, maar weinig mensen in zijn geheel zal aanspreken.

Middle of the Road
Zo is er wellicht een doelgroep die wel iets heeft met de bloedeloze MOR van Cheryl Wilson, Sabrina Dinan, Nicholas Barron en Judie Tzuke. Vooralsnog luidt het advies: skippen, die nummers! Snow Patrol verandert het intieme ‘May You Never’ in een stadion-anthem, inclusief een hoo hoo-gedeelte om met zijn allen mee te brullen. Slim gedaan jongens, maar wel smakeloos.

Dan blijven er nog 24 nummers over die wel het beluisteren waard zijn. Enkele hoogtepunten mogen niet ongenoemd blijven. David Gray opent overtuigend met ‘Let the Good Things Come’. Beck weet Martyn verrassend dicht te benaderen in zijn met mellotron opgesierde ‘Stormbringer’. Morcheeba’s Skye Edwards covert de klassieker ‘Solid Air’. Een gewaagde keuze, want aan Martyns originele versie valt eigenlijk niets te verbeteren. Edwards stelt niet teleur: ze kiest voor een nieuw arrangement, met atmosferische synths en een lijzige elektrische gitaar. Het is een coverversie geworden die werkelijk iets toevoegt.

Koop de cd, of download een liedje
Speciale vermelding verdient de Zuid-Afrikaanse singer-songwriter Syd Kitchen. In ‘Fine Lines’ blijkt al die jaren een opbeurende popplaat verscholen hebben gezeten. ‘I will call up all my friends and say, come on over and make my day. and talk about the love that’s in us all’, zingt Kitchen aan het eind van het nummer. Het zijn mooie laatste woorden voor Kitchen, die korte tijd na het opnemen van ‘Fine Lines’ overleed.

Johnny Boy Would Love This is een gepast afscheid geworden. Ook al is dat niet helemaal terecht; buiten de echte Martyn-fans zal een groter publiek twijfelen bij het brede aanbod van artiesten. Eigenlijk is dat ook niet erg: de kans is groot dat veel mensen de cover van hun favoriete artiest zullen downloaden, om zo alsnog met John Martyns werk in aanraking te komen. Wie weet kan Martyn zo qua bekendheid weer een beetje op Drake inlopen.

 

8WEEKLY MediaPlayer