Tag Archief van: landscape

Muziek / Album

Te zwak om ‘goed’ te noemen, te knap om ‘slecht’ te zijn

recensie: Panic! At The Disco - Too Weird to Live, Too Rare to Die!

There he goes. One of God’s own prototypes. A high-powered mutant of some kind never even considered for mass production. Too weird to live, and too rare to die.’ (Hunter S. Thompson). Antiheld Raoul Duke brengt mijmerend een ode aan zijn boezemvriend Gonzo die klungelig maar triomfantelijk het vliegtuig opstapt. Fear and Loathing in Las Vegas, een klassieker die blijft inspireren, en niet noodzakelijk enkel schrijvers en/of filmmakers, maar soms ook eens een bandje als… Panic! At The Disco.

Antiheld Raoul Duke brengt mijmerend een ode aan zijn boezemvriend Gonzo die klungelig maar triomfantelijk het vliegtuig opstapt. Fear and Loathing in Las Vegas, een klassieker die blijft inspireren, en niet noodzakelijk enkel schrijvers en/of filmmakers, maar soms ook eens een bandje als… Panic! At The Disco.

Dat de Amerikaanse formatie rond Brendon Urie graag uitpakt met lange songtitels wisten we al (bijv. ‘The Only Difference Between Martyrdom and Suicide Is Press Coverage’, ‘Lying Is the Most Fun a Girl Can Have Without Taking Her Clothes Off’); op hun nieuwe plaat echter worden de – deze keer korte – songnamen gecompenseerd met een acht woorden tellende albumnaam.

Las Vegas By Night

~

Dat Too Weird to Live, Too Rare To Die! verwijst naar Fear and Loathing is allesbehalve toeval; deze plaat is Panic! At The Disco’s (PATD) hommage geworden aan hun thuisstad Las Vegas, Nevada. De titel, de artwork, de bombastische sound, de beats en bovenal de bling bling: welcome to Sin City. De band beloofde dat dit een party album zou worden, waarin ze zich schaamteloos zouden focussen op het mainstream uitgaanspubliek. Las Vegas en feestjes, ze gaan hand in hand, en het lijkt wel of Urie & co meer dan voldoende inspiratie hebben gevonden op The Strip om hun feestelijke belofte na te komen.

PATD is nooit een pure gitaarband geweest, maar op deze plaat lijken ze definitief hun laatste punkrockveren van zich te hebben afgeschud. Too Weird is 100% kant-en-klare pop, maar er is dan ook niets mis met goede popmuziek: opener ‘This is Gospel’ is een knaller, een anthem zowaar  – verplichte kost voor wie ’s ochtends met de auto naar het werk pendelt en graag op het ritme van de muziek met zijn/haar handen op het stuur klopt (we weten dat we niet alleen zijn)! Wie erin slaagt om op 0:41 geen lichaamsdeel te verroeren, moet dringend zijn hartslag eens laten checken. Een opzienbarende opening van PATD’s jongste worp, en er volgt al snel nog meer verbluffing.

Dancing! At the Disco
‘Miss Jackson’ is qua sound zelfs nog een grotere verrassing dan het openingsnummer: hier begeeft Brendon Urie zich op het terrein van de Maroon 5’s en Bruno Marsen van deze planeet. OK, wel met een flinke dosis extra testosteron – misschien moeten we daarom bij dit nummer voortdurend aan Kanye West denken (‘POWER’, iemand?). De lachende derde, ‘Vegas Lights’, is dan weer zo extreem dansbaar opgebouwd dat het lijkt of PATD nooit iets anders heeft gedaan dan ready for the floor dancehits te schijven. De band doet waar Death From Above 1979 niet in geslaagd is: zware gitaren naar de disco brengen, en het nog geweldig laten klinken ook.

Genoeg ruimte voor kul
Toen Pretty. Odd. in 2008 uitkwam, was het duidelijk dat de mannen van PATD vooraf erg goed naar The Beatles hadden geluisterd. De invloeden voor Too Weird lijken echter uit alle verschillende spectra van de elektronische muziek tegelijk te komen: ‘Girl That You Love’ bulkt van Depeche Mode, Human League en vooral Où Est Le Swimming Pool, en bij het pompeuze ‘Nicotine’ dachten we even in een fantastische Infected Mushroom trip verzeild geraakt te zijn (tot de gluiperige, Benny Benassi-achtige beat ons iets later opnieuw met beide voeten op banale grond zette).

‘Girls/Girls/Boys’ sluit van alle nummers op Too Weird misschien wel nog het beste aan bij het oudere PATD werk, maar past dan weer niet echt bij de rest van deze plaat; bovendien is de kwaliteit van de song zelf Pretty Mediocre. Idem dito voor de hele, magere tweede helft van Too Weird, maar dan is daar plots afsluiter ‘The End of All Things’, en deze remuneratie spoelt de ontgoocheling van de laatste vijf nummers gemakkelijk door: een prachtige ballade met enkel een piano, wat strijkers en een elektronische doch fijngevoelige Urie.

Herpes
Conclusie over de nieuwe weg die PATD is ingeslagen: het trio uit Vegas is zeker in staat om goede popmuziek maken, maar zit nog mijlenver verwijderd van het niveau van stadsgenoten The Killers. Enfin, wat zou die andere stadsgenoot, tevens inspiratiebron voor het album, Hunter S. Thompson, van de recente accentuatie van ‘Disco’ in de bandnaam gevonden hebben? De legendarische journalist kan het niet meer navertellen, maar een legendarische quote van de man klonk ooit zo:
‘I feel the same way about disco as I do about herpes’. Viva Las Vegas!

Muziek / Album

Te zwak om ‘goed’ te noemen, te knap om ‘slecht’ te zijn

recensie: Panic! At The Disco - Too Weird to Live, Too Rare to Die!

There he goes. One of God’s own prototypes. A high-powered mutant of some kind never even considered for mass production. Too weird to live, and too rare to die.’ (Hunter S. Thompson). Antiheld Raoul Duke brengt mijmerend een ode aan zijn boezemvriend Gonzo die klungelig maar triomfantelijk het vliegtuig opstapt. Fear and Loathing in Las Vegas, een klassieker die blijft inspireren, en niet noodzakelijk enkel schrijvers en/of filmmakers, maar soms ook eens een bandje als… Panic! At The Disco.

Antiheld Raoul Duke brengt mijmerend een ode aan zijn boezemvriend Gonzo die klungelig maar triomfantelijk het vliegtuig opstapt. Fear and Loathing in Las Vegas, een klassieker die blijft inspireren, en niet noodzakelijk enkel schrijvers en/of filmmakers, maar soms ook eens een bandje als… Panic! At The Disco.

Dat de Amerikaanse formatie rond Brendon Urie graag uitpakt met lange songtitels wisten we al (bijv. ‘The Only Difference Between Martyrdom and Suicide Is Press Coverage’, ‘Lying Is the Most Fun a Girl Can Have Without Taking Her Clothes Off’); op hun nieuwe plaat echter worden de – deze keer korte – songnamen gecompenseerd met een acht woorden tellende albumnaam.

Las Vegas By Night

~

Dat Too Weird to Live, Too Rare To Die! verwijst naar Fear and Loathing is allesbehalve toeval; deze plaat is Panic! At The Disco’s (PATD) hommage geworden aan hun thuisstad Las Vegas, Nevada. De titel, de artwork, de bombastische sound, de beats en bovenal de bling bling: welcome to Sin City. De band beloofde dat dit een party album zou worden, waarin ze zich schaamteloos zouden focussen op het mainstream uitgaanspubliek. Las Vegas en feestjes, ze gaan hand in hand, en het lijkt wel of Urie & co meer dan voldoende inspiratie hebben gevonden op The Strip om hun feestelijke belofte na te komen.

PATD is nooit een pure gitaarband geweest, maar op deze plaat lijken ze definitief hun laatste punkrockveren van zich te hebben afgeschud. Too Weird is 100% kant-en-klare pop, maar er is dan ook niets mis met goede popmuziek: opener ‘This is Gospel’ is een knaller, een anthem zowaar  – verplichte kost voor wie ’s ochtends met de auto naar het werk pendelt en graag op het ritme van de muziek met zijn/haar handen op het stuur klopt (we weten dat we niet alleen zijn)! Wie erin slaagt om op 0:41 geen lichaamsdeel te verroeren, moet dringend zijn hartslag eens laten checken. Een opzienbarende opening van PATD’s jongste worp, en er volgt al snel nog meer verbluffing.

Dancing! At the Disco
‘Miss Jackson’ is qua sound zelfs nog een grotere verrassing dan het openingsnummer: hier begeeft Brendon Urie zich op het terrein van de Maroon 5’s en Bruno Marsen van deze planeet. OK, wel met een flinke dosis extra testosteron – misschien moeten we daarom bij dit nummer voortdurend aan Kanye West denken (‘POWER’, iemand?). De lachende derde, ‘Vegas Lights’, is dan weer zo extreem dansbaar opgebouwd dat het lijkt of PATD nooit iets anders heeft gedaan dan ready for the floor dancehits te schijven. De band doet waar Death From Above 1979 niet in geslaagd is: zware gitaren naar de disco brengen, en het nog geweldig laten klinken ook.

Genoeg ruimte voor kul
Toen Pretty. Odd. in 2008 uitkwam, was het duidelijk dat de mannen van PATD vooraf erg goed naar The Beatles hadden geluisterd. De invloeden voor Too Weird lijken echter uit alle verschillende spectra van de elektronische muziek tegelijk te komen: ‘Girl That You Love’ bulkt van Depeche Mode, Human League en vooral Où Est Le Swimming Pool, en bij het pompeuze ‘Nicotine’ dachten we even in een fantastische Infected Mushroom trip verzeild geraakt te zijn (tot de gluiperige, Benny Benassi-achtige beat ons iets later opnieuw met beide voeten op banale grond zette).

‘Girls/Girls/Boys’ sluit van alle nummers op Too Weird misschien wel nog het beste aan bij het oudere PATD werk, maar past dan weer niet echt bij de rest van deze plaat; bovendien is de kwaliteit van de song zelf Pretty Mediocre. Idem dito voor de hele, magere tweede helft van Too Weird, maar dan is daar plots afsluiter ‘The End of All Things’, en deze remuneratie spoelt de ontgoocheling van de laatste vijf nummers gemakkelijk door: een prachtige ballade met enkel een piano, wat strijkers en een elektronische doch fijngevoelige Urie.

Herpes
Conclusie over de nieuwe weg die PATD is ingeslagen: het trio uit Vegas is zeker in staat om goede popmuziek maken, maar zit nog mijlenver verwijderd van het niveau van stadsgenoten The Killers. Enfin, wat zou die andere stadsgenoot, tevens inspiratiebron voor het album, Hunter S. Thompson, van de recente accentuatie van ‘Disco’ in de bandnaam gevonden hebben? De legendarische journalist kan het niet meer navertellen, maar een legendarische quote van de man klonk ooit zo:
‘I feel the same way about disco as I do about herpes’. Viva Las Vegas!

Boeken / Non-fictie

Moed en fatsoen van gewone landgenoten

recensie: Bo Lidegaard (vert. Maydo van Marwijk Kooy)- Landgenoten

Gebruikmakend van een reeks dagboekfragmenten, onderbouwd met scherpe politieke analyses, beschrijft Bo Lidegaard de reddingsoperatie van de Deense joden in 1943. Het contrast met de deportaties in Nederland is schokkend.

Op dezelfde dag in 1933 dat Adolf Hitler rijkskanselier werd, sloten de Deense Sociaaldemocraten een politiek akkoord met de liberale Venstrepartij. Het was crisis, de werkgevers eisten loonverlaging. In plaats daarvan werden de lonen bevroren, er kwam een verplichte algemene zorgverzekering, inclusief doorbetaald zwangerschapsverlof en een bijstandsregeling met behoud van burgerrechten. Werkverschaffingsprojecten in de vorm van grootscheepse bruggenbouw werden in gang gezet en de Deense kroon werd gedevalueerd zodat de export van landbouwproducten niet zou instorten. Men deed alles om te voorkomen dat de Deense samenleving zou afglijden naar ultrarechtse richting.

Antitotalitair nationalisme
Lidegaard beschrijft hoe vier grote partijen – Sociaaldemocraten, Venstre, Radicalen en Conservatieven – zich beijverden om hun opvattingen over vaderland, grondwet en democratie tot de Denen te laten doordringen. Doel was om de twee totalitaire partijen, Communisten en Nationaalsocialisten, te marginaliseren. In Denemarken zou het ‘wij-gevoel’ zich concentreren rond het besef van een democratische rechtsorde, die niemand uitsloot, behalve burgers die eropuit waren die rechtsorde omver te werpen. In 1935 werd deze drieslag van democratie, verzorgingsstaat en nationalisme beloond met een overwinning voor de Sociaaldemocraten onder leiding van Thorvald Stauning. Hij kreeg 46 procent van de stemmen. In een manifest van de Sociaaldemocraten was onder andere te lezen:

Nu is de tijd. Niet voor fantastische experimenten en wetteloze acties, niet voor dreigementen en pogingen om een ordelijke maatschappij te vernietigen. Het is tijd voor de volksgemeenschap die zich tegen wetteloosheid keert en zich als doel voor de naaste toekomst het opbouwen van de hele maatschappij stelt.

Van 1924 tot 1940 bestond de regering uit de Sociaaldemocraten ondersteund door de Radicalen. In 1940 werd na de Duitse inval een samenwerkingsverband gevormd door de vier grote partijen met als doel te regeren in constante ‘dialoog’ met de bezetter. In de praktijk kwam dat neer op toegeven, binnen een minimale onderhandelingsruimte. In 1942 maakte regeringsleider Stauning plaats voor de diplomatieke liberaal Scavenius, voormalig minister van Buitenlandse zaken.

Neuropa
Een andere oorzaak van de mislukking van de Endlösung in Denemarken is volgens Lidegaard de speciale vorm die de bezetting door de nazi’s in Denemarken had aangenomen. Bij de inval op 9 april 1940 had het leger geen verzet geboden tegen de overmacht. Echter, koning Christiaan de Tiende en de regering bleven aan en eisten normale voortzetting van hun taken. Met de term Neuropa liepen de nazi’s vooruit op de situatie die ze na de totale overwinning in gedachten hadden voor de ‘arische broedervolken’. Een soort gelegitimeerd zelfbestuur onder leiding van het Duitse Herrenvolk. Bovendien had Duitsland de voedselexport vanuit Denemarken hard nodig. Er was de bezetters daarom veel aan gelegen om een goede samenwerking op te bouwen en te behouden. Maatregelen tegen burgers die niets misdaan hadden pasten daar niet in.

Ten slotte speelde een rol dat eind 1943 de oorlogskansen voor Duitsland waren gekeerd. Sommige nazi’s meenden daarom er verstandig aan te doen ander, minder repressief gedrag te laten zien. Er waren conflicten gerezen tussen de kopstukken onder de bezetters. Ondertussen was de samenwerking met de Deense regering-in-oorlogstijd ten einde. In augustus 1943 waren de leiders afgetreden uit protest tegen de voortschrijdende rechteloosheid van burgers. Nadat de regering zich in augustus 1943 had teruggetrokken, drongen de bezetters voortdurend aan op het vormen van een nieuwe regering. Het coalitieproject zou op die wijze gelegitimeerd zijn. Pas toen het onafhankelijke Deense verzet op gang kwam werden de represailles harder.

Nacht van de razzia
In deze sfeer lekte uit dat in de nacht van 1 op 2 oktober 1943 een razzia was gepland. Deense joden waren tot die tijd niet als groep apart gezet. Nooit waren lijsten aangeleverd, Jodensterren ingevoerd, laat staan getto’s ingericht. (Dat koning Christiaan met een ster op door Kopenhagen reed is een mythe, aldus Lidegaard. Hij heeft alleen gezegd dat als er ooit sterren zouden komen, alle Denen, hij voorop, er een zouden dragen.) Het Deense bestuur, bestaande uit ambtenaren van de departementen, besloot niet mee te werken met de Duitse bezetters. De politie kreeg herhaaldelijk een verbod om zich bij de SD en Gestapo aan te sluiten.

Zo veel mogelijk werden de Deense joden gewaarschuwd en hun huizen na vertrek naar Zweede havensteden verzegeld. Hun eigendommen werden genoteerd en bij de bevrijding teruggegeven. De dagboeken waar Lidegaard zijn boek deels op baseert, beschrijven de lotgevallen van drie joodse families, maar hij gebruikt ook dagboekaantekeningen van een journalist van Politiken, de krant waar hij hoofdredacteur is. Zo is van heel nabij te lezen hoe de levensbedreigende situatie ervaren werd. De hulpverlening en solidariteit was een grote troost voor de vluchtelingen, evenals de opvang in Zweden.

Moedige vissers
De kustlijn van Sjælland is lang en er liggen tientallen havens. Vanuit daar vertrokken in de weken na de razzia honderden schepen die de gevluchte joden overzetten naar Zweden. De Zweedse regering, die het een jaar eerder bij de deportaties van de Noorse joden lelijk af had laten weten, had bekend gemaakt dat iedereen welkom was. Tegen betaling van soms flinke geldbedragen (de schippers zetten hun leven op het spel, hoewel er ook velen waren die gratis hulp boden) werden in totaal 7742 joden gered van de ruim 8000 die Denemarken telde. Een aantal keren ging het mis, omdat groepjes die zich in afwachting van hun vertrek op zolders en in schuren verborgen hadden door de Duitse politiemacht werden ontdekt. Driehonderd mensen werden afgevoerd naar concentratiekamp Theresiënstadt en vandaar naar Auschwitz.

In één beslissend opzicht verschilde de actie in Denemarken van alle eerdere in andere bezette landen: zij vond plaats onder het oog van een immens verontwaardigde en beschermende samenleving, terwijl de Zweedse pers ongeveer ‘live’ verslag deed. Dit is de reden waarom het nazi-apparaat dit keer faalde.

Nederland deelt met Polen de twijfelachtige eer van het hoogste percentage vermoorde joden. Dat het ook heel anders kan, bewijst dit helder geschreven en goed geannoteerde boek. De uitgever heeft als ondertitel ‘Het wonder van Denemarken’ toegevoegd. Dat is een misleidende karakterisering. Het suggereert iets bovennatuurlijks. Maar de redding van de Deense joden is te danken aan de moed en het fatsoen van gewone, democratische landgenoten.

Door zijn chronologische dag-tot-dag-aanpak, afgewisseld met scherpe politieke analyses heeft Lidegaard de voor- en achtergrond van de reddingsoperatie in een mooi ritme met elkaar verweven, uitstekend vertaald door Maydo van Marwijk Kooy. Dat hij zelf duidelijk een gedreven Sociaaldemocraat is voegt een persoonlijke dimensie toe aan zijn relaas.

Film / Films

Rauwe Romance

recensie: De Rouille et D'os

In De Rouille et D’os komen op onwaarschijnlijke wijze twee volstrekt verschillende levens bij elkaar. Ali die met zijn zoontje bij zijn zus in Zuid-Frankrijk intrekt en Stéphanie, een orkatrainster, bij wie het noodlot toeslaat. Er ontstaat een emotionele relatie tussen hen beide, die afgezet is tegen een achtergrond vol sociale problematiek.

Het eerste wat opvalt aan deze film is de sterke rol van Matthias Schoenaerts. Volgens de dvd zou hij met deze film internationaal zijn doorgebroken. Als dat zo is, dan heeft men liggen slapen. Schoenaerts heeft zich in meerdere films al bewezen als uitstekend acteur (Rundskop, Pulsar). Hij weet zijn karakter zodanig vorm te geven dat de scheidingslijn tussen film of werkelijkheid vervaagt. Ali (Schoenaerts) heeft een passie voor vechten en vindt bijpassende klussen. Hij oogt rauw, ongecompliceerd en gevoelloos. Niets blijkt minder waar.

Wanneer hij tijdens zijn werk Stéphanie (Marion Cotillard) ontmoet, groeit er gaandeweg een romance. Ze lijken in eerste instantie in twee verschillende werelden te leven. Stéphanie is orkatrainster en woont in een goede buurt, terwijl Ali van baan naar baan hopt en bij zijn zus inwoont. Ali probeert zo goed en zo kwaad als het gaat iets van zijn leven te maken. Tegenlijkertijd toont Stéphanie met een enkele blik een leven vol teleurstellingen. Met haar kille, verbeten en afstandelijke houding lijkt ze wel wat op Ali.

~

De film is intens, rauw en compromisloos, zoals je van Jacques Audiard mag verwachten. Hij heeft een fijn oog voor detail en weet op effectieve manier zijn personages karakter en inhoud te geven. Naast de plot weet hij op subtiele manier details van het leven rondom de personages mee te geven. De levens krijgen op deze manier meer inhoud. De personages worden mensen van vlees en bloed en de film is als een portret van alledaagse sociaal-economische problematiek in het huidige Frankrijk. Dit doet de film ontstijgen aan de middenmoot en voorkomt al te gemakkelijk sentiment, waarmee haar zeggingskracht verloren zou zijn gegaan. Echter, niet in de handen van Audiard. Zelfs de soundtrack is zorgvuldig ingezet, waardoor elke zweem van sentimentaliteit weggevoerd wordt.

Film / Films

Vechten tegen de bierkaai

recensie: The World's End

Edgar Wright, Simon Pegg en Nick Frost ronden hun apocalyptische trilogie af in stijl, met een invasie van buitenaardse robots tijdens een kroegentocht.

Vier jeugdvrienden worden opgetrommeld door hun oude maatje Gary (Simon Pegg), ooit de aanvoerder van wat de laatste jaren elders is getypeerd als een ‘wolf pack’. Het komt allemaal op hetzelfde neer: oudere mannen die te veel zuipen en dat eigenlijk niet moeten doen. Ook in The World’s End worden ‘de vijf musketiers’ aangevoerd door een onverantwoordelijk persoon met humor die alles bij elkaar liegt om zijn vrienden over te halen tot verscheidene stommiteiten.

Nuchter zijn is saai

~

Terwijl Andy (Nick Frost), Steven (Paddy Considine), Peter (Eddie Marsan) en Oliver (Martin Freeman) de afgelopen twintig jaar volwassen zijn geworden, banen hebben en soms zelfs een vrouw en kinderen, is Gary blijven hangen in het verleden, bang om zijn wilde haren kwijt te raken. Een van de redenen hoe Gary dit leven volhoudt, is excessief drankgebruik. Nuchter zijn is immers saai. Gary wil nog eenmaal de gouden jaren herleven waarin werd gepoogd ‘The Golden Mile‘ van Newton Haven af te leggen, een tocht langs twaalf kroegen met als eindbestemming The World’s End.

Goed georganiseerde kroegentochten (en met twaalf kroegen is daar wel sprake van) beginnen als een leuk initiatief en eindigen als een ware uitputtingsslag. Wanneer er naast een gevecht tegen het bier ook een gevecht tegen robots aan de gang is, wordt het er niet gemakkelijker op. Tot overmaat van ramp is Gary vastberaden ‘The Golden Mile‘ dit jaar wél tot een goed einde te brengen, ondanks de aanwezigheid van buitenaardse blauwbloedige creaturen.

Meer van hetzelfde

~

The World’s End is het slotstuk in de onofficiële Three Flavours Cornetto Trilogy van Wright en Pegg, waarvan Hot Fuzz en Shaun of the Dead de voorgaande delen zijn. In elke film wordt een ijsje gegeten met smaken die de film symboliseren, zoals groen pepermuntijs in deze film (aliens) en aardbeismaak in Shaun of the Dead (zombies).

De films worden niet alleen verbonden door ijsjes. De cast is grotendeels hetzelfde met vaste rollen voor Nick Frost en Simon Pegg, naast andere routiniers als Bill Nighy en Martin Freeman. De thematiek komt grotendeels overeen, met een herkenbare opbouw waarin de hoofdrolspelers pas na enige tijd doorkrijgen dat de wereld vergaat, en tot slot is de typische Britse humor van schrijvers Wright en Pegg het sausje waarmee het geheel wordt overgoten.

Verrassend in The World’s End zijn de sterk uitgewerkte vechtscènes die er soepel uitzien en met name Nick Frost tot een actieheld transformeren. Hij slaat de vele robots kort en klein en lijkt ontketend wanneer er drank in het spel is. De choreografie van de actiescènes is bij vlagen zelfs indrukwekkend te noemen, iets dat toch bijzonder is voor een Britse komedie. Voor de rest is The World’s End meer van hetzelfde, hetgeen liefhebbers van Hot Fuzz en Shaun of the Dead als muziek in de oren zal klinken. 

Muziek / Album

Sanne Hans verrast met uitgeklede liedjes

recensie: Miss Montreal - The Home Recordings

Een nieuw album van Miss Montreal staat altijd garant voor enkele nieuwe radiohits. Bij een album dat niet nieuw is, maar vol demo’s kan dat bijna niet. Sanne Hans bewijst echter niet voor niets The Home Recordings te hebben opgenomen, omdat dit een verrassend fijn tussendoortje blijkt.

Sinds het debuut van Miss Montreal halverwege 2009 verloopt de carrière van de band erg voorspoedig. Alle vaderlandse podia en festivals heeft de band wel zo’n beetje aangedaan en ook over hits valt niet te klagen. So…Anything else verscheen in 2010, I am Hunter in 2012 en een nieuw album zit er aan te komen.

Meer naar voren 
‘These are all demos! Half of them include no final lyrics’ zegt het boekje in de cd. Of dat nu ongedwongenheid aangeeft of de kunst van het singersongwriterschap; feit is dat tracks er niet zomaar op staan. Bijna alle nummers van I am Hunter, enkele van de twee cd’s hiervoor en een sporadisch nieuw liedje, dat is wat de luisteraar krijgt in zeventien muzikale momenten. In eerste instantie was de cd alleen te koop tijdens de theatertour ‘S..SS..SSS…Sanne’, die in het najaar van 2012 begon. De potentie werd blijkbaar zo hoog ingeschat dat de cd nu ook normaal in de winkels ligt.

Doordat de band normaliter zorgt voor muzikale invulling bij de nummers (gitaar, bas, toetsen en drums), valt de boodschap van de tekst soms weg. Omdat Hans vaak over (verloren) liefde zingt, komt dit juist meer naar voren wanneer zij dit –bijna – zonder muzikale begeleiding doet. En dat is precies de kracht van het album.

Schwung 

‘Here without you Miss Mont’ is ook te vinden op So…Anything else maar komt nu een stuk beter uit de verf. De rauwe stem van de Hardenbergse bij het refrein ‘And you know how I feel, and you know all my pain, but I stand here, still stand here without you’ zorgt voor veel meer effect dan wanneer dit zuiver en dubbelstemmig wordt gezongen met bandbegeleiding. Hetzelfde kan gezegd worden over ‘Wish I could’. Zang en gitaar, meer heeft het nummer niet nodig. Vooral het geneurie en het slaan op gitaar klinken fijn samen.

De songs worden afwisselend vertolkt met piano of gitaarbegeleiding. ‘Soundtrack’ heeft piano en de stem van Hans die dan weer omhoog, dan weer omlaag gaat, maar soms net wat kracht aan het eind van een zin mist. Met inmiddels vaste producer Nate Campany (Ilse de Lange, Backstreet Boys) ditmaal op toetsen, heeft ‘Come on Already’ een ingehouden begin. Wat meer schwung brengt de gitaar in het nummer die bij het refrein er bij komt. Bij het nieuwe ‘All of this DEF’ zijn het juist de aan elkaar geregen uithalen die het refrein vormgeven.

Warm gitaarspel
De kant die we niet veel horen van Hans als zij met band optreedt, is die van het intieme liedje. Haar hese stem, die soms tegen het overslaan aan lijkt te zitten, is bekend, maar ook ingehouden, als een soort Sara Bettens, laat de zangeres haar klasse horen. Opener ‘The Sun Goes’ is een heerlijk nummer om bij wakker te worden, ‘Sanne 1’ rust op warm gitaarspel en klinkt hierdoor wat voller en ‘Just for today’ start ingetogen maar bouwt mooi op naar intense uithalen.

Wanneer je een album opneemt met al eerder uitgebrachte liedjes en weinig nieuw materiaal, moeten nummers wel wezenlijk verschillen van de originelen en de nieuwe tracks de plaat kunnen dragen. Ondanks een paar mindere tracks als ‘Today’ en ‘Memo-1’ lukt dit. Door een andere kant van zichzelf te laten zien geeft Hans aan een veelzijdig artiest te zijn, die ook zonder band zeer zeker boeit.

Boeken / Fictie

Een kleurrijk mozaïek van Portugal

recensie: João Ricardo Pedro (vert. Kitty Pouwels)- Jouw gezicht zal het laatste zijn

João Ricardo Pedro is wat je noemt een literaire komeet. Zijn debuutroman Jouw gezicht zal het laatste zijn werd direct bekroond met de meest prestigieuze prijs van Portugal. In 2009 werd technisch ingenieur Pedro ontslagen en kon hij eindelijk zijn droom verwezenlijken: het schrijven van een roman.

Iedereen die wel eens in Portugal is geweest, kent ze: os azulejos, de keramieken tegeltjes waarmee de binnen- en buitenmuren van veel huizen zijn versierd. De roman Jouw gezicht zal het laatste zijn is zo’n mozaïek. Niet van tegeltjes, maar van verhalen over Portugal onder het dictatoriale bewind en de jaren erna. We volgen drie generaties van de familie Mendes: Augusto, Antonio en Duarte.

Van de een op de andere dag
Het zijn de jaren vlak voor de Tweede Wereldoorlog en van de een op de andere dag besluit de jonge arts Augusto Mendes Lissabon te verlaten voor een gehucht in de binnenlanden van Portugal. Hij wordt de huisarts van de veelal straatarme dorpelingen. Zijn zoon Antonio wordt officier in het leger en keert begin jaren zeventig voorgoed terug uit Angola, alwaar Portugal tegen beter weten in voor behoud van de kolonie strijdt. Antonio is getraumatiseerd en herkent zijn zoon Duarte eerst niet. Wat er is gebeurd, kunnen we alleen raden. Al moeten we dat misschien niet willen:

Je eigen herinneringen vreten al genoeg aan je om de herinneringen van anderen er nog eens bij te nemen.

Deze zoon, Duarte Mendes, is de eigenlijke hoofdfiguur van het boek. Geboren in de jaren zeventig wordt hij door kenners beschouwd als de beste vertolker van Beethoven, een mooie toekomst wacht hem. Van de een op de andere dag zweert hij de piano af en raakt het instrument niet meer aan. Waarom? Deze en alle andere vragen worden niet eenduidig beantwoord. Zoals alles in de tijd van een dictatuur schimmig en onduidelijk blijft en van de een op de andere dag iemand voorgoed kan verdwijnen, zo wordt niets in deze roman werkelijk opgehelderd.

Het beste is het raadsel te vergroten
Waar je een antwoord verwacht, daar komt de schrijver met een nieuw verhaal dat als antwoord kan dienen, maar dat zelf ook weer vragen oproept. In Voer voor psychologen schreef Harry Mulisch dat goede literatuur het raadsel van het leven niet moet oplossen, maar juist moet vergroten. Pedro neemt die poëtica wel erg serieus. Je moet iets van de geschiedenis van Portugal weten om de vele subtiele verwijzingen te begrijpen. Maar ook zonder deze kennis is het boek een bijzondere tocht door een land dat in Nederland niet erg bekend is.

Zuid-Amerikaanse vertelkunst
In een interview heeft de schrijver gezegd dat niet alles verklaarbaar is wat er in de roman gebeurt, zoals niet alles in de werkelijkheid logisch is. Het is een van die hardnekkige eigenschappen van de mens dat we overal verbanden willen zien, zelfs als ze er misschien niet zijn. De wereld in deze roman is magisch en mysterieus. En de stijl is bij vlagen grandioos.

Dautor Augusto Mendes zat met zijn rieten hoed en zijn pijp klaar om het peloton van de Ronde van Portugal voorbij te zien komen, met een bijna jeugdig enthousiasme dat niet alleen niet paste bij zijn leeftijd, gewicht, lengte en sociale positie, maar vooral niet bij de hoge temperatuur.

De schrijver veroorlooft zich niet alleen inhoudelijk en qua structuur veel vrijheid. De stijl verandert met elke scène en is als een kleurrijk mozaïek. In het ene hoofdstuk is de stijl romantisch en verhalend en doet zij in verbeeldingskracht niet onder voor het beste werk van Gabriel Marcia Márquez. Andere hoofdstukken zijn experimenteel en vervreemdend en doen sterk denken aan de grote roman 2666 van Roberto Bolaño. Wellicht wat te veel.

Hier en daar lijkt de experimenteerdrift de vijand van de schrijver. Zij die een verhaal met kop en staart zoeken, kunnen het boek dan ook beter laten liggen. Neem je echter de moeite, dan ontvouwt zich een magisch mozaïek van kleuren en vormen.

Boeken / Fictie

Een gevlochten roman

recensie: Éric-Emmanuel Schmitt (vert. Floor Borsboom) - De vrouw in de spiegel

Het werkte zeer goed bij Michael Cunninghams De Uren. Drie vrouwen, elk levend in een ander tijdvak, die zichzelf en hun rol als vrouw beschouwen door middel van een boek dat hen met elkaar verbindt. In het nieuwe werk van de Franse auteur Éric-Emmanuel Schmitt is een spiegel de bindende factor.

(Toneel)schrijver en filmmaker Schmitt (1960) won in 2010 de Prix Goncourt de la Nouvelle voor Concert voor een gestorven engel, een bekroning op zijn al eerder gelauwerde, lange literaire staat van dienst. De vrouw in de spiegel (2011) is zijn zevende roman, waarin de beleving en de verandering van de vrouwelijke identiteit de kern vormen.

Nomen est omen

Anne, Hanna en Anny hebben het gevoel ‘anders’ te zijn. Hoewel zij elkaar niet kennen, in andere eeuwen leven en fundamenteel andere karakters lijken te hebben, maken zij alle drie eenzelfde transformatie door. Langzaamaan worden zij de vrouwen die zij willen zijn nadat hun verhaal aanvangt met een blik in de spiegel. Geleidelijk overwinnen zij hun angst en schudden zij de verstikkende verwachtingen van hun tijd van zich af. Ongeacht de gevolgen.

Brugge ten tijde van de Renaissance. Anne, een meisje nog, rent weg van haar aanstaande huwelijk en belandt in een bos. Haar intense, extatische beleving van de natuur wordt door een monnik gezien als een christenroeping en zorgt ervoor dat zij als begijn wordt opgenomen. Wenen, rond 1900. De getrouwde Hanna leeft in een verstikkend aristocratisch milieu, dat vooral van haar verlangt dat zij een erfgenaam baart. Maar: wil zij wel werkelijk een kind? De opkomst van de gloednieuwe psychoanalyse biedt haar mogelijkheden dit te onderzoeken. Hollywood, anno nu. Anny Lee is tegen wil en dank een wereldberoemde actrice geworden. Zij voelt zich intens verloren en vlucht voortdurend in seks en overvloedig drank- en drugsgebruik.

Zoals een vlecht wordt gemaakt, zo ontstaat langzaam de drie-eenheid tussen de schijnbaar onverenigbare vrouwen. Via tijd en ruimte raken zij langzaam met elkaar verweven door het gegeven dat zij leven in een tijd waarin men te veel van hun ‘vrouw-zijn’ verwacht. Zij kunnen en willen deze verwachting echter niet inlossen, eenvoudigweg vanwege het bloed dat niet in een keurslijf wil stollen.

Taal en seksualiteit

‘Hé, Tom, dat komt goed uit. Ben ik een goeie wip?’
Hij floot alsof ze hem een wiskundig probleem had voorgelegd.
‘Maak het jezelf niet zo moeilijk, Anny.’
‘Je bedoelt?’
‘Je bent een makkelijke wip.’
Hij wreef over zijn wangen: hij had een lastige vergelijking opgelost.
‘Wat voor cijfer geef je me?’ drong ze aan.
‘Een zesje.’
‘Meer niet?’
‘Een zesje is voldoende.’

Hoewel de auteur zeker een mooie grond voor een bildungsroman heeft neergelegd, vormt bovenstaand citaat echter wel het kernprobleem van boek. De roman puilt uit van dit soort dialogen en katzwijmelende uitroepen (‘O, David, je bent zo grappig…’). Het verhaal is overdreven verhalend: elke gedachte en handeling zijn tergend uitgeschreven. Schmitt geeft zijn lezer geen ruimte voor interpretatie. Het boek doet om die reden soms denken aan een young adult-roman, dat soms gêne opwekt vanwege de naïviteit ervan.

Het simplisme van de dialoog is spijtig, juist omdat het verhaal – naast de vlechtcompositie – in potentie veel kracht bezit. Een theorie die bijvoorbeeld in het boek is verwerkt stelt dat het ongeschoolde idioom waarmee Anne haar ‘God’ verwoordt, weer anders kan worden uitgelegd in termen van de psychoanalyse waar Hanna zich eeuwen later mee bezigt, namelijk ‘het onbewuste’ van Freud. Daarnaast is de seksualiteitsbeleving van de vrouwen een relevante spiegel die hun veranderende identiteit weerkaatst. Anne, kuis als ze is, staat bijvoorbeeld haaks op de seksverslaving van Anny. Wat zegt dit? Hanna doet vanuit de psychoanalyse een poging, maar ze blijft lichtzinnig steken. Niets in dit boek lijkt te mogen afwijken van het spannende plot. Wellicht heeft Schmitt het werk te filmisch willen schrijven (tenslotte is hij ook filmmaker). Een verfilming van dit boek zou het verhaal inderdaad meer recht kunnen doen.

Film / Films

Kind als speelbal

recensie: What Maisie knew

.

In deze moderne bewerking van Henry James’ gelijknamige boek draait het om de 7-jarige Maisie, die na de scheiding van haar ouders ongewild in een strijd om de voogdij verstrikt raakt.  

De openingsscène toont het gezin nog in complete vorm, maar dat er spanningen zijn wordt direct duidelijk.  Terwijl de pizzabezorger voor de deur staat, maken Maisie’s ouders ruzie. Het meisje hoort het wat passief aan, alsof het inmiddels de normaalste zaak van de wereld is. Het weerhoudt Maisie er niet van om de draad op te pakken: ze rent naar haar spaarpot en haalt er een fooitje uit voor de bezorger. Hiermee wordt direct aangetoond dat Maisie, ondanks haar leeftijd, de meest verantwoordelijke is van de drie.

~

Het onvermijdelijke gebeurt: haar ouders gaan scheiden. Maisie verblijft bij haar moeder in afwachting van het uitvechten van de voogdij. Al snel blijkt dat de strijd om de voogdij voor beide ouders een soort eerkwestie is. Susanna (Julianne Moore) is een rock artiest op leeftijd en is vooral met toeren en met zichzelf bezig. Beale (Steve Coogan) is een kunsthandelaar en is meer in het buitenland dan dat hij tijd heeft voor zijn dochtertje. Daarbij blijkt dat Beale er een affaire op na hield (nota bene de oppas van Maisie). De ouders lijkt het vooral te doen om het elkaar lastig maken, in plaats van dat Maisie’s belang voorop staat.

Geen ruimte voor Maisie
Zo verwordt Maisie tot een soort speelbal van haar ouders. Een chaos volgt, waarin bezoekregelingen niet nagekomen worden. Een wrang detail hierin is dat de ouders hun nieuwe partners als oppas inzetten, in plaats van zelf voor hun kind te zorgen.

Henry James’ gelijknamige boek uit 1897, waarin hij het verhaal van een gevoelig meisje binnen een disfunctioneel gezin beschrijft, leent zich prima voor de aanpassing naar deze tijd. Vooral als je kijkt naar de individualisering die een steeds prominentere rol in onze samenleving lijkt in te nemen. Susanna en Beale kiezen voor waarden als eigenbelang en hang naar succes. In hun leven is geen ruimte voor een kind.

Regisseurs Scott McGehee en David Siegel filmen bewust vanuit het perspectief van Maisie. Ze is aanwezig in elke scène. Scheldkanonnen van haar moeder worden door haar aangehoord, de egocentrische kant van haar vader wordt door haar waargenomen. Dat haar ouders onverantwoordelijke, egoïstische mensen zijn ligt er zo dik bovenop, dat de sympathie direct naar Maisie uitgaat. Als jonge protagonist moet zij opboksen tegen beslissingen die haar ouders voor haar maken.

Toch nog wat geluk voor Maisie

~

Dit gebeurt pas op het einde, wanneer Maisie dat voortdurende heen- en weer geslinger subtiel teniet doet. Want buiten al die narigheid ligt er ook wat geluk besloten in het feit dat de nieuwe partners van haar ouders zich wél om haar bekommeren. De regisseurs werken op voorspelbare wijze naar het moment van inkeer toe. Er komt een moment dat Maisie voor zichzelf kiest, in plaats van steeds onderwerp van keuze te zijn. De formule van een gevoelig meisje dat aan de grillen van haar ouders is overgeleverd maakt van What Maisie knew een potentiële hit. Toch hint de film te gemakkelijk naar het losmaken van emoties en het kiezen van een kant. Lincoln (Alexander Skarsgård, zoon van Stellan Skarsgård en bekend van True Blood), de nieuwe partner van Susanna, ontpopt zich vrijwel direct als zorgzame en sympathieke vaderfiguur. Margo (Joanna Vanderham), de partner van Beale, maakt het gebrek aan moederliefde goed. Drie maal raden hoe dit afloopt.

Uiteindelijk is What Maisie Knew niet meer dan een zoet en voorspelbaar drama, dat in zijn opzichtige pogingen om emoties los te maken bij de kijker (middelen als slow motion en een zoet popnummer aan het einde worden niet geschuwd), niet roert. Een film als Noah Baumbachs The Squid and the Whale (2005), waarin twee jongens moeten dealen met de scheiding van hun ouders, laat op subtielere en reëlere wijze de impact zien van de chaos die onverantwoordelijke ouders achterlaten.

Muziek / Album

Gebrek aan lef

recensie: Olaf Stuut - Equilibre

Terwijl in Engeland en Duitsland het ene na het andere technopareltje geproduceerd wordt, heeft Olaf Stuut de zware taak om de Nederlandse eer hoog te houden. Op zijn debuut Equilibre is de potentie hoorbaar, maar het gebrek aan een eigen geluid breekt hem uiteindelijk op.

Olaf Stuut is ongetwijfeld in staat om een dansvloer tot in de vroege uurtjes te vullen. De elf tracks op Equilibre zijn daar het bewijs van. Wanneer nummers als ‘Luminos’, ‘Huh’, ‘Static Sphere’ en het titelnummer op stoom komen, is het moeilijk om de energie die van deze tracks uit gaat te negeren. Stil zitten is dan geen optie.

Platgetreden paden

~

Maar een goed technoalbum moet niet louter uit dansmateriaal bestaan. Grote namen in de technowereld gaan zo subtiel te werk dat hun albums ook uitstekend dienst kunnen doen op avonden dat mensen het feesten beu zijn en willen bankhangen. Het is op dit punt dat Equilibre hopeloos achterblijft, omdat Stuut teveel platgetreden paden betreedt. De beats klinken te standaard, de opbouw van de nummers is te voorspelbaar en de typische Abletonproducties klinken te klinisch om de luisteraar onder te dompelen in een subtiel en sfeervol klanktapijt.

Gebrek aan visie en persoonlijkheid
Het grote probleem met dit debuut is dan ook het gebrek aan visie en persoonlijkheid. Je hoort dat Stuut snapt waar het om draait in de wereld van de techno, maar hij hangt te veel aan zijn grote voorbeelden en vergeet zo zijn stempel te drukken op zijn eigen producties. Een beetje brutaliteit had Equilibre daarom zeker niet misstaan.

De luisteraar moet zich nu tevreden stellen met een voorzichtig album waarop Stuut nog niet echt laat zien waar hij toe in staat is. Een gemiste kans voor deze jonge producer, die met het overschot aan clichés op Equilibre nog niet weet te overtuigen. Liever iemand die in jeugdige onbezonnenheid een paar keer uit de bocht vliegt, maar op enkele tracks de luisteraar wel weet te grijpen, dan een album dat zich aan de regeltjes van het genre houdt, maar daarbij niet in staat is de luisteraar in vervoering te brengen.

Wie de kans heeft om Stuut live aan het werk te zien, moet zich vooral niet laten ontmoedigen door deze recensie. Dat Stuut een feestje kan bouwen, wordt namelijk wel duidelijk op Equilibre. Als luisteralbum is het wegens zijn voorspelbaarheid echter ongeschikt.  

Boeken / Fictie

Eten of gegeten worden

recensie: Jonathan Grimwood (vert. Erica Feberwee) - Smaak

Er kon op gewacht worden. De megaseller Het parfum (1985) van Patrick Süskind over de mysterieuze en nietsontziende parfumeur Grenouille zal ooit iemand bewegen net zo’n zintuiglijk kunstje te willen vertonen. Niet over parfums en geur maar over eten en smaak.

Om de illusie maar meteen door te prikken: dat is niet gelukt. Op geen enkele wijze komt Jonathan Grimwoods Smaak in de buurt van de bedwelmende sfeer van totale waanzin waarmee Süskinds meesterwerk ons in vervoering bracht. Wat is er dan wel? Een zeker niet onverdienstelijke roman, gesitueerd in het pruikbepoederde Frankrijk van de 18e eeuw aan de vooravond van de grote revolutie. Met een hoofdpersoon die zijn passie voor koken en eten doorlopend etaleert.

Roquefort
De kleine Jean-Marie Charles d’Aumout wordt op voorspraak van de duc d’Orleans in een weeshuis geplaatst om klaargestoomd te worden voor de militaire academie. Zijn ouders zijn van honger omgekomen, het landgoed is geplunderd door boeren die onder de heersende hongersnood tot actie over zijn gegaan. Als peuter kent Jean-Marie de smaak van torren en kevers – die grote van de mesthoop zijn wat zoeter – maar zijn papillen worden vooral wakkergeschud als hij van de duc een stuk roquefort krijgt voorgezet. Deze ongekende ervaring leert hem de wereld van eten kennen, van het bereiden en het proeven, van nooit meer te vergeten recepten.

D’Aumout stamt uit de noblesse d’epée, de adel van geboorte en niet uit de noblesse de robe, de benoemde adelstand. Daardoor wordt hij door zijn medestudenten op de academie opgenomen in de hoogste kringen en kan hij, ook door zijn onverschrokken optreden in gevaarlijke situaties, in het huwelijk treden met een dochter uit een van de meest vooraanstaande families.

Wolvenhart
Het is vooral de nieuwsgierigheid naar bereidingen en smaken die Jean-Marie telkens weer over eten doet mijmeren. Hij fantaseert over het klaarmaken van mussen, katten en honden, later over veel meer exotica als het hart van een wolf, de tong van een flamingo en een alligator. Grimwood kiest ervoor de uitgeschreven receptuur van deze gerechten apart op te nemen, als culinaire intermezzo’s in de tekst geplaatst. Een onderbreking die de voortgang niet ten goede komt en zorgt dat er weinig samenhang is tussen het historische verhaal over de Franse adel en de ontdekkingen van een gepassioneerde voedselfanaat.

Juist over die Franse adel – met de sluimerende revolutie op de achtergrond – schrijft Grimwood boeiend als hij D’Aumout laat stijgen op de adellijke ladder, zozeer dat deze zelfs in de decadente wereld van Versailles dient te verschijnen. Tijdens de reis is de dreiging voelbaar, er hangt onmiskenbaar verandering in de lucht:

De boeren bewerken hun akkers, even zwijgzaam en onveranderlijk als hun dieren. Ze kijken naar ons en wenden hun blik weer af, terwijl onze werelden langs elkaar heen glijden zonder elkaar ooit te raken. Hun gezichten staan nietszeggend, hun gevoelens zijn ondoorgrondelijk.

Opwindende smaken
Zoals gebruikelijk in de invloedssfeer van Lodewijk XVI krijgt ook de markies D’Aumout een functie die in absurditeit aangeeft hoe verdorven het systeem inmiddels is. Als ‘meester van de menagerie’ draagt hij zorg voor de exotische dieren uit de koninklijke dierentuin. Voor D’Aumout – altijd nieuwsgierig naar onbekende smaken – betekent dit een zekere uitbreiding van zijn experimentele receptenboek.

De meest intense beleving is tegelijk het sensuele gedeelte van deze roman. De markies ontdekt dat zijn seksuele escapades – er zijn echtgenotes, maîtresses, dienstmeisjes en hoeren – ook alles met proeven en smaak te maken hebben. Die momenten worden door Jonathan Grimwood goed beschreven, daar weet hij de opgewonden smaakbeleving van D’Aumout met het historische verhaal te laten samenvallen.

Er zijn nogal wat geforceerde details die Smaak tamelijk ongeloofwaardig maken maar wel bijdragen aan de kracht van de fantasie die hier de hoofdrol speelt. Wat te denken van een recept voor kaas gemaakt uit moedermelk of de fabricage van condooms uit bewerkte geitendarmen? Jonathan Grimwood maakt het allemaal goed met een afsluiting die er mag wezen: als het opstandige gepeupel op het punt staat zijn kasteel te bestormen, weet de markies dat zijn einde en het einde van Frankrijk is aangebroken.