Tag Archief van: landscape

Boeken / Fictie

De eerste letter is gezet

recensie: Lieke Marsman - De eerste letter

De tweede bundel van Lieke Marsman, die drie jaar geleden de literaire wereld in één klap veroverde met Wat ik mijzelf graag voorhoud, is onevenwichtig, maar biedt mooie poëzie in de hoogtepunten.

Zelden wordt het debuut van een jonge dichter zo lovend ontvangen als Wat ik mijzelf graag voorhoud van Lieke Marsman (geboren in 1990, geen familie van). Eind 2010 verschenen, had de bundel een jaar later maar liefst drie literaire prijzen gewonnen: de Lucy B. en C.W. van der Hoogtprijs, de Liegend Konijn-debuutprijs en de C. Buddingh’-prijs. Nu is er een tweede bundel, De eerste letter: een tweede begin van haar carrière, een nieuwe eerste letter van haar schrijven?

Er wordt veel gedacht, gewikt en gewogen in deze bundel – Marsman studeerde filosofie, zou je dan kunnen zeggen, maar of dat de verklaring is? Eerder dit: De eerste letter kent niet een thematische verbondenheid die Ester Naomi Perquins Celinspecties bijvoorbeeld wel kenmerkte (toegegeven, die bundel was daarin uniek), maar wel een aantal terugkerende situaties waarin de dichtende stemmen verkeren: angst en liefde. Al denkende wordt er iets verwerkt.

Angst
Neem de laatste woorden van het vierde gedicht van de titelcyclus: ‘ik wil / dat iemand me hier uittilt / zich een goed persoon wenst te tonen.’ Dit komt na onder andere deze passage: ‘Soms ben ik zo open / dat ik mezelf van de randen afduw / Soms ben ik zo laag / dat het voelt alsof er wortel schiet.’ Niks is permanent, randen kunnen ineens wortels worden, maar er is altijd de angst waarvan de ik hoopt verlost te worden.

De eerste letter opent met een citaat van Rainer Maria Rilke, dat de a van angst als eerste letter positioneert. Het is een citaat uit Rilke’s roman Het dagboek van Malte Laurids Brigge over angst, onder andere ‘de angst dat ik niets zou kunnen zeggen, omdat alles onzegbaar is.’ Dat zet de toon, maar het definieert ook een ambitie: de angst dat alles onzegbaar is te boven komen en laten zien wat wel te zeggen valt.

De nood is in veel gedichten hoog: ‘Het water / staat laag, waarom bereikt het mijn lippen?’ heet dat in de laatste regel van het ‘Reguliersgracht’. Een mooie vondst, deze ontmoeting van twee werelden waarin laag hoog kan zijn en andersom waarschijnlijk ook mogelijk is. Zo is er meer, veel meer; Marsman is nogal citeerbaar. Dichten lijkt haar ook weinig moeite te kosten, alsof het tussen neus en lippen door op het papier komt. Dat zorgt er echter soms ook voor dat er te veel woorden lijken te zijn.

En liefde

Andere gedichten gaan over de liefde, over verloren liefdes vaak, waarin de ik-persoon zich van haar vileine kant toont:

Ik had acht maanden een relatie met je, maar ik was al die tijd lesbisch.
Ik bleef in je buurt, want je beste vriendin was zo knap.
Sorry.

Dit is de eerste variatie uit het gedicht ‘Variaties op Variations on a Theme by William Carlos Williams door Kenneth Koch’. De gedichten van Williams en Koch schijnen nog door Marsmans regels heen en doen daarin denken aan de serie ‘Palimpsest’ eerder in de bundel.

Een palimpsest: dat wat er niet meer is nog wel zien in, rond, naast dat wat er is. Berlijn, bijvoorbeeld, is een levende palimpsest: een stad waar de afgebroken Muur nog overal zichtbaar is. In deze gedichten vindt Marsmans simpele, misschien zelfs wat kinderlijke stijl een evenknie in wat in haar woorden weggelaten is. Wat er wel staat wordt versterkt door wat er ooit gestaan heeft.

Het hoogtepunt van De eerste letter is een andere cyclus over liefde: het vijfdelige ‘Een kus’. Kleine, bondige gedichtjes waarin Marsman het beste van zichzelf laat zien. ‘Zijn we toch maar mooi uit eenwording / twee gewonden geworden,’ bijvoorbeeld, of ‘Want als je even op me wil gaan liggen, / ben ik de onderkant van je verlangen.’

Overwonnen

Uiteindelijk lijkt Marsman haar angsten verwerkt te hebben. Het laatste gedicht suggereert een nieuw begin: ‘Ik moet iets uittekenen / wat een landkaart zal blijken, een tocht beginnen, / mooi en onuitputtelijk zijn, als woorden, als worden.’ Misschien wordt dat nieuwe begin hier geforceerd, maar het is de vraag of dat van belang is. De toon van De eerste letter is zekerder dan die van Marsmans debuutbundel. Dat is het nieuwe begin.

De gedichten in De eerste letter zijn soms te vol van zichzelf: dan wordt er te veel gedacht en staan er te veel woorden. Die poëzie mist richting en een juiste vorm; wanneer die vorm wel gevonden is, gebeurt er iets moois. De eerste letter is gezet, met het zelfvertrouwen dat de beste gedichten in deze bundel kenmerken, zullen er nog vele volgen.

Boeken / Fictie

De eerste letter is gezet

recensie: Lieke Marsman - De eerste letter

De tweede bundel van Lieke Marsman, die drie jaar geleden de literaire wereld in één klap veroverde met Wat ik mijzelf graag voorhoud, is onevenwichtig, maar biedt mooie poëzie in de hoogtepunten.

Zelden wordt het debuut van een jonge dichter zo lovend ontvangen als Wat ik mijzelf graag voorhoud van Lieke Marsman (geboren in 1990, geen familie van). Eind 2010 verschenen, had de bundel een jaar later maar liefst drie literaire prijzen gewonnen: de Lucy B. en C.W. van der Hoogtprijs, de Liegend Konijn-debuutprijs en de C. Buddingh’-prijs. Nu is er een tweede bundel, De eerste letter: een tweede begin van haar carrière, een nieuwe eerste letter van haar schrijven?

Er wordt veel gedacht, gewikt en gewogen in deze bundel – Marsman studeerde filosofie, zou je dan kunnen zeggen, maar of dat de verklaring is? Eerder dit: De eerste letter kent niet een thematische verbondenheid die Ester Naomi Perquins Celinspecties bijvoorbeeld wel kenmerkte (toegegeven, die bundel was daarin uniek), maar wel een aantal terugkerende situaties waarin de dichtende stemmen verkeren: angst en liefde. Al denkende wordt er iets verwerkt.

Angst
Neem de laatste woorden van het vierde gedicht van de titelcyclus: ‘ik wil / dat iemand me hier uittilt / zich een goed persoon wenst te tonen.’ Dit komt na onder andere deze passage: ‘Soms ben ik zo open / dat ik mezelf van de randen afduw / Soms ben ik zo laag / dat het voelt alsof er wortel schiet.’ Niks is permanent, randen kunnen ineens wortels worden, maar er is altijd de angst waarvan de ik hoopt verlost te worden.

De eerste letter opent met een citaat van Rainer Maria Rilke, dat de a van angst als eerste letter positioneert. Het is een citaat uit Rilke’s roman Het dagboek van Malte Laurids Brigge over angst, onder andere ‘de angst dat ik niets zou kunnen zeggen, omdat alles onzegbaar is.’ Dat zet de toon, maar het definieert ook een ambitie: de angst dat alles onzegbaar is te boven komen en laten zien wat wel te zeggen valt.

De nood is in veel gedichten hoog: ‘Het water / staat laag, waarom bereikt het mijn lippen?’ heet dat in de laatste regel van het ‘Reguliersgracht’. Een mooie vondst, deze ontmoeting van twee werelden waarin laag hoog kan zijn en andersom waarschijnlijk ook mogelijk is. Zo is er meer, veel meer; Marsman is nogal citeerbaar. Dichten lijkt haar ook weinig moeite te kosten, alsof het tussen neus en lippen door op het papier komt. Dat zorgt er echter soms ook voor dat er te veel woorden lijken te zijn.

En liefde

Andere gedichten gaan over de liefde, over verloren liefdes vaak, waarin de ik-persoon zich van haar vileine kant toont:

Ik had acht maanden een relatie met je, maar ik was al die tijd lesbisch.
Ik bleef in je buurt, want je beste vriendin was zo knap.
Sorry.

Dit is de eerste variatie uit het gedicht ‘Variaties op Variations on a Theme by William Carlos Williams door Kenneth Koch’. De gedichten van Williams en Koch schijnen nog door Marsmans regels heen en doen daarin denken aan de serie ‘Palimpsest’ eerder in de bundel.

Een palimpsest: dat wat er niet meer is nog wel zien in, rond, naast dat wat er is. Berlijn, bijvoorbeeld, is een levende palimpsest: een stad waar de afgebroken Muur nog overal zichtbaar is. In deze gedichten vindt Marsmans simpele, misschien zelfs wat kinderlijke stijl een evenknie in wat in haar woorden weggelaten is. Wat er wel staat wordt versterkt door wat er ooit gestaan heeft.

Het hoogtepunt van De eerste letter is een andere cyclus over liefde: het vijfdelige ‘Een kus’. Kleine, bondige gedichtjes waarin Marsman het beste van zichzelf laat zien. ‘Zijn we toch maar mooi uit eenwording / twee gewonden geworden,’ bijvoorbeeld, of ‘Want als je even op me wil gaan liggen, / ben ik de onderkant van je verlangen.’

Overwonnen

Uiteindelijk lijkt Marsman haar angsten verwerkt te hebben. Het laatste gedicht suggereert een nieuw begin: ‘Ik moet iets uittekenen / wat een landkaart zal blijken, een tocht beginnen, / mooi en onuitputtelijk zijn, als woorden, als worden.’ Misschien wordt dat nieuwe begin hier geforceerd, maar het is de vraag of dat van belang is. De toon van De eerste letter is zekerder dan die van Marsmans debuutbundel. Dat is het nieuwe begin.

De gedichten in De eerste letter zijn soms te vol van zichzelf: dan wordt er te veel gedacht en staan er te veel woorden. Die poëzie mist richting en een juiste vorm; wanneer die vorm wel gevonden is, gebeurt er iets moois. De eerste letter is gezet, met het zelfvertrouwen dat de beste gedichten in deze bundel kenmerken, zullen er nog vele volgen.

Boeken / Non-fictie

De wereld openleggen

recensie: Willem Jan Otten - Een ridder van de Engelse drop

Vooruitlopend op de uitreiking van de P.C. Hooftprijs in mei, komt Willen Jan Otten met een selectie uit zijn essayerende werk. Een ridder van de Engelse drop bevat essays over filosofen, filmmakers en Harry Potter, dagboekfragmenten en redes; alles in dezelfde nauwkeurige, aftastende stijl.

Over Willem Jan Otten zijn een paar wetenswaardigheden algemeen bekend: geboren in 1951, getrouwd in 1978 (met Vonne van der Meer, collega-schrijver), bekeerd in 1998 (tot het katholicisme, enkele jaren nadat zijn vrouw dat ook had gedaan). Hij is de auteur van een breed oeuvre, bestaande uit poëzie, essays en romans – en af en toe een kruising van die genres, zoals de ‘roman in verzen’ De vlek. Niet zeer veel gelezen, wel veel geprezen – en een terechte winnaar van de P.C. Hooftprijs.

Officieel wordt die hem gegeven voor zijn essayerende werk, en daarom is er nu Een ridder van de Engelse drop. Een raadselachtige titel, zeker, aangezien in de colofon staat: ‘De titel van deze bundel is ontleend aan een essay dat niet is opgekomen.’ (Het hier bedoelde essay staat in Onze Lieve Vrouwe van de Schemering uit 2009.) Wel zijn er maar liefst zeventien andere essays in deze bundel opgenomen.

Ritmische essays

Otten blijkt het essay, dat in de Nederlandse letteren vage, niet zeer geliefde genre, goed onder de knie te hebben. Hij neemt zijn denken serieus; hij is, met andere woorden, een ernstig denker, maar dan zonder de negatieve connotaties die daarbij horen. De meeste stappen in zijn denken legt hij neer op het papier, terwijl hij sommigen weer weglaat en ze alleen maar suggereert – en in die beweging ontstaat Ottens literatuur. Dit is een bevrijdende beweging, eentje die zijn onderwerpen opent. Er staan weinig antwoorden in deze bundel, en des te meer vragen. ‘Ik bevind mij in wat ik zoek’, heet dat in deze bundel.

In ‘Kroniek van een zoon die vader wordt’ beschrijft Otten de maanden na de geboorte van zijn zoon. Dit essay is een momentopname, waarin Otten enkele maanden uit een leven oplicht. Er zit prachtig proza in alle essays in Een ridder van de Engelse drop, maar in een korte passage uit dit essay wordt Ottens verwantschap met de poëzie goed duidelijk:

De zinnen die ik schrijf moeten afgewogen worden tegen zijn geschrei. En ik ben degene die afweegt, niet hij. Onze wittebroodsweken zijn voorbij. Het wordt tijd dat ik erken dat ik hem gemaakt heb en hij niet mij.

De compositie! Het ritme! Dat losse ‘Onze wittebroodsweken zijn voorbij’ klinkt eerst wat onbeholpen, maar blijkt een perfecte opmaat voor de contemplatieve, ja, melancholische toon van die laatste zin. Of neem (het eerste deel van) de openingszin van het essay ‘De lege spiegel’, over een film van Carl Dreyer: ‘Honderdduizenden jaren is de mensheid, althans als geheel, onuitgestorven gebleven.’ Wat doet dat ‘althans’ daar? Is de mensheid niet altijd een geheel? Maar dan daagt het: Otten vestigt zo de aandacht op de vele miljoenen mensen die overlijden en die zijn weggevallen in de geschiedenis.

Thema’s en fascinaties

Er zijn een aantal duidelijke thema’s aan te wijzen die terugkeren in Ottens essays. Er is een zekere fascinatie met tijd en verbindingen tussen verschillende tijden: de vader maakt de baby, niet andersom; overleven als mensheid; of neem, eerder in de vaderkroniek, deze zin: ‘Er is negen maanden geleden een afspraak gemaakt met iemand die ik nog nooit heb gezien.’ Er zijn meerdere voorbeelden te geven, waarbij opvalt hoe Otten bouwt op ideeën van G.K. Chesterton, T.S. Eliot en Jorge Luis Borges. ‘Je bent al gedacht voor je zelf begon te denken’, schrijft hij in zijn essay over die eerste schrijver, en in die zin en dat hele essay weerklinkt Eliots stelling uit diens essay ‘Tradition and the Individual Talent’, die door Borges uitgewerkt wordt in zijn verhaal ‘Kafka y sus precursores’.

Andere terugkerende thema’s zijn locatie en perspectief, voornamelijk uitgewerkt in ‘De lege spiegel’ en de combinatie van geloven en zoeken. Het essay is voor Otten een zoekend genre; misschien dat ‘zoeken’ daarom niet zozeer een thema, als wel een methode is. Geloven is voor Otten nauw verwant aan zoeken. In zijn katholicisme baant hij zich een eigen weg, maar bepaalde teksten of overtuigingen zullen altijd een leidraad bij dat zoeken zijn – totdat ze zelf bloot komen te staan aan een inspectie, en het dan misschien begeven.

Kleine bezwaren

Er is best het een en ander aan te merken op Een ridder van de Engelse drop. Zo is nergens in de bundel te vinden uit welke eerdere bundels de essays gehaald zijn. Sommige dragen een zeer contemporain karakter, of zijn aan een bepaald tijdstip gebonden door interne aanwijzingen: in ‘Ik bevind mij in wat ik zoek’ schrijft Otten dat hij vierenvijftig is, wat de beschreven pelgrimstocht in 2005/2006 plaatst. Jammer, maar uiteindelijk valt er prima mee te leven, omdat veel essays uitstekend gedijen zonder chronologische restricties.

Het ontbreken van restricties past ook bij Ottens eigen denken. Dit levert doorgaans boeiende essays op, maar een enkele keer wordt het te gortig. Dan draaft Otten te ver door en raakt de lezer verstrikt in een web van woorden waarvan de betekenis niet tot hem of haar door dringt. Maar ook dit is slechts een klein bezwaar tegen het werk van een scherp denker. Het sterke van deze essays is dat ze zich niet conformeren aan bepaalde fascinaties van hun auteur, maar ook altijd uit die beperkingen breken. Essays, kortom, die de wereld openleggen.

Muziek / Album

Inktzwart

recensie: Xiu Xiu - Angel Guts: Red Classroom

Wie het niet zo heeft op deprimerende muziek moet de nieuwe Xiu Xiu vooral links laten liggen. Op Angel Guts: Red Classroom, het tiende studioalbum van Jamie Stewart en kompanen, wordt de waanzin van eerdere albums namelijk gekwadrateerd.

Angel Guts: Red Classroom, het tiende studioalbum van Jamie Stewart en kompanen, wordt de waanzin van eerdere albums namelijk gekwadrateerd.

In het universum van Xiu Xiu komt er na regen geen zonneschijn, en is hoop enkel weggelegd voor de onwetenden. Incest, zelfmoord, zelfhaat, wanhoop, seks (en niet die van de liefdevolle soort); het krijgt allemaal zijn plek in de op z’n zachtst gezegd expressieve wereld van Xiu Xiu. De gekte die uit de expliciete teksten spreekt, wordt vertaald naar een mix van pop, noise, folk, ambient, electro, noiserock, en alle andere mogelijke stijlen die ervoor moeten zorgen dat de luisteraar uiteindelijk net zo kapot gaat als de vertolker.

Pijnlijk

De Japanse erotische film met dezelfde titel als dit album enerzijds en Stewarts verhuizing naar een van de gevaarlijkste buurten van Los Angeles anderzijds, vormen op dit album de grootste inspiraties. Een dubbele zelfmoord, het gewelddadige aspect van seks, en de angst pijn te worden gedaan zijn in dat vreemde, naargeestige universum van Xiu Xiu dan enkele logische thema’s die in een album bezongen dienen te worden. Stewart zelf zegt overigens wel dat hij deze invloeden misschien wat geromantiseerd heeft. Uit die uitspraak blijkt in ieder geval dat de beste man een goed gevoel voor humor heeft.

Angel Guts: Red Classroom is immers een inktzwart geheel. Het geluid is ontdaan van alle invloeden die de muziek van Xiu Xiu voorheen nog ietwat toegankelijk en draaglijk maakten. Stewart fluistert, zingt, schreeuwt, en gilt zijn teksten, terwijl overstuurde synthesizers en drumcomputers het geheel allemaal nog wat duisterder en angstaanjagender maken. Vooral ‘Black Dick’, ‘El Naco’, ‘The Silver Platter’, en ‘Cinthya’s Unisex’ zijn bijna pijnlijk om te beluisteren.

Lichamelijke weerstand

Nog meer dan bij eerdere albums van de band wil je eigenlijk niets liever dan de muziek stoppen. Iedere seconde voel je je een indringer in een verhaal dat zó persoonlijk is, dat het verkeerd lijkt om door te luisteren. En toch fascineert het zó, dat je niet anders kan dan het hele album uitzitten. Na drie kwartier ben je dan bekaf en een beetje misselijk.

Zelden weet muziek lichamelijke weerstand op te roepen, maar Xiu Xiu krijgt het op Angel Guts: Red Classroom op ongeëvenaarde wijze voor elkaar. Suicide wist het in 1977 al te doen met het nummer ‘Frankie Teardrop’, en de Duitse band Einstürzende Neubauten wist dit effect al te bewerkstelligen op hun eerste albums. Xiu Xiu gaat echter nog een stap verder door deze muzikale invloeden met het eigen geluid te combineren. Het resultaat is een unieke en indrukwekkende ervaring die  als je ook maar iets om je eigen geestelijke gezondheid geeft  niet te vaak mee moet willen maken.

 

Boeken / Fictie

De subtiele schoonheid van een verwoestende jeugdliefde

recensie: Rob Waumans - De nacht van Lolita

.

In De nacht van Lolita beschrijft Waumans het leven van schrijver Luc Franzen. Hij is bezig aan zijn debuutroman, tevens De nacht van Lolita getiteld. Tussen het schrijven en slapen door brengt hij veel tijd door in zijn stamcafé, waar hij zijn vrienden, topschrijver Arthur en muzikant Meijer, ontmoet en vooral veel bier drinkt. Het wil niet echt vlotten met het schrijfproces. Zijn tochten naar het café en de middagen die hij hier doorbrengt zijn een vlucht. Een vlucht van de herinneringen aan zijn jeugdvriendinnetje Lou.

Ze daagt overal op in zijn gedachten. Overdag, in zijn slaap, tijdens het schrijven: Luc kan haar maar niet loslaten. Wat is er gebeurd? Waarom kan hij Lou maar niet uit zijn hoofd zetten? Via terugblikken naar het verleden wordt meer duidelijk over de jeugd van Luc en zijn liefde voor Lou. Luc zal moeten proberen zijn verleden achter zich te laten, maar hoe doet hij dat? Hij probeert het met alcohol, nietszeggende baantjes als glazenwasser en vooral door te schrijven. Zijn writers block wordt echter steeds erger.

Waumans maakt veel gebruik van schakelingen tussen heden en verleden. Via terugblikken op zijn jeugd leer je als lezer veel over de complexiteit van het karakter Luc. Hierbij komen drie belangrijke pijlers naar voren die met zijn ouders en Lou te maken hebben. Deze ontdekkingen worden langzaam maar zeker uit de doeken gedaan. Als lezer ben je steeds gebrand op het achterhalen van de waarheid. Waumans geeft je die waarheid, maar in zijn eigen tempo, met als gevolg dat het praktisch onmogelijk is dit boek weg te leggen.

Heftig einde

De beschrijvingen staan in schril contrast met het einde waar Waumans naartoe werkt. Die is heftig, plotseling en allesvernietigend. Het is gedurfd, en kent wellicht het beste einde van een roman in lange tijd. Het boek is een ritje in de achtbaan, er lijkt geen eind te komen aan de plotwendingen. De nacht van Lolita is een schoonheid.

Boeken / Fictie

Overvloed en dood

recensie: Pepijn Lanen - Sjeumig

Het gaat niet over hem en het zijn geen anekdotes over De Jeugd van Tegenwoordig. Maar de ridders, dieren en een eitje in Faberyayo’s verhalenbundel zitten verdomde vaak aan het eikeltjesbier, knabbelen aan verdovende bosbonen en hebben fikse katers. Maar we noemen het beestje niet bij de naam.

Op Youtube stonden al weken voor de release video’s waarin bekend Nederland stukken voordraagt uit Sjeumig. Kees van Koten, Remco Campert, maar ook Sanne vogel, Katja Schuurman en de Jeugds Vjeze Fur. Dit is niet zomaar een debuut. Laten we wel wezen, het gaat niet echt om een debuut-debuut. Pepijn Lanen schrijft al jaren teksten voor de Nederlandse hiphopformatie De Jeugd van Tegenwoordig, Le Le en zichzelf. Ook schreef hij al eerder columns en verhalen voor onder andere NL20 en DasMagazin. Sjeumig is zijn eerste boek: een verhalenbundel. Pepijn Lanen wil dat het om zijn schrijven gaat en niet om hem. Maar je kan de hoofdpersoon wel omdopen tot een jonge Amsterdammer of een eitje, wie Lanen (of zichzelf) erin kan herkennen, ziet het toch wel zo. Maar dat geeft niet, de verhalen zijn vermakelijk.

Sjeumig staat aan het begin van een nieuwe stroming in de Nederlandse letteren, aldus de achterflap. Ook dit is niets nieuws, de Jeugds teksten zijn al vaker zo betiteld. Pepijn Lanen zelf weet dat allemaal nog zo net niet met die vernieuwende literaire traditie, zo geeft hij aan in de documentaire De Formule en in interviews. Of hij er nou zelf in wil geloven of niet, zijn teksten en verhalen hebben een enigheid en bezitten bovendien het effect dat niet-lezers aan het lezen doet slaan.

Overvloed

In een interview met Thomas Heerma van Voss zegt Pepijn Lanen dat zijn verhalen net als zijn lyrics beginnen met een idee, een zin of personages, maar dat ze meer structuur hebben. Aan een verhaal moet een einde zitten. Vaak kiest hij in Sjeumig voor een letterlijk onherroepelijk einde: de dood. Zo vaak, dat het een beetje voorspelbaar wordt.

Dood, verderf, vervreemding, katers, roes, dat is toch wel wat de klok slaat in de achttien verhalen. En dan ingepakt in weelderige zinnen met tal van metaforen. Dat hij talent voor taal heeft, dat wisten we al. Goedgevonden oneliners en uitstekende beeldspraak is er dan ook in overvloed. Overvloed is nooit goed, en waar zijn personages door hun overvloed dikwijls met een kater te kampen hebben, zo kan de lezer er ook beter niet te veel verhalen in een keer doorheen jagen. Geniet, maar geniet met mate.

Pieken

Het is uitkijken naar het resultaat van een roman, als deze er komt. Dit is in ieder geval een geslaagd beginpunt. Want eerlijk is eerlijk: als je niet kan kiezen welke passage je als eerste wilt delen, dan weet je dat de schrijver iets goed heeft gedaan, of zoals Lanen het zou noemen, dat deze aan het pieken is:

Neen, fysiek was kapitein Flierefluit aan het pieken. Intens aan het pieken. Die grote kerstboom op die enorme kerstmarkt, daar de piek van. Maar dan het werkwoord. Zo lekker ging hij.

Of Pepijn Lanen de schrijver al heeft gepiekt? Neen, dat is niet de verwachting.

Muziek / Album

In nevelen gehulde waanzin

recensie: Bardo Pond - Peace on Venus

Al ruim twintig jaar tast de pyschedelische rockband Bardo Pond de grenzen af van het universum. Met hun negende album Peace on Venus brengt het kwintet uit Philadelphia een van hun meest uitgebalanceerde platen. Vijf nummers in veertig minuten; loodzware riffs en etherische vocalen, gedrenkt in gruis en fuzz.

~

Volgens gitarist Michael Gibbons – samen met zijn broer John verantwoordelijk voor de gitaarpartijen – is het album gemodelleerd naar het alchemistische principe van de Quintessence: een concept, uitgewerkt door de zestiende-eeuwse occultist Paracelsus. Zonder in obscure details te verzanden, betekent dit zoiets als less is more. Op Peace on Venus brengt Bardo Pond hun muzikale expressie terug tot de essentie, met de intentie dat dit een maximale luisterervaring oplevert. Van samengebalde energie is inderdaad sprake op dit imposante, bevreemdende album.

Supersonische juggernaut
Het lome openingsnummer heeft de treffende titel ‘Kali Yuga Blues’. De mensheid bevindt zich volgens meerdere hindoeïstische teksten in de fase Kali Yuga, waarin de mensheid het meest verwijderd is van de godheid. Dit duistere tijdperk verdient een mineurstemming. Maar zoals zangeres Isobel Sollenberger het in een melancholisch optimisme mompelend verwoordt: ‘It’s gonna be allright…’. De repeterende, trippy gitaaruitspattingen zijn hier overigens bijzonder fraai en van een bijna onaardse kwaliteit.

Het zwaartepunt en centrum van de plaat is het overweldigende derde nummer ‘Fir’, waarin psychedelische rock een bovennatuurlijk huwelijk aangaat met doom en drone. Dit ijzersterke nummer is een van de fijnste brokken gelukzaligheid ooit op plaat vastgelegd. Het verbrijzelt alles op zijn pad en laat iedereen uitgeput, maar voldaan achter. Gelukkig krijgt de luisteraar vervolgens een beetje rust met het ruim tien minuten durende ‘Chance’. Een rustig voortkabbelende jam (met fluit!) die in een gelaten tempo toewerkt naar een allesverzengende apotheose. Het afsluitende ‘Before the Moon’ gaat zo mogelijk nog een stapje verder en keert de gehele microkosmos binnenstebuiten.

Heksenbrouwsel
Peace on Venus is live opgenomen (in thuisstudio ‘The Lemur House’) en dat is te horen. Het geheel zit prettig losjes in elkaar. Soms lijkt het alsof ze er net ‘naast’ zitten, maar in het gedrogeerde universum van Bardo Pond valt alles precies op zijn plek. Het fijnbesnaarde vijftal klinkt niet gelikt en modern, eerder archaïsch en primitief – in de goede zin van het woord. De uitgesponnen improvisaties op Peace on Venus lijken zowel geworteld in de hedendaagse satanisch geïnclineerde doom-metal van Electric Wizard en Esoteric als de idiosyncratische jazz van Sun Ra en de mystieke, kosmische jazz van Alice Coltrane en Pharoah Sanders (op een recent verschenen EP staat een cover van diens ‘The Creator Has a Master Plan’). Er borrelt van alles in de heksenketel die Bardo Pond heet en met dit hypnotiserende album zullen ze ongetwijfeld nieuwe zieltjes voor hun cultus winnen.

Muziek / Concert

Zeventien jaar terug in de tijd met de mannen van Hanson

recensie: Hanson

Eind jaren negentig waren de toen nog jonge jongens van het Amerikaanse Hanson niet weg te denken uit de hitlijsten met hun hitje ‘Mmmbop’. Een jaar of zeventien later zijn ze nog steeds bezig met muziek. De drie broers, inmiddels kortharig, toeren momenteel de hele wereld rond ter promotie van hun nieuwste plaat, Anthem.

motie van hun nieuwste plaat, Anthem. Op 10 december stonden ze in een propvolle 013 in Tilburg. Er zijn dus nog steeds mensen die naar Hanson luisteren!

Hoewel de heren vandaag de dag de Nederlandse hitlijsten absoluut niet meer domineren, is de grote zaal van poppodium 013 in Tilburg toch tot de nok toe gevuld met voornamelijk eind twintigers en begin dertigers. Dat Hanson nog een harde kern fans heeft, blijkt wel aan de mensen op de eerste rij. Naast de Nederlandse fans staan er groepjes Duitse, Frans, Engelse en zelfs Italiaanse fans. Aangezien de mannen nooit gestopt zijn met het maken van muziek, is het niet heel gek dat de echte groupies zelfs naar een ander land afreizen voor een concert. Verrassend is het echter wel dat ze met zovelen zijn, want voor de meesten hier is de muziek puur jeugdsentiment.

Dansbare pop


Onder luid gegil uit de zaal begint Hanson met het openingsnummer van hun nieuwste plaat: ‘Fired Up’. Het is lekker poppy met een dansbaar ritme en een aanstekelijk refrein. Dat geldt ook voor het nieuwe ‘I’ve Got Soul’, een nummer met een funky randje dat het live helaas moet stellen zonder de blazers die op het album wel te horen zijn. Uiteraard hebben de heren een volwassener geluid gekregen dan jaren geleden en tot op dat moment zijn de nieuwe nummers ook behoorlijk sterk.

tylor_s.jpgLeadzanger Taylor neemt ons dan mee terug naar 1997, want nummers uit hun hoogtijdagen horen er natuurlijk ook bij. ‘Where’s The Love’ wordt ingezet en de fans in de zaal gaan uit hun dak. Jaren later blijken ze dit nummer ook nog flink te kunnen rocken, want eerlijk is eerlijk; het blijft een leuk liedje, helemaal nu we de vocalen gewend zijn. De trip door de tijd gaat verder naar 2000, met ‘This Time Around’. Opvallend is dat de jongste telg, drummer Zac, veel zang op zich neemt en dat prima blijkt te kunnen. Na dit nummer neemt Taylor een foto van het publiek en verdwijnen ze ogenschijnlijk zonder reden enkele minuten van het podium. Grapjes over de leeftijd van de heren doen al snel de ronde, maar waarom ze daadwerkelijk een pauze inlassen, blijft gissen.

Multi-talenten


Na de korte stop laten de heren een driestemmige a capella versie van Bee Gees’ ‘Too Much Heaven’ horen. Het resulteert in een goede cover dat iets minder zoetsappig is dan het origineel. Dat ze het er ook solo prima van af zouden brengen, blijkt hierna wel. Gitarist en achtergrondzanger Isaac knalt er met een akoestische gitaar en een heel mooie stem een flink rockende ‘Hand in Hand’ in een nummer over een gebroken hart waarbij hij refereert naar het feit dat dit al geschreven was vóór Taylor Swifts ‘gebroken harten liedjes’-tijdperk. Isaacs performance staat als een huis. Na hem volgt Zac met ‘The Walk’. Hij begeleidt zichzelf daarbij op piano en bewijst hiermee meer te kunnen dan alleen drummen. Taylor sluit af met het nieuwe ‘Lost Without You’, waarin hij af en toe moeite lijkt te hebben met de hoge noten. Bij ‘Juliet’ draaien ze de rollen allemaal even om: Zac op de piano, Taylor op drums en Isaac als leadzang. Talent hebben de Hansons absoluut.

isaac2_s.jpgIn het tweede deel van de show blijft er een goede afwisseling van nieuw werk, zoals het hitjespotentie-nummer ‘Already Home‘ en het swingende ‘Get the Girl Back’, en oude hits, waaronder ‘Lost Without Each Other’ en het jeugdige ‘Minute Without You’. Ze hebben een goede verdeling gekregen in de setlist met zowel hitjes van vroeger, voor de fans van toen, als tracks van de nieuwe platen, voor de fans van nu. Uiteraard komt het hitje ‘Mmmbop’ voorbij, waarin direct alle fototoestellen en smartphones tevoorschijn worden gehaald. ‘Mmmbop’ blijft een aanstekelijk hitje, maar het is zeker niet het hoogtepunt van de avond. Ze sluiten de show af met het vrolijke ‘Something Going Round’, waarin wederom elk bandlid een stuk zang voor 

Na een luid ‘we want more!’ komen ze terug voor een passende toegift, inclusief Isaac met kerstmuts op. Ze spelen nog twee nummers van hun oude kerst-cd: ‘Merry Christmas Baby’ en ‘Run Rudolph Run’. Ze zijn wat aan de zoete kant, maar geven de zaal wel alvast wat kerstsfeer. Na een uitgebreid dankwoord — want attent en dankbaar zijn ze zeker — vertrekken de heren van Hanson. Hoewel de meesten van ons zich op deze avond weer even acht of negen jaar oud voelden en het dus puur jeugdsentiment was, hebben de talentvolle broers toch bewezen dat ze na al die jaren nog steeds in staat zijn om bijna twee uur lang met kwalitatieve songs een zaal compleet op zijn kop te zetten. Chapeau!

Boeken / Non-fictie

Wat is er gebeurd en waardoor?

recensie: Frank Westerman - Stikvallei

Kameroen, 1986. Uit een groot meer rijst zo’n massa gif op dat niets rondom in leven blijft. Vele honderden dode mensen en dieren, maar zonder dat er sprake is van schade die zichtbaar is toegebracht. In Stikvallei zet Frank Westerman op een lange rij wat er sindsdien allemaal te berde is gebracht over mogelijke oorzaken en wat de feitelijke gevolgen waren.

Grote vraag voor de wetenschap was of er een vulkanische uitbarsting had plaatsgevonden of een ontploffing door kooldioxide die zich onder water verzameld had. De twee kampen, wetenschappers uit IJsland en VS versus uit Frankrijk, bleven onverzoenlijk tegenover elkaar staan. Van heel andere, ronduit mythische ordes is dat het water door evangelisten vergiftigd zou zijn, dat er sprake was van een aanslag of een biologische dan wel chemische wapentest, dat een naburige stam afgodsbeelden aanbeden had. Ook zou niet uit te sluiten zijn dat de Kameroense president, die liefst de hele ramp verdoezeld had, de Engelstaligen in zijn land had willen uitroeien. Weer anderen namen voor zeker aan dat de god Mawes door het stukslaan van een pythonei op de bodem van het meer een dodelijke stank verspreidde omdat er niet meer aan hem geofferd werd.

Natuur of mens?            
Mythisch van aard zijn ook de verbanden te noemen die gelegd werden met mogelijk soortgelijke rampen die eerder hadden plaatsgevonden, zoals de ontploffing in 1984 in een naburig meer en de uitbarsting van de Indonesische vulkaan Tambora in 1815. In 1979 waren op het Javaanse Dieng-plateau ook gave doden aangetroffen. Is de natuur in deze gevallen haar eigen gang gegaan of zit de mens erachter?

Omdat de toedracht van de gebeurtenissen in de vallei niet kon worden opgehelderd, tot op de dag van vandaag niet, worden er slagen naar geslagen van wel zeer uiteenlopende aard. Overlevenden van diverse komaf en religie, rivaliserende wetenschappers, journalisten, politici en missionarissen doen vanuit een variëteit van achtergronden en oogmerken hun duit in het zakje. De wirwar van feiten en veronderstellingen wordt in Stikvallei ongeveer letterlijk op de voet gevolgd. Westerman heeft er in de loop van de jaren heel wat voor afgereisd en tientallen mensen het naadje van de kous gevraagd.

Leentjebuur     
We zijn van Westerman al allesbehalve gortdroge non-fictie gewend, maar niet eerder speelde hij zo graag leentjebuur bij de literatuur. Her en der schieten stijlbloempjes op, waaronder jongensboekachtige cliffhangertjes en sfeertekeningen als ‘Jaap schonk koffie uit een thermoskan, ik kreeg er een krakeling bij.’ Het leest prettig dat hij zo’n beetje overal in persoon bij lijkt geweest te zijn. De fragmentarische opbouw zorgt voor een goed tempo en per hoofdstukje wordt lenig van locatie en periode gesprongen. Ook verleden en tegenwoordige tijd wisselt hij af naar willekeur. De vele dialogen doen je half in een roman wanen. Vooral in het begin zuigt de stijl je de raadselachtige gebeurtenissen binnen.

Vervolgens vallen minder sterke punten in het oog. Westerman heeft al te volledig willen zijn in het aandragen van gevonden, soms ook wat dun materiaal. Zijpaadjes brengen hem om de haverklap van het hoofdpad af. Dat maakt het boek wat aan de volle kant, ook al omdat niet ieder hoofdstukje even sterk bijdraagt aan zijn oogmerk om duidelijk te maken hoe werkelijkheid en mythen zich tot elkaar verhouden. Die intentie laat zich enigszins mistig afleiden uit de titels van de drie grote hoofdstukken: Mythedoders, Mythebrengers, Mythemakers. Hij maakt er, vertellend en ook theoretiserend, veel werk van. De lezer kan zich intussen afvragen of Westerman niet wat al te moeilijk doet. Is het niet sinds onze taligheid nogal algemeen menselijk om sterke verhalen op te dissen waar feiten zich niet laten doorgronden? Vraagtekens blijken nu eenmaal vervelend om mee te leven. Alle mythologieën en godsdiensten laten daarover aan duidelijkheid niets te wensen over.

Wat de spanning ook enigszins vermindert, is dat Westerman niet heeft kunnen verheimelijken dat er geen ontknoping als kers op de slagroom voorhanden is. Zoiets kan in een roman een voortdrijvende kracht zijn. Die kracht mist de lezer gaandeweg in Stikvallei steeds meer.

Muziek / Album

Te zwak om ‘goed’ te noemen, te knap om ‘slecht’ te zijn

recensie: Panic! At The Disco - Too Weird to Live, Too Rare to Die!

There he goes. One of God’s own prototypes. A high-powered mutant of some kind never even considered for mass production. Too weird to live, and too rare to die.’ (Hunter S. Thompson). Antiheld Raoul Duke brengt mijmerend een ode aan zijn boezemvriend Gonzo die klungelig maar triomfantelijk het vliegtuig opstapt. Fear and Loathing in Las Vegas, een klassieker die blijft inspireren, en niet noodzakelijk enkel schrijvers en/of filmmakers, maar soms ook eens een bandje als… Panic! At The Disco.

Antiheld Raoul Duke brengt mijmerend een ode aan zijn boezemvriend Gonzo die klungelig maar triomfantelijk het vliegtuig opstapt. Fear and Loathing in Las Vegas, een klassieker die blijft inspireren, en niet noodzakelijk enkel schrijvers en/of filmmakers, maar soms ook eens een bandje als… Panic! At The Disco.

Dat de Amerikaanse formatie rond Brendon Urie graag uitpakt met lange songtitels wisten we al (bijv. ‘The Only Difference Between Martyrdom and Suicide Is Press Coverage’, ‘Lying Is the Most Fun a Girl Can Have Without Taking Her Clothes Off’); op hun nieuwe plaat echter worden de – deze keer korte – songnamen gecompenseerd met een acht woorden tellende albumnaam.

Las Vegas By Night

~

Dat Too Weird to Live, Too Rare To Die! verwijst naar Fear and Loathing is allesbehalve toeval; deze plaat is Panic! At The Disco’s (PATD) hommage geworden aan hun thuisstad Las Vegas, Nevada. De titel, de artwork, de bombastische sound, de beats en bovenal de bling bling: welcome to Sin City. De band beloofde dat dit een party album zou worden, waarin ze zich schaamteloos zouden focussen op het mainstream uitgaanspubliek. Las Vegas en feestjes, ze gaan hand in hand, en het lijkt wel of Urie & co meer dan voldoende inspiratie hebben gevonden op The Strip om hun feestelijke belofte na te komen.

PATD is nooit een pure gitaarband geweest, maar op deze plaat lijken ze definitief hun laatste punkrockveren van zich te hebben afgeschud. Too Weird is 100% kant-en-klare pop, maar er is dan ook niets mis met goede popmuziek: opener ‘This is Gospel’ is een knaller, een anthem zowaar  – verplichte kost voor wie ’s ochtends met de auto naar het werk pendelt en graag op het ritme van de muziek met zijn/haar handen op het stuur klopt (we weten dat we niet alleen zijn)! Wie erin slaagt om op 0:41 geen lichaamsdeel te verroeren, moet dringend zijn hartslag eens laten checken. Een opzienbarende opening van PATD’s jongste worp, en er volgt al snel nog meer verbluffing.

Dancing! At the Disco
‘Miss Jackson’ is qua sound zelfs nog een grotere verrassing dan het openingsnummer: hier begeeft Brendon Urie zich op het terrein van de Maroon 5’s en Bruno Marsen van deze planeet. OK, wel met een flinke dosis extra testosteron – misschien moeten we daarom bij dit nummer voortdurend aan Kanye West denken (‘POWER’, iemand?). De lachende derde, ‘Vegas Lights’, is dan weer zo extreem dansbaar opgebouwd dat het lijkt of PATD nooit iets anders heeft gedaan dan ready for the floor dancehits te schijven. De band doet waar Death From Above 1979 niet in geslaagd is: zware gitaren naar de disco brengen, en het nog geweldig laten klinken ook.

Genoeg ruimte voor kul
Toen Pretty. Odd. in 2008 uitkwam, was het duidelijk dat de mannen van PATD vooraf erg goed naar The Beatles hadden geluisterd. De invloeden voor Too Weird lijken echter uit alle verschillende spectra van de elektronische muziek tegelijk te komen: ‘Girl That You Love’ bulkt van Depeche Mode, Human League en vooral Où Est Le Swimming Pool, en bij het pompeuze ‘Nicotine’ dachten we even in een fantastische Infected Mushroom trip verzeild geraakt te zijn (tot de gluiperige, Benny Benassi-achtige beat ons iets later opnieuw met beide voeten op banale grond zette).

‘Girls/Girls/Boys’ sluit van alle nummers op Too Weird misschien wel nog het beste aan bij het oudere PATD werk, maar past dan weer niet echt bij de rest van deze plaat; bovendien is de kwaliteit van de song zelf Pretty Mediocre. Idem dito voor de hele, magere tweede helft van Too Weird, maar dan is daar plots afsluiter ‘The End of All Things’, en deze remuneratie spoelt de ontgoocheling van de laatste vijf nummers gemakkelijk door: een prachtige ballade met enkel een piano, wat strijkers en een elektronische doch fijngevoelige Urie.

Herpes
Conclusie over de nieuwe weg die PATD is ingeslagen: het trio uit Vegas is zeker in staat om goede popmuziek maken, maar zit nog mijlenver verwijderd van het niveau van stadsgenoten The Killers. Enfin, wat zou die andere stadsgenoot, tevens inspiratiebron voor het album, Hunter S. Thompson, van de recente accentuatie van ‘Disco’ in de bandnaam gevonden hebben? De legendarische journalist kan het niet meer navertellen, maar een legendarische quote van de man klonk ooit zo:
‘I feel the same way about disco as I do about herpes’. Viva Las Vegas!

Boeken / Non-fictie

Moed en fatsoen van gewone landgenoten

recensie: Bo Lidegaard (vert. Maydo van Marwijk Kooy)- Landgenoten

Gebruikmakend van een reeks dagboekfragmenten, onderbouwd met scherpe politieke analyses, beschrijft Bo Lidegaard de reddingsoperatie van de Deense joden in 1943. Het contrast met de deportaties in Nederland is schokkend.

Op dezelfde dag in 1933 dat Adolf Hitler rijkskanselier werd, sloten de Deense Sociaaldemocraten een politiek akkoord met de liberale Venstrepartij. Het was crisis, de werkgevers eisten loonverlaging. In plaats daarvan werden de lonen bevroren, er kwam een verplichte algemene zorgverzekering, inclusief doorbetaald zwangerschapsverlof en een bijstandsregeling met behoud van burgerrechten. Werkverschaffingsprojecten in de vorm van grootscheepse bruggenbouw werden in gang gezet en de Deense kroon werd gedevalueerd zodat de export van landbouwproducten niet zou instorten. Men deed alles om te voorkomen dat de Deense samenleving zou afglijden naar ultrarechtse richting.

Antitotalitair nationalisme
Lidegaard beschrijft hoe vier grote partijen – Sociaaldemocraten, Venstre, Radicalen en Conservatieven – zich beijverden om hun opvattingen over vaderland, grondwet en democratie tot de Denen te laten doordringen. Doel was om de twee totalitaire partijen, Communisten en Nationaalsocialisten, te marginaliseren. In Denemarken zou het ‘wij-gevoel’ zich concentreren rond het besef van een democratische rechtsorde, die niemand uitsloot, behalve burgers die eropuit waren die rechtsorde omver te werpen. In 1935 werd deze drieslag van democratie, verzorgingsstaat en nationalisme beloond met een overwinning voor de Sociaaldemocraten onder leiding van Thorvald Stauning. Hij kreeg 46 procent van de stemmen. In een manifest van de Sociaaldemocraten was onder andere te lezen:

Nu is de tijd. Niet voor fantastische experimenten en wetteloze acties, niet voor dreigementen en pogingen om een ordelijke maatschappij te vernietigen. Het is tijd voor de volksgemeenschap die zich tegen wetteloosheid keert en zich als doel voor de naaste toekomst het opbouwen van de hele maatschappij stelt.

Van 1924 tot 1940 bestond de regering uit de Sociaaldemocraten ondersteund door de Radicalen. In 1940 werd na de Duitse inval een samenwerkingsverband gevormd door de vier grote partijen met als doel te regeren in constante ‘dialoog’ met de bezetter. In de praktijk kwam dat neer op toegeven, binnen een minimale onderhandelingsruimte. In 1942 maakte regeringsleider Stauning plaats voor de diplomatieke liberaal Scavenius, voormalig minister van Buitenlandse zaken.

Neuropa
Een andere oorzaak van de mislukking van de Endlösung in Denemarken is volgens Lidegaard de speciale vorm die de bezetting door de nazi’s in Denemarken had aangenomen. Bij de inval op 9 april 1940 had het leger geen verzet geboden tegen de overmacht. Echter, koning Christiaan de Tiende en de regering bleven aan en eisten normale voortzetting van hun taken. Met de term Neuropa liepen de nazi’s vooruit op de situatie die ze na de totale overwinning in gedachten hadden voor de ‘arische broedervolken’. Een soort gelegitimeerd zelfbestuur onder leiding van het Duitse Herrenvolk. Bovendien had Duitsland de voedselexport vanuit Denemarken hard nodig. Er was de bezetters daarom veel aan gelegen om een goede samenwerking op te bouwen en te behouden. Maatregelen tegen burgers die niets misdaan hadden pasten daar niet in.

Ten slotte speelde een rol dat eind 1943 de oorlogskansen voor Duitsland waren gekeerd. Sommige nazi’s meenden daarom er verstandig aan te doen ander, minder repressief gedrag te laten zien. Er waren conflicten gerezen tussen de kopstukken onder de bezetters. Ondertussen was de samenwerking met de Deense regering-in-oorlogstijd ten einde. In augustus 1943 waren de leiders afgetreden uit protest tegen de voortschrijdende rechteloosheid van burgers. Nadat de regering zich in augustus 1943 had teruggetrokken, drongen de bezetters voortdurend aan op het vormen van een nieuwe regering. Het coalitieproject zou op die wijze gelegitimeerd zijn. Pas toen het onafhankelijke Deense verzet op gang kwam werden de represailles harder.

Nacht van de razzia
In deze sfeer lekte uit dat in de nacht van 1 op 2 oktober 1943 een razzia was gepland. Deense joden waren tot die tijd niet als groep apart gezet. Nooit waren lijsten aangeleverd, Jodensterren ingevoerd, laat staan getto’s ingericht. (Dat koning Christiaan met een ster op door Kopenhagen reed is een mythe, aldus Lidegaard. Hij heeft alleen gezegd dat als er ooit sterren zouden komen, alle Denen, hij voorop, er een zouden dragen.) Het Deense bestuur, bestaande uit ambtenaren van de departementen, besloot niet mee te werken met de Duitse bezetters. De politie kreeg herhaaldelijk een verbod om zich bij de SD en Gestapo aan te sluiten.

Zo veel mogelijk werden de Deense joden gewaarschuwd en hun huizen na vertrek naar Zweede havensteden verzegeld. Hun eigendommen werden genoteerd en bij de bevrijding teruggegeven. De dagboeken waar Lidegaard zijn boek deels op baseert, beschrijven de lotgevallen van drie joodse families, maar hij gebruikt ook dagboekaantekeningen van een journalist van Politiken, de krant waar hij hoofdredacteur is. Zo is van heel nabij te lezen hoe de levensbedreigende situatie ervaren werd. De hulpverlening en solidariteit was een grote troost voor de vluchtelingen, evenals de opvang in Zweden.

Moedige vissers
De kustlijn van Sjælland is lang en er liggen tientallen havens. Vanuit daar vertrokken in de weken na de razzia honderden schepen die de gevluchte joden overzetten naar Zweden. De Zweedse regering, die het een jaar eerder bij de deportaties van de Noorse joden lelijk af had laten weten, had bekend gemaakt dat iedereen welkom was. Tegen betaling van soms flinke geldbedragen (de schippers zetten hun leven op het spel, hoewel er ook velen waren die gratis hulp boden) werden in totaal 7742 joden gered van de ruim 8000 die Denemarken telde. Een aantal keren ging het mis, omdat groepjes die zich in afwachting van hun vertrek op zolders en in schuren verborgen hadden door de Duitse politiemacht werden ontdekt. Driehonderd mensen werden afgevoerd naar concentratiekamp Theresiënstadt en vandaar naar Auschwitz.

In één beslissend opzicht verschilde de actie in Denemarken van alle eerdere in andere bezette landen: zij vond plaats onder het oog van een immens verontwaardigde en beschermende samenleving, terwijl de Zweedse pers ongeveer ‘live’ verslag deed. Dit is de reden waarom het nazi-apparaat dit keer faalde.

Nederland deelt met Polen de twijfelachtige eer van het hoogste percentage vermoorde joden. Dat het ook heel anders kan, bewijst dit helder geschreven en goed geannoteerde boek. De uitgever heeft als ondertitel ‘Het wonder van Denemarken’ toegevoegd. Dat is een misleidende karakterisering. Het suggereert iets bovennatuurlijks. Maar de redding van de Deense joden is te danken aan de moed en het fatsoen van gewone, democratische landgenoten.

Door zijn chronologische dag-tot-dag-aanpak, afgewisseld met scherpe politieke analyses heeft Lidegaard de voor- en achtergrond van de reddingsoperatie in een mooi ritme met elkaar verweven, uitstekend vertaald door Maydo van Marwijk Kooy. Dat hij zelf duidelijk een gedreven Sociaaldemocraat is voegt een persoonlijke dimensie toe aan zijn relaas.