Boeken / Fictie

Overvloed en dood

recensie: Pepijn Lanen - Sjeumig

Het gaat niet over hem en het zijn geen anekdotes over De Jeugd van Tegenwoordig. Maar de ridders, dieren en een eitje in Faberyayo’s verhalenbundel zitten verdomde vaak aan het eikeltjesbier, knabbelen aan verdovende bosbonen en hebben fikse katers. Maar we noemen het beestje niet bij de naam.

Op Youtube stonden al weken voor de release video’s waarin bekend Nederland stukken voordraagt uit Sjeumig. Kees van Koten, Remco Campert, maar ook Sanne vogel, Katja Schuurman en de Jeugds Vjeze Fur. Dit is niet zomaar een debuut. Laten we wel wezen, het gaat niet echt om een debuut-debuut. Pepijn Lanen schrijft al jaren teksten voor de Nederlandse hiphopformatie De Jeugd van Tegenwoordig, Le Le en zichzelf. Ook schreef hij al eerder columns en verhalen voor onder andere NL20 en DasMagazin. Sjeumig is zijn eerste boek: een verhalenbundel. Pepijn Lanen wil dat het om zijn schrijven gaat en niet om hem. Maar je kan de hoofdpersoon wel omdopen tot een jonge Amsterdammer of een eitje, wie Lanen (of zichzelf) erin kan herkennen, ziet het toch wel zo. Maar dat geeft niet, de verhalen zijn vermakelijk.

Sjeumig staat aan het begin van een nieuwe stroming in de Nederlandse letteren, aldus de achterflap. Ook dit is niets nieuws, de Jeugds teksten zijn al vaker zo betiteld. Pepijn Lanen zelf weet dat allemaal nog zo net niet met die vernieuwende literaire traditie, zo geeft hij aan in de documentaire De Formule en in interviews. Of hij er nou zelf in wil geloven of niet, zijn teksten en verhalen hebben een enigheid en bezitten bovendien het effect dat niet-lezers aan het lezen doet slaan.

Overvloed

In een interview met Thomas Heerma van Voss zegt Pepijn Lanen dat zijn verhalen net als zijn lyrics beginnen met een idee, een zin of personages, maar dat ze meer structuur hebben. Aan een verhaal moet een einde zitten. Vaak kiest hij in Sjeumig voor een letterlijk onherroepelijk einde: de dood. Zo vaak, dat het een beetje voorspelbaar wordt.

Dood, verderf, vervreemding, katers, roes, dat is toch wel wat de klok slaat in de achttien verhalen. En dan ingepakt in weelderige zinnen met tal van metaforen. Dat hij talent voor taal heeft, dat wisten we al. Goedgevonden oneliners en uitstekende beeldspraak is er dan ook in overvloed. Overvloed is nooit goed, en waar zijn personages door hun overvloed dikwijls met een kater te kampen hebben, zo kan de lezer er ook beter niet te veel verhalen in een keer doorheen jagen. Geniet, maar geniet met mate.

Pieken

Het is uitkijken naar het resultaat van een roman, als deze er komt. Dit is in ieder geval een geslaagd beginpunt. Want eerlijk is eerlijk: als je niet kan kiezen welke passage je als eerste wilt delen, dan weet je dat de schrijver iets goed heeft gedaan, of zoals Lanen het zou noemen, dat deze aan het pieken is:

Neen, fysiek was kapitein Flierefluit aan het pieken. Intens aan het pieken. Die grote kerstboom op die enorme kerstmarkt, daar de piek van. Maar dan het werkwoord. Zo lekker ging hij.

Of Pepijn Lanen de schrijver al heeft gepiekt? Neen, dat is niet de verwachting.