Tag Archief van: landscape

louis-in-uitvoering
Muziek / Concert

LOUIS! – What A Wonderful World

recensie: Prachtig theaterconcert @ Jan van Besouw huis te Goirle
louis-in-uitvoering

De theatershow LOUIS! van trompettist Michael Varekamp is, zoals hij zelf meldt bij de opening van de show, een ode aan Louis Armstrong. De show houdt het midden tussen een musical en een concert. Voor een musical is het spelelement te klein en voor een concert is er teveel verhaal; een mooie combinatie om hoofdbrekens te geven over hoe we het gaan noemen.

Varekamp opent de show met een persoonlijke ode aan Armstrong. Hij bewondert hem al vanaf zijn tiende door te luisteren naar de platen van zijn vader. Dit is de enige persoonlijke noot van de hoofdpersoon in deze productie. Hierna duiken we in het levensverhaal van Louis Armstrong, al gaat dat niet chronologisch. We starten op het moment dat Armstrong zijn geboortegrond in New Orleans verlaat en zijn heil zoekt in Chicago. Hij is achttien jaar als zijn moeder hem komt opzoeken, omdat ze hoorde dat hij er slecht aan toe is. Van haar laatste geld koopt ze een ticket naar Chicago om met eigen ogen te zien hoe het haar zoon vergaat. Ze woont uiteindelijk drie maanden in het appartement dat haar zoon haar aanbied, omdat het juist zo goed met hem gaat.

Veel wetenswaardigheden

joy-wielkens

Joy Wielkens

Wie niet al te diep op de hoogte is van de historie van Armstrong leert tijdens deze theaterproductie voldoende wetenswaardigheden over deze grondlegger van de jazz om er met meer kennis vandaan te komen. Wie wist bijvoorbeeld dat Armstrong als jeugdige in de gevangenis zijn trompet ter hand nam, of dat hij vlak daarvoor werd opgenomen in een Joodse familie? Hij werkte voor hen op de voddenkar en kreeg van hen zijn eerste cornet. Zittend op de voddenkar verruilde hij het blikken hoorntje, waarmee hij dagelijks de aandacht van het volk trok voor de voddenkar, voor deze cornet om zo de aandacht te vragen voor hun handel. Zijn hele leven droeg Armstrong de Jodenster als eerbetoon aan deze familie, die hij veel dank verschuldigd was en die hij nog lange tijd bleef bezoeken. Dit is slechts een kleine greep uit de wetenswaardigheden die de revue passeert.

Joy Wielkens kruipt tijdens de show veelvuldig in de huid van belangrijke vrouwen uit het leven van Armstrong; niet alleen zijn moeder of de vrouw van het Joodse gezin, maar ook de zangeressen waarmee Armstrong liedjes heeft opgenomen. Zowel haar verhalen over de geschiedenis als haar zang zijn fijn om te horen. Haar stem is een waardige partner naast het trompetgeluid van Varekamp. Ook de stem van Varekamp is het noemen waard, want deze komt dicht in de buurt van de grote meester.

Bijzonder in de kapel

Dit optreden in de Annetje van Puijenbroek-Kapel van het Jan van Besouw-huis is een bijzondere gelegenheid, blijkt naderhand bij een praatje met Varekamp. Normaal gesproken worden er tijdens de show ook nog beelden getoond, maar daar is deze setting niet geschikt voor. De akoestiek van de kapel levert op zijn beurt dan weer een bijzondere bijdrage aan het geluid. Bijzonder is, wat ook een verrassing voor de techniek blijkt, dat Varekamp na de pauze ‘St. James Infirmary’ vanaf het balkon bij het kerkorgel inzet. Door deze impulsieve keuze ziet het publiek hem niet, maar hoort hem des te meer. Geheel zonder versterking schalmt zijn stem prachtig door de kapel. In de loop van het stuk komt hij naar beneden en hij beëindigt het lied op het podium voor in de kapel.

michael-varekamp-als-armstrong

Michael Varekamp als Armstrong

Zijn band, waarin de tenorsaxofoon gespeeld wordt door Ben van den Dungen, het Hammond-orgel door Wiboud Burkens, de akoestische bas door Harry Emmery en de drums door Erik Kooger, is werkelijk fantastisch. De muzikanten zijn zowel samen goed in de begeleiding als ook individueel: daar waar de ruimte er is kunnen ze prima soleren. Zo horen we een verrassende solo op de contrabas, voorwaar geen eenvoudig solo-instrument.

De afsluiter van de show kan natuurlijk niets anders zijn dan het prachtige – maar door de collega’s van Armstrong verguisde – lied ‘What A Wonderful World’. De show is een waardig eerbetoon aan een bijzonder mens, uitstekend muzikant en grondlegger van de jazz. Voor wie een van de shows gezien en gehoord heeft is het geen belangrijk issue meer: voor hen blijft de herinnering aan een mooie beleving.

Live in Nederland:
do 13-10-2016: Den Durpsherd Berlicum
za 15-10-2016: Theater de Kunstgreep Oostzaan
zo 16-10-2016: Theater de Stoep Spijkenisse
wo 19-10-2016: Theater de Bussel Oosterhout
do 20-10-2016: Theater de Meervaart Amsterdam
vr 21-10-2016: Theater de Luifel Heemstede
za 22-10-2016: Theater de Kappen Haaksbergen
zo 23-10-2016: Evertshuis Bodegraven
wo 26-10-2016: Theater Koningshof Maassluis
do 27-10-2016: C.C VU Griffioen Amstelveen
vr 28-10-2016: Calypso Theater Wijk bij Duurstede
za 29-10-2016: Agnietenhof Tiel
wo 02-11-2016: Theater de Omval Diemen
do 03-11-2016: Theater aan het Vrijthof Maastricht
vr 04-11-2016: Schouwburg Amphion Doetinchem
za 05-11-2016: De Kleine Willem Enschede
zo 06-11-2016: Theater Walhalla Rotterdam
do 10-11-2016: Theater De Leest Waalwijk
za 11-11-2016: Westland Theater De Naald Naaldwijk
zo 12-11-2016: Theater de Speeldoos Vught
za 07-01-2017: Jazzclub Perdido Hillegom
za 06-05-2017: Theater Top Bemmel Bemmel

 

louis-in-uitvoering
Muziek / Concert

LOUIS! – What A Wonderful World

recensie: Prachtig theaterconcert @ Jan van Besouw huis te Goirle
louis-in-uitvoering

De theatershow LOUIS! van trompettist Michael Varekamp is, zoals hij zelf meldt bij de opening van de show, een ode aan Louis Armstrong. De show houdt het midden tussen een musical en een concert. Voor een musical is het spelelement te klein en voor een concert is er teveel verhaal; een mooie combinatie om hoofdbrekens te geven over hoe we het gaan noemen.

Varekamp opent de show met een persoonlijke ode aan Armstrong. Hij bewondert hem al vanaf zijn tiende door te luisteren naar de platen van zijn vader. Dit is de enige persoonlijke noot van de hoofdpersoon in deze productie. Hierna duiken we in het levensverhaal van Louis Armstrong, al gaat dat niet chronologisch. We starten op het moment dat Armstrong zijn geboortegrond in New Orleans verlaat en zijn heil zoekt in Chicago. Hij is achttien jaar als zijn moeder hem komt opzoeken, omdat ze hoorde dat hij er slecht aan toe is. Van haar laatste geld koopt ze een ticket naar Chicago om met eigen ogen te zien hoe het haar zoon vergaat. Ze woont uiteindelijk drie maanden in het appartement dat haar zoon haar aanbied, omdat het juist zo goed met hem gaat.

Veel wetenswaardigheden

joy-wielkens

Joy Wielkens

Wie niet al te diep op de hoogte is van de historie van Armstrong leert tijdens deze theaterproductie voldoende wetenswaardigheden over deze grondlegger van de jazz om er met meer kennis vandaan te komen. Wie wist bijvoorbeeld dat Armstrong als jeugdige in de gevangenis zijn trompet ter hand nam, of dat hij vlak daarvoor werd opgenomen in een Joodse familie? Hij werkte voor hen op de voddenkar en kreeg van hen zijn eerste cornet. Zittend op de voddenkar verruilde hij het blikken hoorntje, waarmee hij dagelijks de aandacht van het volk trok voor de voddenkar, voor deze cornet om zo de aandacht te vragen voor hun handel. Zijn hele leven droeg Armstrong de Jodenster als eerbetoon aan deze familie, die hij veel dank verschuldigd was en die hij nog lange tijd bleef bezoeken. Dit is slechts een kleine greep uit de wetenswaardigheden die de revue passeert.

Joy Wielkens kruipt tijdens de show veelvuldig in de huid van belangrijke vrouwen uit het leven van Armstrong; niet alleen zijn moeder of de vrouw van het Joodse gezin, maar ook de zangeressen waarmee Armstrong liedjes heeft opgenomen. Zowel haar verhalen over de geschiedenis als haar zang zijn fijn om te horen. Haar stem is een waardige partner naast het trompetgeluid van Varekamp. Ook de stem van Varekamp is het noemen waard, want deze komt dicht in de buurt van de grote meester.

Bijzonder in de kapel

Dit optreden in de Annetje van Puijenbroek-Kapel van het Jan van Besouw-huis is een bijzondere gelegenheid, blijkt naderhand bij een praatje met Varekamp. Normaal gesproken worden er tijdens de show ook nog beelden getoond, maar daar is deze setting niet geschikt voor. De akoestiek van de kapel levert op zijn beurt dan weer een bijzondere bijdrage aan het geluid. Bijzonder is, wat ook een verrassing voor de techniek blijkt, dat Varekamp na de pauze ‘St. James Infirmary’ vanaf het balkon bij het kerkorgel inzet. Door deze impulsieve keuze ziet het publiek hem niet, maar hoort hem des te meer. Geheel zonder versterking schalmt zijn stem prachtig door de kapel. In de loop van het stuk komt hij naar beneden en hij beëindigt het lied op het podium voor in de kapel.

michael-varekamp-als-armstrong

Michael Varekamp als Armstrong

Zijn band, waarin de tenorsaxofoon gespeeld wordt door Ben van den Dungen, het Hammond-orgel door Wiboud Burkens, de akoestische bas door Harry Emmery en de drums door Erik Kooger, is werkelijk fantastisch. De muzikanten zijn zowel samen goed in de begeleiding als ook individueel: daar waar de ruimte er is kunnen ze prima soleren. Zo horen we een verrassende solo op de contrabas, voorwaar geen eenvoudig solo-instrument.

De afsluiter van de show kan natuurlijk niets anders zijn dan het prachtige – maar door de collega’s van Armstrong verguisde – lied ‘What A Wonderful World’. De show is een waardig eerbetoon aan een bijzonder mens, uitstekend muzikant en grondlegger van de jazz. Voor wie een van de shows gezien en gehoord heeft is het geen belangrijk issue meer: voor hen blijft de herinnering aan een mooie beleving.

Live in Nederland:
do 13-10-2016: Den Durpsherd Berlicum
za 15-10-2016: Theater de Kunstgreep Oostzaan
zo 16-10-2016: Theater de Stoep Spijkenisse
wo 19-10-2016: Theater de Bussel Oosterhout
do 20-10-2016: Theater de Meervaart Amsterdam
vr 21-10-2016: Theater de Luifel Heemstede
za 22-10-2016: Theater de Kappen Haaksbergen
zo 23-10-2016: Evertshuis Bodegraven
wo 26-10-2016: Theater Koningshof Maassluis
do 27-10-2016: C.C VU Griffioen Amstelveen
vr 28-10-2016: Calypso Theater Wijk bij Duurstede
za 29-10-2016: Agnietenhof Tiel
wo 02-11-2016: Theater de Omval Diemen
do 03-11-2016: Theater aan het Vrijthof Maastricht
vr 04-11-2016: Schouwburg Amphion Doetinchem
za 05-11-2016: De Kleine Willem Enschede
zo 06-11-2016: Theater Walhalla Rotterdam
do 10-11-2016: Theater De Leest Waalwijk
za 11-11-2016: Westland Theater De Naald Naaldwijk
zo 12-11-2016: Theater de Speeldoos Vught
za 07-01-2017: Jazzclub Perdido Hillegom
za 06-05-2017: Theater Top Bemmel Bemmel

 

Kunst / Kunstboek / Non-fictie

Over kunst en engagement

recensie: Maarten Doorman - De navel van Daphne

Schrijver en filosoof Maarten Doorman gooit meteen de knuppel in het hoenderhok: ‘Het Rijksmuseum moet dicht’. En waarom dan wel? Omdat ‘het op het verleden is gericht.’

Al snel komt Nietzsche op de proppen met zijn opstel Over nut en nadeel van de geschiedenis voor het leven. Teveel oude kunst werkt verlammend. Bijvoorbeeld op de aandacht voor hedendaagse kunst.

Zelfs los van de beeldende kunst – ook Doorman maakt enkele van zulke uitstapjes – is dit te herkennen: twee muziekfestivals in twee bijna aaneengesloten weken in Utrecht, één met oude en één met moderne en hedendaagse muziek. Het Festival Oude Muziek verankerd in de culturele basisinfrastructuur met landelijke subsidie, de Gaudeamus Muziekweek (B-categorie) raakt, als het aan het Fonds Podiumkunsten ligt, de subsidie kwijt.

Gewicht en contragewicht

Maar het boek maakt een draai, want over oude versus hedendaagse kunst blijkt het toch niet primair te gaan. Wél over ‘het aloude probleem van engagement in de kunst.’ En natuurlijk wordt dan de vraag opgeworpen wat dit zegt ‘over onze tijd als die de dingen die nu gemaakt en bedacht worden niet serieus neemt.’ Komt dit doordat met het verdwijnen van de avant-garde de beeldende kunst veel van de urgentie, dat wil zeggen engagement, heeft verloren? Doorman is overtuigd door de visie van de Italiaanse arte povera-kunstenaar Michelangelo Pistoletto: totale vrijheid (autonome kunst) heeft als contragewicht verantwoordelijkheid en ambivalentie nodig. Terecht vult Doorman dit rijtje niet aan met ‘verbeelding’.

Hetzelfde geldt ook voor hedendaags toneel – een ander uitstapje – met regisseurs als Yael Ronen en Ola Mafalaani.
Tegenover de visie van Pistoletto staat die van Peter Bürger. Hij stelt in zijn studie Theorie der Avantgarde dat de avant-garde in hun geëngageerdheid zichzelf juist isoleert van de maatschappij doordat ze kunst van louter museale waarde produceert. Autonome kunst is met andere woorden de wereld ontvlucht. De historische rol van kunst lijkt uitgespeeld.

Lijkt – want je zou Doorman kunnen wijzen op het curatorschap dat architect Rem Koolhaas in 2014 bekleedde bij de Biënnale van Venetië, die bij uitstek hedendaagse kunst toont. Daar koos hij voor een andere insteek dan tot dan toe gebruikelijk was: hij koos voor het erfgoed. Een beetje flauw detail misschien, want het boek is een mooi, strak en sterk opgebouwd betoog dat zulke nuances best kan missen om helder over ’t voetlicht te kunnen brengen waar het de auteur primair om gaat.

Goede kunst

Toch heeft ook autonome kunst méér te vertellen over de wereld en de vraag hoe te leven, dan wordt vermoed. In die zin staat zij dan ook nooit volledig buiten de wereld, het leven en de maatschappij. Maar wat is dan het effect en is er wel sprake van goede kunst?
Als voorbeeld van zowel het één (geëngageerdheid) als het ander (goede kunst) noemt Doorman onder andere het werk van Yael Bartena en Ai Weiwei, van wie momenteel de solotentoonstelling #SafePassage in Foam Fotografiemuseum in Amsterdam valt te zien.
Kunst moet haar onafhankelijkheid bewaren van de markt, de overheid en een ideologie wil zij urgent blijven en ons laten zien hoe het principieel anders kan. Zonder – gelukkig – de traditie te verloochenen. Het Rijksmuseum mag blijven!

Boekgegevens

De navel van Daphne
Schrijver: Maarten Doorman
Uitgever: Uitgeverij Prometheus
Prijs: € 19,95
Bladzijden: 176, foto’s
ISBN: 978 90 351 4390 6

nacht poëzie
Boeken
special: 34ste NACHT VAN DE POËZIE
nacht poëzie

Vrouwen maken de Nacht

In tegenstelling tot voorgaande Nachten, lijkt de 34ste Nacht van de Poëzie op het eerste gezicht zonder hoogtepunten. Nogal vlak. Maar is het niet zo dat er gewoonweg te veel hoogtepunten zijn? De lat ligt hoog, dus kan er nauwelijks nog overheen gesprongen worden.

Het steile amfitheater rond het Vredenburg-Nachtpodium vult zich vanaf half acht met zo’n 2000 bezoekers. Volgens kenners staat dat aantal ongeveer gelijk aan de totale oplage van uitgegeven poëziebundels in het afgelopen jaar. Kort door de bocht: gelezen wordt poëzie nauwelijks, maar als live-belevenis is het ongekend populair.

nacht poëzie

Charlotte Van den Broeck (foto: Anna van Kooij)

Gepassioneerde makers

Dat lezen heeft alles te maken met de vermeende karakteristieken van de dichtkunst: saai, hoogdravend en onbegrijpelijk. Voeg daar de ‘ontlezing’ van met name jongeren bij en de hedendaagse poëzie lijkt gedoemd ten onder te gaan. Waar we dan wél van houden, is het kijken naar de ‘makers’. Of het nu tv-persoonlijkheden, kunstenaars, ambachtslieden of wetenschappers zijn. En daar ligt het succes van de Nacht van de Poëzie: urenlang kijken en luisteren naar intrigerende, uitbundige, gewone en soms ook saaie mensen die het geschreven woord naar hun eigen hand hebben gezet.

Het onvolprezen presentatieduo Ester Naomi Perquin en Piet Piryns kondigt traditiegetrouw de hekkensluiter van de vorige Nacht aan: debutante Charlotte van den Broeck is de eerste dichter op de rol. Een goed voorbeeld van een gepassioneerde maker: niet achter het beschermende spreekgestoelte maar in alle openheid, gedreven uit het hoofd sprekend en de zaal bezwerend met de toepasselijke woorden: ‘een stem houdt vanavond jacht’. Het publiek ligt als een trofee aan haar voeten.

Twee dichters verder zijn we aanbeland bij de eerste muzikale entr’acte. De vloer wordt bevolkt door een Spaans folkloristisch studentenensemble dat met een lichtverbaasde uitdrukking (‘waar zijn we nu terechtgekomen?’) vooral bij het grijskoppige deel van het publiek de handen op elkaar krijgt. Een meegezongen versie van het uitgekauwde Quanta Na Mera doet de rijen voor het toilet aanzwellen.

nacht poëzie

Mustafa Kör (foto: Anna van Kooij)

Overrompelende dichteressen

Dan volgen drie indrukwekkende vrouwen: P.C. Hooft-prijswinnares Astrid H. Roemer duikt in haar persoonlijke verleden, waarna Dichteres des Vaderlands Anne Vegter een checklist opdreunt voor haar opvolger en een bizarre schets maakt van Nederland in tijden van oorlog. Good old Joke van Leeuwen komt met een fraaie pastiche op het Bach-gebed Erbarme Dich: ‘zie ons in onze gepimpte staat (…) selfies met een stok (…) erbarm u’.

Een lichtvoetige ode aan de onlangs overleden jazzgigant Toots Thielemans brengt ons bij de frivole kinder- en jeugddichter Edward van de Vendel en meteen daaropvolgend bij de ingetogen ernst van dichteres Eva Gerlach. Met haar regel ‘AK47 – mijn broertje van staal’ over kinderen in de Syrische oorlog, dringt de actualiteit diep door in de Nacht. Gelukkig is de liefde niet ver weg: de Vlaamse dichter Mustafa Kör, alweer zo’n hoogtepunt, zaait twijfel in het liefdesbed:

Wie zal het zeggen, misschien moeten we durven
tijgers kussen en zien welke eieren we leggen
op onze oude dag als we met een camper gaan toeren
en selfies droppen als broodkruimels

Alweer een aantal overrompelende dichteressen: Tjitske Jansen met een razendsnelle declamatie over haar religieuze jeugd in Barneveld en Anna Enquist die haar liefde voor Feyenoord afwisselt met zelfbenoemde ‘kankergedichten’ over de stad Amsterdam (‘je kreunt tussen je grachten’). De Zuid-Afrikaanse Marlene van Niekerk kleurt de Nacht met haar melodieuze klankgedichten.

nacht poëzie

Roos Rebergen (foto: Michael Kooren)

Bulderende oprispingen

Van de muzikale onderbrekingen – waaronder de Israëlische alleskunner Asaf Avidan, de salsa van Sol Del Nene en de indiepopband Bazart – is componist/pianist Joep Beving een absoluut hoogtepunt te noemen. Met de haast schuchtere klanken van de staande piano weet hij een uiterst fijn decor van stemmingen op te richten. Je reinste poëzie op de toetsen, in plaats van met de stem – en de zaal is in trance.

In 2007 stond zangeres Roos Rebergen (Roosbeef) als entr’acte in de Nacht, in 2016 keert ze terug met haar poëzie. Met de losse microfoon (‘ik heb dit pak net gekocht in Parijs voor 300 euro, dus ik ga hier echt niet achter staan’) slingert ze haar spontane, gevoelige verzen het publiek in. Dichter F. Starik doet het nog eens dunnetjes over met zijn ‘grasgedicht’: bulderende oprispingen tussen schmierende zinnen zetten de zaal op scherp en leveren hem een juichend applaus op.

Als de Nacht langzaam ten einde loopt, wordt het inmiddels gehalveerde publiek wakkergeschud door podiumdichter Christophe Vekeman en C. Buddingh’-prijswinnares Marieke Rijneveld. De afsluiting wordt volbracht door debutant Jonathan Griffioen die in de Nacht van volgend jaar weer de eerste zal zijn.

Vele hoogspringers maken de 34ste Nacht tot een buitengewone poëzie-ervaring. Het moet gezegd: deze kar werd vooral getrokken door de vrouwelijke dichters van dienst, die stuk voor stuk in de meest meeslepende en indrukwekkende bewoordingen onze ziel wisten te bereiken. Buiten, in het donker van de werkelijke nacht, blijven de stemmen-op-jacht nog even naklinken.

 

34ste NACHT VAN DE POËZIE
TivoliVredenburg Utrecht
17 september 2016

Boeken / Poezie

Poëzie, dat is het leven zélf

recensie: Sleutelaar worden - Herinneringen van en aan een zwijgende dichter

Het is een langwerpig en zilverkleurig boekje geworden. Met priemende ogen kijkt Hans Sleutelaar de lezer vanaf het omslag uitdagend in het gezicht. De 80-jarige Rotterdamse schrijver/dichter, die overigens opvallend weinig heeft gedicht, krijgt met Sleutelaar worden een bijzonder eerbetoon.

Het moet een opwindende tijd zijn geweest, eind jaren vijftig van de vorige eeuw. Een aantal jonge schrijvers/dichters, hoofdzakelijk gesitueerd in het Rotterdamse, kruipt bij elkaar. De poëzie wordt op dat moment gedomineerd door de Vijftigers (Vinkenoog, Campert, Lucebert, e.a.) en bestaat uit een zeer persoonlijk, experimenteel en nogal ‘zweverig’ repertoire. Dat moet anders, denken Armando, C.B. Vaandrager, Hans Verhagen en Hans Sleutelaar: ‘Niet de fiktie, maar de realiteit dient tot kunst te worden verklaard’. Ze hebben hun wortels in de reclame, tekstschrijverij en journalistiek en zijn wars van de ‘poëtisering van het leven’. Nee, de poëzie, dat is het leven zélf.

Zestigers

Ze zien eruit als zakenmannen: donker pak, wit overhemd en strakke stropdas. De uitgebeende taal in hun verzen sluit naadloos aan bij het imago dat ze willen neerzetten. Armando is een buitenbeentje: hij beweegt zich tegelijkertijd in de beeldende kunst en zijn profilering in de zogenaamde Nul-beweging vormt een stevige basis voor het realistisch-minimalisme in zijn poëzie. Hans Verhagen wordt gaandeweg ingesloten als veelbelovend poëzietalent, terwijl Cornelis Vaandrager, min of meer van de straat geplukt, als onberekenbare aanjager geldt: ‘fijnbesnaard, een ontvlambaar gemoed en een mededogend hart’.

Sleutelaar is vanaf het begin de regelaar en initiator. De ‘Zestigers’, zoals ze al snel genoemd worden, ontlenen hun strakke poëzie hoofdzakelijk aan de werkelijkheid om hen heen. Er wordt niet gedaan aan introspectie en gevoelsuitingen: ‘Aan zelfbeklag, spleen of belijdenis hebben we geen boodschap. Wij zoeken de stof liever om ons heen dan in onszelf. Eerst zonder nadenken, nadien meer bewust.’

Haagse Post

Sleutelaar worden is een wat gemankeerde monografie geworden. De eerste helft van het boek bestaat uit bijdragen van Hans Sleutelaar zelf, die zijn persoonlijke wederwaardigheden in de schrijverswereld beslaan. Van zijn allereerste confrontatie met de poëzie, tot de ontmoeting met zijn partners in crime, de kamikaze-actie om een poëzietijdschrift te beheren en een nogal stichtelijk nawoord (‘Het loon van de dichter’) waarin de hij concludeert: ‘Vandaag dienen dichters moeilijk te zijn om ernstig genomen te worden’.

De korte stukjes zijn, geheel in Sleutelaar-stijl, compact geschreven en getuigen van een scherpe en accurate pen. Onmiskenbaar volgens het ouderwetse Haagse Post-credo: schrijf wat je weet en laat de rest weg. Niet voor niets was Sleutelaar een van de meest succesvolle redacteuren van dit spraakmakende weekblad. Ondanks de onderhoudende onderwerpen is het jammer dat in deze lofzang op Sleutelaar niet iets meer is terug te vinden van diens zo geroemde dichtkunst. Een vers over de dood van dichter Kees Buddingh’, een paar regels over de Rotterdamse Willemsbrug en verder moet de nieuwsgierige lezer het doen met de éénregelige poëziekraker:

Wollt ihr die totale Poesie?

Dichter S.

De tweede helft van Sleutelaar worden bestaat uit bijdragen van schrijvers die over Sleutelaar hebben gepubliceerd. Martin Bril verhaalt over zijn studententijd: de ambitieuze schrijver-in-de-dop kalkte de Groningse muren vol met de leus ‘Sleutelaar worden’ om zo zijn verwachtingsvolle toekomst kracht bij te zetten. In een prachtig artikel uit 1956 beschrijft C. B. Vaandrager over zijn zoektocht naar en ontmoeting met ‘de dichter S.’: ‘Veel vraagtekens doet hij op papier verschijnen. Alles, opgemaakt uit zijn gedichten, is niet bij machte ons de persoon van S. duidelijker te maken’. Het is de haast gecultiveerde ongrijpbaarheid van Hans Sleutelaar die hier boekdelen spreekt.

In zijn eigen woorden en in de woorden van anderen blijft de ‘zwijgende dichter’ een man op de achtergrond, met desondanks grote invloed op de Nederlandse literatuur. Als ‘aanjager, polemist en theoreticus’ stond hij aan de basis van het stormachtige talent van schrijver/kunstenaar Jan Cremer en heeft hij het prozawerk van Johnny ‘The Selfkicker’ van Doorn laten bloeien. Sleutelaar worden werpt een aardig licht op deze bijzondere persoonlijkheid die zijn spaarzame poëzieproductie treffend omschrijft: ‘De weinige gedichten die ik heb geschreven, zijn zonder uitzondering bij ingeving ontstaan. Blijft de inspiratie weg, dan doe ik er het zwijgen toe’.

bluesupdate_vol3
Muziek / Album

Blues in een bijzondere opbouw

recensie: Blues Update volume 3
bluesupdate_vol3

Wie de drie albums van deze Blues Update in volgorde beluistert, ervaart een bijzondere opbouw die de breedte van het blues-genre onderstreept. Gemma Ray staat het verste van het pure genre af, terwijl we via The Tibbs bij Rusty Apollo steeds dichter bij de bron belanden.

Blues is natuurlijk de bakermat van heel veel muziekstromingen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat deze stijl versneden wordt met allerlei andere stromingen. In deze update horen we tweemaal een bijzondere manier om de blues te mengen tot een zeer smaakvolle stroming.

Groeiend naar meesterlijk?

Het album The Exodus Suite van Gemma Ray klinkt vanaf de eerste noten bijzonder. Het album draagt de sfeer van donker Parijs met een vleugje blues en psychedelica. Toch doet Gemma Ray ook denken aan Amanda Lear als het gaat om een stemvergelijking. Natuurlijk zou ze liever vergeleken worden met Edith Piaff, maar dat was niet de eerste naam die in mij opkwam bij het beluisteren van dit – overigens zeer innemende – album. De spanning straalt uit de boxen bij het beluisteren van de suite aan liedjes.

De release sheet vertelt het bijzondere verhaal van het album, dat is opgenomen in een vliegtuighangar in Berlijn. Wie bijvoorbeeld luistert naar ‘There Must Be More Than This’ kan dat ook waarnemen. Tijdens de opnames werden in de hangar ernaast zo’n achtduizend Syrische vluchtelingen opgevangen, wat een bijzondere sfeer toevoegde tijdens de opnamesessies.

Het album wordt in twee delen verdeeld door waaierende en bluesy gitaarklanken in is ‘Ifs & Buts’ Het daarop volgende ‘We Are All Wandering’ draagt de blues vooral in de tekst met zijn typisch bluesy onderwerp. De opbouw van het nummer is vooral theatraal te noemen waar een zekere spanning mee uitgedragen wordt. Met de omgeving waarin dit album tot stand kwam in het hoofd, de ellende van vele vluchtelingen pal naast het opnemen van dit album, heeft dit nummer vooral een heel bijzonder en luguber karakter.

Het album van Gemma Ray gaat door de vele stijlen niet snel vervelen. Misschien groeit dit album in de loop van het jaar wel steeds verder bij iedere draaibeurt tot een meesterlijk album; zoals ik het nu voel, heeft het dat wel in zich.

Live in Nederland
6 oktober, De Spot, Middelburg
7 oktober, Roepaen, Ottersum
8 oktober, Atak, Enschede
9 oktober, Mezz, Breda

Nederlandse band op Italiaans label

De uit Hoorn afkomstige achtmansformatie The Tibbs weet met een volwassen soulrijk album de aandacht op zich te vestigen. Het geluid van deze band doet invloeden vanuit de Detroit-soul voelen. De stem van Elsa Bekman is het vlaggenschip van deze band. Het is een stem die naast soul ook veel blues in huis heeft. De blazerssectie bestaat uit Berd Ruttenburg (bariton sax), Coen de Vries (tenor sax), Siebe Posthuma de Boer en Thomas de Jong (trompet). Het geeft de sound van The Tibbs een heel vet randje. Compositorisch put de band hoorbaar uit een sterk arsenaal aan zelf geschreven stukken. Slechts één compositie op Takin’ Over is een cover van het door velen reeds uitgevoerde ’96 Tears’ van ? and The Mysterians; een nummer dat begin jaren tachtig in Nederland nog een hitje werd voor Garland Jeffreys.

The Tibbs timmeren sinds 2012 aan hun carrière met invloeden van blues, jazz maar vooral soul en funk. De eerste single van Takin’ Over is het zelfgeschreven ‘Next Time’ dat de aandacht moet trekken naar dit full-length debuutalbum. Wie zich laat overhalen om het album in zijn geheel te draaien zal zeker niet teleurgesteld worden. Dat de band een Italiaans label heeft te weten overtuigen om dit debuutalbum uit te brengen, toont de internationale allure van hun muziek aan. Hopelijk brengt het naast belangstelling op de vaderlandse internetradio bij Gerard Ekdom ook de nodige luisterschare buiten onze landsgrenzen.

Schuren en beuken

De Nederlandse band Rusty Apollo debuteerde vorig jaar voortreffelijk met het album Oh Yeah. Een jaar en vele festivals later is er nu hun tweede bewijs van kunnen. Schreef ik vorig jaar nog te hopen dat het geen gelegenheidsschijf en -band zou zijn, met het verschijnen van dit tweede album is die angst uit de lucht. Midgets & Monkeys herbergt naast een aantal klassiekers uit de bluesgeschiedenis een drietal door de band zelf geschreven composities. Het album opent met het nummer van Bo Diddley dat de titel draagt van hun eerste album ‘Oh Yeah!’.

Verder horen we composities van Willie Dixon, Wilbert Harrison, Ellas McDaniel, Eddie Son House en Tom Waits. Niet meer alleen composities uit de gouden jaren van de Mississippi Delta blues dus. De drie eigen composities van de band misstaan allerminst tussen de gouden eieren van andere blues-liedjesschrijvers. Gelukkig wordt er ook een nummer van Tom Waits gecoverd, temeer daar de band klinkt als de oude blueshelden, maar met een enorme scheut Waits erin. De geest van Hokie Joint, dat het helaas na twee albums voor gezien hield, is in de manier van spelen van Rusty Apollo zeker terug te horen. Zoals iedere vergelijking gaat die altijd weer mank. De vijfmansformatie Rusty Apollo is vooral zichzelf: vuig, ruig, donker en gezegend met een Waits-achtig stemgeluid dat alles tezamen schuurt en beukt dat het een lieve deugd is.

 

Black Oak - Equinox
Muziek / Album

Black Oak – Equinox: Geslaagde symbiose

recensie: Vooraankondiging Live @ De Kapel Roepaen
Black Oak - Equinox

De band Black Oak is een samenwerking tussen singer-songwriters Geert van der Velde (The Black Atlantic) en Thijs Kuijken (I am Oak). De nieuwe bandnaam is een samentrekking van delen van beide ‘band’-namen.

Met het album Equinox verraste de beiden heren eind mei de muziekliefhebber van fijne singer-songwriter liedjes. De samenwerking tussen Van der Velde en Kuijken mag zeker een geslaagd experiment heten. Een fraaie symbiose van twee creatieve geesten in een nieuwe formatie.

De elf composities op het album zijn van een bijzondere schoonheid die vooral de stemmen van beide singer-songwriters volledig de ruimte laten om te excelleren. De instrumentale begeleiding staat vooral in dienst van de vocale ondersteuning en inkleuring van de melodielijnen. Nergens wordt het schreeuwerig. Het is dan ook bij uitstek luistermuziek, geen festivalmuziek. Of dat laatste zou op een folkfestival moeten zijn en bij voorkeur tijdens het ochtendgloren of in de schemering. Dat is waar Equinox prima zal gedijen.

Ter ondersteuning van het verschijnen van het album speelde de beiden mannen met drummer Mischa Porte een intiem optreden in Sounds in Tilburg waarbij ze tevens de tijd namen om de luisterschare te spreken. Porte kreeg daarbij maar een hele kleine drumkit om het geluid heel klein en akoestisch te houden. Onderstaand is ook een opname te zien en te luisteren van een van de ten gehore gebrachte liedjes.

Binnen niet al te lange tijd zal de band in De Kapel van het klooster Roepaen te Ottersum een volledig optreden geven. Mooi weerzien op een bijzondere locatie. Daar kan de band haar akoestische prestaties toevertrouwen aan de akoestiek van De Kapel. Voor iedere band een uitdaging om niet te galmen en voor de luisteraars een bijzondere ervaring.

Schrijf de datum 14 oktober a.s maar in de agenda! Kaarten voor dit optreden kun je hier winnen.
black oak

 

reflecties
Kunst / Kunstboek

Een goed gesprek tussen kunst en filosofie

recensie: Onno Zijlstra en Wendy Janssen - Reflecties. 25 kunstwerken 24 filosofen
reflecties

Voor in het schitterend uitgegeven boek Reflecties staat een motto van Kant dat meteen al aangeeft waar het de auteurs Onno Zijlstra en Wendy Janssen om te doen is: mensen kunnen over hun eigen, subjectieve oordeel heen stappen en zijn in staat een algemeen standpunt in de nemen en daarop te reflecteren. Dat geeft, zeggen zij, hoop.

Dat is wat Zijlstra en Janssen in de eerste plaats hun studenten aan de ArtEZ Hogeschool voor de Kunsten, afdeling Zwolle, willen leren: reflecteren met een open, haast naïeve blik. En vervolgens nemen ze ons, lezers van wat in wezen een inleiding in de esthetica is, op sleeptouw. Want dat is het wat ze, ook qua aansprekende schrijfstijl, doen.

Praatjes en plaatjes

Het is een aparte inleiding. Weliswaar passeren vierentwintig filosofen chronologisch de revue, maar dan telkens gekoppeld aan vijfentwintig concrete kunstwerken uit deze en de vorige eeuw. Het zijn geen praatjes bij een plaatje, of omgekeerd. Filosofie en kunst leggen elkaar als het ware uit, waarbij het aan de lezer/kijker is er meer of iets anders uit te halen. Op die manier wordt een beroep op actief lezen, kijken en denken gedaan.
Het is geen gemakkelijke kost, maar omdat de inhoud in eerste instantie voor studenten is bedoeld, is de toon begrijpelijk en soms ook verluchtigd: ‘Mondriaan raakt me altijd diep (…). Iedere keer is het weer raak. (Heb ik toevallig een jetlag, dan raakt het werk me dubbel)’.
In de tekst zijn gekleurde tekstblokjes aangebracht met citaten van filosofen, kunsthistorici en enkele dichters. Bovendien zijn de hoofdstukken relatief kort en behapbaar en worden ze afgesloten met een literatuurlijstje voor wie verder wil lezen.

Hoop

alexander calder

Alexander Calder, Rouge triomphante, 1959-1965 (Calder Foundation, New York) c/o Pictoright Amsterdam 2016

Hoe dat in zijn werk gaat, van een subjectief tot een algemeen geldend oordeel komen, blijkt direct in het eerste hoofdstuk, over Mondriaan en Plato: ‘Diotima’s leerschool van de liefde pikt de leerling op waar hij is, in het geval van Socrates bij een mooi jongenslichaam, en voert hem vandaar naar twee en vandaar naar alle mooie lichamen, van mooie lichamen naar mooie gebaren, vandaar naar mooie wetenschappelijke ontdekkingen, en vandaar naar de studie van “de schoonheid zelf”.’
Of in het hoofdstuk over Eliasson en Augustinus: ‘In Augustinus’ Belijdenissen lezen we over de twijfel van een jonge man die op zoek is naar het absolute goed en fout. Het is een persoonlijk en tegelijkertijd een algemeen verhaal over de twijfel.’ En in de voetsporen van de eerder genoemde Kant heet het: ‘Omdat we allemaal mensen zijn en we een verbeeldingsvermogen hebben, komen we tot een persoonlijk, maar toch algemeen oordeel van wat mooi is. Hieruit spreekt hoop.’

Fronsende wenkbrauwen

Het gevolg van deze insteek is dat zowel aan de beeldende kunst als de filosofie recht wordt gedaan, en dat geïnteresseerde lezers in de ene, of de andere discipline – of in beide – veel van hun gading zullen kunnen vinden.
Al zullen kunsthistorici hun wenkbrauwen fronsen wanneer ze bijvoorbeeld lezen dat het werk Luna, dat is gemaakt van wrakhout, als ‘schilderij met lijnen’ wordt bestempeld. De link met Merleau-Ponty die in dit verband wordt gelegd, is overigens ook wat mager, en had juist hier sterker kunnen zijn wanneer de materie van de assemblage als uitgangspunt was genomen. En filosofen zullen hun wenkbrauwen fronsen wanneer ze lezen dat Adorno joods was. Zijn moeder was rooms-katholiek, dus hij was een zogeheten ‘vader-jood’.
Wat overeind blijft, is een op mooi glanzend papier en van bijna tweehonderd kleurenfoto’s voorzien boek dat aanzet tot het zelf verzinnen van combinaties. Wat bijvoorbeeld te denken van Goethe’s kleurenleer en Ellsworth Kelly (momenteel te zien in Museum Voorlinden) of Katja Mater?

 

Reflecties. 25 kunstwerken 24 filosofen.
Schrijvers: Onno Zijlstra en Wendy Janssen
Uitgever: Uitgeverij DAMON
Bladzijden: 208
Prijs: € 29,90
ISBN: 978 94 6036 225 5

Chris Kraus
Boeken / Fictie

Stalker op papier

recensie: Chris Kraus - I love Dick
Chris Kraus

De Nederlandse vertaling van I love Dick (1997) heeft verbazingwekkend lang op zich laten wachten. Deze roman in briefvorm over vrouwen, mannen, beeldende kunst én liefde is een intrigerend verslag van onzekerheid in tijden van gecultiveerde romantiek.

Chris Kraus, hoofdpersoon in I love Dick, is experimenteel filmmaker en probeert met uiteenlopende kunstprojecten het hoofd boven water te houden. Met haar vijftien jaar oudere man Sylvère, hoogleraar in New York, brengt ze een avond door bij de Engelse cultuurcriticus Dick. Het slechte weer dwingt hen in zijn huis te blijven overnachten. De volgende dag vertelt Chris aan Sylvère dat ze verliefd is geworden op Dick. Aangezien ze geen seks meer hebben, onderhouden ze hun intimiteit ‘door deconstructie’, dat wil zeggen, door elkaar alles te vertellen. Chris zegt dat ze gelooft dat zij en Dick een Conceptuele Neukpartij hebben beleefd.

Romantisch meisje

De onthulling van deze verliefdheid aan haar echtgenoot maakt dat Chris besluit haar gevoelens op papier te zetten. De briefvorm die ze daarvoor kiest geeft een helder beeld van haar onzekere maar gaandeweg overtuigde liefde voor Dick – brieven waarin ze trouwens ook Sylvère betrekt. In hun uitgebluste huwelijk wordt deze correspondentie door beiden aangegrepen om weer met elkaar te communiceren. Vreemd genoeg door middel van brieven gericht aan Dick, die nooit verstuurd zullen worden.

In haar eerste brief schrijft Kraus: ‘Sylvère denkt dat het niets meer dan een pervers verlangen naar afwijzing is, de liefde die ik voor je voel. Maar ik ben het daarmee oneens, diep vanbinnen ben ik een heel romantisch meisje.’ Dat is een bekentenis die de tweeslachtigheid in haar handelen blootlegt: er is de grote, haast onvoorwaardelijke liefde voor Dick, maar er is ook de drang dit hele proces te ontleden en tot ‘casus’ te maken. Eigenlijk tot kunst te boetseren. Na zo’n honderd brieven, zowel door Chris als door Sylvère geschreven, ontstaat het plan Dick ermee te confronteren en zijn reactie vast te leggen op film. Dick wordt door Sylvère op de hoogte gesteld van Chris’ gevoelens voor hem, van de briefschrijverij en van het op stapel staande filmproject. Verbaasd weigert deze mee te werken en laat niets meer van zich horen.

Pakkende zelfbeschouwing

De belevingswereld van Chris wordt in de brieven grondig uit de doeken gedaan. Ze grijpt het medium aan om in alle vrijheid haar diepste gedachten naar boven te halen. ‘Ik word niet meer gestuurd door de stemmen van anderen. Vanaf nu benader ik de wereld vanuit mezelf.’ Langzaam ontvouwt de schrijfster een verleden van afwijzing, verbroken relaties en onenightstands, een prille carrière als nachtclubdanseres en later het moeizame bestaan in de door mannen gedomineerde kunstwereld. Dit is Chris Kraus op haar best: de directe schrijfstijl in de brieven, de pakkende zelfbeschouwing, gegoten in een dynamische vorm die het achterste van de tong laat zien.

In het tweede deel van I love Dick worden de brieven langer en uitvoeriger: de ontvanger doet er niet zoveel meer toe, de verzender des te meer. Dick is naar de achtergrond verdreven en geldt nog slechts als aanspreekpunt (‘Ik ben in tweestrijd over jou in stand houden als entiteit om naar te schrijven en met jou praten als persoon’). Chris, inmiddels weg bij haar echtgenoot, probeert met essay-achtige brieven over geliefde onderwerpen haar eigen identiteit scherp te stellen en vaste greep te krijgen op de onzekere basis van haar bestaan. Dat doet ze door uitvoerige beschrijvingen van performances, een prachtig stuk over de Joods-Amerikaanse kunstenaar R.B. Kitaj, een verhandeling over schizofrenie en een intrigerend verslag van de politieke situatie in Guatemala.

Geen vrouw is een eiland-es. We worden verliefd in de hoop ons aan iemand anders te verankeren, zodat we niet vallen.

De kracht van I love Dick is het doorlopende zelfonderzoek dat Chris op zichzelf loslaat. Het ‘romantische meisje’ is gevallen voor een man, ze accepteert de emotionele gevolgen, maar weigert te vervallen in kwijnend bakvisgedrag: ze draait haar focus en richt de camera op zichzelf. In de brieven probeert ze zich zo helder en eerlijk mogelijk uit te drukken om zodoende haar leven te ontrafelen: ‘dus in zekere zin is liefde net als schrijven: in zo’n verhoogde staat leven dat precisie en inzicht essentieel zijn’. In een later stadium is er weer even contact met Dick, zelfs met een min of meer bevredigende seksuele afloop, maar Chris Kraus is inmiddels al veel verder in haar persoonlijke exploratie: de overtuiging dat liefde geen ‘verlaging’ hoeft te zijn, waar je als vrouw smetteloos uit tevoorschijn dient te komen.

The Assassin
Film / Films

Ridderfilm van het verre oosten

recensie: The Assassin (dvd)
The Assassin

Dat The Assassin uit zijn voegen barst van visuele pracht, is onomstotelijk. Maar het zijn niet de enige barsten in deze Chinese krijgsheldenfilm.

Generaalsdochter Nie Yinniang werd op tienjarige leeftijd ontvoerd door een non. In de dertien jaar die volgden, werd zij opgeleid tot één van de beste huurmoordenaars van het Chinese Keizerrijk. Als haar wordt opgedragen de man te vermoorden aan wie ze als kind was beloofd, staat ze voor een keuze. Zal ze de bevelen van haar meesteres opvolgen, of kiest ze voor haar gevoelens?

Krijgsheld

The Assassin is een film in het in China populaire genre ‘wuxia’, wat letterlijk vertaald kan worden als “krijgsheld”. Het zijn de ridderfilms van het verre oosten. Wuxia-films draaien om eervolle krijgers, vaak uit lagere klassen, die misstanden met sierlijke vechtmoves rechtzetten. Of, zoals in geval van The Assassin, corrupte veldheren met de efficiëntie van een natuurkracht uit de weg ruimen.

Toch heeft deze film maar weinig weg van – in het westen – succesvolle voorgangers als Crouching Tiger, Hidden Dragon of Hero. De actie in The Assassin is namelijk tot het minimum beperkt gebleven. Aan meer dan een zwanensprong hier en een messteek daar waagt regisseur Hsiao-Hsien Hou zich niet. Maar beter ook, misschien, want zijn slordige montage zorgt ervoor dat deze scènes, in tegenstelling tot de hoofdpersoon, niet altijd hun doel treffen.

Kostuumdrama

Het grootste gedeelte van The Assassin bestaat uit plechtige dialoogscènes. Ondanks het in essentie simpele plot, zijn deze helaas ontzettend moeilijk om te volgen. Personages worden nauwelijks door hun daden gekarakteriseerd, maar krijgen hun (al dan niet politieke) voorgeschiedenis in poëtische bewoordingen voorgeschoteld. Dat maakt het lastig de karakters van elkaar te onderscheiden. Als kijker ontkom je niet aan het idee dat je het verhaal maar voor de helft meekrijgt. Ruim anderhalf uur worstel je met de vraag of de film zijn verhaal niet efficiënt ontvouwt of dat je eenvoudigweg de relevante culturele achtergrond ontbeert.

Een doodsteek hoeft dat gebrek echter niet te vormen. In zekere zin spelen niet de personages de hoofdrol in de film, maar de prachtige klassieke kostuums. De trage cameravoering geeft de kijker de tijd om van alle details in het beeld te kunnen genieten. De sets en beeldcomposities complementeren de kledij perfect. Het negende eeuwse China dat Hsiao-Hsien Hou op film vastlegt is werkelijk een feest voor het oog. Het is op dit vlak dat er punten worden gescoord.

Cannes

Maar of dat er voldoende zijn om het moeilijk volgbare plot en de matige actie te compenseren, hangt af van de liefhebberijen van de kijker. De jury in Cannes was er in elk geval danig van onder de indruk en beloonde Hou met de prijs voor beste regie. De gemiddelde kijker zal die misstand echter met een reeks sierlijke vechtmoves recht willen zetten.

Armando, Bergen, recensie, 8weekly
Kunst / Expo binnenland

De weg raakt hem niet kwijt

recensie: Overmacht. Armando in Bergen
Armando, Bergen, recensie, 8weekly

Wie niet met de ‘verkeerde’ trap naar beneden gaat en vastloopt, of met de ‘goede’, wat verscholen trap, maar met de lift, komt uit aan het eind van de tentoonstelling Overmacht. Een expositie over de invloed van Bergen op Armando’s kunstenaarschap, die momenteel valt te zien in Kranenburgh, de culturele buitenplaats in Bergen (Noord-Holland). En loopt zo eigenlijk in het spoor van wat de ondertitel er met een tekstregel van Lucebert (uit overmacht) over diens werk aangeeft: ‘Alles ontspoort van wit naar zwart.’

Armando, Bergen, recensie, 8weekly

Armando, Waldrand, 2016, olieverf op doek, 140 x 170 cm. Eigendom kunstenaar, courtesy Rob de Vries Gallery & Projects.

Het kwaad

Maar het gedicht – dat bij die ‘verkeerde’ trap is afgedrukt – gaat verder: ‘van de weg weg maar de weg raakt hem niet kwijt.’ Zwart en wit dragen elkaar bij wijze van spreken. Dat blijft, al zijn het zwart en wit (en laten we eerlijk zijn: soms een vleugje oker) uit ouder werk meer recent vervangen door lichtere kleuren; toch raakt Waldrand uit 2016 in groen en blauw de herinnering aan Waldrand uit 1988 in zwart-wit niet zomaar kwijt. De bosrand balanceert op de grens tussen goed en kwaad, zoals de mens zelf dat ook doet. Op de één of andere manier blijft het landschap bij Armando ten diepste een schuldig landschap, een landschap dat ‘het’ (kwaad) heeft gezien en er onverschillig onder is gebleven.

Armando,Bergen, recensie, 8weekly

Armando, Zonder titel (uit een serie van 7), 1954, gemengde techniek op papier, 53 x 68 cm. Collectie Cobra Museum.

Vrijheid

De twee gastcuratoren, Rob de Vries en Johan Heymans, kunnen niet om het thema ‘goed en kwaad’ in het werk van Armando heen, en dat hebben ze terecht ook niet gedaan. Tot en met een kleine uitvoering van Die Leiter, die in een grote uitvoering, als een soort baken, trots en ongenaakbaar staat bij Kamp Amersfoort.

Maar daarnaast willen de curatoren laten zien wat de invloed is van het dorp Bergen en omgeving op het werk van Armando. In 1949 ziet hij er, in het atelier van Dirk Hubers, voor het eerst kunst van Cobra-exponenten als Appel, Constant en Corneille. Hij ziet er het thema ‘vrijheid’ in. De invloed ervan wordt getoond door een serie van zeven werken in gemengde techniek uit 1954 onder de titel Le Canard.

Oud en nieuw

Zoals Armando in Le Canard geen reële voorstellingen weergeeft, maar eerder zoals hij zelf zei ‘een alomvattende ervaring van het hier-en-nu’, zo is, zoals een zaaltekst terecht opmerkt, ook zijn recentere werk niet op te vatten als beschrijvend, maar wil het eerder duidend zijn. In die zin valt op dat hij in de jaren 1956 en 1957 een serie Peintures criminelles schildert én een werk Zonder titel, waarvan de stijl en onderliggende thematiek opvallend overeen komen: monochrome kleuren, zwart en rood. Het rood staat hierbij voor de aarde én de mens, natuur en cultuur.

Armando, Bergen, recensie, 8weekly

Zaaloverzicht Overmacht. Armando in Bergen in museum Kranenburgh. Fotografie: Erna Faust.

Over Armando’s latere werk wordt bij de tentoonstelling opgemerkt dat het uniek mag heten binnen de hedendaagse schilderkunst. Dat mag op zich zo zijn, maar dat wil niet zeggen dat Armando’s recente schilderijen geen invloed uitoefenen op andere beeldend kunstenaars. Zo valt in een andere zaal in Kranenburgh op de expositie Een dier, een nacht, een schreeuw, een mens recent werk te zien van onder meer de Bergense schilder Hans van Marwijk (geb. 1947). Duidelijk is waar hij de mosterd vandaan heeft gehaald: bij zowel de late schilderijen van de eerder genoemde Constant als de late schilderijen van Armando, zoals Seestück (2015) en Blaues Bild (idem).

De verrassing van een eerste keer hier oog in oog mee te staan, is er natuurlijk inmiddels af. Maar wat in Kranenburgh als extraatje wordt geboden, is de invloed van Bergen op Armando’s werk. Een tot nu toe onderbelicht aandachtspunt.