Tag Archief van: landscape

Boeken / Fictie

J.J. ten Kate als Maori

recensie: J.J.L. ten Kate - Eerste liefde

De literatuurgeschiedenis bestaat uit niet meer dan kasten vol ongelezen boeken. De schrijvers die overleven doen dat alleen nog maar in vage anekdotes, van Vestdijk (stofzuiger) tot Mulisch (neus). Zo kan het gebeuren dat de negentiende eeuwse domineesdichter Ten Kate (1819-1889) als enige van zijn generatie nog steeds bekend is, louter doordat Van Eeden onder het pseudoniem Cornelis Paradijs een zeer geslaagde parodie op hem schreef, die beter bekt dan alles wat hij zelf ooit geschreven heeft. Van Eeden is nu totaal vergeten, Ten Kate leeft voort, enigszins dan, en is voor de derde maal in relatief korte tijd onder het stof vandaan gehaald.

Verantwoordelijk daarvoor zijn Gerrit Komrij en zijn Sandwich-reeks, fraai uitgegeven bundeltjes eigentijdse en antieke poëzie. Dat Ten Kate daarin een plaats verwierf is meer dan terecht, al was het alleen maar door zijn statuur in de negentiende eeuw. Een contemporain overzichtswerk merkt over hem op: “Zijne heerschappij over de taal als schrijver en spreker, zijne ongemeene talenten als dichter en poëtisch vertolker, en zijne zoo zeldzame gave der improvisatie zijn overbekend.” De man was iemand, vertaalde alle groten en verwierf zelf enige rebelse faam met het tijdschrift Braga.

J.J.L. ten Kate (door: Bartholomeus J.W.M. van Hove. Rijksmuseum, Amsterdam)
J.J.L. ten Kate (door: Bartholomeus J.W.M. van Hove. Rijksmuseum, Amsterdam)

De poëzie die uit zijn handen kwam werd in zijn eigen tijd door giftige geesten al weggezet als rijmelarij en dat oordeel is sindsdien niet milder geworden, ondanks het rehabilitatiewerk van iemand als Anton Korteweg en de gedichten die Komrij opnam in zijn Dikke.

Ten Kate lezen we nu hooguit nog zoals we Bilderdijk lezen en Tollens, als camp. Komrij schrijft in zijn inleiding dan ook dat het maken van een bloemlezing uit het slechtste van Ten Kate bijzonder verleidelijk is. Toch wil hij daar niet aan toegeven. In zijn visie mag je best dergelijke humoristisch bedoelde verzamelingen aanleggen, maar dan alleen in een literatuur rijker dan de onze, waar “nepdichters eerder als een bliksemafleider en antidotum worden ervaren. (…) De schatkamer verblindt te zeer en er is soms behoefte aan een berghok.”

Bij ons is dat anders:

Dat Nederland geen succesvolle cultus kent van idiote poëzie, vormt het bewijs dat het niet over een rijke literatuur beschikt. Er bestaat geen behoefte aan contrast en tegengif. Beroerde poëzie herinnert wellicht juist te pijnlijk aan het gemiddelde niveau. Of men ziet idiote poëzie zonder knipoog aan voor eersteklas poëzie – ook een oplossing.

Dat juist Ten Kate door Van Eeden werd vereeuwigd, komt volgens Komrij doordat er zo lekker veel op zijn achternaam rijmde:

…wil iemand als Nederlands dichter de eeuwen trotseren, dan dient hij in de eerste plaats over een achternaam te beschikken waarop niets rijmt.

Arme Komrij, zo vrij en blij in de poëticale wei, met zijn geliefde aan zijn zij, klappend in zijn handjes allebei, wie kent hem niet, ja hij: Gerrit Komrij, onze dappere dichterkei. Dat op Van Eeden (“daar komt hij aangeschreden”) ook van alles rijmt, was al een teken aan de wand.

Stofzuiger

De bloemlezing die volgt is niet meer dan een bloemlezinkje. Negenentwintig gedichten, waaronder ook een aantal fragmenten, is niet echt veel als je het enorme oeuvre beziet dat Ten Kate naliet. Bij elkaar bieden ze wel een fraaie introductie tot dat werk, met voorbeelden van luchtig light verse, romantisch gekwezel, vertalingen – van onder meer Petrarca – en de Grote Greep. Het enige wat ontbreekt zijn de noten, want die heb je inmiddels wel nodig als je geen gediplomeerd neerlandicus bent.

De tijd, die grote stofzuiger van de Eeuwigheid, heeft veel van wat de mensheid ooit moet hebben aangesproken inmiddels weggevaagd, zodat we deze poëzie lezen alsof die door een Maori is geschreven: een cultureel-antropologisch avontuur, signalen uit een wereld die we niet kunnen begrijpen, omdat hij in cultuur en mentaliteit lichtjaren van ons verwijderd is. Enig besef van de eigen vergankelijkheid lijkt bij Ten Kate zelf ook al aanwezig, dat is dan toch wel weer knap en onderscheidt op zich de betere schrijvers van de zelfingenomen poseurs die denken dat ze echt voor de eeuwigheid zijn:

Zijn er in ’t verschiet
Elyzeese dreven.
Waar ’t gebroken Lied
Zingend zal herleven?
Waar de bloem zich windt
Uit verstorven stengel?
En de bloeiende Engel
Uit het dode kind?

Tegelijkertijd verscheen ook deel 11 uit de Sandwich-reeks: Willem Thies • Toendra • Uitgever: 521 • Prijs € 16,90 • 47 pagina’s • ISBN 9049970192

Boeken / Fictie

J.J. ten Kate als Maori

recensie: J.J.L. ten Kate - Eerste liefde

De literatuurgeschiedenis bestaat uit niet meer dan kasten vol ongelezen boeken. De schrijvers die overleven doen dat alleen nog maar in vage anekdotes, van Vestdijk (stofzuiger) tot Mulisch (neus). Zo kan het gebeuren dat de negentiende eeuwse domineesdichter Ten Kate (1819-1889) als enige van zijn generatie nog steeds bekend is, louter doordat Van Eeden onder het pseudoniem Cornelis Paradijs een zeer geslaagde parodie op hem schreef, die beter bekt dan alles wat hij zelf ooit geschreven heeft. Van Eeden is nu totaal vergeten, Ten Kate leeft voort, enigszins dan, en is voor de derde maal in relatief korte tijd onder het stof vandaan gehaald.

Verantwoordelijk daarvoor zijn Gerrit Komrij en zijn Sandwich-reeks, fraai uitgegeven bundeltjes eigentijdse en antieke poëzie. Dat Ten Kate daarin een plaats verwierf is meer dan terecht, al was het alleen maar door zijn statuur in de negentiende eeuw. Een contemporain overzichtswerk merkt over hem op: “Zijne heerschappij over de taal als schrijver en spreker, zijne ongemeene talenten als dichter en poëtisch vertolker, en zijne zoo zeldzame gave der improvisatie zijn overbekend.” De man was iemand, vertaalde alle groten en verwierf zelf enige rebelse faam met het tijdschrift Braga.

J.J.L. ten Kate (door: Bartholomeus J.W.M. van Hove. Rijksmuseum, Amsterdam)
J.J.L. ten Kate (door: Bartholomeus J.W.M. van Hove. Rijksmuseum, Amsterdam)

De poëzie die uit zijn handen kwam werd in zijn eigen tijd door giftige geesten al weggezet als rijmelarij en dat oordeel is sindsdien niet milder geworden, ondanks het rehabilitatiewerk van iemand als Anton Korteweg en de gedichten die Komrij opnam in zijn Dikke.

Ten Kate lezen we nu hooguit nog zoals we Bilderdijk lezen en Tollens, als camp. Komrij schrijft in zijn inleiding dan ook dat het maken van een bloemlezing uit het slechtste van Ten Kate bijzonder verleidelijk is. Toch wil hij daar niet aan toegeven. In zijn visie mag je best dergelijke humoristisch bedoelde verzamelingen aanleggen, maar dan alleen in een literatuur rijker dan de onze, waar “nepdichters eerder als een bliksemafleider en antidotum worden ervaren. (…) De schatkamer verblindt te zeer en er is soms behoefte aan een berghok.”

Bij ons is dat anders:

Dat Nederland geen succesvolle cultus kent van idiote poëzie, vormt het bewijs dat het niet over een rijke literatuur beschikt. Er bestaat geen behoefte aan contrast en tegengif. Beroerde poëzie herinnert wellicht juist te pijnlijk aan het gemiddelde niveau. Of men ziet idiote poëzie zonder knipoog aan voor eersteklas poëzie – ook een oplossing.

Dat juist Ten Kate door Van Eeden werd vereeuwigd, komt volgens Komrij doordat er zo lekker veel op zijn achternaam rijmde:

…wil iemand als Nederlands dichter de eeuwen trotseren, dan dient hij in de eerste plaats over een achternaam te beschikken waarop niets rijmt.

Arme Komrij, zo vrij en blij in de poëticale wei, met zijn geliefde aan zijn zij, klappend in zijn handjes allebei, wie kent hem niet, ja hij: Gerrit Komrij, onze dappere dichterkei. Dat op Van Eeden (“daar komt hij aangeschreden”) ook van alles rijmt, was al een teken aan de wand.

Stofzuiger

De bloemlezing die volgt is niet meer dan een bloemlezinkje. Negenentwintig gedichten, waaronder ook een aantal fragmenten, is niet echt veel als je het enorme oeuvre beziet dat Ten Kate naliet. Bij elkaar bieden ze wel een fraaie introductie tot dat werk, met voorbeelden van luchtig light verse, romantisch gekwezel, vertalingen – van onder meer Petrarca – en de Grote Greep. Het enige wat ontbreekt zijn de noten, want die heb je inmiddels wel nodig als je geen gediplomeerd neerlandicus bent.

De tijd, die grote stofzuiger van de Eeuwigheid, heeft veel van wat de mensheid ooit moet hebben aangesproken inmiddels weggevaagd, zodat we deze poëzie lezen alsof die door een Maori is geschreven: een cultureel-antropologisch avontuur, signalen uit een wereld die we niet kunnen begrijpen, omdat hij in cultuur en mentaliteit lichtjaren van ons verwijderd is. Enig besef van de eigen vergankelijkheid lijkt bij Ten Kate zelf ook al aanwezig, dat is dan toch wel weer knap en onderscheidt op zich de betere schrijvers van de zelfingenomen poseurs die denken dat ze echt voor de eeuwigheid zijn:

Zijn er in ’t verschiet
Elyzeese dreven.
Waar ’t gebroken Lied
Zingend zal herleven?
Waar de bloem zich windt
Uit verstorven stengel?
En de bloeiende Engel
Uit het dode kind?

Tegelijkertijd verscheen ook deel 11 uit de Sandwich-reeks: Willem Thies • Toendra • Uitgever: 521 • Prijs € 16,90 • 47 pagina’s • ISBN 9049970192

Film / Films

Besmettelijke nieuwsgierigheid

recensie: Capote

.

~

Capote wijkt af van de gemiddelde biopic, omdat de film niet de gehele carrière, maar een specifieke periode in het leven van Truman Capote belicht, namelijk de periode waarin hij zijn inmiddels wereldberoemde boek In Cold Blood schreef. In November 1959 leest Truman Capote een artikeltje in de krant over een viervoudige moord in het dorpje Holcomb, Kansas. Hij besluit voor The New Yorker te gaan schrijven over de situatie in Holcomb na de schokkende gebeurtenis. Samen met zijn jeugdvriendin en collega-schrijfster Nelle Harper Lee vertrekt hij naar Kansas. Langzamerhand weten de twee het vertrouwen van een aantal sleutelfiguren in de moordzaak te winnen, waardoor ze exclusieve informatie kunnen bemachtigen. De moordenaars zouden in eerste instantie geen onderwerp van het artikel zijn, maar zodra Capote kennismaakt met de twee mannen verandert dit. Hij wil hierna niets liever dan achterhalen waarom ze een familie omgebracht hebben. Capote besluit zijn artikel uit te breiden tot een roman, een van de eerste non-fiction novels in de geschiedenis van de literatuur. Deze beslissing zal zijn leven voorgoed veranderen.

Charismatische schrijver

In Capote wordt er weinig aandacht besteed aan de daadwerkelijke moorden en gaat alle aandacht naar de persoon Truman Capote en de manier waarop In Cold Blood zijn leven heeft beïnvloed. Capote blijkt een ingewikkeld en interessant persoon te zijn, die aan het einde van de film nog steeds niet volledig te doorgronden is. Philip Seymour Hoffman kroop in de huid van de charismatische schrijver en zette hem neer als een intelligente, egocentrische en veelzijdige persoonlijkheid met een controversieel gevoel voor humor. Dit lijkt een afweermechanisme tegen de vooroordelen die men over hem heeft op basis van zijn vreemde stemgeluid en overduidelijke homoseksualiteit. Capote deinst er niet voor terug om mensen te manipuleren en vaak onthult hij iets persoonlijks om er informatie voor terug te krijgen. Voor een goed verhaal heeft hij veel over; zijn nieuwsgierigheid blijkt keer op keer sterker te zijn dan zijn angst en geweten. Hij lijkt zelfverzekerd, maar vraagt constant om aandacht en bevestiging. Het feit dat er van Capote geen eenduidig beeld geschetst wordt, maakt de film interessant.

Ingetogen

~

Van opvallende cinematografie, overdonderend geluid of een ingewikkeld plot moet deze film het niet hebben. Het geluid valt soms juist op door afwezigheid; eventuele muziek is heel subtiel en fungeert vaak als een opmaat voor dramatische momenten, waardoor een korte explosie van geluid in de scène extra doordringend is. Het kleurgebruik is vrij natuurlijk, behoorlijk sober en vrij donker en de panoramashots van de weidse vlakten van Kansas zijn een lust voor het oog. De ingetogen manier waarop het verhaal verbeeld wordt, zorgt ervoor dat alle aandacht op de prestaties van de acteurs komt te liggen. Zij moeten de film dragen en gelukkig kunnen ze dat. Vooral Hoffman laat geen steekje vallen en lijkt zich schijnbaar moeiteloos het hoge stemmetje, de gebaren en zenuwtrekjes van Truman Capote eigen gemaakt te hebben. Door spaarzame dialogen moet hij veel uitdrukken met zijn houding, mimiek en ogen. Blikken lijken even belangrijk als woorden; door de vele close-ups krijgen we het gevoel heel dicht bij de personages te komen, waardoor het gevoel zich opdringt dat ons een stiekeme blik wordt gegund op gebeurtenissen waar we eigenlijk geen getuige van mogen zijn. De hoofdrolspelers laten zelfs bij dramatische gebeurtenissen vooral subtiele gezichtsuitdrukkingen zien, wat dit intieme gevoel versterkt.

Vragen

Wat Capote ook tot een bijzondere biopic maakt, is de kritische houding ten opzichte van het hoofdkarakter. In films als Ali en Ray worden zo nu en dan ook de mindere kanten van de hoofdpersonen getoond, maar uiteindelijk worden deze toch neergezet als sympathieke legendes. In Capote is het minder duidelijk hoe de filmmakers willen dat je denkt over de hoofdpersoon. Truman Capotes nieuwsgierigheid is besmettelijk, maar roept ook veel vragen op. Hoe ver kun je gaan? Hoe behandel je een moordenaar die overduidelijk schuldig is, maar ook menselijk genoeg om je mee te kunnen identificeren? De antwoorden moet de kijker zelf invullen, waardoor Capote nog lang door het hoofd blijft spoken.

Film / Films

Moord op de Drentse heide

recensie: Het zwijgen

.

Het zwijgen is de nieuwe film van André van der Hout en Adri Schrover. De twee werkten eerder samen aan De arm van Jezus, een film die in 2003 op het IFFR werd genomineerd voor de Tiger Award. In De arm van Jezus werd veelvuldig gebruik gemaakt van archiefbeelden en muziek, elementen die ook een prominente rol spelen in Het zwijgen. De oude opnames van de veenkolonies tonen een begrafenis, vrouwen die in witte gewaden dansen en dampende heidelandschappen waar hardwerkende arbeiders turf steken en bomen kappen. Een vervlogen tijd, die wordt teruggehaald en vervlochten met het heden. De archiefbeelden, afgewisseld met de prachtige shots van het Drenthe van nu, worden begeleid door de weemoedige klanken van het moordlied waar de film om draait.

Moordlied

~

Moordliederen werden in het vroeg twintigste-eeuwse Drenthe veelvuldig gezongen. Er werd veel gemoord in die tijd en bij gebrek aan radio, kranten en televisie, was het gezongen lied het medium om nieuws van deze gruweldaden te verspreiden. Het moordlied uit Het zwijgen vertelt van een nog altijd onopgeloste drievoudige moord bij het plaatsje Koekange op een schapenhandelaar, zijn huishoudster en een schaapherder. Wanneer Victor Dreisen, onderzoeker aan het Meertens Instituut in Amsterdam, vertrekt naar Koekange om in het oude huisje van zijn gestorven oom te trekken, raakt hij gefascineerd door het lied. Hij krijgt een verhouding met de schippersvrouw Geesje, die net als de andere dorpelingen meer van de moord weet dan ze wil loslaten. Vastbesloten het mysterie van de moord op te lossen, raakt Victor steeds dieper verwikkeld in het web dat de dorpelingen, de heide en de verraderlijke klanken van het lied om hem heen spinnen.

Mythisch

Het zwijgen is een film vol mythische symboliek. De veerman uit de film vertoont sterke gelijkenissen met de nurkse Charon en zijn rivier de Styx. Met zijn pont vormt de veerman de verbinding tussen enerzijds het dorp en het leven en anderzijds het kerkhof en de dood. Een andere verwijzing naar de Griekse mythologie is Geesje, de schippersvrouw, met haar schip de Sirene. Af en toe verdwijnt de Sirene met onbekende bestemming. Maar steeds duikt ze weer op, in de vaart bij het kerkhof, in de sluis, of langzaam voorbijglijdend langs het jaagpad. Aan het roer de zingende Geesje. Deze mythische beelden geven de film een diepere laag en versterken de ogenschijnlijke tijdloosheid van het verhaal. Want sommige personages uit de film lijken de wetten van de tijd aan hun laars te lappen. De herdersjongen die ten tijde van de moord leefde, zwerft nog steeds over de heide. En ook andere dorpelingen lijken niet vatbaar te zijn voor de tand des tijds. Zo wordt Het zwijgen een sprookjesachtige film.

~

Het nadeel van dit sprookjesachtige karakter zijn de vele personages die vooral een archetypische rol spelen en daarom nauwelijks tot leven komen. Voor een deel heeft dit ook te maken met de acteerprestaties van de cast, die niet altijd even overtuigend zijn. Susan Visser in de rol van Heleen, Victors assistente op het Meertens instituut, zet vooral een typetje neer en laat nergens een diepere emotie zien. Ook Vincent Croiset, in de rol van Victor Dreisen, stelt enigszins teleur. Gedurende het grootste deel van de film blijft hij vlak en afstandelijk. Potentieel gevaarlijke situaties treedt hij opgewekt en schijnbaar onbewogen tegemoet. Pas aan het eind van de film maakt deze distantie plaats voor mooi en gevoelig acteerwerk.

Geen thriller

Hoewel Het zwijgen werd aangekondigd als een whodunitmysterie en de film op papier alle kenmerken heeft van een meeslepende thriller, is Het zwijgen als film zeker meeslepend, maar absoluut geen thriller. Misschien is het vooral door de gematigde acteerprestaties dat de film niet echt spannend wordt. Of wellicht waren de makers er helemaal niet op uit een spannende film te maken. Misschien is Het zwijgen bovenal een sprookje, dat vertelt over het gevaar van graven in een afgesloten verleden. Of dit sprookje goed af loopt, valt te bezien. Ondanks de paar minpunten hebben de makers een prachtige film gemaakt; de muziek, het veen en het zwijgen blijven nog lang nazingen in je hoofd.

Lees ook het interview met regisseur Adri Schrover

Boeken / Strip

Alweer gemuteerde tieners?

recensie: Charles Burns - Black Hole

Het seksuele leven van tieners is sinds de komst van AIDS niet makkelijker geworden. Black Hole speelt zich af in de jaren ’70, een tijd waarin AIDS nog niet bekend was. De tieners in Black Hole worden echter ook ziek nadat ze vrijen. Het is een mysterieuze ziekte die de hoofdpersonen transformeert tot freaks. Als ze veiligheid zoeken in een groot woud blijkt ook hier iets rond te lopen dat het op hen gemunt heeft.

Black Hole is geen superheldenstrip boordevol tieners met superkrachten, het is ook niet het zoveelste horrorverhaal. Hoewel Charles Burns wel uit beide stripthema’s inspiratie heeft gehaald, is Black Hole vooral een intrigerend, beklemmend en origineel verhaal. De donkere tekenstijl van Burns en de grimmige verhaallijn grijpen de lezer bijna letterlijk bij de keel.

Mutaties

Charles Burns kan er niet van beschuldigd worden dat hij met Black Hole een haastklus heeft geleverd. Hij heeft namelijk tien jaar over het boek gedaan en dat is te zien. Elk plaatje klopt en sommige zouden niet misstaan als schilderij. De wijze waarop Burns de gemuteerde tieners weergeeft, zorgt ervoor dat je als lezer medelijden met ze hebt. Tegelijkertijd voel je een zekere afkeer en walging voor deze mismaakte schepsels. De tieners hebben (net als bij de X-Mannen) allemaal een andere mutatie. Een personage heeft bijvoorbeeld alleen een misvormd gezicht, een ander krijgt allemaal gaten in zijn lichaam. De mutaties zorgen ervoor dat je de verschillende tieners uit elkaar kan houden. Erg handig, aangezien Burns nogal wat personages voorbij laat komen in het verhaal.

Ménage à trois

~

De drie voornaamste karakters in Black Hole zijn de meisjes Chris en Eliza en de jongen Keith. Keith is verliefd op Chris, maar zij ziet hem niet staan. Eliza is weer verliefd op Keith, maar hij heeft vooral oog voor Chris. De liefde van Keith voor Chris werkt Burns goed uit, al doet het een en ander denken aan de stereotypes die je ziet in tienerfilms: de saaie jongen die verliefd wordt op het meest populaire meisje in de klas. Dit meisje op haar beurt gaat om met de populaire, verkeerde jongen. In tegenstelling tot de tienerfilms vinden Keith en Chris elkaar niet. Chris gaat ten onder aan haar liefde voor de verkeerde jongen, terwijl Keith ware liefde vindt bij Eliza.

Drugs

Zoals gezegd speelt Black Hole zich af in de jaren ’70. De tieners gebruiken veel van de in die tijd populaire drugs als wiet en LSD. Keith komt bij tijd en wijle in een ware drugstrip terecht en soms wekt Burns de suggestie dat het hele verhaal een drugstrip is. Toch ontwaakt Keith en merkt hij dan dat de realiteit van zijn bestaan nog vreemder is dan zijn dromen. De tekeningen van Burns lijken soms ook ontstaan te zijn vanuit een LSD trip met zwevende, cirkelende objecten en zogenaamde wormholes. Black Hole is echter geen promotie voor of aanklacht tegen drugsgebruik. Dat de jongeren drugs gebruiken past binnen de setting van het verhaal, net zoals ze naar school gaan of sporten.

~

Na het lezen van Black Hole blijven er nog vragen onbeantwoord. Burns gaat nergens in op het ontstaan van de ziekte. Tevens is onduidelijk of de ziekte zich over Amerika verspreidt of slechts beperkt blijft tot een klein stadje. Wellicht heeft Burns er expres voor gekozen om niet teveel in te gaan op de wetenschappelijke achtergrond van de imaginaire ziekte. De ziekte is voor Burns vooral een gegeven waarop hij verder borduurt. De lotgevallen van de zieken, daar gaat Black Hole om.

Met Black Hole bewijst Burns dat overbekende onderwerpen als mutatie, tieners en seks toch kunnen resulteren in een intelligent, aangrijpend en spannend verhaal. Dat daarbij het tekenwerk subliem is, is vanzelfsprekend bij werk van Charles Burns.

Theater / Voorstelling

Langzaam verbrokkelt de persoonlijkheid

recensie: Hersenschimmen (RO Theater)

Behoedzaam om zich heen tastend zoekt de man steun. In mensen, in boeken, in meubels. Zijn bewegingen worden steeds langzamer, het wordt stiller en stiller in zijn hoofd. Teksten worden flarden, fragmenten. Zijn persoonlijkheid verkruimelt met het verstrijken van de tijd. Acteur Joop Keesmaat speelt in Hersenschimmen puntgaaf een man die dementeert. Het enige wat hem uiteindelijk rest, is het waarnemen van het felle lampje waarmee de dokter in zijn ogen schijnt. Voor de rest is zijn leven uit elkaar gevallen.

~

Twee mensen scharrelen als terloops om elkaar heen. Ze babbelen over alledaagse dingen, ze vallen elkaar half in de rede, hun handelingen zijn routineus. Zoals mensen zijn wanneer ze al decennia lang samenleven. De dagelijkse routine tussen het echtpaar Maarten en Vera in Hersenschimmen wordt pijnlijk doorbroken doordat Maarten meer en meer dingen begint te vergeten.

Kinds

Maarten is zich er wel en niet van bewust dat hij dementeert. Het is een pijnlijk proces, de man wordt letterlijk kinds. Hij moet aangekleed worden, hij poept in zijn broek, hij moet gewassen worden en afgedroogd. En Vera is niet meer de geliefde vrouw, maar ze is zorgzaam en moedert, of ze dat nou wel of niet zelf wenst.

Niets ontsnapt aan de teloorgang, zelfs de hond vormt een groeiend probleem, omdat Maarten hem tijdens het uitlaten in zijn vergeetachtigheid aldoor kwijtraakt. De vrouw (Katelijne Damen) geneert zich over Maartens verval, tegenover de simpele klusjesman, tegenover de verstrooide huisarts. Zelf wordt ze er doodongelukkig van, ze vindt het vreselijk zich te moeten neerleggen bij de aftakeling van haar man.

Boek

~

Hersenschimmen is gebaseerd op het succesvolle boek van J.Bernlef uit 1984. Bij het RO Theater zijn de teksten verwerkt tot naturel klinkende gesprekken. Niet zwaar aangezet maar alledaags en daarom zo schrijnend, omdat zelfs dat gewone niet kan worden behouden. Een en ander wordt omlijst door een fraai, strak houten decor van de hand van Marc Warning, met als achtergrond grote projecties van steeds vager wordende beelden. Wat begint als een sneeuwoverdekt landschap, eindigt in aan- en uitflitsende lichtvlekken. Het uiteen vallen van het toneelbeeld gaat gelijk op met het verbrokkelen van Maartens geest.

Aderlating

Voor het Ro Theater vormt de voorstelling het afscheid van zowel acteur Joop Keesmaat, als dat van de Belgische regisseur en artistiek leider Guy Cassiers. Hij gaat weer regisseren in Vlaanderen. Wat een aderlating is dat vertrek voor het RO Theater, is de gedachte die zich aldoor opdringt tijdens het kijken naar Hersenschimmen. Het vertrek van de sterke Keesmaat, maar vooral dat van Cassiers. Wat een verlies voor Nederland, dat de maker van dit alles weggaat, en ons achterlaat zonder zijn bewerkingen van boeken zoals Anna Karenina en de Proust-cyclus. Cassiers verdwijnt, zoals de geest van de dementerende Maarten.

Hersenschimmen is nog te zien t/m 3 juni 2006. Voor een actuele speellijst, kijk op de site van het RO Theater. Hersenschimmen is geselecteerd als Topstuk: De vier ‘beste voorstellingen’ van het Nederlandse theater zijn vier dagen achtereen te zien in de tien grootste schouwburgen van het land onder de titel Topstukken. Naast Hersenschimmen van het RO theater – dat nog te zien is – waren dat Wachten op Godot (het Nationaal Toneel), Kruistochten (Toneelgroep Amsterdam) en Tirannie van de Tijd (het Zuidelijk Toneel). Bij de voorstellingen wordt een uitgebreid randprogramma aangeboden. Topstukken is een samenwerkingsverband tussen de schouwburgen van Amsterdam, Utrecht, Eindhoven, Arnhem, Groningen, Leeuwarden, Den Haag, Breda, Tilburg, Maastricht, Heerlen, Rotterdam en de grote toneelgezelschappen in Nederland. Jaarlijks selecteren zij het beste van wat het Nederlandse theater te bieden heeft. Voor meer informatie over Topstukken zie de speciale site.

Muziek / Album

Troubadour tegen wil en dank

recensie: Billy Bragg - Billy Bragg Volume 1

Toen Billy Bragg (1957) in 1983 de muziekwereld binnenstapte was de New Wave op zijn hoogtepunt. Het was geen periode waarin de gemiddelde singer-songwriter met open armen werd ontvangen. Met zijn curieuze combinatie van punkbravoure en troubadourschap wist de Brit zich echter een plek in de muziekgeschiedenis te spelen: “If I’m in trouble, I make a lot of noise on my guitar”.

Bragg staat in een lange traditie van rootsmuzikanten. Niet voor niets nam hij eind jaren negentig samen met de Americana-band Wilco twee albums op met teksten van de folkidealist Woody Guthrie. Guthrie had zijn engagement op zijn gitaar geschreven: “This machine kills fascists”. Bragg bespeelt zijn gitaar zelfs als een machinegeweer.

~

De eerste vier albums en een live-dvd zijn nu uitgekomen in de boxset Billy Bragg Volume 1. Dit alles wordt nog aangevuld met handenvol onuitgebrachte nummers en moeilijk verkrijgbare EP’s. Hiermee is Braggs oeuvre uit de jaren tachtig verzameld. Een nog te verschijnen tweede deel zal zijn muzikale tocht door de jaren negentig tot op heden bevatten.

Punk troubadour

Braggs eerste album uit 1983 had de welluidende titel Life’s a Riot with Spy Vs. Spy. Het is een eigenaardige plaat met een raar soort unheimische romantiek. Zijn blikkige gitaar resoneert in wat onvermijdelijk een koude en primitieve studioruimte moet zijn. Het materiaal verschilt van het ingetogen en poëtische The man in the iron mask, waarin Braggs zware stem bijna één wordt met de grondtonen van zijn gitaar, tot het recht-voor-zijn-raap To Have and to Have Not: “Just because you’re better than me, doesn’t mean I’m lazy”.

Een liefdesliedje als A new England begint met een snel punkachtig riffje. Na het eerste couplet verwacht je dat er een band invalt, maar Bragg blijft alleen met zijn elektrische gitaar. De hele plaat ramt en zingt alsof hij een punkster is. In plaats van het nihilisme van de punk is Bragg echter een geëngageerd singer-songwriter die de vitaliteit en rebellie aanwendt om zijn sociale thema’s voor het voetlicht te brengen. In een interview uit 1983 zei Bragg zelf, naar aanleiding van een optreden op het New Wave-festival Futurama, dat hij dit troubadourschap echter niet wilde uitstralen:

“I tried very hard to make an impression, that wasn’t the impression of a ‘singer-songwriter’, the opposite of the James Taylors. Someone who has just as many points to make but chooses to go about it in a different way.”

Zwoegend zingen

Bragg is geen begenadigd zanger, je hoort hem zwoegen als hij zingt. Zijn stem balanceert vaak op het randje van hysterie, alsof hij zich heeft laten meeslepen door een grandioze gedachte en niet meer terug kan naar de normale modus. De muziek kent hierdoor zowel passie als ongemak. Met name de eerste twee albums, die hier voor het eerst op cd verschijnen, klinken uniek: een kaal geluid waarbij je je een eenzame troubadour in een verlaten fabriekshal voorstelt. Vanaf zijn derde album Talking to the Taxman about Poetry (1986), als de producers hem gevonden blijken te hebben, wordt het geheel een beetje gelikt. Tot die tijd is hij echter een Don Quixote in een bezeten wereld: heerlijk.

Film / Films

2 Special Editions van Peter Weir

recensie: Witness SE / The Truman Show SE

Peter Weir heeft in de afgelopen drie decennia een indrukwekkend oeuvre bij elkaar gefilmd, uiteenlopend van Australische independent producties tot grote Amerikaanse studiofilms. Het is moeilijk om zijn werk onder één noemer te vatten, maar een bekend thema is dat Weirs personages meer dan eens in voor hen onbekende situaties terechtkomen. Denk aan de vooruitstrevende Robin Williams op de conservatieve kostschool in Dead Poets Society of Harrison Ford als uitvinder in de rimboe van The Mosquito Coast. Ook de twee films die Paramount deze maand als Special Edition dvd’s uitbrengt, zijn met een beetje goede wil te classificeren als ‘echte Weirs’.

Kelly McGillis in <i>Witness</i>
Kelly McGillis in Witness

Weirs eerste Amerikaanse film is niet zijn beste. Het uitgangspunt van Witness (1985) – een politieagent uit de grote stad duikt onder bij een Amish-gemeenschap – is origineel, maar de film kan maar weinig inzicht geven in de tijdloze wereld van de Amerikaans-Duitse gelovigen (noch in die van de politie, trouwens). Het verhaal ontvouwt zich clichématig: ik had de film nooit eerder gezien, hoewel ik globaal wist waar hij over ging. De film verliep precies zoals ik me van tevoren had voorgesteld, en dat is geen goed teken. Harrison Ford is niet slecht als de harde cop, maar Kelly McGillis (waarom hebben we sinds Top Gun toch zo weinig van deze prima actrice gehoord?) maakt de meeste indruk als de wat teruggetrokken Amishvrouw Rachel.

Weinig diepgang

Witness gaat vergezeld van een boeiende documentaire van bijna drie kwartier, waarin de belangrijkste medewerkers aan bod komen. Zelfs Viggo Mortensen, voor wie dit zijn filmdebuut was, doet mee en het wordt al gauw duidelijk dat de productie van de film voor de meeste leden van de ploeg een bijzondere ervaring was, diep in het platteland van Pennsylvania. Weir is zelf verbaasd over de positieve respons die de film ook na twintig jaar nog steeds oproept bij veel kijkers, en geeft toe dat er weinig diepgang in Witness zit.

Jim Carrey in <i>The Truman Show</i>
Jim Carrey in The Truman Show

Tot aan Master and Commander was The Truman Show (1998) Peter Weirs grootste productie, en hoewel ik het niet helemaal hard kan maken, krijg ik het gevoel dat de kwaliteiten van de film indertijd zijn ondergesneeuwd door de hype van komiek Jim Carrey in zijn eerste serieuze rol. Inmiddels is ‘een gewone Carrey’ geen voorpaginanieuws meer dankzij prima rollen in Man on the Moon, The Majestic en Eternal Sunshine of the Spotless Mind, maar in 1998 was dat wel anders. Nu we ons niet meer druk hoeven te maken om het aantal gekke bekken dat Carrey trekt, kunnen we ons richten op de film zelf.

Symboliek

Al vanaf het begin valt op hoe briljant de acteurs gekozen zijn voor hun rollen. Het gestileerde realisme van de personages in de fictieve Truman Show contrasteert scherp met de alledaagse lelijkheid van de echte wereld, maar binnen beide universa is met één blik op het personage te zien met wat voor figuur we te maken hebben. Ed Harris als programmamaker Christof is net zo kil als zijn blauwe ogen uitstralen en aan Trumans hyperopgewekte vrouw Meryl (Laura Linney) kan niet anders dan een steekje los zitten. Truman zelf is met zijn gewone haar, gewone gezicht en gewone kleren het kalme middelpunt van deze vertoning en de enige die zich, ondanks het feit dat alle camera’s op hem gericht zijn, toch niet laat kennen. De symboliek van Trumans situatie is op verschillende manieren op te vatten (ik prefereer de religieuze variant), maar Weir zorgt er steeds voor dat te duidelijke metaforen uitblijven. Die veelheid aan lagen en interpretatiemogelijkheden is verrassend in een mainstream-film en dat is wat The Truman Show uittilt boven thematisch verwante films als Ron Howards vrijwel gelijktijdig uitgebrachte – maar inmiddels vergeten – EdTV.

Peter Weir
Peter Weir

Net als de documentaire bij Witness geven de extra’s van The Truman Show een goed beeld van de totstandkoming van de film. Het is jammer dat schrijver Andrew Niccol niet aan het woord komt (hij had het te druk met zijn eigen film Lord of War), maar de overige geïnterviewden maken zijn afwezigheid meer dan goed. Uit alles blijkt dat Peter Weir een fijne vent is en, belangrijker, een bijzondere regisseur die zijn acteurs veel vrijheid geeft. Verder is er veel aandacht voor de profetische kant van de film: in 1998 was reality tv nog een onbekend fenomeen; acht jaar later wordt elk facet van ons menselijk bestaan vastgelegd in talloze bizarre tv-shows.

Inmiddels is het grootste deel van het oeuvre van Peter Weir op dvd uitgebracht, vaak met interessant bonusmateriaal. Deze twee films, de één goed bedoeld maar niet helemaal geslaagd, de ander een moderne klassieker, vormen een mooie aanvulling op de bestaande reeks. Fans van Weir weten genoeg.

Tegelijk met Witness en The Truman Show brengt Paramount ook een Speciale Editie van Gallipoli (1981) uit, misschien wel Weirs beste film. Hoewel we geen recensie-exemplaar van Gallipoli hebben ontvangen, is deze dvd alleen al voor de film meer dan de moeite waard.

Film / Films

Voluptueus en toch te mager

recensie: U-Carmen e-Khayelitsha

Kijken naar de meiden en hun konten cijfers geven: in Gouden Beer-winnaar U-Carmen e-Khayelitsha (2005) is dat het tijdverdrijf van de politiemacht van Sevilla. Niet Sevilla, Spanje, maar Sevilla, Khayelitsha: de grote Zuid-Afrikaanse township, 40 kilometer buiten Kaapstad. De film is een bewerking van Georges Bizets Franstalige opera, naar Prosper Mérimées boek Carmen. En in Zuid-Afrika spreken ze geen Frans, laat staan dat ze het zingen, dus het is in Xhosa, een Afrikaanse kliktaal, dat de politieagenten hun verveling op snaakse wijze vocaliseren.

~

Pas als in een sigarettenfabriek de werkneemsters met elkaar op de vuist gaan, hebben de ordetroepen wat te doen. Allereerst moet oproerkraaister Carmen (Pauline Malefane) naar het hoofdbureau worden gebracht. Haar bewaker, de kuise sergeant Jongikhaya (Andeline Tshoni), zwicht echter voor haar geflirt en de voluptueuze ondeugd ontsnapt. Van daaruit ontwikkelt zich het reeds bekende verhaal over verboden liefde, jaloezie en vrijheid versus plichtsbesef. Die geschiedenis wordt door regisseur Mark Dornford-May (de echtgenoot van Malefane) gekleurd door eigentijdse Zuid-Afrikaanse thema’s te belichten, zoals politiegeweld en aids. Carmen in Zuid-Afrika, zou de cynicus kunnen opmerken.

Goede intenties

Maar voor een gimmick alleen krijg je op het festival van Berlijn geen Gouden Beer, toch? In ieder geval doet zo’n samenvatting aan Dornford-Mays intenties geen recht. Allereerst heeft de voormalig opera- en theaterregisseur geprobeerd zijn verleden thuis te laten: behalve het feit dat de film een operabewerking is, herinnert weinig nog aan het toneel. De handheld camera zit de acteurs flink op de huid. Verder knipt Dornford-May nogal in het verhaal, en de hiaten die daar het gevolg van zijn, probeert hij op te vullen met flashbacks en veelzeggende beelden. De Xhosa teksten op Bizets muziek en de verplaatsing naar hedendaags Zuid-Afrika werken wonderwel. Wanneer de muziek opbeurend genoeg is, en de acteurs op stoom komen, is de film bij vlagen zelfs charmant.

Mager en zuinig

~

Maar voor goede intenties kopen we niets. De zogenaamd veelzeggende beelden zijn vaak lelijk of onbegrijpelijk. Giulio Bicarri’s cinematografie is zo los en het camerawerk soms zo schokkerig dat je er zeeziek van wordt: het wekt de indruk dat Dornford-May het theater heel hard probeert te vergeten. Door het gezwabber met de camera gaan de emoties en persoonlijke ontwikkeling van Carmen en Jonghikhaya totaal aan je voorbij. Dornford-Mays zuinige interpretatie van de karakters helpt ook niet echt. De prachtige, voluptueuze Malefane is vooral een erg sensuele Carmen. Haar legendarische opstandigheid en eigenzinnigheid blijven onderbelicht. En Andile Tshoni’s Jonghikhaya is zo strikt en zedig, dat nooit duidelijk wordt wat die twee nu precies in elkaar zien.

Gejongleer

Het voornaamste probleem is echter het gejongleer met stemmingen en prioriteiten. Ironische scènes, zoals die met de vleeskeurende politieagenten, worden afgewisseld met zware emotionele momenten, zoals wanneer de van zijn familie verwijderde Jonghikhaya een brief krijgt van zijn moeder. Dergelijke scènes hoeven elkaar niet in de weg te zitten. Maar Dornford-May brengt het nooit in balans. Bij lachwekkende scènes durf je niet te lachen, en bij trieste scènes wacht je tevergeefs op de climax. En dat is jammer, want het is zo’n sympathieke poging. Bieden dan de extra’s soelaas? Voor die stille Nederlandse meerderheid die volgens de distributeurs blijkbaar snakt naar trailers: ruimschoots.

Kunst / Expo binnenland

De meester van de nacht

recensie: Henri de Toulouse-Lautrec - Parijs bij nacht

Wie kent niet de beroemde affiches met alle sterren uit de Moulin Rouge van de kunstenaar Henri de Toulouse-Lautrec? Zijn afbeeldingen van de nachtclubdanseressen, kroegen, bordelen en theaters in Parijs aan het eind van de negentiende eeuw zijn nog steeds een inspiratiebron voor vele hedendaagse kunstenaars. De Kunsthal in Rotterdam eert deze beroemde Franse kunstenaar met een grote overzichtstentoonstelling waarin al zijn grafische werk, aangevuld met schilderijen, tekeningen en nooit eerder getoonde brieven getoond worden. Het is een feest van herkenning om langs deze beroemde affiches te lopen.

La Goulue, 1894, Litho in zwart, 31,4 x 25,7 cm, Collectie Staatliche Kunstsammlungen Dresden
La Goulue, 1894, Litho in zwart, 31,4 x 25,7 cm, Collectie Staatliche Kunstsammlungen Dresden

Henri de Toulouse-Lautrec (1864-1901) werd geboren in een aristocratische familie in Albi. Zijn ouders waren neef en nicht en dat was waarschijnlijk de oorzaak van de zwakke gezondheid van Henri. Op zijn twaalfde brak hij zijn ene been, twee jaar later het andere. Zijn benen zijn daardoor niet normaal volgroeid en De Toulouse-Lautrec was dan ook maar anderhalve meter lang. Zijn lengte compenseerde hij echter met een grote dosis humor en heel veel talent. Dat blijkt wel uit deze tentoonstelling. Hierop zijn de vele menukaarten en uitnodigingen te zien die hij maakte als hij een van zijn vele etentjes gaf. Ze zijn bijzonder grappig en met veel zelfspot getekend. Tekenen was zijn lust en zijn leven en het was zijn enorme tekentalent dat hem uiteindelijk tot zo’n begenadigd lithograaf heeft gemaakt.

Ster in de nacht


Toen Henri de Toulouse-Lautrec op zijn achttiende in Parijs belandde, stortte hij zich vrij snel op het bruisende uitgaansleven in Montmartre. Hoewel hij geschoold was in de schilderkunst, waren het zijn litho’s van dit bruisende nachtleven waar hij faam mee maakte.

Bekende en minder bekende nachtsterren, frivole vrouwen, theaters, circussen en het cabaret uit die tijd zijn door hem meerdere malen vastgelegd op affiches die aan het eind van de negentiende eeuw de straten van Parijs versierden. In de Kunsthal komen ze allemaal voorbij, zoals de cancandanseres Jane Avril ook wel bekend onder de naam La Mélinite ‘de meid van springstof’, en de zangeres en actrice Yvette Guilbert, die bekend stond als de vrouw met de lange zwarte handschoenen. Ook de bekende cabaretartiest Aristide Bruant die Henri de Toulouse-Lautrec zijn eerste expositie in 1885 in Le Mirliton gaf, heeft een plek gekregen in de tentoonstelling. Alle affiches zijn gerangschikt per persoon zodat je een goed beeld krijgt van de verschillende composities die De Toulouse-Lautrec uitprobeerde voordat hij de uiteindelijke litho maakte. Een leuke toevoeging vormen de bordjes met levensgeschiedenissen van deze artiesten. Zo blijkt dat ondanks hun faam, de meeste artiesten in grote armoede aan hun einde zijn gekomen.

Japanse prenten

Moulin Rouge (La Goulue), 1891, Litho in vier kleuren, in drie delen gedrukt, 191,0 x 117,0 cm, Collectie Staatliche Kunstsammlungen Dresden
Moulin Rouge (La Goulue), 1891, Litho in vier kleuren, in drie delen gedrukt, 191,0 x 117,0 cm, Collectie Staatliche Kunstsammlungen Dresden

Behalve het feest der herkenning is deze tentoonstelling vooral een lust voor het oog. De Toulouse-Lautrec maakte prachtige litho’s die ook na een eeuw nog steeds niets aan kracht hebben ingeboet. Krachtige zwarte lijnen die geïnspireerd zijn op de door hem zo bewonderde Japanse houtsneden, geven extra nadruk aan zijn zwierige lijnenspel en het felle kleurgebruik. Hij was de eerste kunstenaar die experimenteerde met de meerkleurendruk in soms wel acht drukgangen. Opvallend zijn ook zijn composities. Zoals in Moulin Rouge (La Goulue, 1891) waar hij de toeschouwers op de achtergrond als zwarte silhouetten, de danseres in het midden in kleur en op de voorgrond een man in grijstinten weergeeft. In Divan Japonais plaatste hij de halzen van twee grote contrabassen pontificaal in beeld en sneed hij het hoofd van de zangeres Yvette Guilbert af waardoor de afbeelding een eindeloze diepte krijgt. Maar wat het meest bewonderenswaardig is, is de manier om de teksten in zijn affiches te verwerken tot een essentieel deel van het beeld. Bijna al zijn beelden vertellen een verhaal waarbij de woorden dit verhaal begeleiden zonder te overheersen.

Kijken en bekeken worden


Kijken en bekeken worden was een populair thema in de negentiende eeuw. Dit vermaak werd ingegeven door groeiende vrijetijdsindustrie, een gevolg van de opkomst van de middenklasse. De Toulouse-Lautrec geeft zijn eigen draai aan dit vermaak van kijken en bekeken worden. In veel van zijn werk staat op de voorgrond een persoon met de rug naar de kijker. Je kijkt als het ware samen met die persoon naar wat zich voor hem of haar afspeelt, maar vaak is dit onderwerp niet eens zichtbaar. Een ander voorbeeld is zijn afbeelding van een vrouw die op het balkon niet naar het podium kijkt, maar het publiek in de zaal bespioneert. Toch wordt hij nooit moralistisch en laat hij de mensen zien zoals ze zijn. Hij laat hun diepste emoties zien en dat maakt ze tastbaar en kwetsbaar. Henri de Toulouse-Lautrec is wat mij betreft een groots kunstenaar die terecht geëerd wordt met deze prachtige overzichtstentoonstelling.

Muziek / Album

If he were a carpenter…

recensie: John Vanderslice - Pixel Revolt

John Vanderslice presteert het om sinds 2001 ieder jaar een plaat uit te brengen. En nu, begin 2006 is het weer zo ver. Aanschouw, hoor toe! Pixel Revolt, de vijfde telg uit het Vanderslice oeuvre. En wat een mooie plaat is het geworden. Muziek als regenbuien en teksten die het spanningsveld tussen eenvoud en poëzie betreden. De liefde voor het klassieke singer/songwriter-liedje druipt van Pixel Revolt af. Bereid u voor op een recensie vol metaforen, want er zijn er een boel nodig om dit album treffend te omschrijven.

Wederom heeft Vanderslice zijn album opgenomen in JV’s Tiny Telephone in San Francisco. Sinds 1997 runt hij deze geheel analoge studio, die hij zelf liever omschrijft als een laboratorium. En dat is te horen. De warmte van Pixel Revolt hangt tegen het gevoel aan dat mijn vaders oude platenspeler bij me naar boven bracht toen ik als kleuter voor het eerst een naald op een lp liet zakken.

Zoute tranen bevriezen niet

~


Een vleugje Damien Rice, een hint van Sufjan StevensGreetings from Michigan en de klankkleur van Rufus Wainwrights debuut. Buiten dat maakt John Vanderslice het waar een geheel eigen geluid te produceren. Om nog maar te zwijgen over juweeltjes van zinsnedes zoals in Dead slate pacific: “That’s when I really knew. The only thing standing between me and that long rope hung over a carpenter’s beam. Was you.” Het pianoarrangement in Peacocks in the Video Rain klinkt als een open raam in de lente. Wat een feest! En er is meer. Als kers op de taart het wonderschone Trance Manual, dat volgens Vanderslice verhaalt over een soldaat die een Irakese prostituée aandoet. Tranen op de wangen in de koude winterwind. Het is goed als liedjes pijn doen.

Het klopt…


Maar er moet toch heus iets niet kloppen aan Pixel Revolt? Natuurlijk, ik kan wel wat verzinnen. Ik kan bijvoorbeeld zeggen dat het album soms wat voortkabbelt. Ik kan ook zeggen dat de teksten bij tijd en wijle Tori Amos-achtig cryptisch zijn. Of ik zou schamper kunnen lachen over het feit dat hij zingt over een ontsnapt konijn dat zojuist nog lentemix at op zijn tapijt. Maar dat doe ik gewoon eens een keer niet. Want wat John Vanderslice heeft gemaakt is gewoon een erg mooi album. Zonder geluiden uit de laptop in een tijd als deze, verwordt Vanderslice een ouderwetse timmerman in een land vol machines. Zijn klanken politoerend tot een stoel met ornamentjes aan de poten.