Tag Archief van: landscape

Film / Films

Ontdek de ‘lookeys’

recensie: The Boss of it All

De humor om te lachen is in ‘The Boss of it All’, de nieuwe kantoor-komedie van Lars von Trier, op z’n zachtst gezegd alleen te ervaren met van te voren ingenomen, licht stimulerende middelen die de meligheid bevorderen. De inmiddels vijftig geworden verzetsheld van de art cinema kondigde eerder dit jaar in zijn ‘Statement of Relativity’ aan zich te willen ontdoen van de door de professie opgelegde, overdreven verwachtingen en andere nare, lege gewoontes. Von Trier wil zijn oorspronkelijke enthousiasme voor film als medium revitaliseren. Niet langer wil hij onder druk produceren, verplicht opdraven op festivals of aan het werk met een te grote crew en mega-sterren.

De Deense komedie The Boss of it All is zijn eerste productie sindsdien, met een kleine bezetting, en gaat over de medewerkers en directeur van een Deens It-bedrijf dat op het punt staat verkocht te worden aan een IJslandse koper. De humor in de film is ironisch, koel, afstandelijk en vooral moeizaam te begrijpen. Verstoken van visuele slapstick ligt de humor diep verscholen. Ze is slechts af te meten aan de dialogen van de karikaturale personages. De zachtgekookte eigenaar van het IT-bedrijf, Ravn (Peter Gantzler) heeft zijn zes werknemers jarenlang voor de gek gehouden door te doen alsof hij een van hen is. Nu wil hij het bedrijf verkopen. Om zijn gezicht te redden tegenover zijn werknemers en de koper, die alleen met de directeur wil onderhandelen, huurt Ravn een acteur in om de rol van directeur te spelen.

~

De tot dan werkloze Kristoffer (Jens Abinus) is al snel bezeten van zijn rol en zorgt al improviserend voor een massa complicaties. Bovendien raakt hij steeds meer bezeten door zijn goeroe “Gambini”. Ravn ziet zijn snode plannen verwateren door Kristoffers bemoeienissen met zijn a-typische medewerkers, waar hij er een van is. Kristoffer bijsturen is onbegonnen werk met dank aan zijn personeel, dat o.a. bestaat uit een technicus met losse handjes, een chronisch snikkende administratrice en een aan een teddybeer verslaafde trouwlustige secretaresse. Dit maakt The Boss of it all tot een film met vreemde wendingen en bizarre dialogen maar “meligheid” moet de kijker zoals eerder gemeld zelf meenemen.

Stilistische zoektocht

Het probleem met Von Triers films is dat je er altijd over moet nadenken. Zijn principes en/of politieke boodschappen maken spontane emoties haast onmogelijk; beleving komt vrijwel altijd op de tweede plaats. Ook tijdens The Boss of it All is het lastig lachen als je eerst de grap moet doorzien. Toch lijkt Von Trier in deze film een aantal dingen te hebben losgelaten. Zijn passie voor technologie heeft hij overgegeven aan de AUTOMAVISION, een nieuw snufje in cameraland. Na het bepalen van het primaire camerastandpunt en diafragma in een scène biedt dit programma een gelimiteerde vervolgreeks aan shots waaruit gekozen kan worden. Voor controlfreak Von Trier is kadrering altijd al een issue geweest, en in eerdere films ging hij dit middels het gebruik van hand-held camera’s of vaste standpunten uit de weg. Nu heeft hij gekozen voor een computerprogramma om de menselijke invloed op beeld en geluid te minimaliseren. Wat zeker aan het begin voor een vreemde aanblik van de kantooromgeving zorgt.

Dankzij deze automatiek is The Boss of it All dus nogal afwijkend van de gangbare beeldtaal en in zoverre een vervolg op Von Triers stilistische zoektocht. Elke film die hij maakt is qua vorm, onderwerp of techniek afwijkend en alleen al daarom heeft hij al jaren het imago van een provocateur. Von Trier wil mensen iets laten geloven, maar diabolisch genoeg zijn de visuele experimenten vaak zo overtrokken, stilistisch en/of uitvergroot dat ze het tegenovergestelde effect hebben op de onschuldige toeschouwer; ze kunnen gemakkelijk als nep worden ervaren.

Vervreemding

~


Als medeoprichter van Dogma 95 beoogde hij, middels een manifest met 10 principes, terug te keren tot de ultieme film zuiverheid. Aldus verwierp hij in 1995 de gangbare filmconventies, om juist tot de kern van het werkelijke filmen te komen en vervreemding bij het publiek tegen te gaan. Sommige van deze principes lijkt Von Trier weer te hebben opgepakt in The Boss of it All. De locaties en rekwisieten zijn minimaal. Ook krijgt het publiek vooraf te horen dat het naar een onschuldige komedie gaat kijken. Onschuldig maar vilein, blijkt, want het verhaal is erg verweven met de al 400 jaar oude Deens-IJslandse vete. Moeilijk te begrijpen voor ander nationaliteiten maar met verve uitgedrukt in de woede-uitbarstingen van ijslandse koper Finnur (Friðrik Þór Friðiksson).

Lookeys

Wat wil Von Trier ons nu laten geloven? In interviews zegt hij zich meer voor de natuur te zijn gaan interesseren. Verlost van de druk van Cannes kan hij zich nu in mei aan zijn moestuin wijden. Speelt Von Trier de groene onschuld? De oprichting van de productiemaatschappij Zentropa, bedoeld om in meer vrijheid te kunnen spelen (produceren en filmen), en de keuze voor een nieuwe producer hebben er in elk geval voor gezorgd dat, ook al is deze film slechts in vijf weken gedraaid, Von Trier zelve weer plezier heeft.

Aan spel geen gebrek, directeur Kristoffer speelt terwijl hij (toneel)speelt op alle afdelingen. En dan zijn er nog de ‘lookeys’ waarmee de kijker zelf kan spelen. In de film zitten een aantal visuele verstoringen die buiten de context van de film vallen. Aan de kijker om die te ontdekken. De eerste Deense bezoeker die alle ‘lookeys’ in de film wist te vinden kon daarmee een rol als figurant in Von Triers komende horrorfilm Anti-Christ verdienen, plus een geldprijs.

Von Trier mag dan als vijftiger nog dolgraag willen spelen, The Boss of it All reflecteert nog steeds zijn geforceerd complexe benadering van het medium. Voor veel kijkers zal daarom Von Triers dilemma tussen de ‘lookeys’ of de courgette net als veel uit The Boss of it All te abstract zijn, te weinig referentie en ook nog te weinig humor om te lachen bieden.

Film / Films

Ontdek de ‘lookeys’

recensie: The Boss of it All

De humor om te lachen is in ‘The Boss of it All’, de nieuwe kantoor-komedie van Lars von Trier, op z’n zachtst gezegd alleen te ervaren met van te voren ingenomen, licht stimulerende middelen die de meligheid bevorderen. De inmiddels vijftig geworden verzetsheld van de art cinema kondigde eerder dit jaar in zijn ‘Statement of Relativity’ aan zich te willen ontdoen van de door de professie opgelegde, overdreven verwachtingen en andere nare, lege gewoontes. Von Trier wil zijn oorspronkelijke enthousiasme voor film als medium revitaliseren. Niet langer wil hij onder druk produceren, verplicht opdraven op festivals of aan het werk met een te grote crew en mega-sterren.

De Deense komedie The Boss of it All is zijn eerste productie sindsdien, met een kleine bezetting, en gaat over de medewerkers en directeur van een Deens It-bedrijf dat op het punt staat verkocht te worden aan een IJslandse koper. De humor in de film is ironisch, koel, afstandelijk en vooral moeizaam te begrijpen. Verstoken van visuele slapstick ligt de humor diep verscholen. Ze is slechts af te meten aan de dialogen van de karikaturale personages. De zachtgekookte eigenaar van het IT-bedrijf, Ravn (Peter Gantzler) heeft zijn zes werknemers jarenlang voor de gek gehouden door te doen alsof hij een van hen is. Nu wil hij het bedrijf verkopen. Om zijn gezicht te redden tegenover zijn werknemers en de koper, die alleen met de directeur wil onderhandelen, huurt Ravn een acteur in om de rol van directeur te spelen.

~

De tot dan werkloze Kristoffer (Jens Abinus) is al snel bezeten van zijn rol en zorgt al improviserend voor een massa complicaties. Bovendien raakt hij steeds meer bezeten door zijn goeroe “Gambini”. Ravn ziet zijn snode plannen verwateren door Kristoffers bemoeienissen met zijn a-typische medewerkers, waar hij er een van is. Kristoffer bijsturen is onbegonnen werk met dank aan zijn personeel, dat o.a. bestaat uit een technicus met losse handjes, een chronisch snikkende administratrice en een aan een teddybeer verslaafde trouwlustige secretaresse. Dit maakt The Boss of it all tot een film met vreemde wendingen en bizarre dialogen maar “meligheid” moet de kijker zoals eerder gemeld zelf meenemen.

Stilistische zoektocht

Het probleem met Von Triers films is dat je er altijd over moet nadenken. Zijn principes en/of politieke boodschappen maken spontane emoties haast onmogelijk; beleving komt vrijwel altijd op de tweede plaats. Ook tijdens The Boss of it All is het lastig lachen als je eerst de grap moet doorzien. Toch lijkt Von Trier in deze film een aantal dingen te hebben losgelaten. Zijn passie voor technologie heeft hij overgegeven aan de AUTOMAVISION, een nieuw snufje in cameraland. Na het bepalen van het primaire camerastandpunt en diafragma in een scène biedt dit programma een gelimiteerde vervolgreeks aan shots waaruit gekozen kan worden. Voor controlfreak Von Trier is kadrering altijd al een issue geweest, en in eerdere films ging hij dit middels het gebruik van hand-held camera’s of vaste standpunten uit de weg. Nu heeft hij gekozen voor een computerprogramma om de menselijke invloed op beeld en geluid te minimaliseren. Wat zeker aan het begin voor een vreemde aanblik van de kantooromgeving zorgt.

Dankzij deze automatiek is The Boss of it All dus nogal afwijkend van de gangbare beeldtaal en in zoverre een vervolg op Von Triers stilistische zoektocht. Elke film die hij maakt is qua vorm, onderwerp of techniek afwijkend en alleen al daarom heeft hij al jaren het imago van een provocateur. Von Trier wil mensen iets laten geloven, maar diabolisch genoeg zijn de visuele experimenten vaak zo overtrokken, stilistisch en/of uitvergroot dat ze het tegenovergestelde effect hebben op de onschuldige toeschouwer; ze kunnen gemakkelijk als nep worden ervaren.

Vervreemding

~


Als medeoprichter van Dogma 95 beoogde hij, middels een manifest met 10 principes, terug te keren tot de ultieme film zuiverheid. Aldus verwierp hij in 1995 de gangbare filmconventies, om juist tot de kern van het werkelijke filmen te komen en vervreemding bij het publiek tegen te gaan. Sommige van deze principes lijkt Von Trier weer te hebben opgepakt in The Boss of it All. De locaties en rekwisieten zijn minimaal. Ook krijgt het publiek vooraf te horen dat het naar een onschuldige komedie gaat kijken. Onschuldig maar vilein, blijkt, want het verhaal is erg verweven met de al 400 jaar oude Deens-IJslandse vete. Moeilijk te begrijpen voor ander nationaliteiten maar met verve uitgedrukt in de woede-uitbarstingen van ijslandse koper Finnur (Friðrik Þór Friðiksson).

Lookeys

Wat wil Von Trier ons nu laten geloven? In interviews zegt hij zich meer voor de natuur te zijn gaan interesseren. Verlost van de druk van Cannes kan hij zich nu in mei aan zijn moestuin wijden. Speelt Von Trier de groene onschuld? De oprichting van de productiemaatschappij Zentropa, bedoeld om in meer vrijheid te kunnen spelen (produceren en filmen), en de keuze voor een nieuwe producer hebben er in elk geval voor gezorgd dat, ook al is deze film slechts in vijf weken gedraaid, Von Trier zelve weer plezier heeft.

Aan spel geen gebrek, directeur Kristoffer speelt terwijl hij (toneel)speelt op alle afdelingen. En dan zijn er nog de ‘lookeys’ waarmee de kijker zelf kan spelen. In de film zitten een aantal visuele verstoringen die buiten de context van de film vallen. Aan de kijker om die te ontdekken. De eerste Deense bezoeker die alle ‘lookeys’ in de film wist te vinden kon daarmee een rol als figurant in Von Triers komende horrorfilm Anti-Christ verdienen, plus een geldprijs.

Von Trier mag dan als vijftiger nog dolgraag willen spelen, The Boss of it All reflecteert nog steeds zijn geforceerd complexe benadering van het medium. Voor veel kijkers zal daarom Von Triers dilemma tussen de ‘lookeys’ of de courgette net als veel uit The Boss of it All te abstract zijn, te weinig referentie en ook nog te weinig humor om te lachen bieden.

Film / Films

Zeepbel

recensie: The Fountain

Er zitten een paar mooie scènes in The Fountain. De extreme close-ups van Rachel Weisz’ huid die gestreeld wordt door Hugh Jackman bijvoorbeeld zijn zeer teder, evenals de statisch aandoende haartjes op de Boom des Levens. Ook de aftiteling is wonderschoon. Maar even zo vaak zijn de beelden volkomen wanstaltig: Jackman in lotushouding zwevend door de nevel van een stervende ster, dat is alleen maar lachwekkend.

The Fountain is de derde film in acht jaar tijd van Darren Aronofsky, overigens ook de verloofde van Weisz. Met zijn lowbudgetdebuut Pi (1998) had hij ook al een mystiek onderwerp in handen (hij verbond de kabbala met Wall Street) maar dit was buitengewoon intrigerend en origineel vormgegeven. De verbeelding van intense hoofdpijnen en paranoia van de hoofdpersoon van Pi kwamen terug in de hallucinaties door drugs en pillen in Requiem for a Dream (2000), dat alleen narratief iets minder overtuigde. Genoeg reden dus om reikhalzend uit te kijken naar Aronofsky’s nieuwste film, The Fountain.

Het eeuwige leven

~

Ditmaal wil hij iets zeggen over het eeuwige leven. “Maakt de dood ons menselijk, en zouden we door onsterfelijkheid onze menselijkheid verliezen?”, vraagt Aronofsky zich af. Deze filosofische vraag had een interessant project kunnen opleveren, maar het wordt een teleurstelling.

Centraal staat de Bijbelse Boom des Levens, waarvan de sappen het eeuwige leven zouden brengen. Er wordt voortdurend heen en weer geschakeld tussen drie tijdperken. In de zestiende eeuw gaat een conquistador in woest Maya-gebied op zoek naar genoemde boom; in het heden vecht diezelfde man als wetenschapper voor het leven van zijn vrouw (in wie we de koningin uit het vorige tijdperk herkennen, wat een reïncarnatie suggereert); en in een verre toekomst reist hij met boom en al in een soort ruimteschip richting een nevel waar volgens de Maya’s de wedergeboorte zal plaatsvinden. De stervende vrouw uit het heden schrijft een boek over het onderwerp en vraagt haar man het af te maken. Verleden en toekomst kunnen dus ook geïnterpreteerd worden als de fantasieën van de beide hoofdrolspelers, wat gelijk een mooi excuus zou zijn voor de vele plot holes. Is het toeval dat het ruimteschip de vorm heeft van een zeepbel?

De dood accepteren

De boodschap van de film, dat je de dood moet accepteren als onderdeel van het leven en dat je beter tijd met je geliefde kunt doorbrengen voor het te laat is, wordt vooral uitgewerkt in het heden. Hoe liefdevol ook, dit gebeurt erg clichématig. In de Maya-tijd zijn alle elementen van de fantasyfilm te herkennen, maar ik betwijfel of de fans van dit genre (waar ik niet toe behoor) onder de indruk zullen zijn van een lelijke opponent met brandend zwaard. De toekomstbeelden zijn dan weer te tenenkrommend etherisch.

~

Kosten noch moeite zijn gespaard om het verleden en de toekomst weer te geven, maar essentiële elementen als karakterontwikkeling of dialogen komen er bekaaid af. Het lijkt er op alsof Aronofsky zijn ziel aan Hollywood heeft verkocht, zoals zo vaak gebeurt bij vernieuwende jonge filmmakers, maar niets is minder waar. Het concept voor de film is door hemzelf bedacht, hij werkte grotendeels met hetzelfde team als in zijn voorgaande films en gebruikte vooral ‘echte’ special effects in plaats van de alomtegenwoordige computer. Wat de teleurstelling eigenlijk alleen maar groter maakt: je kunt niet eens de machtige producenten de schuld geven.

Nee, wie echt iets zinnigs wil horen over de nadelen van het eeuwige leven, kan beter nog eens de Ballade van de dood van het Klein Orkest beluisteren:

Niemand ging dood, geen mens ging verloren,
maar er werden wel steeds meer baby’s geboren.
Het werd alsmaar drukker, men kreeg het benauwd,
er werden zelfs mensen de zee in gedouwd.
En honderd jaar later was de lol er vanaf
en ging men weer verlangen naar de rust van het graf.

Theater / Voorstelling

Slappe mensen, indringende thema’s

recensie: Schuur

Vrijwillig in the middle of nowhere gaan wonen. Sommige mensen doen dat en vinden hun geluk in een hutje op de hei of een huisje in het bos. Toch vraag je je in dit soort gevallen vaak af of er geen sprake is van een vlucht, ergens naar toe, of ergens van weg. Zijn ze er nou echt wel zo veel gelukkiger of houden ze zichzelf gewoon een beetje voor de gek? Deze kwestie is tot thema gemaakt in de voorstelling Schuur. Een alternatief aandoend grachtengordelstel heeft zich teruggetrokken in een ‘waddenbouwval’ op een eenzaam eiland, op zoek naar zuivering, lichamelijk en geestelijk. Maar zelfs daar, midden in de natuur, lukt het ze niet de leegheid van hun bestaan te vullen.

Schuur, een tekst van Rob de Graaf, wordt door theatercollectief Dood Paard gepresenteerd als slot van het drieluik STOCK NEDERLAND, waarin de spelers “de staat van Nederland aan de kaak stellen”.

Nobel streven

In een tochtig huis ergens in de duinen zitten de tanende veertigers Thalassa en Ruprecht erg hun best te doen om betere mensen te worden. Ze hebben drank en vlees afgezworen en de stad de rug toegekeerd. Ontslakken moeten ze, terug naar de natuur, de elementen, elkaar. Een nobel streven. Maar het huis is te kil, de hemel te wijd, het schuldgevoel te groot. Ze voelen zich vreselijk verloren. Hun ‘eco-ideaal’ is een ‘eco-dood punt’ geworden. Steeds opnieuw probeert het stel zich ervan te overtuigen dat weggaan uit de stad de enige manier was om erover heen te komen, over het gevoel dat zij schuldig zijn aan de dood van hun goede vriendin Tex. Zij reed namelijk – na een heftige nacht discussiëren over onverschilligheid en gebrek aan politiek engagement – stomdronken de gracht in. Dit schuldgevoel is zo allesoverheersend en onontkoombaar, daar kan geen ‘eco-existentie’ tegenop.

Holle frasen

Het terugtrekken in eenvoud maakt bovendien dat alle minder leuke aspecten van het bestaan van de twee bloot komen te liggen. Genadeloos worden ze geconfronteerd met hun eigen tekortkomingen; de idealen waar ze eerder aan vast hielden zijn holle frasen geworden. Vroeger konden ze hun gevoel voor eigenwaarde ontlenen aan hun hippe, belangrijke, artistieke en politiek betrokken leventje. Nu, in het heldere licht van de waddenzon, blijkt er bar weinig over van de benijdenswaardige mensen die ze ooit waren. De smaak van de banaliteit van het leven plakt op hun tong en laat zich niet wegslikken. Ze sparen noch zichzelf noch de ander, ze spreken alles uit. Rekenschap moet worden afgelegd, boete worden gedaan. Het zijn betekenisvolle zinnen maar er wordt geen actie aan verbonden. Maar ja, hoe pak je zoiets ook aan? Bevestiging vinden deze twee niet bij elkaar, hoewel ze elkaar er steeds letterlijk om vragen. De enige manier die het koppel kent om hun innerlijke leegte te vullen is praten, praten, praten, eindeloos alles uitspreken.

Idee-fixe

~


Hard, confronterend en gelukkig ook vaak hilarisch, wordt in Schuur het menselijk onvermogen om innerlijke rust te vinden blootgelegd als een idee-fixe. Het tekent de huidige tijdgeest van de Hollander die moe is van alles en rust wil, zonder gezeik over minderheden of probleemwijken. Rob de Graaf heeft met Schuur een prachtige tekst afgeleverd. Scherp, poëtisch, satirisch en ontnuchterend. Vanuit steeds verrassende invalshoeken geeft hij zelfs de meest subtiele nuances in het leven weer van twee worstelende mensen, hun liefde voor elkaar en de loodzware last van hun schuldgevoel. Zijn formuleringen zijn tegelijkertijd archaïsch en banaal, om je vingers bij af te likken.

De taal van de Graaf is erg geconstrueerd. Om scherpte te behouden en alle toneelpathetiek te vermijden vraagt de tekst een onnadrukkelijk, terloops spel van de acteurs. Manja Topper en Oscar van Woensel hebben hierin (nog?) niet een weg gevonden. Ze zwabberen heen en weer tussen het karikaturale en het transparante. Hun zacht, lijzig stemgebruik past bij hun futloze, introspectieve personages, maar reikt door gebrek aan volume niet ver genoeg de zaal in. Alsof de krachteloosheid van hun personages de spelers iets te veel in zijn greep heeft gekregen. Tja, dan wordt zelfs de beste tekst op den duur een beetje saai.

Lees ook de recensie van ECO/Dood Paard, onderdeel van de theatertrilogie STOCK NEDERLAND.

Meer informatie over speeldata vind je hier.

Boeken / Non-fictie

Hoe een bankovervaller filosoof wordt

recensie: Bernard Stiegler - Als een vliegende vis. Over de wording van een filosoof

Stel, je pleegt op 26-jarige leeftijd een bankoverval en komt daardoor vijf jaar in het gevang. Wat doe je dan? Hoeveel mensen zouden er op het idee komen om zich in die tijd op alle filosofische boeken te storten die je tot je beschikking hebt en zo een nieuwe carrière te beginnen? En aan hoeveel mensen zou het voorbehouden zijn om dit idee met zoveel succes te volbrengen dat ze twee jaar na hun vrijlating programmadirecteur aan het Collège International de Philosophie mogen worden, vervolgens mogen doctoreren bij een wijsgerige beroemdheid als wijlen Jacques Derrida om niet lang daarna zelf een beroemde techniekfilosoof te worden? Deze ongelooflijke reeks gebeurtenissen is in het kort het levensverhaal van de techniekfilosoof Bernard Stiegler (1952). Op de betekenis van deze gebeurtenissen reflecteerde Stiegler in een lezing in 2003 getiteld Passer à l’acte, sinds kort in Nederlandse vertaling uitgegeven als Als een vliegende vis.

Als een vliegende vis is het eerste werk van Stiegler dat in het Nederlands beschikbaar is. Buiten Nederland is Stiegler al lang veel bekender. Zijn belangrijkste werk over techniek en tijd – La technique et le temps – bestaat inmiddels uit drie delen en een vierde deel zou binnenkort verschijnen. Daarnaast heeft Stiegler ook al andere reeksen uitgezet zoals De la misère symbolique (Over de symbolische ellende/armoede) en Mécréance et discrédit (Agnosticisme en verlies van vertrouwen/waarde), waarin hij meer en meer politieke en ethische thema’s aansnijdt.

~

De belangrijkste claim uit zijn werk over techniek is dat de mens een prothetisch wezen is; het wezen van de mens wordt getekend door een gebrek en is nooit afgerond. Om dit gebrek te compenseren heeft de mens de techniek nodig als een soort prothese. Het voorbeeld van het schrift kan dit duidelijk maken. Een ouder draagt allerlei genetische eigenschappen op z’n kind over, maar in deze overdracht van DNA worden geen herinneringen, ervaringen, et cetera van de ouder op het kind overgedragen. Om ons de ervaringen van onze voorouders toch te kunnen herinneren, hebben we een prothese nodig die ons gebrekkige geheugen compenseert; zo hebben we bijvoorbeeld dankzij het schrift toegang tot de ervaringen van onze voorouders.

De mens een contingent wezen

Het onafgeronde karakter van de mens komt niet alleen naar voren in zijn gebrekkige geheugen, maar ook in het vraagstuk van de bestemming van de mens. Deze bestemming is volgens Stiegler niet noodzakelijk en ligt ook niet besloten in een vastliggende oorsprong van de mens. Zijn eigen ‘roeping’ om filosoof te worden is daarvan een goed voorbeeld: hij was niet voorbestemd om filosoof te worden, maar zijn overval, zijn gevangenschap en de goede condities in zijn gevangenschap (p. 29) waardoor hij de mogelijkheid had om te studeren zijn de toevallige omstandigheden waardoor hij überhaupt tot filosoferen heeft kunnen komen.

Stiegler beschrijft zijn eigen filosoof-worden dan ook als philosopher par accident (p. 28). Par accident betekent ‘per ongeluk’ of ’toevallig’, maar het verwijst ook naar de klassieke metafysische tegenstelling tussen accident en substantie, tussen dat wat slechts bijkomstig is en dat wat wezenlijk is (zie p. 58-59). Filosofie is geen wezenlijke bestemming van Stieglers leven, dat altijd al in de kiem aanwezig zou zijn, maar hij is door bijkomstigheden zoals de toevallige condities in de Franse gevangenissen tot filosofie overgegaan. In het spoor van zijn leermeester Derrida beklemtoont Stiegler dat het accidentele, bijkomstige, toevallige en contingente eerder zijn dan onze bestemming. In een prachtige lezing weeft Stiegler zijn eigen geschiedenis in een filosofisch betoog omtrent klassieke overwegingen over het geheugen, het wezenlijke, sterfelijkheid, roeping, betekenis, et cetera.

Over de uitgave

De kracht van de uitgave is de uitgebreide toelichting waarin impliciete, wijsgerige verwijzingen van Stiegler worden uitgelegd. Deze toelichting ontsluit de tekst en is onmisbaar voor de lezer die niet bekend is met de invloed van Derrida in de twintigste-eeuwse Franse wijsbegeerte. De introductie is daarentegen te beperkt. Zij vertelt alleen het broodnodige ter inleiding van de tekst Passer à l’acte. Opmerkingen over Stieglers hoofdwerk ontbreken nagenoeg en er wordt niets verteld over de ontwikkeling in Stieglers denken van techniek naar politiek. Dit is een gemiste kans om het Nederlandse publiek iets breder met deze intrigerende techniekfilosoof kennis te laten maken.

De vertaling is over het geheel genomen bepaald niet slecht, maar de vertalers raken het spoor wel bijster in hun pogingen om dubbelzinnigheden in Stieglers Frans te vertalen. Ook al pogen zij omstandig uit te leggen waarom ze het Franse secret vertalen met ‘secreet’ – secret verwijst zowel naar geheim als naar afscheiding – de vertaling blijft een volstrekt Fremdkörper: de gangbare betekenis van het Nederlandse woord ‘secreet’ is namelijk noch geheim noch afscheiding. In mindere mate zijn er vergelijkbare kritische kanttekeningen te plaatsen bij de vertaling van après-coup als ‘naslag’ en passer à l’acte als ‘overgaan tot de act’. De kracht van Stieglers dubbelzinnigheden is precies dat ze in een gangbare Franse term nog een andere betekenis laten doorschemeren; dit effect gaat in de vertaling helemaal verloren wanneer de Franse gangbare termen met een ongebruikelijke Nederlandse term worden vertaald.

Maar ik wil niet met een kritisch geluid eindigen. De vertalers komt de eer toe Stiegler voor het eerst aan een Nederlands publiek voor te stellen en dit was hoognodig. Vanuit dat gezichtspunt is deze vertaling volstrekt gerechtvaardigd en is de keuze voor de tekst Passer à l’acte, die vertelt hoe een bankovervaller filosoof wordt, een zeer geslaagde. Hiervoor verdienen de vertalers alle lof!

Boeken / Fictie

Waar servetten vlaggen worden

recensie: Ester Naomi Perquin - Servetten halfstok

Er klinkt iets droefs door in de gedichten van Ester Naomi Perquin. Er wordt een etiket in een nekrand vastgezet, de wandelaars zijn huizenhoog, levens worden uitgepraat en, bovenal, er hangen servetten halfstok. Perquin schetst in Servetten halfstok een wonderlijk universum waarin de taal beelden oproept die bijna surrealistisch overkomen. Er is iets wonderlijks aan dit debuut, maar tegelijkertijd zijn er minpunten die een tweede lezing niet onopgemerkt doorstaan.

~

Ester Naomi Perquin is één van de alumni van de schrijversvakschool in Amsterdam. Ze studeerde in 2006 af in de richting poëzie, waarbij op de lijst der afgestudeerden ook de pas gedebuteerde Froukje Van der Ploeg op te merken valt. Niet dat Perquin en Van der Ploeg gelijkaardige poëzie schrijven. Waar Van der Ploegs taalspel iets ludieks heeft en haar zinnen met hun combinatie van objets trouvés en woordgrapjes veel weg hebben van practical jokes onder dichters, is Perquins taalgebruik duidelijk serieuzer. Zij is zelfs zodanig geobsedeerd door de opvatting van de taal als middel, dat haar netwerk van betekenisverdraaiingen en absurde beelden bijna iets gekunstelds krijgt. Wat niet wegneemt dat er tussen deze twee debutantes één belangrijke parallel is, namelijk dat zij beiden schrijven vanuit de anekdotiek van een eigen leven en daarbij in het bijzonder belang hechten aan observaties, kleine verhalen en schijnbare onbelangrijkheden. Perquin is daar bijzonder goed in. In het gedicht Kom je ook? opent ze bijvoorbeeld met de volgende verzen:

Het wordt waarschijnlijk weer zo’n dag
waar nog van alles aan moet opgeknapt:
de jarige zal met een ijlbrief
naar de bakker gaan, mijn vrouw
knipt vlekken uit haar jurk

Op een bijna objectieve manier beschrijft ze de voorbereiding van een verjaardagsfeestje, waarbij de aandacht zo sterk naar de taal en de beelden uitgaat, dat de feeststemming uit het gedicht gelicht wordt. Perquin typeert in haar gedichten de samenleving die haar omringt, bijna als een buitenstaander die onbevooroordeeld gadeslaat. Zo raakt ze naarmate de bundel vordert bijvoorbeeld aan de problematiek van man en vrouw. Over het verloren gaande rollenspel tussen de seksen het volgende:

Ik kan hem zien, silhouet van
een man in zijn badkamerraam.
Hij blijft maar bezig bij dat licht

smeert hij zeep over zijn kaken
en snijdt dan met een mes
de wolf van zijn gezicht.

Samenhang

Toch blijft bij Servetten halfstok, een paar echt sterke gedichten ten spijt, het gevoel dat de bundel niet het niveau bereikt heeft dat hij zou moeten halen. Een eerste reden daarvoor is de – al eerder aangehaalde – extreem beredeneerde taalbehandeling, die bij de beste gedichten als bijzonder mooi, maar bij mindere gedichten als gekunsteld wordt ervaren. Vaak is het snakken naar een eenvoudige zin, een frase die rust brengt in Perquins netwerk van dubbelzinnigheden. Soms zijn de beelden zo vergezocht dat ze slechts stuiten op onverschilligheid, in plaats van op de bedoelde bewondering. In Babel vat Perquin zelf alvast het gevoel dat me bij haar mindere gedichten overvalt:

Die onmogelijke taal van jou zet vast wat
tot voor kort nog halverwege was en jij denkt
wellicht hetzelfde – ook als ik erover zwijg.

Een ander minpunt is het gebrek aan samenhang in de bundel. Hoewel er duidelijk gezocht is naar een zekere structuur kan ik mij niet van de indruk ontdoen dat de gedichten in werkelijkheid ontstaan zijn als aparte entiteiten die in wezen niets bij elkaar te zoeken hebben. Wat opvalt is een sterke uiteenlopendheid, zowel in stijl als in onderwerp, waardoor de gedichten op een onhandige manier naast elkaar lijken te staan. Een gedicht over de ideale man naast Babel, bovenstaande gedicht over de weerwolf naast een vrolijke tekst over de buurvrouw. Dat is jammer. Hoewel het bij het uitgeven van poëzie not done is over presentatievormen na te denken, lijkt de bundel me voor Perquins gedichten niet de ideale drager. Misschien zouden de gedichten meer gebaat zijn bij een vorm waarbij hun autonomie meer behouden werd. Misschien zouden de gedichten een sterkere indruk nalaten als ze niet gehinderd werden door plotse veranderingen van sfeer.

Laat de laatste indruk echter positief zijn. Perquin is ook een dichteres die eenvoud opwaardeert. Die zichzelf beschrijft als de kwijtste van de klas en die de grootste gevoelens laat spelen op een toneel waar een eierdopje en een oude jas de hoofdrolspelers zijn. Nee, wanneer servetten vlaggen worden en sloten worden doorgezaagd, legt een opmerkzame lezer de bundel in kwestie op zijn nachtkastje en wacht geduldig op de volgende Perquin.

Theater / Voorstelling

Op zoek naar spanning in de bunker

recensie: Jeuk

Ze bezitten alles wat hun hartje begeert. Wat ze niet hebben kunnen ze kopen. Maar geluk is niet te koop. Maria en Richard staan in Jeuk voor de opdracht om hun leven weer op de rails te krijgen. De kracht van het stuk blijkt misschien nog wel het meest als je in gedachten buiten staat, en hun woonkamer door het raam begluurt. Alleen de lichaamstaal van de hoofdrolspelers is namelijk al zó sterk dat meteen duidelijk is dat er groot onheil in de lucht hangt.

Als toeschouwer beland je rechtstreeks in de beveiligde ‘bunker’ van een geslaagd en goed bemiddeld stel van middelbare leeftijd. De pompeuze Amerikaanse koelkast is de grote blikvanger in hun woonkamer. De strakke inrichting en de Bang & Olufsen- geluidsinstallatie completeren het beeld dat past bij het leven van het stel: ogenschijnlijk niet kapot te krijgen, maar ook saai en voorspelbaar.

Langs elkaar heen praten

~

Maria, gespeeld door Sanneke Bos, probeert haar man duidelijk te maken dat ze ontevreden is met haar leven. En volgens haar heeft hij daar een belangrijk aandeel in. De fysieke afstand tussen de twee kemphanen is al veelzeggend: ze staan beide in een hoek van de woonkamer, zover mogelijk van bij elkaar vandaan. Het mislukt daarbij volledig om ook maar enigszins op elkaar af te stemmen. De patserige Richard, scherp neergezet door Leon de Waal, ziet maar één waarheid, en dat is de zijne. Luisteren doet hij niet, en zijn vooringenomenheid is ronduit stuitend.
De kleding van de hoofdrolspelers sluit goed aan bij wat ze willen uitstralen: Richard draagt een grijs pak, dat het geslaagde maar grijze leven dat hij leidt representeert. Maria past haar kleding perfect aan aan haar toegenomen behoefte aan spanning. Ze geeft zich letterlijk bloot als ze halverwege het stuk haar grijze streepbroek verruilt voor een uitdagende jurk.

Koffers pakken

Bij de opening van het stuk ligt de sympathie van de toeschouwer meer bij Maria. Zij is het die als eerste onder ogen ziet dat er iets moet veranderen. Plots haalt Maria dan het ultieme wapen van stal: ze meldt dat zij na afloop van een universitair feestje een jonge vent, de student Chet, heeft uitgenodigd om ‘nog even wat te drinken’ bij hen thuis. Richard is zichtbaar van zijn stuk gebracht en zet al zijn gebrekkige luistervaardigheden in om de kloof tussen hem en zijn vrouw te slechten. Vooral als Maria ook nog eens zijn koffer inpakt en voor zijn neus zet, heb je als toeschouwer met hem te doen. Temeer omdat hij écht niet lijkt te snappen waar het fout is gegaan.

Indringer danst en tergt

De slobberige student Chet ziet vervolgens zijn seksuele kansen schoon en stookt het vuurtje nog wat op, tergt tot op het bot en confronteert Richard keihard met zijn tekortkomingen. De opstandige muziek van de Arctic Monkeys die op initiatief van Chet uit de B&O- speakers knalt, sluit er mooi bij aan. Hij danst het gezapige leven van Richard en Maria finaal aan gort in zijn ordinaire mouwloze hemdje.
De pleegdochter van het stel huppelt gedurende het hele stuk schichtig en onschuldig over het podium. Haar rol blijft lange tijd wat onduidelijk. Tot ze in haar onschuld duidelijk maakt dat Richard een meer dan gezonde belangstelling voor haar heeft.

Jeuk
zet in pakweg een uur en een kwartier een boeiend verhaal neer. Het stuk heeft niet tot doel een heel duidelijk begin en einde te markeren. Het laat wel goed het proces van verwijdering zien tussen twee mensen die ooit stapelverliefd moeten zijn geweest. Als kijker voel je echt met de personages mee.
Het verhaal staat bol van verborgen symboliek. Hoe beter je kijkt, hoe meer je ziet. De rol van de pleegdochter had daarbij wel iets explicieter en meer uitgewerkt mogen worden. Als toeschouwer mag je het verhaal grotendeels naar eigen invulling interpreteren. Onverwacht is dan ook het einde van het stuk, dat toch een beetje lijkt op een happy end.
Al met al is Jeuk heel toegankelijk en vooral in de wijze van uitwerking van het verhaal scherp en origineel.

Speelperiode tot en met 15 mei, kijk op: www.productiehuis.nl

Film / Films

Nieuwe dvd’s

recensie: Redeemer / Gunaah / Tideland / The Black Dahlia

.

Redeemer (O Redentor)
(Claudio Torres, 2004 • De Filmfreak)

Je kunt tegenwoordig geen dvd uit de schappen lichten, of er staan palm- of maretakjes op: ‘officiële selectie Veenendaals filmfestival’, ‘beste regisseur Oost-Friesland’, ‘beste pastasalade op een second unit‘. Waarschijnlijk zijn de goede mensen van het Cannes filmfestival vergeten hun palmtakjes als merk te deponeren, of vertrouwden ze op de welwillendheid van de kleine distributeurs. Tevergeefs, dus.

~

Op de hoes van Redeemer wordt regisseur Claudio Torres geroemd (inclusief takjes) als beste Braziliaanse regisseur van 2005 – hetgeen ons doet vrezen voor de staat van de filmindustrie in dat land. Als het nauwelijks gekadreerde beeld niet overbelicht is, is het onscherp. In een poging het geheel er hedendaags te laten uitzien, wordt gefreezeframet dat het een aard heeft, en de ‘surrealistische’ special effects lijken met het computerprogramma After Effects in elkaar geflanst.

Journalist Celio Rocha (Pedro Cardoso) krijgt een opdracht van God: hij moet de projectontwikkelaar Octávio Saboía (Miguel Falabella) zover krijgen dat deze al zijn aardse bezittingen overdraagt aan 198 onbetaalde bouwvakkers. Redeemer draait dus om witteboordencriminaliteit en armoede, maar weet de echte problemen van Brazilië razend knap te negeren. Naast het appartementencomplex ligt een krottenwijk van 20.000 zielen. En de cel waarin Celio belandt mag stampensvol lachende negers zitten, vriendschap sluit hij slechts met een oude, trieste blanke. Maar het is allemaal echt gebeurd, zegt Torres in de making of, en dat is toch ook wat waard. (Paul Boon)

Gunaah
(Amol Shetge, 2002 • H.O.M Vision)

Prabha Narayan (Bipasha Basu), rechercheur en ravissante schoonheid, lost misdaden op met een groot pistool en haar hart. Op straat schiet ze op progressieve revolutionairen, op kantoor strijdt ze tegen patriarchale machtsstructuren die de vorm hebben aangenomen van haar corrupte superieur (Irfan Khan). Als ze een zwijgzame maar knappe terrorist (Dino Morea) oppakt, ontstaat er een vreemde driehoeksverhouding die spectaculair ten onder gaat in een alles verzengende vuurzee.

~

We hebben niet heel veel ervaring met het genre, maar dat een Bollywoodfilm er niet flets en schokkerig hoeft uit te zien, meldden we al bij Don en Bunty aur Babli. Die muziek – nou ja, dat schijnt erbij te horen. Maar zelfs als het lukt om ondanks dat alles te blijven zitten, dan nog zijn er voldoende dingen die zelfs de grootste Bolly-fan zouden moeten verbazen.

Als haar dikke, kale hulpje de bekentenis er niet uitgefolterd krijgt, werpt Prabha zich in avondtoilet op de zwijgzame idealist. Wat ziet ze eigenlijk in de koppige en trotse jongeman? Hij spreekt de hele film geen woord en Prabha voelt niets voor zijn idealen, dus meer dan een soort fysieke aantrekkingskracht kan het niet zijn. Zijn dat nu die liefde en gerechtigheid waar ze de mond van vol heeft? Overtuigen doet het dus allemaal niet. En dat ligt evenzeer aan de technische mankementen als aan de geestelijke luiheid van de makers. (Paul Boon)

Tideland
(Terry Gilliam, 2006 • A-film)

Al sinds de jaren van Monty Python neemt Terry Gilliam ons mee naar bizarre en fantasierijke werelden, waar dromen en realiteit botsen. Terwijl hij bezig was met de sprookjesfilm The Brothers Grimm nam hij tijdens een dispuut over de eindmontage ook nog 6 maanden de tijd om Tideland te maken. De film is gebaseerd op het gelijknamige boek dat het schokkende verhaal vertelt over het meisje Jeliza-Rose dat, om aan de gruwelijkheden in haar leven te ontsnappen, een kleurrijke fantasiewereld voor zichzelf schept.

~

Tideland biedt ons een groot aantal tenenkrommende en verschrikkelijke gebeurtenissen, gezien door de ogen van Jeliza-Rose. Hierdoor zijn de dingen die haar overkomen een stuk minder vreselijk en soms zelfs avontuurlijk of bijzonder. Terwijl de vader van Jeliza-Rose geveld door drugs dood in een stoel in het huis zit, sluit zij een bijzondere maar controversiële vriendschap met de geestelijk gehandicapte Dickens. Zijn zus Dell is met haar zwarte imkersluier net een boosaardige heks. Terwijl Jeliza-Rose haar fantasievolle avonturen beleeft vergeten we bijna dat de realiteit om haar heen steeds onhoudbaarder wordt.

De dvd is verrijkt met een documentaire over Gilliam, gemaakt door Vincenzo Natali, een jonge filmmaker en groot liefhebber van Gilliams werk. Hij volgde Gillliam op de set van Tideland en het resultaat is een vermakelijke documentaire over het mysterie dat Terry Gilliam heet. (Anouk Werensteijn)

Lees hier een uitgebreide recensie van deze film.

The Black Dahlia (Special edition)
(Brian De Palma, 2006 • Dutch Film Works)

Als De Palma goed op dreef is, grijpen zijn films je met pervers genoegen bij je kladden, en stimuleren ze op verschillende niveaus. Deze verfilming van een op feiten gebaseerd boek van James Ellroy toont echter een regisseur op halve kracht.

~

Hollywood, jaren veertig: een politieduo onderzoekt de brute moord op een jongedame en al gauw raakt een van hen verstrikt in een web van intriges. Een dosis technische spielerei (een paar uitmuntende POV-shots, een climactische confrontatie à la Vertigo) en doorlopende verwijzingen naar het echte Hollywood, film noir en cinematechniek in het algemeen duiden erop dat het een veel betere film had moeten zijn.

Aan de tip-top-decors en enscenering en de sprankelende cameravoering van veteraan Vilmos Zsigmond ligt het niet. Het zijn het soms haperende tempo, de foute keuze om een non-acteur als Josh Hartnett de hoofdrol te geven, en het feit dat De Palma’s spelletjes in dienst staan van een wankelend verhaal. Ellroy werd dan ook in Curtis Hansons L.A. Confidential veel pakkender verfilmd – door een mindere regisseur. Deze dure steelbook-uitgave is met slechts een paar zwakke extra’s weer eens gebakken lucht, maar veel erger is dat deze versie maar liefst een vierde van de breedte van het oorspronkelijke beeld mist. Een schandalige uitgave. (Paul Caspers)

Lees hier een uitgebreide recensie van deze film.

Muziek / Album

Boost van gesteldheid en energie

recensie: yourcodenameis:milo – They Came From the Sun

In november 2006 bracht yourcodenameis:milo hun derde cd Print Is Dead Vol. 1 uit, het eerste album op het V2-label. Hierop werkte de band onder andere samen met Bloc Party en Maxïmo Park, die de opdracht kregen binnen één dag een nummer te schrijven en op te nemen. Slechts drie maanden na dit muzikale project komt nu al het vierde album van de Britten uit onder de titel They Came From the Sun. Haastige spoed is soms goed en het resultaat mag er in dit geval zijn.

De vijf heren uit Newcastle hebben dan wel een onmogelijk bandnaam maar leveren een plaat af waarop ze laten horen dat ze zonder hulp ook een interessant en goed album kunnen maken. Het eindproduct, dat wat doet denken aan een combinatie van het werk van Soulwax, dEUS en hier en daar Weezer, is een verzameling sterke moderne rock ‘n’ roll-liedjes met vleugen electro, epische gitaarpartijen en simpele maar nooit saaie teksten.

Less is just enough

~

yourcodenameis:milo neemt je op They Came From the Sun mee op een plezierig muzikaal reisje van twaalf nummers die meteen blijven hangen zonder dat het album ergens te soepel of te gelikt wordt. Let wel, er is hier geen sprake van heftige muzikale experimenten en in dit geval geldt dat: less is just enough. Het album opent met Pacific Theatre, een stevig nummer waarop meteen de energie van de band te horen is en we direct kennismaken met het snel afwisselende tempo’s en de frisse uithalen van zanger Paul Mullen die zijn karakteristieke fragiele stemgeluid ten volste uitbuit.

Geluidsspelletjes

De gitaren van het openingsnummer zijn echter niet representatief voor het hele album. Waar Pacific Theatre en bijvoorbeeld ook Take to the Floor als alternatieve gitaarrock bestempeld kunnen worden, is de band niet te beroerd om een uitstapje te maken naar het langzame en gevoelige Sixfive. Toch is de band hier niet op zijn best. Dit is wel het geval op I’m Impressed, waar yourcodenameis:milo bekend gitaar- en drumgeluid combineert met een indringend en bijna dwangmatig klavecimbel-geluidsspelletje en zo het beste nummer van het album vormgeeft.

Door deze kleine details is de plaat geen standaard product geworden maar is er juist een extra dimensie bijgekomen. Dit zorgt ervoor dat They Came From the Sun een relaxte en interessante plaat is die met name met mooi weer zorgt voor een flinke boost van gesteldheid en energie. Overigens, mogen we ook YCNI:M zeggen, net zo makkelijk.

Film / Films

Bloed, zweet en literatuur in de Vlaamse drek

recensie: Ex drummer

Voor zijn speelfilmdebuut heeft Koen Mortier niet het makkelijkste onderwerp gekozen. Herman Brusselmans roman Ex drummer zou onverfilmbaar zijn. Mortier werd door Brusselmans zelf benaderd voor de verfilming. Hij heeft het script aangepast, maar is er toch in geslaagd geen afbreuk te doen aan de nihilistische en cynische stijl van de schrijver. Ex drummer is het laatste deel van de trilogie Plotseling gebeurde er niets, die in 1995 gebundeld werd.

Mortier heeft net als Brusselmans maling aan alles. De vier losers die samen een misvormde rockband vormen, worden voorgesteld als rockers die geen last hebben van de zwaartekracht van de realiteit. Mortiers stilering is vrij en hij maakt gebruik van effecten, maar deze sluiten naadloos aan op het platte en gewelddadige literair realisme van Brusselmans. Hij rekent in zijn debuut af met zijn “eigen handicap”. De ex-reclameman, die volgens de gevestigde filmorde geen fictie kon verfilmen, fietst de Hollands/Belgische filmwereld binnen met vermakelijk cynisme.

~

Dries (Dries Vanhegen) is een rusteloze veertiger en weinig succesvol schrijver. Hij wordt gevraagd mee te spelen als drummer in de onbekende rockband The Feminists. De drie rockers met handicap die bij hem aanbellen zijn op zoek naar een publiekstrekker om de grootste concurrent op de rockrally van Leffinge, de band Harry Mulisch, te kunnen verslaan.

Dries, de verteller en het alter-ego van Brusselmans, gaat met het curieuze drietal in zee uit verveling. Hij verlaat zijn omgeving vol stijl en design om samen met de band te repeteren in de schuur van Ma Verbeek, fantastisch neergezet door Dolores Bouckaert. Hij trotseert het barre West-Vlaamse niemandsland op zijn motor, maar vertrekt nooit voordat hij eerst zijn kompanen heeft opgejut en afgezeken. De schoten voor open doel zijn grof, sardonisch en zwart, maar nergens gespeend van humor. Met de komst van deze verbale intrigant wordt de toekomst van de band op het spel gezet en het duurt dan ook niet lang voordat de rockers elkaars bloed wel kunnen drinken.

Rockrally

~

Ex drummer wordt geheel in het Vlaams gesproken, en de ronde klanken zijn aangenaam en een genot voor de oren. De verhalende observaties van Dries zijn hels, wrang, mysogien en niet zonder arrogantie. Tenslotte is hij slechts tijdelijk afgedaald naar de maatschappelijke afgrond. Het Vlaams geeft sjeu aan de visuele harteloosheid en shockerende enscenering. De rockrally is een opzwepend hoogtepunt vol oorverdovende punk zonder nostalgie. Vier bands spelen o.a. speciaal voor de film geschreven nummers. De soundtrack met Flip Kowlier, Arno, de Tritones, Madensuyu en The Experimental Tropic Blues Band is even sterk als de beelden.

Idealisering is Mortier vreemd. Alle karakters zijn realistisch, ook al zijn types als Dikke Lul en de kale Ma Verbeek niet doorsnee. In de zwarte komedie van Mortier hebben fictie en realiteit wel degelijk raakvlakken. Het landschap van Dries mag dan haaks staan op het troosteloze kot van Ma Verbeek, maar allen voeren een bizarre strijd tegen dezelfde hopeloze niksigheid. De ernst waarmee Mortier visueel rechtstreeks op deze niksigheid afstapt maakt de fictie ironisch genoeg verdraaglijker. Niets is zo niet luchtig als ons bestaan, maar je moet er wel om kunnen lachen. De combinatie Brusselmans en Mortier is een verraderlijk absint. Ex drummer vloekt, tiert en bloedt aan alle kanten maar bewijst tegelijk, op diabolische wijze, dat we wel degelijk aan de zwaartekracht gebonden zijn. Er is geen ontsnappen aan.

Nieuwsgierig

~

Als Mortiers debuut een revanche is dan lijkt de vraag gerechtvaardigd: Wat dan nu nog? De 41-jarige vertegenwoordiger van de generatie-nix heeft er acht jaar over gedaan om Ex drummer geproduceerd te krijgen. Het is echt de omgekeerde wereld als je bedenkt dat deze man, toch behept met lef en visie, zijn schoorsteen liet roken door het maken van reclamefilms. Ex drummer is de intelligente kopstoot van een man die lang heeft gewacht op zijn publiek, maar met zijn woede nog steeds tegenover de gevestigde orde blijft staan. Dat maakt nieuwsgierig naar een volgende productie. Woede mag dan voor Mortier de juiste creatieve brandstof zijn, zelfs een filmmaker kan erop vastlopen en dat zou bij Mortier eeuwig zonde zijn.

Film / Films

Onverrassende nieuwe lichting

recensie: Yo / Love Conquers All

Met de Tigers on Tour bieden de organisatoren van het IFFR een internationale selectie van nieuw en aanstormend talent. De films Yo (Spanje, 2007) en Love Conquers All (Maleisië, 2006) vielen allebei in de prijzen tijdens het festival en werden waardig geacht voor deze tour die tot 1 juli verschillende bioscopen aandoet. De gekozen films zijn degelijke producties, maar weten helaas niet te verrassen.

Yo, het debuut van Spaanse regisseur Rafa Cortés, draait om de identiteitscrisis van een Duitse immigrant die gaat werken op Mallorca. Hans (Alex Brendemühl) heeft werk gevonden als een manusje-van-alles op een landhuis. Onwennig komt hij aan in het dorpje, waar hij moet aarden tussen de lokale bevolking en een nieuw leefritme moet opbouwen dat onderhevig is aan de stugheid van lokale omgangsvormen en de wisselende buien van zijn Duitse baas. Hans komt er gaandeweg achter dat de persoon wiens baan hij vervangt ook een Duitser was die Hans heette en dat hij wegens onduidelijke reden is verdwenen. De film gebruikt de band die Hans construeert met deze schimmige figuur als een basis voor een mentale crisis.

Yo
Yo

Yo heeft de kwetsbaarheid van identiteit als thema en hanteert vervreemding als zijn drijvende kracht. Brendemühls oncomfortabele vertolking is de grootste troef van de film. Hij weet Hans’ mentale afdaling in de onbegrijpelijkheid van een vreemde cultuur goed gestalte te geven. Zijn onzekerheid resulteert in ongemakkelijke momenten die erg tastbaar zijn voor de toeschouwer. Ook is Yo beklemmend gefilmd in claustrofobische shots zonder veel licht, maar deze stijl wordt door Cortés nauwelijks afgewisseld. Verder is de identiteitsproblematiek die Cortés aankaart geen vreemd gegeven binnen de arthouse cinema, maar de film brengt geen nieuwe of verrassende visies op dit aspect.

Nuchtere verliefdheid

Tan Chui Mui’s Love Conquers All begint als een onopgesmukt verslag van een jong Chinees-Maleisisch meisje, Ah Peng (een ingetogen acteerdebuut van Coral Ong Li Whei), die van het platteland naar de hoofdstad Kuala Lumpur trekt. Ze werkt daar in een eettentje en we volgen haar van dag tot dag. De introductie van een mannelijke personage die Ah Peng het hof maakt biedt een nieuwe richting in een vrij kaal verhaal. Zijn toenadering wordt eerst afstandelijk ontvangen door Ah Peng, maar naarmate zijn avances directer worden geeft ze zich op een subtiele wijze gewonnen. Mui gebruikt het mannelijke personage vervolgens om Ah Peng in te wijden in de duistere kanten van het leven in de grote stad.

Love Conquers All
Love Conquers All

Love Conquers All is een realistisch verslag van een meisje dat in de cyclus is beland van mensen die van de periferie naar het centrum trekken. Dit vormt een tendens, waarin het individu het uiteindelijk moet afleggen tegen de onverschilligheid en de massaliteit van de grote stad. Mui toont dit proces op microniveau in scènes die weinig actie bevatten. Hij filmt op een nuchtere en documentaireachtige wijze, waarmee hij zich lijkt te profileren als een sociaal realistische chroniqueur die het leven probeert te vangen zoals het is. Zijn stijl bestaat voornamelijk uit lange en heldere observatieshots die doen denken aan de cinema van Ming-Liang Tsai. In zijn zeer orthodoxe sociaal realisme dat niet snakt naar sensatiezucht lijkt de film ook op de cinema van Luc en Jean-Pierre Dardenne.

Alhoewel men deze puurheid bewonderenswaardig kan vinden, kent de film weinig afwisseling. Het enige element dat stilistisch spanning weet te brengen is een korte verwijzing naar een andere film. Ah Peng kijkt in bepaalde scènes naar een romantische film, waar een perfect liefdespaar wordt getoond. Mui lijkt daarmee zijn film te onderscheiden van een cinema die meer op entertainment en geruststelling is berust en daardoor verder verwijderd is van de werkelijkheid die hij wil vangen.

Arthouse academie

Yo en Love Conquers All falen uiteindelijk in het brengen van een pakkende en originele invulling binnen een cinematografische stroming die zichzelf ziet als serieus, artistiek en sociaal geëngageerd. Dit is een cinema die zichzelf tevens profileert als zijnde onafhankelijk van de dwang om puur en alleen maar te vermaken. Het probleem is dat deze elementen niet worden hergedefinieerd en daardoor meer lijken op sjablonen ontdaan van individuele signatuur en vitale dynamiek. Hiermee komen de schijnbaar serieuze doelstellingen van deze films over als een herhaling van filmische zetten.

De films zijn als twee stilistisch consistente en technisch correcte debuten geslaagd als we de kaders van de arthouse film nauw nemen. Maar de vraag is of Tan Chui Mui en Rafa Cortés vanuit deze positie in staat zijn om te verrassen met films die op een gewaagdere en persoonlijkere manier spelen met bestaande thema’s en stijlen.

De IFFR Tigers gaan On Tour. De Fipresci Award-winnaar Yo (van Rafa Cortés) en de twee VPRO Tiger-competitewinnaars (Love Conquers All van Tan Chui Mui en Die Unerzogenen van Pia Marais), rouleren tot begin juli in filmhuizen bij jou in de buurt.