Tag Archief van: Kunst

Sara de Swart
Kunst / Expo binnenland

Mecenas of muze? Wie was Sara de Swart?

recensie: Fatale kunst – Sara de Swart
Sara de Swart

Wie deze tentoonstelling alleen op de titel: ‘Fatale kunst – Sara de Swart’ bezoekt, kan wel eens op het verkeerde been worden gezet. Het gaat hier niet om schilderijen rondom het thema ‘femme fatale, zo populair rond 1900, maar om de financiële situatie van Sara de Swart die haar kunstverzameling noodlottig werd.

Sara wordt in 1861 in Arnhem geboren en groeit daar op als enig kind in een welgesteld gezin. Haar vader Corstiaan de Swart is kunstschilder. In 1887 kan zij zich, door geld dat zij van haar moeder krijgt, in Amsterdam vestigen en beeldhouwlessen volgen. Daar komt ze in aanraking met de ‘Beweging van Tachtig’, een groep jonge dichters en schrijvers die zich afzetten tegen de moralistische literatuuropvattingen van hun voorgangers. In hun werken voeren impressionisme en naturalisme de boventoon. In de beeldende kunst zijn het onder anderen Isaac Israëls en George Hendrik Breitner die tot deze stroming behoren.

Sara de Swart

Sara de Swart in haar atelier in villa De Hoeve te Laren

Muze der Tachtigers

Sara is verzot op kunst. Ze houdt van schilder- en beeldhouwkunst, poëzie, literatuur en muziek. Ze ondersteunt jonge kunstenaars financieel door werk van hen aan te kopen, waardoor zij wel de ‘Muze der Tachtigers’ wordt genoemd. Ze koopt werk van onder anderen Breitner, Israëls, Jan Toorop, Jan Veth en Eduard Karsen. De laatste wordt zelfs verliefd op haar, maar vanwege haar lesbische geaardheid kan zij zijn liefde niet beantwoorden. Maar is Sara echt een inspiratiebron voor kunstenaars of alleen maar een geldschieter? In haar vriendenkring zijn er in die tijd ongetwijfeld personen die moeite hebben met haar levenswijze van onafhankelijke lesbienne.

Sara de Swart

Sara de Swart, Indische buffel, Collectie Kunsthandel Pygmalion

Haar interesse in kunst reikt verder dan Nederland alleen. In 1889 verhuist ze naar Parijs, waar ze kennis maakt met het werk van de Franse kunstenaars Emile Bernard, Auguste Rodin en de symbolist Odilon Redon. De laatste is met een indrukwekkend aantal prenten op de tentoonstelling vertegenwoordigd.

Haar eigen kunst, achter in een hoek van de zaal, is jammer genoeg niet echt prominent aanwezig. Sara en haar partner Emilie van Kerckhoff gingen veel op reis, onder anderen naar Nederlands-Indië, Japan, India en Egypte. De invloed van deze reizen is duidelijk te zien in de prachtige exotische bronzen beeldjes van Sara.

Sara de Swart

Sara de Swart, Naakte jongensfiguur met schildpad, circa 1900, Brons, Collectie Singer Museum Laren

De ondergang van de kunstverzameling

Vanaf 1909 raakt Sara in de financiële problemen en is ze genoodzaakt al haar kunst stukje bij beetje te verkopen. Vanaf 1918 vestigen zij zich op Capri in een huis dat Emilie laat bouwen. Sara is ondertussen door haar geld heen en verdient wat geld bij met het geven van boetseerlessen en de verkoop van haar beelden. Sara overlijdt in 1951.

De tentoonstelling legt de nadruk op Sara als kunstverzamelaar en niet als beeldhouwster. De titel slaat de plank enigszins mis. De verzameling is voor Sara verloren gegaan, maar de werken zijn nog steeds te zien. Het feit dat zij een ‘Muze’ wordt genoemd lijkt niet helemaal op zijn plaats. Meer aandacht voor haar eigen werk had haar de erkenning gegeven die ze verdient.

Sara de Swart
Kunst / Expo binnenland

Mecenas of muze? Wie was Sara de Swart?

recensie: Fatale kunst – Sara de Swart
Sara de Swart

Wie deze tentoonstelling alleen op de titel: ‘Fatale kunst – Sara de Swart’ bezoekt, kan wel eens op het verkeerde been worden gezet. Het gaat hier niet om schilderijen rondom het thema ‘femme fatale, zo populair rond 1900, maar om de financiële situatie van Sara de Swart die haar kunstverzameling noodlottig werd.

Sara wordt in 1861 in Arnhem geboren en groeit daar op als enig kind in een welgesteld gezin. Haar vader Corstiaan de Swart is kunstschilder. In 1887 kan zij zich, door geld dat zij van haar moeder krijgt, in Amsterdam vestigen en beeldhouwlessen volgen. Daar komt ze in aanraking met de ‘Beweging van Tachtig’, een groep jonge dichters en schrijvers die zich afzetten tegen de moralistische literatuuropvattingen van hun voorgangers. In hun werken voeren impressionisme en naturalisme de boventoon. In de beeldende kunst zijn het onder anderen Isaac Israëls en George Hendrik Breitner die tot deze stroming behoren.

Sara de Swart

Sara de Swart in haar atelier in villa De Hoeve te Laren

Muze der Tachtigers

Sara is verzot op kunst. Ze houdt van schilder- en beeldhouwkunst, poëzie, literatuur en muziek. Ze ondersteunt jonge kunstenaars financieel door werk van hen aan te kopen, waardoor zij wel de ‘Muze der Tachtigers’ wordt genoemd. Ze koopt werk van onder anderen Breitner, Israëls, Jan Toorop, Jan Veth en Eduard Karsen. De laatste wordt zelfs verliefd op haar, maar vanwege haar lesbische geaardheid kan zij zijn liefde niet beantwoorden. Maar is Sara echt een inspiratiebron voor kunstenaars of alleen maar een geldschieter? In haar vriendenkring zijn er in die tijd ongetwijfeld personen die moeite hebben met haar levenswijze van onafhankelijke lesbienne.

Sara de Swart

Sara de Swart, Indische buffel, Collectie Kunsthandel Pygmalion

Haar interesse in kunst reikt verder dan Nederland alleen. In 1889 verhuist ze naar Parijs, waar ze kennis maakt met het werk van de Franse kunstenaars Emile Bernard, Auguste Rodin en de symbolist Odilon Redon. De laatste is met een indrukwekkend aantal prenten op de tentoonstelling vertegenwoordigd.

Haar eigen kunst, achter in een hoek van de zaal, is jammer genoeg niet echt prominent aanwezig. Sara en haar partner Emilie van Kerckhoff gingen veel op reis, onder anderen naar Nederlands-Indië, Japan, India en Egypte. De invloed van deze reizen is duidelijk te zien in de prachtige exotische bronzen beeldjes van Sara.

Sara de Swart

Sara de Swart, Naakte jongensfiguur met schildpad, circa 1900, Brons, Collectie Singer Museum Laren

De ondergang van de kunstverzameling

Vanaf 1909 raakt Sara in de financiële problemen en is ze genoodzaakt al haar kunst stukje bij beetje te verkopen. Vanaf 1918 vestigen zij zich op Capri in een huis dat Emilie laat bouwen. Sara is ondertussen door haar geld heen en verdient wat geld bij met het geven van boetseerlessen en de verkoop van haar beelden. Sara overlijdt in 1951.

De tentoonstelling legt de nadruk op Sara als kunstverzamelaar en niet als beeldhouwster. De titel slaat de plank enigszins mis. De verzameling is voor Sara verloren gegaan, maar de werken zijn nog steeds te zien. Het feit dat zij een ‘Muze’ wordt genoemd lijkt niet helemaal op zijn plaats. Meer aandacht voor haar eigen werk had haar de erkenning gegeven die ze verdient.

Judith versus Edith
Kunst / Expo binnenland

Judith versus Edith; Twee vrouwen rond het fin de siècle

recensie: Klimt-Schiele
Judith versus Edith

De tentoonstelling over Gustav Klimt (1862-1918) en Egon Schiele (1890-1918), nu te zien in het Gemeentemuseum Den Haag, beslaat slechts vier zalen. In twee zalen bevinden zich de eyecatchers. In de ene zaal wordt het decadente portret van Judith I (1901) getoond, geschilderd door Klimt; in de andere het eenvoudige portret van Edith (1915) gemaakt door Schiele. Waarom is aan deze twee werken een speciale tentoonstelling gewijd?

Fin de siècle

In het Wenen van het fin de siècle draait het allemaal om het verschil tussen openbaar gedrag, dat onberispelijk moet zijn, en de wereld achter gesloten deuren, waar van alles mag. Van mannen wordt verwacht dat zij eerst in hun eigen onderhoud kunnen voorzien, alvorens in het huwelijksbootje te stappen. Dat gebeurt zo rond vijfentwintig jarige leeftijd. Voor die tijd zoekt hij zijn genot en vertier in andere regionen, maar vooral bij prostituees. Er wordt geschat dat negentig procent van de mannelijke bevolking in die tijd gebruik maakte van deze diensten. Klimt en Schiele vormen hier geen uitzondering op. De gemeenschappelijke obsessie van Klimt en van Schiele is de vrouwelijke seksualiteit.

Judith versus Edith

Gustav Klimt: Judith I, 1901, Olieverf en verguldsel op doek. Österreichische Galerie Belvedere © Belvedere, Vienna

Judith

De eerste twee zalen zijn gedecoreerd met geometrische patronen in zwart en wit. Aan de wanden hangen tekeningen van met name vrouwen van de kunstenaars Kokoschka, Klimt en Schiele. Er bevindt zich maar één tekening in kleur. Vanuit zaal twee is er een opening naar de derde zaal. Een overgang van strakke geometrie naar een schemerige boudoirachtige sfeer. De wanden zijn gedecoreerd met verlichte parfumflesjes met als decoratie een fragment van ‘het schilderij’. Want daar hangt ze dan, de beroemde Judith, die zojuist een moord heeft gepleegd. Groot is het schilderij niet, het heeft maar een afmeting 84 bij 42 centimeter en is geschilderd met olieverf en bladgoud. Het beeld wordt omkaderd door een goudkleurige lijst met bovenin de namen Judith and Holofernes. De verwachting is iets veel groters naar aanleiding van het Bijbelse verhaal van de Joodse Judith uit het Oude testament. Er is geen zwaard en geen tent te zien in het schilderij. Ook het hoofd van Holofernes is maar vaag rechts onderin te zien. Het gaat hier ook niet om het Bijbelse verhaal, het is de bedoeling dat alleen Judith de aandacht op zich vestigt. De vrouw die Klimt inspireerde tot het schilderij Judith was de Joodse vrouw Adèle Bloch-Bauer. Wat je hier ziet is een moderne vrouw, weergegeven als een femme fatale, halfnaakt, een extatische blik in haar ogen, een Weens kapsel en met een gouden collier de chien rond haar nek.

Judith versus Edith

Egon Schiele: Portret van Edith (vrouw van de kunstenaar), 1915 Olieverf op doek Gemeentemuseum Den Haag

Edith

De vrouw die Schiele inspireert is Edith Harm, dochter van een spoorwegmedewerker, waar hij in 1915 mee trouwt.  Hoewel hij juist bekend staat om zijn expliciet erotische naakten, schildert hij zijn vrouw in haar hoog gesloten huwelijksjurk. Die jurk maakte Edith zelf van de gestreepte gordijnen uit Schieles atelier. De wanden van de zaal zijn ook gedecoreerd met een zelfde soort gestreepte gordijnen, waardoor je een besloten gevoel ervaart. Edith staat er nogal houterig bij met haar armen slap langs haar lichaam. Een portret van een femme fragile, een brave echtgenote. Want hoe mooi een femme fatale ook is, je trouwt er niet mee.

Het gaat in deze tentoonstelling niet alleen om twee schilderijen, maar ook om de hele wereld erachter, het gedachtegoed van het fin de siècle en dan met name hoe de vrouw wordt gezien door de ogen van mannen. Ondanks dat blijft de vraag: ‘Had men hier niet iets meer van kunnen maken?’ Qua inrichting heel bijzonder, maar qua inhoud te summier.

Muziek / Reportage
special: Hacking Habitat en Holly Herndon

#Citizen

Hoe leef je als burger en als kunstenaar in de digitale werkelijkheid? Die vraag staat centraal in Hacking Habitat. In hoeverre ben je in staat de geschreven en ongeschreven regels van de online maatschappij te beïnvloeden, te omzeilen of naar je eigen hand te zetten? En wanneer je een manier hebt gevonden om met de technologie in je leven om te gaan, welke verantwoordelijkheden en vrijheden horen daar dan bij?

De expositie van de kunstmanifestatie Hacking Habitat is een verzameling van zeer gevarieerde kunstwerken. Een beeld van een dakloze 20-jarige Adolf Hitler staat naast tot blokken samengeperst metaal, dat ooit het jacht van dictator Franco was. In een andere kamer staan honderd speakers die elk een ander soort pijn laten klinken: geweeklaag, gehuil, gesnik, geschreeuw en gejammer. Zó overheersend dat de bezoeker er maar moeilijk aan kan ontsnappen. In de diversiteit van kunstwerken is de expositie duidelijk geslaagd.

Wat is burgerschap?

De centrale vraag die Hacking Habitat stelt, draait om citizenship in een digitale maatschappij. In het rondetafelgesprek dat voor de opening georganiseerd is – eigenlijk is het meer een presentatie van personen, want een discussie blijft uit – blijkt dat er vele manieren zijn om met dit citizenship om te gaan. Toch schijnt er een consensus te bestaan: in de moderne, dynamische maatschappij is burgerschap iets vloeibaars. De ‘gemeenschap’ wordt niet langer bepaald door geografische beperkingen, maar door de keuze ergens bij te horen. Het internet, sociale media en de steeds groter wordende invloed van digitale media en communicatie hebben een wereld gecreëerd waarin in de burger zélf zijn maatschappij(en) kiest.

Birgitta Jónsdóttir is van de aanwezigen wellicht het meest actief binnen de wereld die Hacking Habitat tentoonstelt. De IJslandse poetician, zoals ze zichzelf omschrijft, is sinds 1995 als dichter werkzaam op het internet, zit sinds 2009 in het IJslands parlement, was in 2012 mede-oprichter van de IJslandse Piratenpartij en is ook nog eens betrokken bij het beruchte Wikileaks. Het zijn háár woorden die de consensus in het rondetafelgesprek, over wat een ‘gemeenschap’ is, het best beschrijven. Jónsdóttirs instelling reflecteert dit: als parlementslid is zij niet bang om haar baan te verliezen, zo stelt ze. En dat is een insteek die ervoor zorgt dat ze haar eigen gemeenschap kan creëren, waardoor ze zonder binding met een achterban haar idealen kan nastreven – een situatie die door de digitale wereld mogelijk wordt gemaakt.

Preken voor eigen parochie

Een tegenwerping die wordt gemaakt, is dat die vloeibaarheid van gemeenschap eigenlijk niet meer is dan een samenkomen van gelijkgestemden. Jezelf omringen met anderen die dezelfde idealen en ideeën hebben, kan worden gezien als een vorm van escapisme. Maar, zo stelt de Amerikaanse componiste en musicienne Holly Herndon, Hacking Habitat is exact dat: een samenkomst van gelijkgestemden.

De expositie is inderdaad een voorbeeld van zo’n ad-hoc gemeenschap. Veel kunstwerken worden pas betekenisvol als de bedoeling geëxpliciteerd is. Vaak is het niet het kunstwerk op zich dat een betekenis draagt, maar de contextualisering van het werk en de duiding van de intentie van de kunstenaar. Het geheel wordt daardoor minder toegankelijk voor iedereen die niet tot de gemeenschap behoort waarbinnen de kunst geproduceerd is. Hoewel de expositie daardoor een gecompliceerd geheel wordt, kan deze ontoegankelijkheid en noodzaak tot overpeinzing en framing van de kunstwerken op persoonlijk niveau als een pluspunt worden beschouwd. Als bezoeker moet je je steeds verplaatsen in anderen, proberen deel uit te maken van een andere gemeenschap. Zo dwingt Hacking Habitat je tot vloeibaar burgerschap.

Holly Herndon

Holly Herndon, die ‘s avonds het podium betreedt in de Hertz-zaal van Tivoli Vredenbrug, beantwoordt de centrale vragen van Hacking Habitat met haar muziek, visueel ondersteund door videokunstenaar Mat Dryhurst. Die muziek is een indrukwekkende mix van vocale intimiteit en oncompromisloze digitale hoekigheid. Haar composities, die lijken te evolueren in een continu tweegesprek met haar apparatuur, gaan over de interactie van mens tegen machine, mens met machine, mens als machine. Haar ijle, etherische stem werkt als een menselijk contrapunt tegenover de elektronische klanken uit haar laptop, trekken het publiek mee in de vraagstukken en verwonderingen over haar relatie met technologie.

De visuele kunst van Mat Dryhurst sluit hier thematisch naadloos bij aan. Bureau’s met computers worden getransformeerd tot abstracte landschappen met een geheel eigen geografie, waar een kluwe van maskers en sloten zich een weg door heen baant als in een Katamari-game. Dryhurst verbeeldt hiermee overtuigend de tegenstellingen tussen de wijdsheid van onze verbondenheid en de gesloten omgeving van onze eigen private space. Tussendoor spreekt hij het publiek in korte text-messages toe, gebruikt hij zijn webcam om zichzelf live te projecteren in de digitale beelden, en is zelfs de cursor van de muis waarmee hij zijn beelden manipuleert grote delen van de show prominent zichtbaar in beeld. Hierdoor betrekt hij het publiek expliciet bij zijn creatieproces, waardoor de toeschouwer het gevoel krijgt dichter bij de artiesten op het podium te komen.

Stoelen zijn raar

Als speciale gast Birgitta Jónsdóttir het woord tot ons richt, is haar aanwezigheid alleen al bijna genoeg om het optreden een extra lading van cyber-engagement mee te geven. Haar gedicht over de rol van hacking als weerwoord tegen onderdrukking, machtsmisbruik en onrecht geeft zelfs een activistische boodschap mee aan de meer emotionele, persoonlijke muziek van Herndon. Daarmee past ook deze spontane samenwerking weer perfect in de thematiek van Hacking Habitat, waarin burgerschap en identiteit geen vaststaande waarden zijn, maar vloeibare bestaansvormen, die elkaar informeren en beïnvloeden.

De keuze voor de Hertz-zaal met zitplaatsen maakt het voor het publiek lastig om mee te gaan in de bij momenten toch zeer dansbare ritmes van Holly Herndon. Met de in elkaar overlopende composities van Herndon is het eerste half uur van het optreden hierdoor een beetje een oefening in concertetiquette. Weer is het Mat Dryhurst die het ijs wat breekt door ons in text-messages aan te moedigen te klappen en – als we willen – ook te dansen. ‘Chairs are weird.’ Daar heeft hij een punt. Maar misschien is het bij de doorvlochten muziek van Herndon juist een verrijking als het publiek die rustig zittend tot zich kan nemen, in plaats van dansend, juichend en klappend. Het versterkt de introverte benadering van Herndon, die paradoxaal genoeg zorgt voor een intieme sfeer waarin ook de buitenstaander meer voeling kan krijgen met de complexe materie die Hacking Habitat aan haar publiek presenteert.

Makkelijke antwoorden zijn er niet in de steeds complexere digitale samenleving, en de manifestatie mag gecomplimenteerd worden met haar durf moeilijke vragen te stellen. Vragen die terugkomen in het optreden van Herndon. Maar vooral vragen die de bezoeker dwingen mee te gaan in een zoektocht naar een vorm van ‘gemeenschap’, of een meervoud daarvan. Het is uiteindelijk Holly Herndon die er het best in slaagt haar publiek een intieme deelgenoot te maken van die zoektocht.

Anuli Croon
Kunst / Kunstboek

In your face

recensie: Anuli Croon - Patterns of life/Levenspatronen
Anuli Croon

In Patterns of life/Levenspatronen, het oeuvre-overzicht van de Rotterdamse kunstenares Anuli Croon, wordt de mens een wanhopig personage in een beperkte ruimte. Hier geldt overeind blijven en elkaar vasthouden als een fundamentele overlevingsstrategie.

Het is de stilte in het werk van Anuli Croon die tegelijkertijd oorverdovend genoemd kan worden. De vormen in de grote schilderijen lijken zich zwijgend tot de toeschouwer te verhouden, terwijl de kleurschakeringen in lawaaierige samenstellingen de geschilderde ruimte vullen. De overheersende stilte wordt extra benadrukt door mensfiguren die het vlak bevolken en met lege hoofden de geluidloosheid bevestigen.

Anuli Croon

Mug & City IV, 180 x 150 cm. 2013

Anonimiteit

Het doek Mug & City IV toont twee figuren, waarbij de een door de ander in een soort heimlichgreep gehouden wordt. De willoze houding van de voorste persoon contrasteert met de stevige greep van de achterste. Is dit een levensreddende omhelzing of een vijandige worsteling? Croon laat op een indringende manier zien hoe de verstilling tot verwarrende scènes leidt. De ogenschijnlijke apathie van haar personages kan zowel uit liefde als uit strijd voortgekomen zijn.

Het is vooral de afwezigheid van gezichtsuitdrukking die de afstandelijke sfeer versterkt. Hoofden zonder ogen, zonder mond of neus, lijken zich terug te trekken in een anonimiteit die de vraag oproept of deze mensen zich überhaupt iets van elkaar aantrekken. Armen en handen daarentegen zijn overal aanwezig. Er wordt meer dan normaal aangeraakt, vastgegrepen en omhelsd. Alsof deze wereld voorbijgaat aan zintuiglijke communicatie en het enkel moet stellen met een fysieke toenadering.

Anuli Croon

Architectural construction VI, 180 x 225 cm. 2008

Filmstroken

Croons strakke schilderwerk maakt haar technische werkwijze direct herkenbaar. De door middel van sjablonen en stempels opgebouwde composities staan meestal voor een decor van uitbundige patronen dat doet denken aan voorbijflitsende filmstroken. De drukte op de achtergrond isoleert de verstilde menselijkheid en maakt dat de diverse lagen in dit werk samenkomen in een geforceerd, maar daardoor juist fascinerend totaalbeeld.

Ook als Croon niet voor een menselijke verbeelding kiest en op puur abstracte wijze haar composities maakt – zoals in Architectural construction VI – is de gelaagdheid van de oppervlakte van een bijzondere kwaliteit. De strakke voorstellingen, het lijnenspel en de kleurrijke patronen geven deze werken een duidelijk architectonische sfeer. De ‘gebouwde’ ruimtes worden begrensd door fraai gedecoreerde wandvlakken en bieden een doorkijk naar weer andere ruimtes. Het is een spel met structuur, licht en ritme dat door de kunstenaar op virtuoze wijze wordt gespeeld en dat ook in het driedimensionale werk tot uitdrukking komt.

Claustrofobisch

Op enkele foto’s in deze uitgave is goed te zien hoe het werk van Anuli Croon zich verhoudt tot de ruimte waar het aan de muur hangt. De grote mensfiguren en maskers, in hun haast claustrofobische kadrering, vullen de kamers en zalen met een monumentale atmosfeer. Smartelijke gezichtsuitdrukkingen en uitgestoken, rondtastende handen verdringen zich voor het raamwerk waarin de kunstenaar ze gevangen heeft gezet.

Dat effect wordt grotendeels weggenomen door de robuuste opmaak van dit boekje. De krappe marges en forse plaatsing van de separate schilderijen – weinig witruimte rondom – maakt dat er nauwelijks omgeving is om de bijzondere ruimtelijkheid van dit werk te ervaren. Het is aan de kijker om afstand te nemen en zelf een tussenruimte te creëren. Voldoende aanleiding om Croons kunst in werkelijkheid te gaan zien.

Titel: Anuli Croon – Patterns of life/Levenspatronen
Uitgever: Jap Sam Books
Aantal pagina’s: 128
Prijs: € 25,00
ISBN: 978 94 90322 59 5

Karel Appel
Kunst / Expo binnenland

Mag het ietsje meer zijn?

recensie: Karel Appel Retrospectief
Karel Appel

Het is even schrikken bij binnenkomst van de tentoonstelling in het Gemeentemuseum Den Haag: de film ‘De werkelijkheid van Karel Appel’ (1961) van Jan Vrijman, met de beroemde quote ‘Ik rotzooi maar wat an’, is weer eens van stal gehaald. Wat wil dat zeggen over wat wordt getoond?

 

Het bevestigt in de eerste plaats het haast romantische idee dat de kunst van Karel Appel uit het niets kwam; de niet chronologisch maar thematisch opgezette expositie begint als het ware in media res, met de dik geverfde doeken waar Appel bij het grote publiek bekend om is geworden. Alsof er niets aan vooraf is gegaan: geen Van Gogh-achtig korenveld, geen haast impressionistisch dorpsgezicht.

Karel Appel

Karel Appel, Mijn Moeder, 1963, olieverf op doek, 150 x 120 cm © Karel Appel Foundation, c/o Pictoright Amsterdam 2015

Stijlbreuken en voorgangers

Op die manier valt de nadruk op de moderne Appel met zijn stijlbreuken, die er zo’n beetje per decade waren. Waarbij de doeken uit de jaren negentig van de vorige eeuw nog steeds – of weer? – even dik zijn, zoals Naakt in zwart-wit no. 2 (1990). Hoewel het portret van Gertrude Stein (1982) aanmerkelijk dunner is opgebracht.
Maar aan de andere kant wordt duidelijk gemaakt, dat Appel ook in de traditie stond van kunstenaars die hij bewonderde. En dat geeft de tweeslachtigheid van de opzet van dit retrospectief aan. In een portret uit 1945 herkennen we het lange gelaat van Modigliano, het doek Mensen in beroering (1961) is zuiver expressionistisch, in een Landschap met wiel (1980) zien we Van Gogh terug, en in een Japans landschap (1997) tenslotte zweeft een Chagall-achtige wolk of figuur door het beeld.

Karel Appel

Karel Appel, Wolk: Zwarte Wolken boven de Stad (Triptiek), 1984, olieverf op doek, 203 x 345 cm © Karel Appel Foundation, c/o Pictoright Amsterdam, 2015

Voorstudies en klassieke thema’s

Met dat landschap (let op het klassieke thema!) is nog iets anders aan de hand. In een kabinet even verderop in de tentoonstelling stuit de bezoeker op een klein werk zonder titel in acrylverf en acrylstift op drukwerk uit hetzelfde jaar. Het (b)lijkt een voorstudie voor het Japanse landschap te zijn. En zulke verbanden treft de oplettende kijker meer aan. Waarmee maar gezegd wil zijn, dat Karel Appel helemaal niet zomaar wat aan rotzooide, maar op basis van (voor)studies precies wist wat hij deed.
Wat niet wegneemt, dat er behalve klassieke thema’s als naakt, portret, landschap/stadsgezicht, er ook zalen zijn waarin we voor Appel bekendere thema’s tegenkomen als kinderen, psycho-pathological art (zijn belangstelling voor Outsider Art), kind, dieren en Cobra. Want daar kun je als curator toch niet omheen.

Karel Appel

Karel Appel, De ongewenste dynamische sprong in de geluidloze ruimte van het paard, 2000, mixed media sculptuur, 144,8 x 162,6 x 243,8 cm, Collectie Musée d’Art Moderne de la Ville de Paris, France © Karel Appel Foundation, c/o Pictoright Amsterdam, 2015

Veel en weinig

Dat is alles bij elkaar natuurlijk best veel: een kunstenaar tonen die zowel modern is als in de traditie staat in zevenenzestig schilderijen en meer dan zestig tekeningen. En niet te vergeten met twaalf beelden, zoals de grootse assemblage De ongewenste dynamische sprong in de geluidloze ruimte van het paard (2000). Waarbij het vooral een kleurrijk werk met sterke lijnen als Visage-paysage no. 9 (1977) is dat mobieltjes met camera laat klikken. Maar wat je mist zijn behalve vroege (en overigens ook meer late) werken, ook bijvoorbeeld keramiek en één of meer decorstukken die hij voor een opera zoals Noach (1984) van Guus Janssen maakte. Dat gemis dringt door als je voor het prachtige, kleurrijke doek De zondvloed uit hetzelfde jaar staat.
Het is met andere woorden veel moois wat er te zien valt, maar bij een alomvattende, verwachtingsvolle titel als Retrospectief ter gelegenheid van het feit dat Appel tien jaar geleden overleed, verwacht je uiteindelijk toch ietsje meer. Een volgende keer dan?

Francesca Woodman
Kunst / Expo binnenland

Klassieke foto’s met niet alleen naaktheid als onderwerp

recensie: Francesca Woodman – On being an Angel
Francesca Woodman

Rondlopend in een tentoonstelling waarbij je weet dat de maker vlak na de laatst getoonde werken zelfmoord pleegde bestaat het gevaar van hineininterpretieren, maar het is te makkelijk Woodmans expositie alleen te zien als druipend van tragiek.

Wanneer de kunstenaar in een video toont hoe ze een van haar werken maakt is het, na de serene zwart wit foto’s tot dan toe, een schok om haar volkomen natuurlijke blije uitroep te horen over de uitkomst ervan: ‘Oh, I’m really pleased!’  Ook is het gek om aan het einde van de reeks zwart-witte naaktfoto’s ineens kleurenfoto’s te zien, waarin ze kleding draagt.
Een andere serie die ze kort voor haar dood maakte is weer in zwart-wit en toont hoe ze met de natuur bezig is: berkenschors die ze over haar polsen draagt, bijvoorbeeld, of de foto waarin ze haar haar precies zo opgestoken heeft dat het lijkt op een schelp. Licht, compositie, vormen, de natuur imiteren – kortom: dit is niet alleen een tragisch verhaal van een jong gestorvene, Woodman was tweeëntwintig- maar ook een kunstenaar die zeer bedreven was in het uitoefenen van de klassieke principes.

Francesca Woodman

Francesca Woodman, From Space, 1976
© Betty and George Woodman

Een naakt lichaam in een oud huis

Bijna alle foto’s van Woodman zijn zelfportretten. Ze maakte veel ervan in een oud huis, waarin het zonlicht de ruimte krijgt. Het zijn series waarin ze dingen onderzoekt, zoals in een glazen terrarium opgesloten zitten. Of de reeks met model Charlie, die opgeblazen condooms vasthoudt, of: Polkadot: de stippenjurk die steeds meer opengaat.
De reeks begint met een eerste zelfportret op haar dertiende, waar ze in een nonchalante en stoere houding poseert maar toch verborgen, met haar haren over haar gezicht. Ze draagt een witte kabeltrui, losse broek, heeft haar vrije hand losjes over de leuning van de stoel hangen. Opvallend in deze eerste foto is al de sterke schaduw en het felle zonlicht. De rest van de tentoonstelling toont dat ze zich daarnaast vooral bezig zal gaan houden met naaktheid en het lichaam.

Francesca Woodman

Francesca Woodman, Self-Deceit # 1, 1978
© Betty and George Woodman

Krachtig, kwetsbaar of sexy?

Een aantal videobeelden die ook worden getoond voegen aan deze tentoonstelling echt iets toe. Je hoort haar stem, die de foto’s als het ware tot leven brengt. Het is alsof je met haar in dat huis bent  en erbij bent als ze de foto’s maakt die je aan de muren ziet hangen. Ze laat namelijk zien hoe ze het doet.
Ook zijn er video’s die zelf kunstwerken zijn. Zoals de film waarin je water hard en onprettig op de houten vloer ziet en vooral hoort kletteren. Of de film die toont hoe ze een foto van haar naakte lichaam op ware grootte voor haar naakte lichaam houdt en verscheurt. Erbij draagt ze nog wel een masker met haar eigen gezicht erop. Het geeft een vreemd exhibitionistisch effect.

Francesca Woodman

Francesca Woodman, Untitled, 1979
© Betty and George Woodman

Wat betekent dat exhibitionisme? De foto’s zijn namelijk niet alleen krachtig en afgrijselijk kwetsbaar maar ook mooi en sexy. Als je, met terugwerkende kracht, uitgaat van een kwetsbaar iemand zou je haar exhibitionisme kunnen zien als zelfhaat en roekeloosheid. Maar wanneer je uitgaat van een sterk iemand die plezier heeft in wat ze doet kan het juist kracht en durf zijn. Los van de sluimerende tragiek-interpretatie is dit in elk geval een tentoonstelling die op een zorgvuldige manier een echt goede, klassieke kunstenaar presenteert.

Isa Genzken
Kunst / Expo binnenland

Invloedrijk oeuvre inventief gepresenteerd

recensie: Recensie Isa Genzken – Mach dich hübsch!
Isa Genzken

Een künstler’s künstler wordt op een inventieve manier gepresenteerd: de overzichtstentoonstelling van Isa Genzken in het Stedelijk Museum zorgt ervoor dat de bezoeker terug kan kijken op een gevarieerd oeuvre, dat op zijn best verwart en op zijn slechtst irriteert.

In de eerste zaal is voor je neergezet: een groot kader, als een middeleeuws triptiek maar dan minstens drie meter hoog en zonder inhoud; een lijst. Daar loop je recht op af. Er omheen zijn te zien: een bronzen cupidobeeldje met een koptelefoon en een discman, een aantal bustes van de Egyptische godin Nefertiti op een sokkel; telkens anders gestyleerd, panelen die tegen de wand staan met daarop plaatjes van werken uit de canon (Dürer, Caravaggio, Leonardo da Vinci), pilaren met aluminiumfolie eroverheen – ze spiegelen, zodat de bezoeker zichzelf erin ziet – en daarvan is ook een tweedimensionale variant tegen de muur aan gezet: planken met aluminiumfolie bedekt. Het is de installatie die Genzken speciaal voor deze expositie maakte en waarmee ze de bezoeker welkom heet in haar werk.

Isa Genzken

Isa Genzken, Zwei Lampen, 1994, lacquer on wood, 200 x 92 cm. Collection Stedelijk Museum Amsterdam © Photo Stedelijk Museum Amsterdam

Materialen uitproberen

Deze eerste indruk zet de toon: deze kunstenaar geeft de bezoeker weinig houvast, noch in tekst of uitleg bij haar werk, noch in een duidelijke lijn in de expo. Daarbij maakt ze niet altijd gebruik van ‘prettig’ materiaal: de onnatuurlijkheid van de plastic gevonden voorwerpen die ze inzet en haar neonkleurige objecten wekken weerstand op.

Lopende door de rest van de zalen wordt duidelijk wat voor media Genzken nog meer toepast: er zijn films, er is ‘light research’; het uitzoeken van hoe het licht weerkaatst op zwarte en witte glanzende lakverf op hout, er zijn objets trouvée, zoals de megawereldontvanger die op een witte sokkel is gezet. Er zijn opengereten bankstellen, opgehangen aan het plafond, er staan kleine kuipstoeltjes met daarin gepropte ‘mensjes’ van kleding en plastic opgesteld. Genzkens oeuvre bestaat uit het uitproberen van allerlei materialen, uit ramen en kaders, uit spiegeling, uit het citeren van de canon.

Isa Genzken

Isa Genzken, Fenster, 1990, concrete and steel, 257.5 x 88 x 77 cm. Collection Charles Asprey, London © Photo courtesy the artist and Galerie Buchholz, Cologne/Berlin/New York

Installatie

Enige uitleg is wel nodig en die geven de zaalteksten dan ook, maar ze geven geen interpretatie. Er wordt op haar carrière teruggekeken als bij een diashow: dit was toen en toen, dat was daar en daar, en that’s it. Doch hebben haar werken titels die veel verraden, die agressief kunnen zijn of poëtisch, zoals de zaal waarin betonnen kaders op sokkels werden gezet, de installatie die ‘Fenster’ wordt genoemd en waarvan de titel is: ‘Iedereen heeft minstens één raam nodig’.

Deze tentoonstelling is een sortering, niet een duiding. Daarbij is die sortering mooi gemaakt: in plaats van een chronologische presentatie werd gekozen voor het gebruiken van het oeuvre zelf als nieuw materiaal en is de gehele tentoonstelling zelf, dus door het leggen van kruisverbanden, opnieuw een installatie.

Isa Genzken

Isa Genzken, Schauspieler, 2013, mannequin, stool, shoes, wig, wood, fabric, plastic and metal, dimensions variable. Collection Syz, Geneva © Photo courtesy the artist and Galerie Buchholz, Cologne/Berlin/New York

Geen ruimte voor interpretatie

Waarom doet ze dit eigenlijk? Dit is de op zich al interessante vraag die deze kunstenaar oproept. Een antwoord zou kunnen zijn: zij verzamelt, sowieso voor haarzelf, maar ook voor het publiek. Een andere observatie kan zijn dat het maakproces en het proces van inspiratie in haar geval gelijk staat aan het eindresultaat zelf.

Een tweede vraag die Mach dich hübsch! oproept is hoe kritisch ze nu werkelijk is. Genzken wordt gezien als iemand die op subtiele wijze maatschappijkritiek levert, maar is dat wel zo? De kunstenaar wil misschien simpelweg tonen wat zij ziet als ze om zich heen kijkt. De zalen van het Stedelijk laten dat slim zien, omdat de bezoeker met weinig informatie nauwelijks kans krijgt om te interpreteren, zodat er er des te meer ruimte overblijft om gewoon maar te kijken.

 

 

Kunst / Expo binnenland

Licht op Dordrecht

recensie: Nieuwe gezichten op Dordrecht

Door de eeuwen heen vormt Dordrecht het decor voor veel kunstenaars die de bijzondere ligging van de stad bewonderen. De vele gezichten van Dordt, meestal vanaf het water gezien, vormen een inspiratiebron die schilders en tekenaars moeilijk kunnen weerstaan.

Kunstverzamelaar en Dordtenaar Dirk Berghout zag in 2005 de tentoonstelling Dromen van Dordrecht in het Dordrechts Museum: geschilderde stadsgezichten uit de periode 1850 tot 1920. Hij besloot een aantal hedendaagse kunstenaars opdracht te geven hun visie op Dordrecht te verbeelden. Het resultaat is een smaakvolle expositie met verschillende uitingen, een zeer gevarieerd beeld van de historische stad.

Licht op Dordrecht

Ronald Zuurmond: Water in de windstille hoek van een haven, 2014 Collectie D. Berghout Dordrecht

Impressionistische waterpartij

Het in 1651 geschilderde Gezicht op Dordrecht van Jan van Goyen – in 2008 door het museum aangekocht – vormt een mooie opmaat naar de tentoonstelling. Van Goyen weet, vanuit een bootje op het water, een sfeervol tafereel samen te stellen dat vooral de trots van de dan nog jonge Republiek uit moet stralen. De dertien kunstenaars die nu hun licht op de stad laten schijnen, hebben het klassieke stadsfront grotendeels achter zich gelaten en bezien Dordrecht met een brede, soms verrassende blik.

Het werk van Ronald Zuurmond zorgt voor zo’n verrassing. Zijn verbeelding van de stad beperkt zich tot een oppervlakte van een paar vierkante meter: Water in de windstille hoek van een haven. In de impressionistisch weergegeven waterpartij zorgen vooral de details voor een prachtig samenspel tussen werkelijkheid en abstractie. De essentie van Dordrecht ligt hier niet in de robuuste kerktoren en omliggend stadssilhouet maar in dat wat de stad groot heeft gemaakt: het water.

Licht op Dordrecht

Koen Vermeule: Gezicht op Dordrecht, 2014 Collectie D. Berghout Dordrecht

Dreigend en hoopvol

De Duitse Carola Schapals neemt wat meer afstand van het water maar kiest ook voor een bijzondere invalshoek. Haar Perfect place to meet in Dordrecht (zie titelafbeelding) toont een stenen havenhoofd met op de achtergrond een rij flatgebouwen. De sfeer is somber, luguber zelfs, met groot gevoel voor drama op het doek gezet. Fraaie kleurschakeringen op de voorgrond en op de betonnen muur maken deze non-plek nog enigszins leefbaar en een perfecte hang-out voor Dordtse jongeren.

Koen Vermeule combineert zijn hedendaagse visie op de stad wel met de toren en bijbehorende gevelpatronen. In zijn bekende handschrift van grote contrasten en minimaal kleurgebruik laat hij de oplichtende atmosfeer een dubbel gevoel uitstralen. De onbestemde uitdrukking is zowel dreigend als hoopvol en lijkt de stad te doen balanceren op de verbinding tussen historie en toekomst. Overigens is Vermeule de enige kunstenaar die zich heeft gerealiseerd dat een stad juist bestaat uit de mensen die er in figureren.

Licht op Dordrecht

Pere Llobera, 2014 Collectie D. Berghout Dordrecht

Lichtval op water

Ook de ruige natuur van de Biesbosch is een inspiratiebron om Dordrecht te verbeelden. Hugo Tieleman zoomt in op de wilde begroeiing langs modderige waterstromen, een krachtig schilderij vol beweging en bruisende natuur. De Spanjaard Pere Llobera heeft twee kleine wijnkistjes opgehangen, gebruikt als palet, waarop hij haast achteloos een wonderschoon beeld heeft geschilderd. In enkele verfstreken komt hij tot de kern: schip, water, oever en de stad nauwelijks zichtbaar. Zijn grote, voor deze tentoonstelling ingeleverde View over Oude Maas hangt er verloren naast, in níets vergelijkbaar met deze spontaan beschilderde paneeltjes.

Dat een groot deel van de ruimte is gevuld met meer traditionele stadsgezichten is geen verrassing. Verzamelaar Dirk Borghout heeft uiteraard ook uit eigen bronnen geput en laat zich kennen als liefhebber van het realistische genre van kunstenaars als Leo Brand en Theo de Feyter. De virtuoze ambachtelijkheid van deze werken staat vooral de uitdaging tot vernieuwing in de weg.

De intieme tentoonstelling blijkt een oer-Hollandse gemene deler te hebben: de kunstenaars richten zich op de verbeelding van de stad maar verlustigen zich stuk voor stuk in de weergave van het waarneembare licht. Het is opmerkelijk hoe de vormen van lichtval op het water – hoofdzakelijk in grijstonen en met weinig kleurgebruik – deze samenstelling van kunstwerken tot een bijzondere ervaring maken.

Winter in Teylers
Kunst / Expo binnenland

DOOR WEER EN WINTER

recensie: Echte winters. Het winterlandschap in de negentiende eeuw
Winter in Teylers

‘Winteren zal het dit jaar niet meer’ kopt het weerbericht in een landelijk dagblad. Nee, concludeert een bezoeker in het Teylers Museum te Haarlem, ‘voor echte winters moet je naar het museum’. Naar het Teylers, waar de tentoonstelling Echte winters is te zien. Met negentiende-eeuwse Nederlandse winterlandschappen.

Winter in Teylers

Andreas Schelfhout: Winterlandschap, 1846, collectie Teylers Museum

Het is voor alles een romantische tentoonstelling, in verschillende betekenissen van het woord: als levensvisie, als kunstperiode. In de eerste plaats door de haast sentimentele afbeeldingen van echte winters met veel sneeuw en ijspret. En prachtig roze-oranje winterluchten zoals Andreas Schelfhout (1787-1870) en Louis Apol (1850-1936), één van de meesters van de Haagse School die als geen ander konden schilderen.

Ruïnes en armoede

Maar ook romantisch in de weergave van een kapotte molen, zoals Wijnand Nuijen (1813-1839) die op het doek zette. Molens kwamen veelvuldig voor op winterlandschappen uit de negentiende eeuw, maar ze kapot afbeelden was een zeldzaamheid en doet denken aan ruïnes zoals Van Ruisdael ze in de Hollandse barok schilderde.

En tenslotte wordt er in dit verband in Haarlem ook aandacht geschonken aan een derde aspect dat je tot de romantiek kunt rekenen: de ellende die een winterinval betekende voor veel mensen in de negentiende eeuw.

Winter in Teylers

Anton Mauve, kudde schapen met herder in de sneeuw, Gemeentemuseum Den Haag

De lange 19de eeuw

De samenstellers van de tentoonstelling in Haarlem hebben gekozen voor het concept van de zogenaamde lange negentiende eeuw. Dat wil zeggen dat ze deze laten doorlopen tot aan de Eerste Wereldoorlog; de tentoonstelling wordt afgesloten met een schilderij van Jan Mankes (1889-1920). Het is een doek dat vooruit wijst naar de abstractie die eraan zit te komen. Maar eerlijk is eerlijk: deed Anton Mauve (1838-1880) dat met zijn atmosferisch aandoende, haast als vlakken weergegeven schapen in de sneeuw eigenlijk ook al niet?

winter in Teylers

Andreas Schelfhout: Winterlandschap met bevroren vaart, ijsvermaak, 1838, Teylers Museum

Volledig beeld

Conservator Michiel Plomp probeert in deze tentoonstelling een haast volledig beeld van de winter in de negentiende-eeuwse schilder-, prent- en tekenkunst te geven. Zo ontbreken ook personificaties van de winter als de nadagen van het menselijk leven niet. Ook wordt aandacht besteed aan een actueel gegeven als klimaatverandering. Daarbij wordt aangegeven dat de klimaatverandering eigenlijk al in de negentiende eeuw begon als gevolg van de industriële revolutie. Slechts een enkel voorwerp (gedecoreerde schaatsen, een slee) vult de keuze van de schilderijen aan. Dat maakt dat de tentoonstelling rust uitstraalt en dat het uitgangspunt (de echte winter) goed tot zijn recht komt.
Al zouden in dit kader foto’s een welkome aanvulling kunnen zijn geweest. Juist de zwart-witfotografie uit de negentiende eeuw is in staat de nuances van diepzwart ijs en blank witte sneeuw krachtig weer te geven. Overigens staan in de catalogus wel een paar foto’s afgedrukt.

winter in Teylers

Jan Jacob Spohler: Winterlandschap met twee molens, Teylers Museum

Catalogus

De rijk geïllustreerde catalogus vormt een mooie aanvulling voor wie alles over het genre ‘winterlandschap’ vanaf de Gouden Eeuw (Avercamp, Van Goyen, Van Ruisdael) tot en met de lange negentiende eeuw wil weten. Curator Plomp vraagt zich hierin onder meer af hoe het komt dat de meeste van de Haagse School-schilders zich niet zo voelden aangetrokken tot het genre. Hij concludeert dan dat we ‘vooralsnog het antwoord schuldig moeten blijven’. In Haarlem vallen wel enkele mooie specimen in de Haagse School-traditie te zien. Deze ‘wintertooneelen’ komen in deze zorgvuldig samengestelde, eerste tentoonstelling over ‘de winter’ in de negentiende-eeuwse kunst goed tot hun recht.

Kunst / Expo binnenland

Verfrissende blik

recensie: The Glasgow Boys - Schots impressionisme 1880-1900

Het Drents Museum in Assen vormt korte tijd het thuis voor de Britse kunstenaarsgroep ‘The Glasgow Boys’. Het Schotse impressionisme dat aan het eind van de negentiende eeuw furore maakte is voor het eerst in honderd jaar in een overzichtstentoonstelling te zien buiten Groot-Brittanië.

De zogenaamde ‘Glasgow Boys’ zetten zich af tegen de gevestigde orde. Ze wilden een nieuwe, frisse schilderkunst van landschappen en figuren creëren, los van opsmuk. Zij vonden het waard om het doodnormale te verbeelden, vaak op grote doeken. Zo heeft een van de pioniers, James Guthrie, een werk gemaakt van een meisje dat ganzen begeleidt naar een nieuwe weide. Er is eigenlijk niets opmerkelijks op dit werk te zien, het is heel alledaags, en dat maakt het juist zo mooi.

Knippen en plakken 2.0

George Henry, Het middaguur, olieverf op doek, 1885. Particuliere collectie. Foto: Drents Museum

George Henry, Het middaguur, olieverf op doek, 1885. Particuliere collectie. Foto: Drents Museum

In de tentoonstelling is aandacht voor de verschillende inspiratiebronnen die de kunstenaars hadden. ‘The Boys’ trokken erop uit in de vrije natuur van Schotland en Frankrijk. Hun opleiding volgden ze voornamelijk bij Parijse ateliers, maar educatieve reizen naar Japan waren ook niet uitzonderlijk. Ze maakten zich verschillende stijlen eigen en namen Franse thema’s uit het destijds moderne leven over. Het werken in de buitenlucht en de schetsachtige werkwijze die een impressie van de werkelijkheid wilde overleveren, namen de Schotten ook over van de Fransen. De naturalist Bastien Le-Page was een van hun iconen, hij is daarom ook nadrukkelijk aanwezig in de tentoonstelling. Het naturalisme was een geliefde stijl bij ‘The Glasgow Boys’, wat terug te zien is in de natuurgetrouwe landschappen en beelden van het boerenleven. Een voorbeeld hiervan is het werk van James Guthrie, waarin hij een verstild moment van het nostalgische plattelandsleven vast heeft gelegd. In warme aardetinten is een meisje te zien dat kolen oogst. ‘The Boys’ keken ook naar de Haagse School, waardoor er ook werken van onder andere Anton Mauve, Jozef Israëls en Matthijs Maris te bewonderen zijn. Verschillende invloeden uit diverse landen en streken overnemend, wisten de ‘Boys’ toch een eigen, frisse en vernieuwende stijl te vormen.

Stap in de goede richting

Edward Atkinson Hornel, The Goatherd, olieverf op doek, 1889, Glasgow Museums Kelvingrove. Foto: Drents Museum

Edward Atkinson Hornel, The Goatherd, olieverf op doek, 1889, Glasgow Museums Kelvingrove. Foto: Drents Museum

De opbouw van de tentoonstelling is erg helder. De inspiratiebronnen worden weergeven en er is zelfs een leuke zijstap naar het prentenkabinet, die de werkmethode van de mannen laat zien aan de hand van hun tekeningen. Bij een deel van de groep was het werk halverwege de jaren tachtig van de negentiende eeuw al wat decoratiever. Uiteindelijk gingen de kunstenaars George Henry en Edward Hornel hier mee door en zagen steeds meer af van de naturalistische weergave. Ze wilden meer vanuit de verbeelding werken. De groepsleden volgden steeds meer hun eigen weg aan het einde van de jaren tachtig. In de tentoonstelling is er ook de mogelijkheid om verschillende paden te bewandelen. Er is voor gekozen om dit uiteenlopen van stijlen in de tentoonstelling te verwerken. Hoewel dit een risico is wat betreft het overzicht, heeft dit erg goed uitgepakt.

Met deze tentoonstelling heeft het Drents Museum Schotland tijdelijk haar grootste schatten ontnomen. De chronologisch opgebouwde tentoonstelling is overzichtelijk, maar bovenal ook inzichtelijk. Inzichtelijk in de, niet bij iedereen bekende ‘Glasgow Boys’, die met deze tentoonstelling een welverdiend eerbetoon krijgen.