Tag Archief van: Kunst

Kunst / Expo binnenland

Kunstenaar met een sociale boodschap

recensie: Johan van Hell, op klare toon

In Museum MORE te Gorssel is momenteel een tentoonstelling gewijd aan de kunstenaar en musicus Johan van Hell (1889-1952). De tentoonstelling draagt zijn naam met als toevoeging ‘Op klare toon’. Deze ‘klare toon’ heeft zowel betrekking op zijn werk als beeldend kunstenaar als op zijn werk als musicus. Bij een musicus is die toon wel duidelijk, maar hoe uitte hij dit in zijn schilderwerk en grafiek?

Johan van Hell werd geboren in Amsterdam en volgde daar zijn schilder-, teken- en muzieklessen. Naast het schilderen, was hij tot aan zijn dood werkzaam als tekenleraar op diverse scholen. Verder speelde hij regelmatig als invaller klarinet in het Concertgebouworkest en gaf hij klarinetlessen bij hem thuis. Vanaf 1918 raakte hij actief betrokken bij de Arbeiders Jeugd Centrale (AJC), de jongerenbeweging van de SDAP. De AJC was een socialistische jeugdbeweging, die tot doel had de arbeidersjeugd op te voeden en te ontwikkelen. Hij maakte pamfletten en affiches. In zijn werk probeerde hij kunst voor iedereen toegankelijk te maken, door een herkenbare wereld van alledag te tonen.

Johan van Hell

Opkomend onweer, 1921

Ontwikkeling in stijl

De tentoonstelling geeft in drie zalen een mooi overzicht over het leven van Van Hell. Er wordt aandacht besteed aan zijn vroege en latere schilderwerk, zijn grafiek en zijn liefde voor muziek. Dit laatste komt tot uitdrukking door de vele schilderijen waarop muzikanten worden afgebeeld. Tot ongeveer 1925 schilderde Van Hell voornamelijk portretten en landschappen, waarin hij duidelijk nog op zoek is naar zijn eigen stijl. Daarna is er een verandering te zien in zowel zijn manier van schilderen als de keuze van zijn onderwerp. Zijn thematiek hangt nauw samen met zijn socialistische overtuiging en zijn werkzaamheid tijdens de crisisjaren (1929-1940). Van Hell schilderde deze beelden in zijn eigen gestileerde stijl. Hoewel zijn geometrische composities raakvlakken hebben met De Stijl en het Constructivisme, blijven zijn figuren herkenbaar. Dat had ook te maken met het feit dat kunst voor hem toegankelijk moest blijven voor de gewone mens. Vanaf 1940 kiest Van Hell voor meer levendige en gedetailleerde schildertrant. De tentoonstelling zet hiervan een goed overzicht neer. Je ziet duidelijk de tijdgeest van deze jaren in Amsterdam. Van Hell portretteerde de mensen van de straat. Vaak maakte hij ook litho’s van zijn schilderwerken, om ze toegankelijk te maken voor minder draagkrachtigen.

Straatmuzikanten,1930 Collectie Stedelijk Museum Amsterdam

Straatmuzikanten, 1930, Collectie Stedelijk Museum Amsterdam

Crisisjaren

Het schilderij Man met sandwichbord uit 1922 is het eerste werk waar Van Hell zijn betrokkenheid bij de arme stedeling laat zien. Lopen met een sandwichbord doe je alleen als de nood groot is. Amsterdam wordt op dat moment geteisterd door armoede en werkeloosheid. Het is een somber schilderij. De houding van de man en zijn gezicht laten een en al treurigheid zien. De klompen verwijzen naar armoede, die droeg je alleen als je geen geld had om schoenen te kopen. Het gezicht van de man, de achtergrond, de straat en de klompen tonen duidelijk kubistische invloeden.

De wereldwijde economische crisis die in 1929 ook Nederland trof, veroorzaakte veel werkloosheid.
Vooral arbeiders werden getroffen. De werklozensteun die zij kregen was laag en daarom probeerden zij op allerlei manieren wat bij te verdienen, bijvoorbeeld als straatverkoper, acrobaat of muzikant. De schilderijen: Olieman (1928), Straatmuzikanten (1930), Acrobaten ( 1935) en Fruitkar (1936) tonen duidelijk zijn stijl en thematiek in heldere kleuren.

Fruitkar, 1936, Collectie Stedelijk Museum Amsterdam

Fruitkar, 1936, Collectie Stedelijk Museum Amsterdam

Op klare toon

Van Hell gaf door middel van zijn onderwerpkeuze duidelijk zijn socialistische opvattingen weer. Een combinatie van verhalende kunst weergegeven in heldere kleuren, vorm en inhoud. Hij liet geen groot oeuvre achter, omdat hij aan zijn dubbele talent, kunst en muziek, evenveel aandacht schonk. Ondanks het feit dat zijn werk geen vrolijk onderwerp heeft, wekken de meeste werken, door veel gebruik van felle primaire kleuren, geen verdrietige emoties op.

Kunst / Expo binnenland

Kunstenaar met een sociale boodschap

recensie: Johan van Hell, op klare toon

In Museum MORE te Gorssel is momenteel een tentoonstelling gewijd aan de kunstenaar en musicus Johan van Hell (1889-1952). De tentoonstelling draagt zijn naam met als toevoeging ‘Op klare toon’. Deze ‘klare toon’ heeft zowel betrekking op zijn werk als beeldend kunstenaar als op zijn werk als musicus. Bij een musicus is die toon wel duidelijk, maar hoe uitte hij dit in zijn schilderwerk en grafiek?

Johan van Hell werd geboren in Amsterdam en volgde daar zijn schilder-, teken- en muzieklessen. Naast het schilderen, was hij tot aan zijn dood werkzaam als tekenleraar op diverse scholen. Verder speelde hij regelmatig als invaller klarinet in het Concertgebouworkest en gaf hij klarinetlessen bij hem thuis. Vanaf 1918 raakte hij actief betrokken bij de Arbeiders Jeugd Centrale (AJC), de jongerenbeweging van de SDAP. De AJC was een socialistische jeugdbeweging, die tot doel had de arbeidersjeugd op te voeden en te ontwikkelen. Hij maakte pamfletten en affiches. In zijn werk probeerde hij kunst voor iedereen toegankelijk te maken, door een herkenbare wereld van alledag te tonen.

Johan van Hell

Opkomend onweer, 1921

Ontwikkeling in stijl

De tentoonstelling geeft in drie zalen een mooi overzicht over het leven van Van Hell. Er wordt aandacht besteed aan zijn vroege en latere schilderwerk, zijn grafiek en zijn liefde voor muziek. Dit laatste komt tot uitdrukking door de vele schilderijen waarop muzikanten worden afgebeeld. Tot ongeveer 1925 schilderde Van Hell voornamelijk portretten en landschappen, waarin hij duidelijk nog op zoek is naar zijn eigen stijl. Daarna is er een verandering te zien in zowel zijn manier van schilderen als de keuze van zijn onderwerp. Zijn thematiek hangt nauw samen met zijn socialistische overtuiging en zijn werkzaamheid tijdens de crisisjaren (1929-1940). Van Hell schilderde deze beelden in zijn eigen gestileerde stijl. Hoewel zijn geometrische composities raakvlakken hebben met De Stijl en het Constructivisme, blijven zijn figuren herkenbaar. Dat had ook te maken met het feit dat kunst voor hem toegankelijk moest blijven voor de gewone mens. Vanaf 1940 kiest Van Hell voor meer levendige en gedetailleerde schildertrant. De tentoonstelling zet hiervan een goed overzicht neer. Je ziet duidelijk de tijdgeest van deze jaren in Amsterdam. Van Hell portretteerde de mensen van de straat. Vaak maakte hij ook litho’s van zijn schilderwerken, om ze toegankelijk te maken voor minder draagkrachtigen.

Straatmuzikanten,1930 Collectie Stedelijk Museum Amsterdam

Straatmuzikanten, 1930, Collectie Stedelijk Museum Amsterdam

Crisisjaren

Het schilderij Man met sandwichbord uit 1922 is het eerste werk waar Van Hell zijn betrokkenheid bij de arme stedeling laat zien. Lopen met een sandwichbord doe je alleen als de nood groot is. Amsterdam wordt op dat moment geteisterd door armoede en werkeloosheid. Het is een somber schilderij. De houding van de man en zijn gezicht laten een en al treurigheid zien. De klompen verwijzen naar armoede, die droeg je alleen als je geen geld had om schoenen te kopen. Het gezicht van de man, de achtergrond, de straat en de klompen tonen duidelijk kubistische invloeden.

De wereldwijde economische crisis die in 1929 ook Nederland trof, veroorzaakte veel werkloosheid.
Vooral arbeiders werden getroffen. De werklozensteun die zij kregen was laag en daarom probeerden zij op allerlei manieren wat bij te verdienen, bijvoorbeeld als straatverkoper, acrobaat of muzikant. De schilderijen: Olieman (1928), Straatmuzikanten (1930), Acrobaten ( 1935) en Fruitkar (1936) tonen duidelijk zijn stijl en thematiek in heldere kleuren.

Fruitkar, 1936, Collectie Stedelijk Museum Amsterdam

Fruitkar, 1936, Collectie Stedelijk Museum Amsterdam

Op klare toon

Van Hell gaf door middel van zijn onderwerpkeuze duidelijk zijn socialistische opvattingen weer. Een combinatie van verhalende kunst weergegeven in heldere kleuren, vorm en inhoud. Hij liet geen groot oeuvre achter, omdat hij aan zijn dubbele talent, kunst en muziek, evenveel aandacht schonk. Ondanks het feit dat zijn werk geen vrolijk onderwerp heeft, wekken de meeste werken, door veel gebruik van felle primaire kleuren, geen verdrietige emoties op.

Boeken / Non-fictie

Kritisch kijken dankzij kunst

recensie: Amy E. Hermans - De kunst van het observeren

In Amy Hermans De kunst van het observeren draait alles om het zien wat anderen niet zien. Aan de hand van kunstwerken toont Herman hoe we kunnen leren op details te letten en hoe we die vaardigheid vervolgens kunnen gebruiken in ons dagelijks leven.

Herman schreef haar boek naar aanleiding van de cursussen die ze aan allerhande groepen, waaronder de FBI, medici, justitie en het ministerie van Buitenlandse Zaken, geeft. Door samen aandachtig naar kunst in de breedste zin van het woord te kijken leert ze haar cursisten op een nauwlettende manier te observeren. Hiermee beoogt ze dat mensen niet enkel goed naar kunst kijken, maar ook naar de wereld om hen heen.

Oog voor detail

Iedere lezer – of die nu scherp is of zich veel laat ontgaan – zal tijdens het lezen van dit boek voorbeelden tegenkomen die hem of haar steil achterover doen slaan. Herman geeft je de opdracht een schilderij zo goed mogelijk in je op te nemen en daarbij te letten op alle details. Toch kan ze vervolgens nog punten aanwijzen die je hoogstwaarschijnlijk over het hoofd hebt gezien. Herman heeft het vermogen haar scherpe observaties op creatieve wijze over te dragen op haar lezers.

Hermans boodschap is niet uniek; oog voor detail hebben geldt in het algemeen als een waardevolle eigenschap. Het gaat dan ook met name om de manier waarop Herman dit brengt. Het gebruiken van kunst als methode is bijzonder en zeer treffend; kunst leent zich bij uitstek voor verschillende interpretaties.

Water bij de wijn

Ondanks dat Herman een goed verhaal heeft, lijkt ze de lezer hier toch voortdurend van te moeten overtuigen door middel van verhalen over ex-studenten. Zelfs zo veelvuldig dat het storend wordt. Niet vaak genoeg kan ze vertellen over de wendingen die de levens van haar leerlingen hebben genomen nadat ze haar cursus gevolgd hebben. Niet alleen zijn het betere waarnemers geworden, ze zijn ook nog eens een stuk zelfverzekerder tijdens moeilijke gesprekken, om maar wat te noemen. Enige bescheidenheid zou Herman niet misstaan.

Een ander punt van kritiek betreft de lengte van het boek. Zoals veel populair wetenschappelijke titels had ook De kunst van het observeren een stuk beknopter gekund. Hermans lessen zijn erg boeiend maar toch verliest ze vaart door haar materiaal eindeloos uit te spinnen. Zo hadden de vier delen van het boek (Beoordelen, Analyseren, Formuleren en Aanpassen) allemaal makkelijk in één hoofdstuk gepast. In plaats daarvan weidt ze uit in meerdere hoofdstukken die soms min of meer hetzelfde uitleggen (zij het met andere kunstwerken). Zonde, want de kern van Hermans betoog is ijzersterk.

picasso
Kunst / Expo binnenland

Klei, glazuur en vuur

recensie: Picasso aan zee - Keramiek & Sculptuur
picasso

Op dit moment toont het Museum Beelden aan Zee de tentoonstelling Picasso aan zee – Keramiek & Sculptuur. Toepasselijker kan bijna niet. In 1946 verbleef de Spaanse kunstenaar Pablo Picasso (1881-1973) zes maanden aan de Middellandse Zee. Daar lag de bakermat voor zijn keramische oeuvre van na 1947. Tevens is er een bijbehorende catalogus onder dezelfde titel te verkrijgen.

Bij binnenkomst sta je direct tegenover een foto van Picasso op het strand, waar hij bezig is een vorm in het zand te tekenen. Het zou zomaar een warme dag op het Scheveningse strand kunnen zijn. Een warme sfeer, die ook tot uitdrukking komt in de tentoongestelde keramiek met zijn mediterrane vormen en kleuren in glazuur.

Madoura

picasso

Femme Agenouillée, 1950. 29 cm hoog. Coll. Musée National Picasso, Parijs © RMN Grand Palais musée Picasso, Parijs. Gérard Blot

In 1946 verbleef Picasso een aantal maanden op het kasteel Grimaldi (nu Picasso-museum) in Antibes aan de Franse Rivièra. Tijdens zijn verblijf besloot hij de pottenbakkerstentoonstelling in het nabijgelegen Vallauris te bezoeken. Hij was bijzonder geïnteresseerd in de stand van Suzanne en Georges Ramié, die daar hun Madoura keramiek toonden. Hij bezocht hun pottenbakkerij waar hij een workshop volgde en drie werken maakte. Later kwam hij terug om te kijken hoe de stukken tevoorschijn waren gekomen. Hij was zo tevreden over het resultaat, dat hij meer wilde maken. Vanaf dit moment keerde Picasso vaak terug naar Vallauris, waar hij in 1949 zelf een huis kocht. In de loop der jaren (1945-1960) ontstonden er vele vazen, potten, kannen en borden van zijn hand.

Tanagrabeeldjes

Tanagra is een Griekse stad in het zuidoosten van Boeotië (Midden-Griekenland). Het is ook de vindplaats van de uit de vierde eeuw voor Christus daterende zogenoemde Tanagra-beeldjes. Dit zijn kleine beeldjes van terracotta, die daar, voornamelijk in graven, werden gevonden. Meestal stellen ze staande of zittende vrouwen voor. Picasso liet zich door deze beeldjes inspireren om zijn eigen ‘Tanagra’ te maken. Hij liet de plaatselijke meesterpottenbakker uit Vallauris, Jules Agard, traditionele vaasvormen vervaardigen, die hij zelf in de natte klei bewerkte door er allerlei vormen aan toe te voegen. Zo stelde hij uit de hals van een traditionele vaas, een op de zij gedraaide amfora en een voetstuk ‘Uil’ (1947-1948) samen. Het oor van de amfora vormt een vleugel. Zo ontstonden zijn eigentijdse beeldjes, gebaseerd op de Griekse oudheid.

Thematiek en techniek

picasso

‘Tanagra au long cou’, 1947-1948, 28.5 cm hoog, Coll. Musée Antibes, © Succession Picasso 2016, Photo © imageArt, Claude Germain

De thema’s die Picasso voor zijn keramiek gebruikte zijn, net als in zijn overige oeuvre, van grote eenvoud. Buiten vrouwenfiguren, komen ook dieren vaak voor. Als Spanjaard was Picasso gek op stierenvechten, dat ook in Zuid-Frankrijk een zeer geliefde bezigheid was. Stieren, paarden en picadors zijn dan ook als decoratie op zijn keramische werk te vinden. Maar ook vogels, vissen en geiten decoreren zijn werken.
Picasso leerde de grondbeginselen van het decoreren van aardewerk in de Madoura-pottenbakkerij. Toen hij die eenmaal onder de knie had, begon hij zijn eigen ontwerpen te realiseren en fantasierijke variaties te maken op de bestaande vaste productie van Madoura. Hij beeldhouwde en schilderde in klei. Maar eenmaal in het vuur, ging het regelmatig mis. Het bleek dat sommige elementen dikker moesten worden gedraaid. Picasso’s uitgangspunt was, dat zijn ontwerpen geen gebruiksvoorwerpen waren om bijvoorbeeld olie of water in te bewaren, maar puur als plastische vorm moesten functioneren. Ook in de keramische technieken probeerde Picasso zoveel mogelijk de traditie van de klassieke oudheid te doen herleven.
Naast de keramiek zijn nog een aantal sculpturen te bewonderen. Soms in brons en soms als objects trouvés (gevonden voorwerpen).
Al met al een heldere, ruim opgezette tentoonstelling met een verrassend warme en zonnige uitstraling, die benieuwd maakt naar de bijbehorende catalogus.

Catalogus

In deze gelijknamige en tweetalige (Nederlands en Engels) uitgave zijn de tentoongestelde werken terug te vinden met meer achtergrondinformatie. De catalogus heeft een mooie lay-out en sterke foto’s. De teksten zijn wat minder boeiend. Na een tamelijk saai voorwoord van Jan Teeuwisse over de aanloop tot deze tentoonstelling van, volgt het artikel ‘Picasso’s keramiek: Een nieuw artistiek avontuur’ van Picassodeskundige Marilyn McCully. Zij schrijft over de eerste jaren van Picasso’s werk bij de Madoura pottenbakkerij en de ontdekkingen die hij deed op structureel en technisch gebied. De drukfout op pagina 43 werkt nogal storend. Daarna volgt nog een artikel van de kunsthistoricus en -criticus Jean-Louis Andral over Picasso in Antibes. Hoewel de titel anders is: ‘Picasso in Antibes’, bevat het weinig nieuwe informatie in vergelijking met het voorgaande artikel. Overigens komt de prijs- en kwaliteitsverhouding wel overeen.

 

Titel: Picasso aan zee. Keramiek en sculptuur
Auteurs: Andral, J-L. & McCully, M. & Teeuwisse, J. & Bürgi, M. (2016)
Uitgever: Waanders uitgevers Zwolle
ISBN 9789462621114
Prijs: € 19,95.
Beoordeling: 3 sterren

Kunst / Expo binnenland

KLEINE EXPOSITIE MET MEERWAARDE

recensie: Dick Ket – magisch tekenaar

Het Museum Arnhem bezit de grootste collectie werken van Dick Ket (1902-1940) in Nederland. Dat het museum mooie tentoonstellingen kan maken is ook bekend. In een kleine, maar fijne expositie wordt nu voor het eerst ingezoomd op de tekenkunst van de jong gestorven kunstenaar. Getoond worden tekeningen, voorstudies en brieven. Soms in combinatie met een schilderij.

Stijl

Wat gaandeweg de tentoonstelling duidelijk wordt, is de stilistische ontwikkeling die Ket in zijn werk heeft doorgemaakt. De donkerte van het water met de Twee snoeken (1924) ademt nog helemaal de sfeer van de negentiende eeuw, net als de Uitgebloeide zonnebloemen (1928-’29). Toch valt in het Interieur Eusebiuskerk te Arnhem uit dezelfde tijd (1926) al een kentering te bespeuren. Je proeft er niet de sfeer van een kerkinterieur van een Bosboom in, maar het licht valt op de horizontale, schetsmatig weergegeven banken, en het verticale van de preekstoel en de pilaren. Net als Ket deed op zijn tekening Haven van Hoorn: een horizontale kade met verticale masten. Op die manier kijkt hij stilistisch vooruit.

Dick Ket, Hynches-Schumacherstilleven, krijt op karton, 1937. Collectie Museum Arnhem. Marc Pluim

Dick Ket, Hynches-Schumacherstilleven, krijt op karton, 1937. Collectie Museum Arnhem. Marc Pluim

Tijdens zijn studietijd bij Kunstoefening in Arnhem experimenteerde hij verder. De invloed van het futurisme, expressionisme en art nouveau wordt zichtbaar. De thematiek van Twee steenbokken (1923) doet op het eerste gezicht denken aan de paarden van Marc, maar de snelheid die eruit spreekt en de sterke, voor Ket afwijkende lijnen wijzen eerder naar het futurisme.
Kunsthandel Van Lier, die in 1933 in Amsterdam de eerste solotentoonstelling met Kets werk organiseerde, plaatste hem in de context van het magisch realisme dat in die tijd opgang deed in de personen van Willink, Koch, Hynckes en Schumacher. Onder die noemer werd Ket bekend.
De eerste naoorlogse directeur van het Museum Arnhem legde zijn focus op het magisch realisme, waardoor niet alleen de omvangrijke Ket-collectie ontstond, maar waardoor deze ook in de context van het magisch- en neorealisme kan worden getoond.

Thematiek

Portret van Nel Schilt met zelfportret van de kunstenaar op de achtergrond, potlood, houtskool en bister op karton, 1934. Collectie Centraal Museum

Portret van Nel Schilt met zelfportret van de kunstenaar op de achtergrond, potlood, houtskool en bister op karton, 1934. Collectie Centraal Museum

Gaandeweg wordt ook zichtbaar dat de impact die een aangeboren hartafwijking op Kets leven en werk had toenam. Kon hij in zijn Hoornse tijd nog op pad met de tekenclub Ditubade, later ging dat meer. Hij ging over op het vastleggen van wat hij in zijn omgeving tegenkwam. Zo ontstonden zijn stillevens en (zelf)portretten.
Ontroerend zijn de twee vrouwenportretten die op de tentoonstelling staande op twee vitrines als het ware worden uitgelicht. Die van Nel Schilt (1934), zijn verloofde, en de schrijfster Agnes van Maas-van der Moer (1936). Zij toonden begrip voor wat hij in zijn kunst wilde zeggen. En ze vormden zijn contact met de buitenwereld. Overigens zou iets meer achtergrond bij deze vrouwen – immers een aandachtspunt van Museum Arnhem – best fijn zijn geweest en bijvoorbeeld de overeenkomsten tussen Van Maas’ schrijfstijl met de schilderstijl van Ket hebben kunnen aanstippen. Want die is er! Dat zou dan in een zaaltekst of een flyer hebben moeten gebeuren, want er is geen catalogus van deze kleine tentoonstelling.

Contact met de buitenwereld onderhield Ket ook door het schrijven van brieven. In de vitrines liggen enkele specimen, in een fraai handschrift geschreven. Vaak voorzien van leuke tekeningetjes, zoals we die ook uit Van Goghs brieven kennen. Naast deze brieven liggen er ook enkele reclamedrukwerkjes, boek- en bladmuziekomslagen, die een onbekende kant van Ket tonen.

Context

Dubbelportret van Dick Ket en zijn vader, zwart krijt en houtskool

Dubbelportret van Dick Ket en zijn vader, zwart krijt en houtskool op karton, 1938. Collectie Rijksmuseum

Fraai is de wijze waarop dit alles is opgehangen, neergelegd en neergezet. Niet alleen worden enkele tekeningen op één wand met een iets later gemaakt schilderij met dezelfde thematiek opgehangen, zoals de tekening Zeg het met bessen (ca. 1939) met het olieverfdoek Stilleven met bessen (1940) en het Dubbelportret met vader (ca. 1938) met Dubbelportret (1939-40) op doek, maar ook met enkele objecten die zijn geïnspireerd door het werk van Ket. Bij het bekende Zelfportret met groene fles (1927) staan bijvoorbeeld Bottles (2010-2014) van Klaas Kuiken, die in 2010 afstudeerde aan de ArtEZ Academie voor Beeldende Kunsten in Arnhem. Waarmee nog een ander aandachtspunt van het museum wordt aangestipt: hedendaagse vormgeving.

Zulke contexten, aanvullende memorabilia en glaskunst vormen de meerwaarde van deze kleine, fraaie expositie waarin aandacht wordt geschonken aan de tekenkunst van een schilder wiens werk je ten onrechte denkt te kennen.
Voor mensen die zelf ook eens willen proberen een zelfportret te tekenen, staat er in de laatste zaal een spiegel met een tekenblok erbij. Het levert, zo toont de achterkant van de scheidingswand richting restaurant, veel op. Dick Ket wordt zo indirect ook een beetje een inspirator voor niet alleen Kuiken, maar ook de bezoeker van deze tentoonstelling.

Kunst / Kunstboek / Non-fictie

Over kunst en engagement

recensie: Maarten Doorman - De navel van Daphne

Schrijver en filosoof Maarten Doorman gooit meteen de knuppel in het hoenderhok: ‘Het Rijksmuseum moet dicht’. En waarom dan wel? Omdat ‘het op het verleden is gericht.’

Al snel komt Nietzsche op de proppen met zijn opstel Over nut en nadeel van de geschiedenis voor het leven. Teveel oude kunst werkt verlammend. Bijvoorbeeld op de aandacht voor hedendaagse kunst.

Zelfs los van de beeldende kunst – ook Doorman maakt enkele van zulke uitstapjes – is dit te herkennen: twee muziekfestivals in twee bijna aaneengesloten weken in Utrecht, één met oude en één met moderne en hedendaagse muziek. Het Festival Oude Muziek verankerd in de culturele basisinfrastructuur met landelijke subsidie, de Gaudeamus Muziekweek (B-categorie) raakt, als het aan het Fonds Podiumkunsten ligt, de subsidie kwijt.

Gewicht en contragewicht

Maar het boek maakt een draai, want over oude versus hedendaagse kunst blijkt het toch niet primair te gaan. Wél over ‘het aloude probleem van engagement in de kunst.’ En natuurlijk wordt dan de vraag opgeworpen wat dit zegt ‘over onze tijd als die de dingen die nu gemaakt en bedacht worden niet serieus neemt.’ Komt dit doordat met het verdwijnen van de avant-garde de beeldende kunst veel van de urgentie, dat wil zeggen engagement, heeft verloren? Doorman is overtuigd door de visie van de Italiaanse arte povera-kunstenaar Michelangelo Pistoletto: totale vrijheid (autonome kunst) heeft als contragewicht verantwoordelijkheid en ambivalentie nodig. Terecht vult Doorman dit rijtje niet aan met ‘verbeelding’.

Hetzelfde geldt ook voor hedendaags toneel – een ander uitstapje – met regisseurs als Yael Ronen en Ola Mafalaani.
Tegenover de visie van Pistoletto staat die van Peter Bürger. Hij stelt in zijn studie Theorie der Avantgarde dat de avant-garde in hun geëngageerdheid zichzelf juist isoleert van de maatschappij doordat ze kunst van louter museale waarde produceert. Autonome kunst is met andere woorden de wereld ontvlucht. De historische rol van kunst lijkt uitgespeeld.

Lijkt – want je zou Doorman kunnen wijzen op het curatorschap dat architect Rem Koolhaas in 2014 bekleedde bij de Biënnale van Venetië, die bij uitstek hedendaagse kunst toont. Daar koos hij voor een andere insteek dan tot dan toe gebruikelijk was: hij koos voor het erfgoed. Een beetje flauw detail misschien, want het boek is een mooi, strak en sterk opgebouwd betoog dat zulke nuances best kan missen om helder over ’t voetlicht te kunnen brengen waar het de auteur primair om gaat.

Goede kunst

Toch heeft ook autonome kunst méér te vertellen over de wereld en de vraag hoe te leven, dan wordt vermoed. In die zin staat zij dan ook nooit volledig buiten de wereld, het leven en de maatschappij. Maar wat is dan het effect en is er wel sprake van goede kunst?
Als voorbeeld van zowel het één (geëngageerdheid) als het ander (goede kunst) noemt Doorman onder andere het werk van Yael Bartena en Ai Weiwei, van wie momenteel de solotentoonstelling #SafePassage in Foam Fotografiemuseum in Amsterdam valt te zien.
Kunst moet haar onafhankelijkheid bewaren van de markt, de overheid en een ideologie wil zij urgent blijven en ons laten zien hoe het principieel anders kan. Zonder – gelukkig – de traditie te verloochenen. Het Rijksmuseum mag blijven!

Boekgegevens

De navel van Daphne
Schrijver: Maarten Doorman
Uitgever: Uitgeverij Prometheus
Prijs: € 19,95
Bladzijden: 176, foto’s
ISBN: 978 90 351 4390 6

zeventiende eeuw
Boeken / Non-fictie

Durven denken

recensie: A.C. Grayling - De tijd van het genie. De zeventiende eeuw en de geboorte van het moderne denken
zeventiende eeuw

Het lijdt geen twijfel: intellectueel gezien was de zeventiende eeuw de belangrijkste die de mensheid ooit heeft gekend. Hoog tijd dus voor een waardig (en kloek) eerbetoon, uit de pen van een van de meest gerenommeerde intellectuelen uit Groot-Brittannië.

Stel je voor: het hele mensbeeld van de mensheid berust op het feit dat de aarde het centrum van het universum vormt. Logisch, aangezien de mens als kroon van de schepping wordt beschouwd. Maar dan komt Galilei met de wetenschappelijke verklaring dat de aarde rond de zon draait. Het waren deze en andere ontdekkingen en bevindingen die de zeventiende eeuw zo bijzonder maakten. Wellicht nooit was er zo’n concentratie aan intelligente en culturele weelde in de westelijke wereld. Naast Galilei had je Newton, Shakespeare, Bach, Händel, Rubens, Bacon, Spinoza, Caravaggio, Pascal enzovoort. Het beeld dat Grayling van die mensen schetst, is vaak erg ontnuchterend. Zo bleek Descartes, bekend om zijn ‘Ik denk dus ik ben’, een godvrezende man die wel heel bizarre dromen  – over buitenlandse meloenen, schimmen en luide knallen’ – had. En Bacon stierf dan weer aan een longontsteking, als gevolg van zijn experimenten om kip langer te bewaren door die met ijs te vullen.

Oude Wereld

In het tweede deel verliest het boek wel wat aan spankracht. Dit komt doordat Grayling iets te lang blijft stilstaan bij de – toegegeven, verwoestende – Dertigjarige Oorlog die in de zeventiende eeuw Europa teisterde (en in 1648 eindigde). Het is natuurlijk een beruchte contradictie met de intellectuele revolutie die aantoont tot wat de mens in staat is. En ook schetst het heel mooi de beklemmende sfeer die toen in de Oude Wereld heerste. Aan de andere kant staat het onderwerp van oorlog een beetje haaks op het hoofdthema van het boek.

Met De tijd van het genie presteert Grayling eigenlijk hetzelfde als Bill Bryson en diens Een kleine geschiedenis van bijna alles, maar dan louter gefocust op de zeventiende eeuw. Dit is een doorwrocht werk, rijk aan anekdotes en bol van de wetenschappelijke inzichten die op mensenmaat worden uitgelegd. Het boek bevat in het midden bovendien een heel verzorgd beeldkatern.

Bewijst of bewezen?

Wel nog een waarschuwing voor wie het boek openslaat en het openingscitaat van Thucydides leest. Daar staat ‘Geschiedenis is filosofie, bewijst met voorbeelden’. Een knoert van een schrijffout zou je denken – moet het niet ‘bewezen’ zijn? – maar dat klopt niet: ‘bewijst’ betekent hier gewoon ‘wijzer maken’. En zo valt er letterlijk op élke pagina wel iets te leren.

Kunst / Expo binnenland

GESPREK OVER VERLEDEN, HEDEN EN TOEKOMST

recensie: Sonsbeek ’16

Op het eerste gezicht lijkt het erop dat bij de kunstmanifestatie Sonsbeek ’16: transACTION de environment art uit de jaren zestig nieuw leven wordt ingeblazen. Maar bij nadere beschouwing is er meer aan de hand.

Sonsbeek16

Bakehouse van Alphons ter Avest. Foto: Maurice Boyer

Natuurlijk, de installaties in de twee centrale plekken, het park, dat is omgetoverd tot een heuse stad met dito gebouwen, en de kunstwerken in Museum Arnhem, reageren op de omgeving en de geschiedenis van de stad. Natuurlijk, er is gebruik gemaakt van bijvoorbeeld bomen uit de omgeving die toch gekapt hadden moeten worden. Zeker: bij zowat elk kunstwerk in park Sonsbeek staat iemand van de organisatie waarmee je in gesprek kunt gaan. En tenslotte: de tijdelijkheid van bijvoorbeeld Bakehouse van Alphons ter Avest gaat zover, dat het zichzelf in de loop van de expositie opstookt omdat het plataanhout ervan als stookhout wordt gebruikt wanneer er brood wordt gebakken en gedeeld.

Park Sonsbeek: transACTION

Het schepje dat er echter bovenop wordt gedaan, is de thematiek die het Indonesische curatorencollectief ruangrupa inbracht. Zij stellen gevoelig liggende thema’s aan de orde waarover in Nederland het gesprek nog niet echt wil vlotten. Wie weet dat één van de eerste reservaten van de Aboriginals in Australië ‘Arnhemland’ heet? Richard Bell refereert eraan met zijn Aboriginal embassy en White elephant. ‘Het zijn geen politieke statements, maar met deze kunstwerken wordt wel het gesprek op gang gebracht’, zegt één van de mensen bij de werken in het park.

Sonsbeek 16

Tiffany Chung: Lightboxes

Museum Arhem: transHISTORY

Het gaat ook verder dan wat Indonesiërs ‘nongkrong’ noemen, een woord dat terugkomt in een overdruk uit de Jakarta Post die in Museum Arnhem voor het grijpen ligt. Een woord dat oorspronkelijk louter ‘babbelen, kletsen’ betekent. In het museum vallen enerzijds werken op die onder meer het westerse kapitalisme bekritiseren, en anderzijds bijvoorbeeld de multimedia-installatie van Tiffany Chung, die zonder oordeel te geven foto’s toont van onder andere het verwoeste Homs.

Sonsbeek 16

Zbigniew Libera: Sensitive Police Officer

Heel dicht bij komen ook de indrukwekkende foto’s van de Poolse kunstenaar Zbigniew Libera. Hierin schuiven de beleving van heden, verleden en toekomst als het ware over elkaar heen, zoals op de foto waarop een politieman knielt op een stuk doodlopende rails. Het voert de beschouwer terug naar de Tweede Wereldoorlog, toen treinrails doodliepen in een concentratie- of vernietigingskamp. Maar het is duidelijk in het hier en nu gesitueerd, en Libera wil er volgens het SBTR-Actionbook bij Sonsbeek ’16 ook een apocalyptisch toekomstbeeld mee verbeelden. Behalve dat de foto’s je niet onberoerd laten, heb je het gevoel dat je er ook iets mee moet. Méér dan er alleen over in gesprek gaan. Juist: ACTION.

Sonsbeek 16

Eko Prawoto: Bamburst, Foto: Maurice Boyer

Ietsje meer dan dat

Tijdens Sonsbeek ’16 gaan lokalisering en gemeenschapsopbouw hand in had met de context van een geglobaliseerde wereld. De curatoren en de kunstenaars willen de problemen die daarmee gepaard gaan onder ogen zien en op z’n minst bespreekbaar maken.
En zoals in OXT van Kevin van Braak schoolklassen worden ontvangen, en in Eko Prawoto’s Bomburst kan worden getrouwd (het is immers een heuse stad, die in het park is opgebouwd), straalt deze editie van Sonsbeek, die behalve in het park en het museum ook plaatsvindt in de stad zelf en in Museum Bronbeek (het museum over de koloniale vaderlandse geschiedenis), ondanks alle zware thematiek toch ook iets optimistisch uit. En nu maar hopen dat dit, in tegenstelling tot de vele vergankelijke kunstwerken zelf, niet tijdelijk is!

Kunst / Reportage
special:

De megalomanie van Art Basel

Afgelopen donderdag opende de 47e editie van de prestigieuze kunstbeurs Art Basel. Verzamelaars, kunstenaars, galeriehouders, curatoren en velen anderen uit de kunstwereld reizen voor een paar dagen af naar Zwitersland om te kopen, te ontdekken, te kijken – en gezien te worden.

Art Basel

Satoshi Hashimoto, Pie Charts Everything and Others, 2014. Foto; Aoyama Meguro

Ontdekkingstocht

Nederland is aardig vertegenwoordigd in Basel, zowel in bezoekersaantallen,  geselecteerde kunstenaars als in de aanwezige galeries: alhoewel alleen Annet Gelink en Borzo op de hoofdbeurs staan, zijn er op de kleinere beurzen als Liste en Volta diverse andere galeries van Hollandse bodem te vinden. Die bescheidener beurzen zijn bovendien zeker niet minder de moeite waard om te bezoeken. Hier vind je misschien niet de explosie van giganten waaraan men op de hoofdbeurs snel gewend raakt, maar de mooie gebouwen en de intiemere sfeer van Volta en Liste zijn in zekere zin een verademing. Het is meer een ontdekkingstocht, mijns inziens toch een van de leukere aspecten van het kunst kijken. Er is meer ruimte voor experiment, verrassing en onverwachte presentaties in kelders en zolderruimtes. Zo stuit je in het bijzondere gebouw van de Liste-beurs op de humoristische ‘pie charts’ van Satoshi Hashimoto. En als je niet goed oplet kijk je zo over de verzameling miniatuur-sculpturen van Carlos Motta heen. De figuurtjes in homo-erotische poses kopieerde Motta van beeldjes die zijn gevonden tijdens de Spaanse verovering van Zuid-Amerika.

 

Art Basel

Rafael Lozano-Hemmer & Krzysztof Wodiczko, Zoom Pavilion, 2015.

Grootsheid

Niettemin is een bezoek aan de hoofdbeurs een interessante ervaring. De honderden galeries troeven elkaar minzaam af met Rothko’s, Lichtensteins en Kandinsky’s, en de bezoekers proberen elkaar niet in mindere mate te overtreffen met designeroutfits en gepolijste gezichten. Toch ervaar je na een paar uur een soort verdoofdheid, een symptoom van het stendhalsyndroom wellicht. De overdaad aan kunst en de duizelingwekkende bedragen waarvoor die verkocht wordt is eenvoudigweg niet te bevatten. Na een tijdje ontstaat dan ook het verlangen naar wat meer rust en ruimte.
Gelukkig wordt die behoefte ruimschoots vervuld door de magnifieke Unlimited-tentoonstelling. In de ruim opgezette show worden kolossale installaties, schilderingen en sculpturen afgewisseld met live performances en video-werken. Ook hier wordt je bijna omver geblazen door de omvang en intensiteit van de werken. Toch biedt de enorme hal zo’n ruimte dat je er met gemak uren kunt ronddwalen zonder moe te worden. Ook hier zijn grote en ruimschoots gevestigde namen vertegenwoordigd, waaronder Tracey Emin, Martha Rosler, Anish Kapoor en Ai Wei Wei.

Er wordt echter ook werk van relatief onbekende kunstenaars getoond. De thematiek van de werken loopt sterk uiteen waardoor een duidelijke rode lijn ontbreekt. Gelukkig zijn er veel afzonderlijke hoogtepunten in de tentoonstelling.

 

Art Basel

Jonah Freeman & Justin Lowe, Still uit The San San Trilogy, 2014-2016. Foto: Marlborough Fine Art Gallery.

Hypnotiserende films

Een van de highlights is The San San Trilogy van Freeman en Lowe: een surrealistische mix van documentaire en fictie. Vertrekpunt voor de film was de voorspelling van futurist Herman Kahn in 1967 dat de kustlijn tussen San Diego en San Franscisco zou uitgroeien tot één grote metropolis. Deze fictie gaat in de trilogie een geheel eigen leven leiden en wordt gevoed door inspiratie van de Zuid-Californische jeugdcultuur. De kunstenaars combineerden vervallen stadsbeelden met hypnotische reclames en overkoepelden het geheel met verschillende voice-overs. Het resultaat is een hypnotiserende totaal-installatie waaruit je moeilijk kunt ontsnappen.

Art Basel

Stan Douglas, Still uit Luanda-Kinshasa, 2013.

Een andere video waar je op vergelijkbare wijze in wordt gezogen, is Stan Douglas’ Luanda-Kinshasa. De zes uur durende film biedt een muzikaal intermezzo in de tentoonstelling waarbij het onmogelijk is stil te blijven zitten. Douglas maakte een magnifieke reconstructie van een fictieve opname-sessie in ‘The Church’, een legendarische muziekstudio in het Manhattan van de jaren ’70. De hedendaagse muzikanten weten middels setting, kleding en haardracht feilloos de sfeer neer te zetten van de toenmalige muziekscene en diens Afrikaanse wortels. De aanstekelijke beats van de schijnbaar eindeloze improvisatie – de film is in een loop gemonteerd – resoneren nog lang in je lichaam.

 

Art Basel

Ariel Schlesinger, Two Good Reasons, 2015. Foto: Galeria Minini.

Poëzie en surveillance

Een meer poëtische insteek wordt verschaft door de romantische installatie van Ariel Schlesinger. Two Good Reasons is een driedimensionaal gedicht, dat vervolgens weer vertaald is in geschreven poëzie. De twee witte vellen die als verlegen geliefdes om elkaar heen draaien, elkaar ontmoeten en weer hun eigen weg gaan voeren een betoverende cyclische dans op.
De lichtheid die dit werk bij de bezoeker teweegbrengt wordt echter rücksichtslos weggevaagd door de meest beangstigende installatie in de show. Bij het betreden van het Zoom Pavilion van Lozano-Hemmer en Wodiczko wordt je geconfronteerd met close-ups van je eigen gezicht, geregistreerd door roofzuchtige camera’s die worden gestuurd door gezichtsherkennende algoritmes. Het werk drukt ons met de neus op de rap voortschrijdende technologische ontwikkelingen, waar we liever niet te lang en te diep over nadenken.

Art Basel

Samson Young, Canon, 2015.

Op de terugweg valt op het laatste moment nog een half verborgen werk op: bovenop een van de centrale wanden staat een Aziatisch-uitziende man in uniform. Bij het zien van de figuur met microfoon komt de realisatie dat dit de bron is van de vogelgeluiden die je al veel eerder gehoord had. Het blijkt een ‘Long Range Acoustic Device’, een geluidskanon dat over een afstand van een kilometer individuele personen kan ‘neutraliseren’. Met deze wetenschap in het achterhoofd verlaat je als bezoeker enigszins geïntimideerd de tentoonstelling.

Een bliksembezoek van twee dagen aan Art Basel leidt tot inspiratie, maar maakt ook duidelijk hoe groot het verschil is tussen beurs en tentoonstelling. Hoe mooi de beurs-stands ook ontworpen zijn en hoe uitzonderlijk de werken die er hangen: een goede ervaring van kunst kan pas echt ontstaan in de juiste context, zoals Unlimited laat zien.

 

 

 

Claudy Jongstra
Kunst / Expo binnenland

De macht van zachte krachten

recensie: Ancient Light. Claudy Jongstra
Claudy Jongstra

Ancient Light is een tentoonstelling zoals die moet zijn: in een prettige omgeving krijgt de bezoeker alle ruimte om middels een prachtige opstelling diens inhoud te bewonderen. Daarbij wordt niets opgedrongen: de bijzondere materialen vertellen hier rustig hun verhaal.

Claudy Jongstra

Fotografie: Hans Jellema

Deze tentoonstelling is een driedimensionale opstelling: je moet er in staan en erin rondlopen, om te begrijpen wat wolkunstenaar Claudy Jongstra nu eigenlijk aan het doen is. Het ontstaansproces is heel duidelijk te zien: het wordt uitgelegd in stappen op de schappen. Er is weinig zaaltekst, en haar oeuvre presenteert zich per afgerond project aan de bezoeker. In telegramstijl wordt daarbij dan aangeduid: Titel, jaartal, opdracht – en vervolgens, in een alinea of twee: uitvoering en symboliek. De expositie is simpel en clean gehouden en past goed in het gebouw: dat is ruim en wit en leeg, maar er is veel hout in verwerkt en dus geeft het ruimte zonder kil te zijn.

Transformatief proces

Claudy Jongstra

Fotografie: Hans Jellema

Elk weefsel dat ze maakt drukt voor de kunstenaar de symboliek van de plek waarvoor ze het maakt uit. En dat kan echt over de hele wereld zijn. Opvallend vaak blijkt dat Jongstra tijdens het proces eigenlijk het ‘verhaal’ van het kunstwerk ontdekt: bijvoorbeeld een grondstof die in een oude sage toevallig hetzelfde betekent als waar ze zich al mee bezig hield. Ze werkt met een basisidee, maar het kunstwerk vormt zich inhoudelijk symbolisch tegelijkertijd met het werkproces van grondstof verwerken, verven, drogen en weven.

Haar nieuwste werk, Metaphoric Indigo, sluit de tentoonstelling af. Het is een soort ‘landscape art’, waar de bezoeker middenin kan staan en dan wordt omsloten door lange strengen opgedroogde zachte wol die tot de helft Indigoblauw zijn geverfd. Ze zijn gehangen aan een grote hoepel, die omlaag hangt vanaf het plafond. De strengen zijn dik en lang en allemaal anders: anders geknoopt, anders geweven, anders geverfd. Ze zijn allen indigo, maar elke kleur blauw is net anders van toon dan die ernaast. Je ruikt de verf en de wol. Dat ruikt fris en zepig, niet zo ‘aards’ als je misschien verwacht.

Claudy Jongstra

Fotografie: Hans Jellema

Origineel zonder gevecht

Tijdens het rondlopen is het prettig de weefseltafel tegen te komen, waar grote plukken zachte wol liggen in allerhande natuurkleuren en stukken karton met dikke naalden en draad – waar je eindelijk mag aanraken, kunt ruiken, en eens kan proberen zelf te weven. Daarna zie je het hiervoor beschreven eindwerk nieuw: je weet nu ook hoe het voelt. Dat is een slimme en onmisbare zet, want cruciaal voor het warme en geborgen gevoel dat dit materiaal zachtjes uit lijkt te stralen.

Claudy Jongstra

Werkmaterialen Claudy Jongstra. Fotografie Marcel van der Vlugt

Net als Joseph Beuys is Jongstra bezig met natuurlijke materialen en de menselijke behoefte van geborgenheid, maar daar houdt de vergelijking op. Waar het bij hem vaak ook om angst en vervreemding ging, laat zij haar zachte materialen met rust. Dit is origineel zonder daarom te vechten. Het is niet rebels, maar rustig en simpel: de zachte krachten zijn hier aan het werk – en winnen, inderdaad. Deze tentoonstelling lijkt rustig een stap naar achteren te zetten om het materiaal te laten spreken en omdat dat materiaal zo uniek en krachtig is, is de enige eindconclusie simpelweg: echt bijzonder.

Rob Scholte, 8weekly, Embroidery
Kunst / Expo binnenland

Rob Scholte heeft een hobby

recensie: Rob Scholte's Embroidery Show, Museum de Fundatie
Rob Scholte, 8weekly, Embroidery

Wat is het verschil tussen je naam ergens op zetten en je naam ergens aan verbinden? Rob Scholte lijkt tot nog toe altijd het eerste te doen, maar wil met zijn nieuwste expositie eigenlijk het tweede: het voor het voetlicht brengen van het werk van (anonieme) anderen.

Rob Scholte, 8weekly, Embroidery

fotograaf: Hans Westerink

Waarschijnlijk hebben er nog nooit zoveel vrouwen tegelijk in het museum gehangen. Rob Scholte grijnst als hem die suggestie wordt gedaan en vindt ook dat het werk van deze – waarschijnlijk –  dames wel onder de aandacht mag worden gebracht. Maar dat is niet de enige reden dat Scholte deze tentoonstelling cureerde. Hij wilde het publiek ook laten zien wat hij ziet wanneer hij naar deze borduurwerken kijkt: de achterkant ervan.

Pas toen hij een keer van een van de werken uit zijn beginnende verzameling een achterkant zag, kwam hij op het idee dat ‘dit weleens meer dan gewoon een hobby zou kunnen zijn’, zoals hij zelf lachend zegt. Die achterkant fascineerde hem. Daar is volgens Scholte de individualiteit van de makers te zien, die anoniem moeten blijven omdat ze bij de meeste uit de kringloop en dergelijke gekochte werkjes moeilijk te achterhalen zijn.

Rob Scholte, 8weekly, Embroidery

Rob Scholte – Laatste avondmaal, 2009, fotograaf: Hans Westerink

Het tonen van de maker

Inmiddels behelst de verzameling 931 werken en werd het tijd voor een expositie. Wanneer je, bijvoorbeeld, negen in een vierkant opgehangen omgekeerd ingelijste borduurwerken die allemaal hetzelfde onderwerp verbeelden met elkaar vergelijkt, valt op dat alle achterkanten inderdaad zeer verschillend zijn – ook al hebben de voorkanten dezelfde nette uitkomst, de achterkant laat zien wie de makers werkelijk zijn. De één knipt zijn (of waarschijnlijk: haar) draden netjes af, de ander laat ze gewoon hangen. Een volgende maakt er knoopje in, of weeft ze weer door elkaar. De verschillende toonverschillen in kleur van het garen maken verder nog dat het effect verschilt met de oorspronkelijke voorstelling die er wordt geïmiteerd. Oftewel: de voorkant toont het werk, de achterkant toont de maker, en vervolgens – dat mogen we niet vergeten; de expositie toont Rob Scholte’s blik.

Rob Scholte, 8weekly, Embroidery

Rob Scholte – Nachtwacht (detail), 2007, fotograaf: Hans Westerink

Esthetisch plezier

Wie is hier nou de kunstenaar? Mag je zo omgaan met andermans werk? Verandert het werk van betekenis nu het verplaatst is van iemands zolder naar deze expositie? Je kunt je van alles afvragen bij deze tentoonstelling, ook of het de bedoeling van Rob Scholte is dát je je die dingen begint af te vragen, maar je kunt er ook gewoon naar kijken.
De netjes op een rij gehangen enorme verzameling van geborduurde achterkanten – voorstellingen die veelal bij de bezoeker bekend zullen zijn – en dan de lichte variatie in kleur van het draad, zorgt voor een merkwaardig esthetisch plezierig effect. Het is gewoon prettig om te zien.

Zelf beslissen

Rob Scholte, 8weekly, Embroidery

Rob Scholte, fotograaf: Ferdy Damman

Deze tentoonstelling is een uitnodiging om te kijken naar handwerk, een uitnodiging om te kijken naar de achterkant ergens van en een uitnodiging om te bedenken wat het betekent als de grote meesters door de kleine, anonieme (!) handwerksters worden nagemaakt. De bezoeker zelf mag tenslotte beslissen wat de betekenis ervan is, zegt Scholte nonchalant, maar gemeend: ‘Iedereen mag ermee doen wat hij wil, net als ik dat zelf doe.’
Heeft Scholte zelf weleens geborduurd? Daarop antwoordt de kunstenaar ontkennend – borduren is niks voor hem. Zijn hobby is het verzamelen ervan; verzamelen en vervolgens anderen proberen te tonen wat hij ziet.