‘Met mijn verstand kan ik instemmen met de democratie, maar ik ben van nature een aristocraat; dat wil zeggen dat ik de massa’s minacht en vrees.’ Het paradoxale karakter van dit citaat is exemplarisch voor zowel het gedachtegoed als de persoonlijkheid van Alexis de Tocqueville. Want wie zich verdiept in zijn werk en leven valt dát het meest op: de paradox.
Hij accepteerde de democratie maar bleef in hart een aristocraat. Hij pleitte voor het maatschappelijk nut van religie maar was, sinds zijn zestiende, zelf ongelovig – hetgeen hem zeer speet. In zijn boeken is hij duidelijk over de zegeningen én de gevaren van democratie. Eenduidigheid is hem vreemd.
Dubbelzinnig
Vanwege dat paradoxale karakter van Tocqueville’s gedachtegoed, laat het zich moeilijk samenvatten. De politicoloog Harvey Mansfield, die Tocqueville’s bekendste werk Over de democratie in Amerika naar het Engels vertaalde, noemde het ‘tegelijkertijd het beste boek dat ooit over democratie is geschreven en het beste boek dat ooit over Amerika is geschreven’. Maar gaat het boek dat Tocqueville schreef naar aanleiding van zijn reis door Amerika wel over democratie? En gaat het überhaupt wel over Amerika?
Ja en nee. Tocqueville bedoelt met democratie iets anders dan wat wij er tegenwoordig onder verstaan. Meer dan over de democratie als bestuursvorm, schreef Tocqueville over de toegenomen standsgelijkheid en de daarmee samenhangende democratische cultuur. Frankrijk was voor een belangrijk deel nog een aristocratische samenleving waarin macht voorbehouden was aan de hogere standen. Tocqueville: ‘Van al het nieuwe dat tijdens mijn verblijf in de Verenigde Staten mijn aandacht heeft getrokken, heeft niets mij sterker getroffen dan de standsgelijkheid.’
Met Frankrijk ging het mogelijk dezelfde kant op. Aan zijn reisgenoot schreef hij: ‘Ik heb geen enkele bladzijde geschreven zonder aan Frankrijk te denken.’ Het boek gaat over Amerika, maar hij schreef het voor Frankrijk: mogelijk kon het van Amerika leren.
Angst
Tocqueville was niet blind voor de gevaren van de toenemende gelijkheid. Sterker nog, hij had van zeer dichtbij kennisgemaakt met gewelddadige ontsporingen ervan. Een groot deel van zijn adellijke familie kwam om tijdens het terreurbewind van Robespierre, de meest bloedige fase van de Franse Revolutie.
Dat verklaart Tocqueville’s vrees voor de massa’s. Het maakt hem echter geen tegenstander van gelijkheid en de democratie, zoals zoveel van zijn aristocratische tijdsgenoten.
Onvermijdelijk
Tijdens de Restauratie, de periode na de val van Napoleon in 1815, werd gepoogd de klok terug te draaien naar de tijd van vóór de Franse Revolutie – toen de koning, de kerk en de adel de dienst uitmaakten. Zo hoopten de ‘nieuwe’ machthebbers alles bij het oude te houden.
Volgens Tocqueville was dat gedoemd te mislukken. Hij zag de Franse Revolutie niet als een historische aberratie, maar als de uitkomst van een proces dat al eeuwen gaande was. Geleidelijk aan was de macht van de hogere standen aan het afbrokkelen en de Franse Revolutie was daarvan slechts de politieke manifestatie. De Franse Revolutie, kortom, was niet de oorzaak maar het gevolg van de toenemende gelijkheid. De klok terugdraaien had dus geen enkele zin.
Wel kon het proces van democratisering bijgestuurd worden. Hoe kon de democratisering in goede banen worden geleid? Hoe kon ervoor worden gezorgd dat men niet opnieuw uit de bocht vloog, zoals tijdens de Franse Revolutie? Het beantwoorden van die vragen was zijn (intellectuele) levensdoel.
Voorbeeld
Een deel van die antwoorden hoopte hij te vinden in Amerika. Naar aanleiding van zijn reis door dat land, in eerste instantie met als doel het Amerikaanse penitentiaire stelsel te onderzoeken, schreef hij zijn magnum opus: Over de democratie in Amerika.
Amerika kon volgens Tocqueville als voorbeeld dienen voor Frankrijk. Dat was op zich al een revolutionair idee want de meeste Europeanen – en zeker de Fransen – trokken naar Amerika om te kijken hoe het vooral níét moest. Maar Tocqueville zag scherp dat democratisering de toekomst had en dat in tegenstelling tot zijn vaderland, dat gekenmerkt werd door revoluties, opstanden en coups, Amerika democratisch en stabiel was.
Succes
Het succes van Amerika verklaarde Tocqueville onder meer door de decentralisering van de macht. Waar in Frankrijk de politieke macht zoveel mogelijk gecentraliseerd werd, zag hij in Amerika het tegengestelde: de macht lag een stuk dichter bij de gewone burger. Daardoor was de burger ook een stuk actiever in het bestuur.
Meer nog dan in de instituties zoekt Tocqueville de verklaring van het succes van de Amerikaanse democratie in de zeden, de gewoonten en de Amerikaanse (politieke) cultuur. Daarbij wordt hij vooral getroffen door de positieve invloed van het protestantisme in Amerika, dat een heel andere rol in de samenleving vervult dan de katholieke variant in zijn eigen land. De talloze kerkgemeenten worden democratisch bestuurd, dat wil zeggen: door de mensen zelf. Het besturen van de kerk functioneert zo als voorbeeld voor het besturen van het land.
Hoewel hij in de bloei van echte deugd in een democratie geen vertrouwen heeft, ziet hij in Amerika wel een pseudodeugd ontstaan dat hij het welbegrepen eigenbelang noemt. Daarbij zetten mensen zich in voor het algemeen belang omdat men beseft dat dat tevens in het eigen belang is. Een surrogaatdeugd dus, maar wel met eenzelfde effect: men zet zich in voor het bonum commune.
Waarschuwing
Zoals gezegd heeft Tocqueville uiteraard ook oog voor de gevaren van de democratie. Hij waarschuwt voor de mogelijke ontaarding van de democratie. Die ontaarding heeft twee uitingsvormen: de ‘tirannie van de meerderheid’ en wat hij omschrijft als ‘mild despotisme’.
Zowel de tirannie van de meerheid als het mild despotisme zijn thans actuele politieke verschijnselen. Dat is waarschijnlijk ook de reden dat de laatste jaren de interesse in Tocqueville flink is toegenomen. Dat heeft volgens Rob Hartmans, journalist van De Groene Amsterdammer, zulke vormen aangenomen dat welhaast iedereen die over politiek schrijft en zichzelf een beetje serieus neemt, zich verplicht voelt om met enige regelmaat naar hem te verwijzen. Maar hoe serieus is die schatplichtigheid die een hoop rechtse scribenten zichzelf aanmeten?
Popularisering of vulgarisering?
Het is nogal bon ton om je te tooien met Tocqueville’s veren. Zo deed de historicus Geerten Waling de reis van Tocqueville door Amerika nog eens dunnetjes over – met Over de democratie in Amerika in de hand. Zoeken naar de democratie in Amerika: Op reis met Alexis de Tocqueville in het land van Trump (uitgegeven bij Elsevier) is een aardig boekje, maar behalve een citaat aan het begin van ieder hoofdstuk leest men er weinig van Tocqueville in terug.
Wie Tocqueville zoekt in het dit jaar verschenen De Amerikaanse droom van Tocqueville (uitgegeven bij Vantilt) komt eveneens bedrogen uit. Op de bijdrage van Jan Willem Sap na, hebben alle bijlagen slechts zijdelings een link met Tocqueville’s werk. Het hart van de gemiddelde geïnteresseerde in Tocqueville zal niet sneller gaan kloppen bij het lezen van een beschouwing over de verhouding tussen de centrale en decentrale overheden in Zuid-Afrika of de rechten en plichten van non-gouvernementele organisaties binnen de Verenigde Naties.
Inhoud én stijl
Meer van Tocqueville vindt men terug in het in 2014 bij Lemniscaat verschenen Tocqueville, profeet van de moderne democratie. In de dertien bijdragen gaat men dieper in op onderdelen in Tocqueville’s werk zoals de invloed van de klassieke filosofen op zijn werk of zijn visie op religie, armenzorg en menselijke waardigheid.
Maar het beste is natuurlijk Tocqueville zelf lezen. Eveneens bij Lemniscaat verscheen in 2011 de eerste integrale Nederlandse vertaling van Over de democratie in Amerika. Behalve de inhoud, is de stijl van Tocqueville al voldoende reden het boek te lezen. Beroemd is de passage waarin hij mild despotisme omschrijft:
‘Ik wil mij inbeelden met welke nieuwe trekken het despotisme zich in de wereld zou kunnen voordoen: ik zie een ontelbare massa eendere en gelijke mensen die voortdurend met zichzelf bezig zijn om zich kleine en platvloerse genoegens te verschaffen waarmee zij hun ziel vullen. Elk van hen afzonderlijk staat als een vreemdeling tegenover het lot van alle anderen; zijn kinderen en zijn vrienden vormen voor hem het hele mensdom; wat de rest van zijn medeburgers betreft: hij staat naast hen, maar ziet hen niet, hij raakt ze aan, maar voelt ze niet; hij bestaat slechts in en voor zichzelf en, zo hij al familie heeft, kan men in ieder geval zeggen dat hij geen vaderland meer heeft. Boven hen torent een immense en beschermende macht uit die zich als enige belast met de zorg van hun genietingen en het toezicht op hun lot. Zij is absoluut, nauwkeurig, regelmatig, vooruitziend en zachtmoedig. Zij zou op het vaderlijke gezag lijken als zij, evenals dat gezag, tot taak zou hebben de mensen voor te bereiden op de volwassenheid, maar zij probeert juist niets anders te doen dan hen onherroepelijk in hun kindertijd vast te houden; zij ziet graag dat de burgers genieten, mits zij alleen maar aan genietingen denken. Zij werkt met genoegen aan hun geluk, maar wil er de enige vertegenwoordiger en de enige scheidsrechter van zijn; zij biedt hun veiligheid, kent en regelt hun behoeften, vergemakkelijkt hun genoegens, zorgt voor hun voornaamste zaken, staat aan het hoofd van hun industrie, regelt hun erfopvolging, verdeelt hun erfenissen; waarom kan zij hun niet volledig de moeite van het denken en de last van het leven besparen?’
Tocqueville leefde in de periode waarin de aristocratische cultuur werd vervangen door een democratische. Dit stelde hem in staat zowel van binnenuit als van buitenaf de democratisering te beschouwen. Wellicht lag dat aan de basis van zijn vlijmscherpe inzichten die hij met een even scherpe pen aan het papier toevertrouwde.