Tag Archief van: geschiedenis

Boeken / Interview
special: Interview met Bart van Loo over zijn nieuwe boek: De Bourgondiërs

“Tijdens het schrijven werd ik weer ik die 14-jarige knaap die gefascineerd naar de dode Karel de Stoute in de sneeuw zat te kijken.”

Bart Van Loo heeft er een slopende lezingen- en interviewreeks in Vlaanderen en Nederland opzitten. De verteller is zichtbaar uitgeteld, maar – gelukkig voor ons – niet uitverteld: het duurt het niet lang voor hij weer gloedvol en opverend vertelt over ‘zijn’ Bourgondiërs. Het onderwerp ligt hem nu eenmaal na aan het hart: zijn vrouw is Bourgondisch, hun dochter bijgevolg Vlaams-Bourgondisch. “Maar toch heb ik dit boek in de eerste plaats voor mezelf geschreven.”

Een pil van ruim 600 pagina’s over de geschiedenis van de Bourgondiërs: op voorhand moet het als commerciële zelfmoord hebben geklonken, maar de teller staat vandaag op bijna 65.000 verkochte exemplaren in 2,5 maand. Hoe verklaar je dat succes?

“Het boek is mooi gelanceerd geworden in De Wereld Draait Door en De Afspraak, er zijn meteen heel veel 4- en 5-sterrenrecensies gekomen en er is de 8-delige podcast die ik voor radiozender Klara maakte. Dat zijn concrete aanleidingen, maar die verklaren de stormloop in Vlaanderen en Nederland natuurlijk niet. Als we wat dieper graven, denk ik dat het een kwestie van identiteit is. Zeker in deze verbrokkelde, complexe tijden van migratie, Brexit, Marrakech-akkoord … stellen mensen zich de vraag: wie zijn wij eigenlijk? Waar komen wij vandaan? Misschien is het in die context dan interessant wanneer iemand besluit om – zonder enige ideologische bedoelingen – dat verhaal te vertellen. Hebben wij een collectieve identiteit? En zo, hoe is die ontstaan? En ik heb vastgesteld dat we daarvoor naar de Bourgondiërs moesten kijken. Vandaar ook de ondertitel Aartsvaders van de Lage Landen. Maar is het echt de verklaring voor het succes? Ik weet het niet, want dat identitaire zit niet expliciet in het boek. Dat zou ook averechts werken. Zij die trouwens op zoek zijn naar een specifiek Vlaamse identiteit zullen al meteen vaststellen dat Limburg en Brabant nu tot Vlaanderen behoren, maar in de middeleeuwen helemaal niet. De Lage Landen zijn een samenraapsel van identiteiten, die de Bourgondische hertogen staatkundig, juridisch, militair, monetair en artistiek hebben samengebracht. Wat ik eigenlijk vooral wilde aantonen, was dat onze geschiedenis niét begint bij de val van Antwerpen of bij Willem van Oranje, maar veel eerder. Iets wat we nooit op school hebben geleerd.”

Hoe ben je eigenlijk aan dit titanenwerk begonnen?

“Ik trek bij wijze van spreken aan een touwtje en stel dan vast wat daar allemaal aan vasthangt (haalt een denkbeeldige vislijn binnen). Jan Van Eyck staat midden in het verhaal van de Bourgondiërs als hofschilder van Filips de Goede. Jeanne d’Arc heeft er ook alles mee te maken en leefde gelijktijdig met Van Eyck. Het begin van de boekdrukkunst, dat was in de tijd van Karel de Stoute. Het ontstaan van de huiskapellen, de groeispurt van het ego … Allemaal dingen die mij uitermate boeien en die ik in één boek kon verwerken. Ik heb het dus eigenlijk in de eerste plaats voor mezelf geschreven, waarbij ik terug die 14-jarige knaap werd die gefascineerd naar het prentje van de dode Karel de Stoute in de sneeuw keek. Nu, ik moest dit boek ook voor mezelf schrijven, anders had ik dit project nooit volgehouden.”

Je waagt je soms ver in je beschrijvingen: een feest dat een “welgemeende fuck you richting Engeland” was, een vrouw met “een voorhoofd als een erotisch voorsteven” … Nooit gedacht dat je hier niet mee zou wegkomen?

“Als verteller schud ik dergelijke beschrijvingen als het ware automatisch uit mijn mouw, ik voel aan dat ze nodig zijn om het verhaal tot leven te brengen. Net zoals ik graag vertrek van details en petites histoires om van daaruit breder te gaan. Zoals het feit dat er 200 eekhoorntjes werden verwerkt in een kostbare mantel. Of dat Filips de Goede zich wel naar de borst moet hebben gegrepen toen het Lam Gods werd onthuld. En die ‘welgemeende fuck you’? Tja, misschien is die op het randje, maar het overdreven feest dat werd gegeven kwam daar nu eenmaal op neer. Met één uitdrukking leg ik de hele internationale politiek uit. Toegegeven, het is een literaire vrijheid die echte academici zich wellicht niet kunnen veroorloven. Meer nog: de academische wereld heeft lang neergekeken op de histoire événementielle zoals ik ze bedrijf. Onlangs gaf professor Wim Blockmans evenwel toe dat historici net zo’n verhalen nodig hebben om buiten hun afgebakende vakgebied te geraken en het grote publiek te bereiken.”

In dat verband: een bevriend historicus gaf de kritiek dat academici al het veldwerk doen, waarna een verteller als jij er bij het grote publiek mee gaat scoren.

“Vanuit menselijk, psychologisch standpunt kan ik die reactie begrijpen. Anderzijds: ik heb vier jaar aan dit boek gewerkt zonder dat een of ander universiteit mij een loon uitbetaalde, wat best een grote commerciële gok van mij was, en er stapels en stapels boeken voor gelezen. Bovendien houdt niets die academici tegen om hetzelfde te doen. Ik zou dat zelfs toejuichen: laat ze hun kennis maar meeslepend ontsluiten. Maar voor mij is geschiedschrijving geen wedstrijd, voor mij komt het neer op verhalen vertellen en die koppelen aan historisch inzicht. En ik heb dat alleen kunnen doen omdat ik op de robuuste schouders van echte historici stond. Die spanning tussen academische en populaire geschiedschrijving vind ik trouwens heel boeiend, op 1 juni vindt er naar aanleiding van mijn boek zelfs een debatnamiddag over plaats aan de UGent.”

Over populair gesproken: ik las in een recensie dat je boek zich uitstekend zou lenen tot een televisiereeks à la The Crown. Zet je dat aan het dromen?

(enthousiast) “O ja, geweldig! Zij het dat iemand anders het zal moeten doen, want daar begin ik niet aan. Maar beeld je eens in: Jeremy Irons als de oude Filips de Goede, of als Filips de Stoute die met zijn stofbril op weg is naar alweer een veldslag. En wat een mooi personage zou de Franse koning Karel VI zijn, die opeens krankzinnig wordt en op zijn gevolg begint in te hakken. Wat een rol! Die banketten, die riddertornooien, die veldslagen, die moordaanslagen … Het is allemaal zo episch en filmisch dat het zich heel goed zou lenen voor een serie. Zeker omdat er ook nog eens van die Shakespeareaanse elementen inzitten, zoals Filips de Goede en Filips de Stoute die elkaar als vader en zoon vreselijk in de haren konden vliegen. Of Lodewijk van Male, de graaf van Vlaanderen, die in Brugge aan een willekeurige deur moet kloppen om aan de woedende menigte te ontsnappen en later de stad ontvlucht door de slotgracht over te zwemmen. Je ziet het toch zo voor je?”

Tot slot: al een idee wat hierna volgt?

“Eerst en vooral vakantie. Het is nodig, zoals je kan merken (lacht). Daarna zien we wel. Wie weet schrijf ik wel een sequel op De Bourgondiërs, waarbij de supranationale Lage Landen op het einde van de rit uiteenvallen. Dan heb ik de twee oerverhalen: het ontstaan en de scheuring. Alleen al de val van Antwerpen in 1585 is toch mateloos boeiend? Al die kunstenaars, bankiers en intelligentsia die massaal de stad verlieten en naar Amsterdam trokken, dat zijn Gouden Eeuw zag beginnen. Voor het tot dan altijd op kop lopende Vlaanderen een drama, voor Nederland een schitterende gebeurtenis. En dan kan je er de godsdienstoorlogen, Willem van Oranje, Pieter Brueghel, Jeroen Bosch … bij gaan betrekken. Maar nogmaals: ik zie wel of ik de adem vind om dat nogmaals op te brengen. Want het schrijven van De Bourgondiërs is gekkenwerk geweest. Echt crazy.”

Geniet dus maar des te harder van je dolce far niente!

Boeken / Interview
special: Interview met Bart van Loo over zijn nieuwe boek: De Bourgondiërs

“Tijdens het schrijven werd ik weer ik die 14-jarige knaap die gefascineerd naar de dode Karel de Stoute in de sneeuw zat te kijken.”

Bart Van Loo heeft er een slopende lezingen- en interviewreeks in Vlaanderen en Nederland opzitten. De verteller is zichtbaar uitgeteld, maar – gelukkig voor ons – niet uitverteld: het duurt het niet lang voor hij weer gloedvol en opverend vertelt over ‘zijn’ Bourgondiërs. Het onderwerp ligt hem nu eenmaal na aan het hart: zijn vrouw is Bourgondisch, hun dochter bijgevolg Vlaams-Bourgondisch. “Maar toch heb ik dit boek in de eerste plaats voor mezelf geschreven.”

Een pil van ruim 600 pagina’s over de geschiedenis van de Bourgondiërs: op voorhand moet het als commerciële zelfmoord hebben geklonken, maar de teller staat vandaag op bijna 65.000 verkochte exemplaren in 2,5 maand. Hoe verklaar je dat succes?

“Het boek is mooi gelanceerd geworden in De Wereld Draait Door en De Afspraak, er zijn meteen heel veel 4- en 5-sterrenrecensies gekomen en er is de 8-delige podcast die ik voor radiozender Klara maakte. Dat zijn concrete aanleidingen, maar die verklaren de stormloop in Vlaanderen en Nederland natuurlijk niet. Als we wat dieper graven, denk ik dat het een kwestie van identiteit is. Zeker in deze verbrokkelde, complexe tijden van migratie, Brexit, Marrakech-akkoord … stellen mensen zich de vraag: wie zijn wij eigenlijk? Waar komen wij vandaan? Misschien is het in die context dan interessant wanneer iemand besluit om – zonder enige ideologische bedoelingen – dat verhaal te vertellen. Hebben wij een collectieve identiteit? En zo, hoe is die ontstaan? En ik heb vastgesteld dat we daarvoor naar de Bourgondiërs moesten kijken. Vandaar ook de ondertitel Aartsvaders van de Lage Landen. Maar is het echt de verklaring voor het succes? Ik weet het niet, want dat identitaire zit niet expliciet in het boek. Dat zou ook averechts werken. Zij die trouwens op zoek zijn naar een specifiek Vlaamse identiteit zullen al meteen vaststellen dat Limburg en Brabant nu tot Vlaanderen behoren, maar in de middeleeuwen helemaal niet. De Lage Landen zijn een samenraapsel van identiteiten, die de Bourgondische hertogen staatkundig, juridisch, militair, monetair en artistiek hebben samengebracht. Wat ik eigenlijk vooral wilde aantonen, was dat onze geschiedenis niét begint bij de val van Antwerpen of bij Willem van Oranje, maar veel eerder. Iets wat we nooit op school hebben geleerd.”

Hoe ben je eigenlijk aan dit titanenwerk begonnen?

“Ik trek bij wijze van spreken aan een touwtje en stel dan vast wat daar allemaal aan vasthangt (haalt een denkbeeldige vislijn binnen). Jan Van Eyck staat midden in het verhaal van de Bourgondiërs als hofschilder van Filips de Goede. Jeanne d’Arc heeft er ook alles mee te maken en leefde gelijktijdig met Van Eyck. Het begin van de boekdrukkunst, dat was in de tijd van Karel de Stoute. Het ontstaan van de huiskapellen, de groeispurt van het ego … Allemaal dingen die mij uitermate boeien en die ik in één boek kon verwerken. Ik heb het dus eigenlijk in de eerste plaats voor mezelf geschreven, waarbij ik terug die 14-jarige knaap werd die gefascineerd naar het prentje van de dode Karel de Stoute in de sneeuw keek. Nu, ik moest dit boek ook voor mezelf schrijven, anders had ik dit project nooit volgehouden.”

Je waagt je soms ver in je beschrijvingen: een feest dat een “welgemeende fuck you richting Engeland” was, een vrouw met “een voorhoofd als een erotisch voorsteven” … Nooit gedacht dat je hier niet mee zou wegkomen?

“Als verteller schud ik dergelijke beschrijvingen als het ware automatisch uit mijn mouw, ik voel aan dat ze nodig zijn om het verhaal tot leven te brengen. Net zoals ik graag vertrek van details en petites histoires om van daaruit breder te gaan. Zoals het feit dat er 200 eekhoorntjes werden verwerkt in een kostbare mantel. Of dat Filips de Goede zich wel naar de borst moet hebben gegrepen toen het Lam Gods werd onthuld. En die ‘welgemeende fuck you’? Tja, misschien is die op het randje, maar het overdreven feest dat werd gegeven kwam daar nu eenmaal op neer. Met één uitdrukking leg ik de hele internationale politiek uit. Toegegeven, het is een literaire vrijheid die echte academici zich wellicht niet kunnen veroorloven. Meer nog: de academische wereld heeft lang neergekeken op de histoire événementielle zoals ik ze bedrijf. Onlangs gaf professor Wim Blockmans evenwel toe dat historici net zo’n verhalen nodig hebben om buiten hun afgebakende vakgebied te geraken en het grote publiek te bereiken.”

In dat verband: een bevriend historicus gaf de kritiek dat academici al het veldwerk doen, waarna een verteller als jij er bij het grote publiek mee gaat scoren.

“Vanuit menselijk, psychologisch standpunt kan ik die reactie begrijpen. Anderzijds: ik heb vier jaar aan dit boek gewerkt zonder dat een of ander universiteit mij een loon uitbetaalde, wat best een grote commerciële gok van mij was, en er stapels en stapels boeken voor gelezen. Bovendien houdt niets die academici tegen om hetzelfde te doen. Ik zou dat zelfs toejuichen: laat ze hun kennis maar meeslepend ontsluiten. Maar voor mij is geschiedschrijving geen wedstrijd, voor mij komt het neer op verhalen vertellen en die koppelen aan historisch inzicht. En ik heb dat alleen kunnen doen omdat ik op de robuuste schouders van echte historici stond. Die spanning tussen academische en populaire geschiedschrijving vind ik trouwens heel boeiend, op 1 juni vindt er naar aanleiding van mijn boek zelfs een debatnamiddag over plaats aan de UGent.”

Over populair gesproken: ik las in een recensie dat je boek zich uitstekend zou lenen tot een televisiereeks à la The Crown. Zet je dat aan het dromen?

(enthousiast) “O ja, geweldig! Zij het dat iemand anders het zal moeten doen, want daar begin ik niet aan. Maar beeld je eens in: Jeremy Irons als de oude Filips de Goede, of als Filips de Stoute die met zijn stofbril op weg is naar alweer een veldslag. En wat een mooi personage zou de Franse koning Karel VI zijn, die opeens krankzinnig wordt en op zijn gevolg begint in te hakken. Wat een rol! Die banketten, die riddertornooien, die veldslagen, die moordaanslagen … Het is allemaal zo episch en filmisch dat het zich heel goed zou lenen voor een serie. Zeker omdat er ook nog eens van die Shakespeareaanse elementen inzitten, zoals Filips de Goede en Filips de Stoute die elkaar als vader en zoon vreselijk in de haren konden vliegen. Of Lodewijk van Male, de graaf van Vlaanderen, die in Brugge aan een willekeurige deur moet kloppen om aan de woedende menigte te ontsnappen en later de stad ontvlucht door de slotgracht over te zwemmen. Je ziet het toch zo voor je?”

Tot slot: al een idee wat hierna volgt?

“Eerst en vooral vakantie. Het is nodig, zoals je kan merken (lacht). Daarna zien we wel. Wie weet schrijf ik wel een sequel op De Bourgondiërs, waarbij de supranationale Lage Landen op het einde van de rit uiteenvallen. Dan heb ik de twee oerverhalen: het ontstaan en de scheuring. Alleen al de val van Antwerpen in 1585 is toch mateloos boeiend? Al die kunstenaars, bankiers en intelligentsia die massaal de stad verlieten en naar Amsterdam trokken, dat zijn Gouden Eeuw zag beginnen. Voor het tot dan altijd op kop lopende Vlaanderen een drama, voor Nederland een schitterende gebeurtenis. En dan kan je er de godsdienstoorlogen, Willem van Oranje, Pieter Brueghel, Jeroen Bosch … bij gaan betrekken. Maar nogmaals: ik zie wel of ik de adem vind om dat nogmaals op te brengen. Want het schrijven van De Bourgondiërs is gekkenwerk geweest. Echt crazy.”

Geniet dus maar des te harder van je dolce far niente!

Boeken / Non-fictie

Revolutie heet nu migratie

recensie: Ivan Krastev - Na Europa

Ivan Krastev is in Na Europa zeer somber over het voortbestaan van de Europese Unie. De Bulgaarse politicoloog ziet migratie als de grootste bedreiging voor Europa. Hij noemt het zelfs Europa’s 9/11.

Populistische en anti-Europese partijen zijn al jaren aan een opkomst bezig. Analisten steggelen al even lang over een verklaring: ligt het aan de economie of aan immigratie? Volgens Ivan Krastev is het dat laatste. Maar hij beschouwt migratie als een veelzijdiger probleem dan de meeste van zijn collega’s.

Revolutie of migratie?

Migratie heeft niet alleen ingrijpende gevolgen voor de landen van aankomst, maar ook voor de landen van vertrek. Krastev kijkt daarbij zowel naar migratie naar Europa als naar migratie binnen Europa.

Krastev noemt migratie de nieuwe vorm van revolutie. Deze revolutie, aldus Krastev,  ‘wordt ideologisch niet geïnspireerd door voorstellingen van een stralende toekomst, maar door foto’s op Google Maps waarop te zien is hoe het leven aan de andere kant van de grens eruitziet. (…) Voor steeds meer mensen betekent ‘verandering’ een verandering van land, niet van regering.’

Stemmen met voeten

Krastev neemt zijn eigen Bulgarije als voorbeeld. Migratie zorgt ervoor dat hervormingsgezinde mensen het land verlaten. Het is, zo stelt Krastev, nu eenmaal eenvoudiger om naar Duitsland te vertrekken dan om Bulgarije te laten functioneren als Duitsland. ‘Een burger die besluit zijn land te verlaten, doet dat natuurlijk niet om het land dat hij achterlaat te hervormen. Hij wil zijn eigen leven veranderen, niet dat van anderen.’

Vooral mensen tussen 25 tot 50 jaar verlaten het land. De meerderheid van de veelbelovende studenten kiest niet voor de Bulgaarse universiteiten, maar studeert in het buitenland. Wie na zo’n studie naar zijn land terugkeert, wordt door landgenoten veelal als ‘loser’ gezien.

Mede als gevolg van de migratie, krimpt de Bulgaarse bevolking – iets wat voor meerdere Centraal- en Oost-Europese landen geldt. Krastev spreekt daarom van ‘demografische paniek’. Dat gevoel van paniek wordt nog eens versterkt door mogelijke komst van niet-Europese immigranten, waardoor sommigen Centraal- en Oost-Europeanen vrezen dat hun land en cultuur mogelijk verdwijnen.

Het Europese 9/11

Dat West-Europeanen zich zoiets lastig voor kunnen stellen, komt volgens Krastev door de verschillende historische ervaringen van beide Europa’s. De voormalige Oostbloklanden hebben na de Val van de Muur een staat (de Sovjet-Unie) en een systeem (communisme) in een mum van tijd zien verdwijnen. Dat maakt dat zij de Europese crisis met een groter gevoel van verontrusting bekijken, ‘terwijl West-Europeanen maar blijven volhouden dat het allemaal wel goed zal komen.’

De migratiecrisis en de mede daardoor veroorzaakte Brexit en regeringsdeelname van populisten in verschillende landen, heeft ook de West-Europeanen laten zien hoe kwetsbaar de EU is. Krastev noemt de vluchtelingencrisis daarom het Europese 9/11.

Krastev is niet optimistisch over de toekomst van Europa. Desalniettemin doet hij wel pogingen een oplossing aan te dragen. Die ligt niet in het ‘verslaan’ van de populisten. Hij stelt juist voor compromissen te sluiten en enkele beleidspunten van ze over te nemen (zoals goed bewaakte buitengrenzen). ‘Flexibiliteit – niet rigiditeit – zou Europa nog wel eens kunnen gaan redden.’

Te dun

Na Europa is een vrij dun en vlot geschreven boekje. Maar het is zeker geen broddelwerkje. Uit alles blijkt dat we hier maar het topje van Krastevs intellectuele ijsberg zien. Het had zeker niet misstaan als hij wat meer ruimte had genomen om zijn denkbeelden verder uit te werken.

Krastev constateert met zijn ruime en scherpe blik de problemen die de EU teisteren – op een diepzinnigere manier dan de meeste analisten. Maar zijn oplossingen vallen tegen. Zijn roep om sterke buitengrenzen gaat voorbij het feit dat de immigratie van buiten de EU al sterk is teruggedrongen – zonder dat daarmee de onvrede is verdwenen. Bovendien draagt hij geen enkele oplossing aan voor een ander groot probleem dat hij constateert: de migratie bínnen de EU.

Verwacht van Krastev dus geen hoogdravende oplossingen. Dat kun je hem ook lastig kwalijk nemen, aangezien hij zelf ook niet veel verwacht van de door hem aangedragen oplossingen: ‘Het uiteenvallen van de Unie is dus een van de meest waarschijnlijke uitkomsten.’

Dat fatalisme heeft iets onbevredigends, maar ook dat is misschien iets typisch West-Europees.

Boeken / Fictie

Literatuur voor het slapengaan

recensie: Georges Perec - Een man die slaapt

Wie een boek leest, doet dat doorgaans (ook) om zich niet te vervelen. Maar wat als dat boek verveling tot onderwerp heeft? Mensen die nog altijd nachtmerries hebben van hun verplichte lectuur van De Avonden, zullen dus wellicht geen plezier beleven aan Een Man die Slaapt. Maar voor wie houdt van dromerig en kabbelend proza, is dit klassieke romanexperiment een must.

Het goede nieuws voor mensen die niet graag lezen of niet van dikke boeken houden: Een Man die Slaapt telt amper 112 pagina’s. Het minder goede nieuws: het lezen vraagt wel een inspanning. Ten eerste omdat het boekje in de vrij ongebruikelijke je-vorm is opgesteld en ten tweede omdat de mijmeringen van de verteller niet echt licht verteerbaar zijn. Een willekeurig voorbeeld:

“Onverschilligheid lost de taal op, schudt de tekens door elkaar. Je bent geduldig en wacht niet, je bent vrij en je kiest niet, je bent beschikbaar en er wordt geen enkel beroep op je gedaan. Je vraagt niets, je eist niets, je dringt niets op.”

 

Bij momenten neigt het zelfs naar het pedante:

“Onzinnige dromen van eenzaamheid. Dolende Amnesticus in het Land der Blinden: brede, lege straten, koude lichten, zwijgende gezichten waar je blik overheen zou glijden.”

 

Geen gemakkelijke kost dus. Toch groeide het boekje, dat in 1967 in Frankrijk verscheen, al snel uit tot een klassieker. Vooral omdat het met zijn bespiegelingen en zelftwijfel perfect aansloot bij het existentialisme van Camus en Sartre. Het hoofdpersonage is immers iemand die in een staat van slaperigheid/bewusteloosheid door de straten van de stad loopt en mijmert over vergankelijkheid, verveling, leegte en eenzaamheid. De sfeer is met andere woorden dromerig en poëtisch, zeker omdat het personage afstand wil nemen van zijn individualiteit (vandaar dus ook de je-vorm, die het gevoel van eenzaamheid nog versterkt).

Geen spek voor ieders bek dus. Wie houdt van actie en van ondernemende personages, blijft met andere woorden beter ver weg van Een Man die Slaapt. Maar voor wie pakweg De Avonden, Stoner en The Catcher in the Rye lijfboeken zijn – schuldig! – is Een Man die Slaapt een nieuwe, welgekomen outcast. Toegegeven, langer dan 112 pagina’s moest dit boekje ook niet duren, aangezien er écht niets gebeurt, maar gedurende die 112 pagina’s beleef je wel de mooist denkbare droomloze slaap. Zij het dat je er wel de prijs voor betaalt …

Boeken / Non-fictie

Bondig over Bruegel

recensie: Nils Büttner - Bruegel. De Schilder van Boeren en Heiligen

Pieter Bruegel de Oude wordt terecht één van de allergrootste schilders genoemd: De Boerenbruiloft, De Kinderspelen, De Ekster op de Galg … Het zijn maar enkele van zijn meesterwerken die tot het collectieve geheugen behoren. Bruegel. De Schilder van Boeren en Heiligen, van hoogleraar middeleeuwse en moderne kunstgeschiedenis Nils Büttner, is een fijne kennismaking, zij het voor een onbestemde doelgroep.

Wie zoals ondergetekende het genoegen had om de in alle opzichten unieke Bruegel-expositie in Wenen te zien, waar 30 van zijn 40 schilderijen en heel wat tekeningen te zien waren, kan er niet onderuit: de man was een genie. Als geen ander slaagde hij erin het leven van alledag te koppelen aan inzichten in de kleinmenselijkheid, of het vrome (vastende mensen) samen af te beelden met het scabreuze (schijtende mensen). Hij perfectioneerde landschapskunst en is tot op vandaag onovertroffen in het schilderen van winterse taferelen, die je als toeschouwer de koude doet voelen. Met Jagers in de Sneeuw als beroemdste voorbeeld.

Bruegel en Bosch

Bruegel wordt wel eens weggezet als epigoon van Jeroen Bosch, die hem net voorging en tijdens zijn leven al een legende was. En de auteur van Bruegel. De Schilder van Boeren en Heiligen geeft toe dat schilderijen als Dulle Griet en De Val van de Opstandige Engelen inderdaad rijkelijk putten uit de esthetiek van de meester uit ’s-Hertogenbosch – sommige van zijn tekeningen werden zelfs met ‘Bosch’ ondertekend om ze waardevoller te maken. Maar Bruegel was geen kopiist, hij doet veel meer met Bosch volgens het principe van de aemulatio: je bestaande esthetische verdiensten eigen maken en die vervolgens verbeteren.

Bruegel voor dummies?

Is Bruegel. De Schilder van Boeren en Heiligen, gelet op de bescheiden afmetingen en omvang (175 pagina’s), de ideale Bruegel for dummies? Nee, daarvoor gaat de auteur te vaak dieper in op specifieke werken om hun betekenis te duiden en – op een vaak erg technische manier – toe te lichten. Bovendien zijn de biografische details wat te gestoffeerd met namen van kunstverzamelaars en schilders die bij ‘dummies’ geen belletje zullen doen rinkelen.

Anderzijds is het geen aanwinst voor Bruegel-aficionada: daarvoor vertelt het boekje niets nieuws en levert het geen bijkomende inzichten. Daarmee valt het werk van Nils Büttner eigenlijk tussen twee stoelen: voor wie is Bruegel. De Schilder van Boeren en Heiligen eigenlijk bedoeld? Mijn gok: voor lezers zoals ik, die geïnteresseerd zijn in kunst(geschiedenis) en gefascineerd door Bruegel, maar er niet genoeg van afweten en dus van de inzichten van Büttner smullen. En het dus ook bijvoorbeeld jammer vinden dat bepaalde anekdotes – zoals het feit dat vrijende koppeltjes en erecties op Bruegels schilderijen werden gecensureerd om ze braver te maken – niet aan bod komen. Nog een klein minpuntje: de kleurkatern in het midden met tientallen van zijn schilderijen is weliswaar fraai vormgegeven, maar veel te klein om de werken adequaat te consumeren. Bruegel is een fijn boekje voor een kleine doelgroep, en meer moet dat soms niet zijn.

PS. Voor de liefhebbers: de auteur maakte gelijkaardige biografische werken over Rembrandt, Rubens en Bosch.

Boeken / Non-fictie

Klassieker herleeft

recensie: Geschiedenis van de seksualiteit - Michel Foucault

Geschiedenis van de seksualiteit van de Franse filosoof Michel Foucault wordt nieuw leven ingeblazen met een mooie heruitgave door uitgeverij Boom.

Tussen 1976 en 1984 publiceerde Foucault de drie delen van zijn Geschiedenis van de seksualiteit. Het vierde en laatste deel zou pas lang na zijn dood verschijnen. De werken blijven fascineren en zijn inhoudelijk nog erg actueel. In deze nieuwe uitgave zijn de eerste drie delen van Geschiedenis van de seksualiteit voor het eerst samengevoegd in één bundel. Vertaalster Jeanne Holierhoek heeft het hele werk opnieuw vertaald, waardoor het werk ook in taalkundig opzicht goed in de moderne tijd past.

Machtsspel

Foucault is als filosoof met name bekend door zijn denken over macht. Ook Geschiedenis van de seksualiteit gaat over macht. De auteur geeft een analyse van de omgang met seksualiteit in de hedendaagse maatschappij, de middeleeuwen en de oudheid. Op die manier zet hij vraagtekens bij de manier waarop wij nu naar seksualiteit kijken. Het heersende paradigma is dat wij onszelf bevrijd hebben van een onderdrukking. Vroeger was de seksualiteit onvrij, stelt Foucault. Je mocht er niet over praten en was gebonden aan geldende normen.

Bevrijding

Volgens Foucault is het paradigma waarin wij nú zitten evengoed onderdrukkend. Niet omdat het ons iets verbiedt, maar juist omdat het ons iets gebiedt, namelijk het voortdurend praten over onze seksualiteit. Iedereen wordt aangemoedigd om in de openbaarheid te brengen wie hij is en welke seksuele geaardheid bij die persoon hoort. Maar juist dat vastleggen van seksualiteit in hokjes als ‘homo’ of ‘transgender’ verkleint onze vrijheid, stelt Foucault. Er is dus nog veel meer winst in de vorm van vrijheid te behalen als we ons niet laten dwingen tot het publiekelijk maken van een bepaalde keuze, maar juist door het niet-kiezen en niet-delen. Foucault zou dus kritiek hebben op de hedendaagse gender-discussie, omdat de mensen die zichzelf in deze discussie denken te bevrijden, zichzelf tegelijkertijd opnieuw vastleggen. Dit is een belangrijk onderwerp in het denken van de filosoof, die zelf als homoseksueel de betekenis van dit label veelvuldig heeft onderzocht in zijn teksten.

Actueel

Foucault zet in Geschiedenis van de seksualiteit dus vraagtekens bij de wat hij noemt ‘bekenteniscultuur’, waarin iedereen continu de drang voelt over zijn of haar seksualiteit te praten en deze te categoriseren. Volgens de filosoof is deze behoefte direct terug te herleiden tot het christendom, waarin de gelovige door een bekentenis bij de priester vergeven kan worden voor zijn zonden. In de huidige tijd waarin er veel aandacht is voor LHBT-vraagstukken is Geschiedenis van de seksualiteit nog altijd even actueel als toen Foucault het schreef. Ook in onze tijd doet het feminisme opnieuw stof opwaaien en het kan bijzonder interessant zijn dit met Foucault in de hand te beschouwen. Foucault graaft dieper dan veel mensen die dit debat overschreeuwen en aan de oppervlakte blijven. Via zijn denken wordt het misschien mogelijk om uit het bestaande paradigma te ontsnappen en met een andere kijk onszelf te bezien.

De nieuwe uitgave van Geschiedenis van de seksualiteit is erg de moeite waard en mag uiteraard niet ontbreken in de boekenkast van een filosofieliefhebber.

Boeken / Non-fictie

De kunst van het leven (en schrijven)

recensie: Seneca - Levenskunst

Sommige inzichten en beschouwingen zijn tijdloos. De Essays van Montaigne. De autobiografische, filosofische bespiegelingen van Marcus Aurelius. En zonder twijfel ook de traktaten van Seneca. Zes daarvan zijn nu gebundeld in Levenskunst. Wie zich aan het leven al eens een bult valt, kan hier niet omheen.

De carrière van Seneca (ca. 4 v.Chr. – ca. 65 na Chr.) is welbekend en veelbesproken. Van hoge Spaanse afkomst kwam hij in Rome terecht, waar hij een glansrijke carrière zou uitbouwen als redenaar, senator, schrijver, filosoof en zakenman. Hij werd door keizer Claudius, die van zijn inzichten niets moest hebben, verbannen naar Corsica, maar later door Agrippina, de tweede vrouw van Claudius, terug naar Rome gehaald. Daar zou hij zijn beroemdste rol spelen: mentor en privéleraar van de jonge, wilde maar potentieel glorieuze Nero. Wist hij de keizer in diens eerste regeringsjaren nog in toom te houden, dan ging het al gauw van kwaad naar erger. Seneca werd uiteindelijk van een complot tegen de keizer beschuldigd en kreeg de eervolle uitweg van zelfmoord aangeboden, die hij aannam.

Onkwetsbaarheid

Een bewogen leven dus, en dat voor een man die de stoa volgde, een denkwijze die stelde dat passie altijd door de rede moest worden beheerst. Kortom, die de onverstoorbaarheid predikte. Dat blijkt ook uit de vragen die hij zich in de essays stelt: Wat moet ik doen om écht gelukkig te worden? Hoe kan ik waardig sterven? Hoe leid ik een moreel waardig en evenwichtig bestaan? Hoe kan ik mij het ideaal van onkwetsbaarheid aanmeten?

Vervolgens gaat hij diepgaand, maar niet zonder humor en anekdotiek in op deze vragen. Zo bestrijdt hij bijvoorbeeld de dooddoener dat het leven te kort zou zijn. Onzin, aldus Seneca, we vullen het gewoon tot de nok met overbodige en nutteloze zaken als sporten, een mooi lichaam, najagen van geld en politieke discussies. Allemaal niet nodig, vindt hij, want dat is niet waar de mensen je zullen om herinneren. Het gaat erom je leven zo goed mogelijk in te richten en vervolgens af te sluiten met het beste en meest waardige einde.

Het boeiende nawoord van vertaler en classicus Vincent Hunink, waarin hij Seneca’s meerwaarde voor onze huidige tijd onderstreept, is een mooie bonus, net als de verklarende lijst van persoons- en plaatsnamen. Een goed einde dus, net zoals Seneca het gewild zou hebben.

Boeken / Non-fictie

Historisch inzicht

recensie: Jan Westerhof - We waren erbij, de eeuw van radio

Oud-directeur Radio van de NPO Jan Westerhof slaagt erin met We waren erbij een smeuïg en leesbaar boek te schrijven over een eeuw Radio met behoud van het historisch besef.

In een handzaam boek van 192 pagina’s inzicht verschaffen in het ontstaan en de ontwikkeling van radio in Nederland in woord en beeld is een machtige uitdaging. Feitelijk is de radio niet weg te denken uit ons dagelijks leven. We nemen hem tegenwoordig overal mee naartoe op onze smartphone, de auto, thuis op de stereo en op iedere computer waar we ons werk mee doen. Radio is overal toegankelijk, of je nu muziek wilt luisteren in welke vorm dan ook of het nieuws wilt horen in elke kleurtoon die je wenst.

Chronologisch en thema’s

Op 6 november 2018 werd in Beeld en Geluid op het Mediapark te Hilversum het boek We waren erbij – De eeuw van radio ten doop gehouden. Het was het moment waarop het honderdste jaar van het bestaan van de radio in Nederland startte. Jan Westerhof reikte daar het eerste exemplaar van zijn boek uit aan radio-coryfee Frits Spits.

Het boek schetst de historie en ontwikkeling van radio in Nederland. Na de uitvinding in 1888 door Heinrich Hertz duurde het tot 1919 voordat de eerste radio-uitzending in Nederland plaatsvond vanuit het Kurhaus. De radio doet vanaf dat moment zijn intrede in de maatschappij en verwerft zijn plaats in het gezinsleven. Die plek wordt later bij de uitvinding van de televisie door dat medium overgenomen, maar de radio is nooit verdwenen. Hoe die ontwikkelingen verliepen wordt door Westerhof chronologisch verteld terwijl hij tevens plaats heeft gevonden voor verschillende thema’s als regionale omroep, nieuwsradio, publieke omroep, radiopiraten en de opkomst van commerciële radio. Westerhof slaagt erin om in plaats van deze geschiedenis als wetenschappelijk werk te presenteren er een fijn leesbaar boek van te maken, dat iedere radioliefhebber met plezier zal lezen.

Veranderende radio

Westerhof staat in We waren erbij stil bij de censuur op de Nederlandse radio in de jaren twintig en dertig. Want het feit dat al ruim voor de Tweede Wereldoorlog toezicht en correcties op de radio-uitzendingen plaatsvonden, zet de invloed van de overheid op de nieuwsuitingen in ons land in een ander daglicht.

Natuurlijk kan Westerhof niet onder de invloed van de zee-zenders uit. In 1960 kiest Veronica als eerste in Nederland met zijn zendschip het ruime sop naar het voorbeeld uit Denemarken. De invloed van de commerciële radio op de uitzendingen vanuit Hilversum zal enorm groot blijken. Dat later Radio Noordzee een geduchte concurrent wordt van Veronica komt door een toevalligheid, omdat de uitzendingen – die gericht zouden zijn op Duitsland – geen doorgang kunnen vinden. De wetgeving in Duitsland loopt vooruit op die in Nederland, waar uitzendingen van zee-zenders pas in 1974 verboden worden.

Radio wordt totaalbeleving

Het radiolandschap verkleint door de wetgeving in 1974 weer tot de zenders van de publieke omroep. Maar de invloed van de zee-zenders blijft duidelijk hoorbaar. Uiteindelijk wordt commerciële radio pas begin jaren negentig legaal in Nederland en krijgen we een breder aanbod. De publieke omroep heeft er stevige concurrenten bijgekregen in de strijd om de luisteraar. Toch gaat de NPO met zenders als 3FM en later ook zeker Radio2 deze strijd met wisselend succes aan. Het vergt natuurlijk meer initiatief en creativiteit om de luisteraar te winnen en te binden. Radio wordt daarmee steeds meer een totaalbeleving met niet alleen luisteren, maar ook meekijken in de studio via visual radio en zelfs het live beleven van radio bij evenementen als Sportzomer, Serious Request en de TOP2000. DJ’s worden beroemde persoonlijkheden die via transfers verhuizen van werkgever (lees radiozender).

Westerhof gaat in We waren erbij – De eeuw van radio in op hoe radio zich staande weet te houden naast de opkomst van tv. Maar is dat wellicht wat gekleurd als oud-directeur radio? Ik denk van niet. Ga eens na wanneer en hoeveel uur je radio luistert ten opzichte van het consumeren van tv-beelden.

Hoe de radio zich de komende jaren verder zal ontwikkelen is nog niet te voorspellen. Maar dat het zich zal blijven manifesteren maakt Westerhof wel duidelijk in dit fijn leesbare boek met foto’s, die een feest der herkenning vormen bij het lezen van de geschiedenis van wat wij vandaag beleven als radio. We waren erbij – De eeuw van radio vormt een mooi startschot voor het jaar waarin de radio een eeuw bestaat.

(Foto’s gemaakt door Joost tijdens de boekpresentatie.)

 

Boeken / Fictie

Een radicaal onzeker meesterwerk

recensie: Louis Paul Boon - De Kapellekensbaan

In de Perpetuareeks verschijnen de grootste werken uit de wereldliteratuur. Volstrekt logisch, dus, dat dit jaar Louis Paul Boons De Kapellekensbaan werd opgenomen.

De Kapellekensbaan (1953) is het eerste deel van een tweeluik, waarvan het drie jaar later verschenen Zomer te Ter-Muren het tweede deel vormt. Louis Paul Boon (1912–1979) wilde niets minder dan de naoorlogse wereld in taal vangen, zoals Kris Humbeeck in zijn nawoord bij deze editie schrijft. Daarbij moeten we vaststellen dat ‘dat belachelijk ambitieuze project niet totaal is mislukt.’ Dat is inderdaad opmerkelijk.

In het schrijven ontstaat het verhaal

Wat wel tot mislukken gedoemd is, is een overzicht van de plot van deze breed uitwaaierende en diep gravende roman te geven. De Kapellekensbaan bestaat uit drie lagen. Ten eerste is daar het hedendaagse verhaal van een Boon-achtige figuur die een roman over het negentiende-eeuwse meisje Ondineke schrijft, dat als roman-in-roman is opgenomen. De laatste lijn bestaat uit verhalen over de Vos Reynaerde, geschreven door een kennis van de hoofdpersoon van de eerste laag.

In het schrijven ontstaat het verhaal. Er hangt een radicale onzekerheid over het verhaal van Ondineke, en ook de gesprekken die ‘Boontje’, de verteller, met vrienden en kennissen voert, lijken zich telkens in het moment te ontvouwen. Anno 1953 bestaan geen grote idealen meer: die zijn in de Tweede Wereldoorlog ten onder gegaan. Zodoende opent zich een vertelwereld die filosofisch gezien nog het dichtst bij Hermans’ sadistische, nihilistische universum ligt. Boons werk lijkt ook met eenzelfde kracht en snelheid op papier gegooid als Willem Otterspeer opmerkte over Hermans: zonder filter, zonder al te veel redactie. Qua stijl is deze roman echter anders, zelfs uniek.

Overgave

Het eerste hoofdstuk opent namelijk zo: ‘Ge ziet van uit uw open zolderraam hoe het niemandsbos in het rood wordt geverfd door de zakkende zon, en hoort hoe het droefgeestig schaap van mossieu colson van tminnesterie nog een laatste keer blaat vooraleer het achter de knarsende staldeur verdwijnt:’, en na die dubbele punt gaat de zin nog even verder. Gelijk schuift ‘Boontje’ de standaardtaal hier deels opzij, gelijk zitten we in een geheel eigen wereld, een universum waarin de taal opgerekt wordt om de chaos te kunnen representeren.

Het moge duidelijk zijn dat De Kapellekensbaan niet de meest makkelijke roman is om te lezen. Zeker voor de Nederlandse lezer zal het zestig jaar oude Vlaams niet het meest makkelijk zijn – maar laat je daar niet door afschrikken. De Kapellekensbaan vraagt om overgave aan deze overdonderende leeservaring. Laat je meevoeren op de stroom van woorden en beelden – en daarna snel door naar Zomer te Ter-Muren.

Boeken / Non-fictie

Over leugens en wetsovertredingen

recensie: Hannah Arendt - Het waagstuk van de politiek

Het waagstuk van de politiek verzamelt drie van Hannah Arendts late teksten. Samen vormen het interview en de twee essays een mooie introductie tot Arendts denken.

‘Weet u, wezenlijk voor mij is: ik moet begrijpen,’ zegt Hannah Arendt (1906–1975) in een befaamd interview uit 1964 met Günter Gaus dat deze bundel opent. Een filosofe vond de politiek theoretica zich niet: haar ingang tot de mens en menselijk gedrag was altijd via de politiek. Het interview laat mooi zien hoe Arendts leven haar denken inspireerde, en andersom. Als joodse was ze in de jaren dertig Duitsland ontvlucht; ten tijde van het interview woonde en werkte ze in de Verenigde Staten.

Het grote probleem van de Holocaust, ‘het persoonlijke probleem, was niet wat onze vijanden deden, maar wat onze vrienden deden,’ aldus Arendt. Hier is goed te zien hoe de persoonlijke angst verraden te worden door bekenden bij haar groeit tot een groter politiek-filosofisch punt, tot een inkijkje in de menselijke ziel.

Actuele essays

Waar het interview met Gaus vooral terugkijkt, behandelen de twee in Het waagstuk van de politiek opgenomen essays meer hedendaagse gebeurtenissen. In Liegen in de politiek staat Arendt stil bij de begin jaren zeventig vrijgegeven Pentagon Papers (een lijvig rapport over de oorlog in Vietnam) en in Burgerlijke ongehoorzaamheid kijkt ze naar dienstweigeraars en de burgerrechtenbeweging. Beide essays zijn nog steeds actueel.

Dat laatste weten vertalers Dirk de Schutter en Remi Peeters ook: in hun inleiding verwijzen zij naar Donald Trump, een president die geen enkele moeite lijkt te hebben met de waarheid vervormen. Wat opvalt aan Liegen in de politiek is dat Arendt het probleem dan wel helder weet te stellen – wanneer zij schrijft dat feiten ‘een getuigenis nodig’ hebben om herinnerd te worden, is gelijk duidelijk waarom machthebbers die het zonder willen stellen zo’n bedreiging vormen –, zij de kracht van feitenvrije politiek daarentegen duidelijk onderschat. Ze waarschuwt ervoor dat leugens de grens tussen waarheid en onwaarheid doen vervagen en daarmee kunnen leiden tot totalitarisme, maar vertrouwt er uiteindelijk op dat de feiten altijd zullen spreken.

Telkens terugkeren

Het meest interessante essay in deze bundel is uiteindelijk Burgerlijke ongehoorzaamheid. In dit essay pleit Arendt voor het beschermen van de ongehoorzame burger, die volgens haar uit is op een rechtvaardiger wereld. Het is ‘de nieuwste vorm van vrije vereniging’, niet zomaar bandeloosheid: de wet wordt met een gerechtvaardigd doel overschreden. In dit essay zet Arendt tot denken aan.

Hannah Arendt is een denker die telkens weer terugkeert, vooral in het huidige tijdsgewricht. Het waagstuk van de politiek verzamelt een aantal van haar minder bekende, maar stuk voor stuk boeiende en relevante teksten. Samen vormen ze bovendien ook een mooie inleiding in haar denken en een fijn opstapje naar haar bekende boeken.

Boeken / Non-fictie

Alles wat fout kon gaan, ging ook fout

recensie: Antony Beevor - De slag om Arnhem

Tussen 17 en 26 september 1944 vond rond Arnhem een onvoorstelbaar gruwelijke slag plaats. Door Britse onderschatting van de Duitse slagkracht behaalde Hitler een laatste overwinning.

De Britse historicus Antony Beevor is een expert op het gebied van de Tweede Wereldoorlog. Aan de hand van origineel bronnenmateriaal weet hij weet als geen ander de oorlog voelbaar te maken. Voor zijn nieuwste, waanzinnig geschreven boek De Slag om Arnhem, maakte Beevor dankbaar gebruik van dagboeken van Nederlandse vrouwen. Want vrouwen beschrijven de oorlog zoals die zich werkelijk voordeed, stelt Beevor, terwijl mannen graag hun eigen rol ophemelen.

Prima Donna’s

Beevor reconstrueert de strijd nauwgezet en laat daarbij geen spaan heel van het geallieerde leiderschap. De Britse veldmaarschalk Montgomery was verblind door het succes van D-Day. Hij wilde zijn Amerikaanse collega Bradley aftroeven met de onbesuisde inzet van het grootste luchtlandingsleger uit de geschiedenis. Eisenhowers chef-staf, Walter Bedell Smith, merkte daarover het volgende op: ‘Het is verbazingwekkend hoe goede commandanten de mist in gaan als ze een publiek scheppen dat ze moeten behagen. Ze worden prima donna’s.’

De planning van Operatie Market Garden was rampzalig. Tijdens de eerste landing op zondag 17 september werden de troepen te ver van hun doelen gedropt. Daardoor verdween het verrassingseffect. De tweede golf parachutisten werd door de gereedstaande Duitsers gedecimeerd. Generaal Urquhart, de commandant van de 1ste Luchtlandingsdivisie, gaf geen leiding maar moest zich schuil houden op een vliering. De radioverbindingen waren hopeloos. Tot slot was het idee om de infanterie vanaf het Maas-Scheldekanaal in België, langs één enkele weg (Hell’s Highway) van 100 kilometer rechtstreeks naar Arnhem te laten optrekken, volkomen waanzin.

Blitztransport

Beevor heeft in zijn boek veel oog voor de professionaliteit en het improvisatievermogen binnen het Duitse leger. Na de mislukte aanslag op Hitler van 20 juli 1944, belandden gestaalde (SS) bevelhebbers zoals veldmaarschalk Walter Model op sleutelposities in het leger. Hoewel Model verzuimde om de verkeersbruggen in Arnhem en Nijmegen op te blazen omdat hij ze nodig had voor een grootscheepse tegenaanval, zat hij kort op zijn ondergeschikten.

Zo bezocht Model zijn ondergeschikten dagelijks te velde. Die moesten ter plekke voor elk probleem drie oplossingen bedenken. Dan pas kon men om meer materieel vragen, dat vervolgens per Blitztransport vanuit het Duitse Rijk werd aangevoerd. Toen Model tijdens de straatgevechten in Arnhem om vlammenwerpers verlegen zat, werden die nog dezelfde dag vanuit een munitiedepot in Midden-Duitsland ingevlogen.

Vergeleken met de Duitsers waren de Britten hopeloos amateuristisch. Beevor illustreert het met een treffend citaat van majoor Dick Winters, de verteller uit de televisieserie Band of Brothers (2001). ‘We waren sprakeloos door de Britse gewoonte om te stoppen – nee, te eisen dat ze zouden stoppen – om een kop thee te zetten’.

Plundering en Hongerwinter

De Duitsers pasten bij de verdediging van Arnhem en omstreken wrede tactieken toe. Met het in brandsteken van Arnhem en Nijmegen maakte de bezetter een acuut einde aan de bevrijdingsvreugde. ‘Het centrum van de stad ziet eruit als de hel. Het geknetter van de brand is van grote afstand hoorbaar’, aldus een getuige. Als represaille voor de nationale spoorwegstaking, die samenviel met Operatie Market Garden, werden de overgebleven 200.000 inwoners van Arnhem weggevoerd. Zo konden de Duitsers zonder pottenkijkers het hele gebied leegplunderen.

Tot slot ziet Beevor een direct verband tussen de Nederlandse steun voor de geallieerden en het uitbreken van de Hongerwinter. Uit onderzoek blijkt dat de bezetter de rantsoenen in de loop van de winter terugbracht van 800 tot 230 calorieën per dag. Beevor beschrijft het allemaal met veel empathie. ‘De nazi’s dachten graag dat ze veel beschaafder waren dan de Sovjet’s, maar hun verwoesting van Arnhem, de gemeenheid en verspilling ervan, leek verbazend veel op de plundering van Duitsland door het Rode Leger in 1945.’