Tag Archief van: geschiedenis

Boeken / Non-fictie

Spannend en leerzaam

recensie: Het verlies van België: de strijd tussen de Nederlandse koning en de Belgische revolutionairen in 1830

Na diverse boeken over zijn grote held Napoleon te hebben geschreven, stort Johan Op de Beeck zich in Het verlies van België op de Belgische onafhankelijkheidsstrijd van 1830.

De uitkomst van het boek is al op voorhand bekend: een van Nederland onafhankelijk België. De ruim vierhonderd pagina’s van Het verlies van België beschrijven de aanloop naar die onafhankelijkheid, grofweg de periode van 1815 tot 1830. Ondanks de voor ons bekende uitslag, weet Op de Beeck er een razend spannend boek van te maken.

Hij doet dat door zich te richten op één figuur: Louis De Potter. Deze vrijzinnige liberaal, met zijn scherpe pen en dito politieke inzichten, is vanaf het begin een spilfiguur in de Belgische onafhankelijkheidsstrijd. Met zijn scherpe pen en overredingskracht weet hij, veelal via artikelen in kranten, een grote aanhang te verwerven.

De Potters leven staat vrijwel volledig in het teken van zijn politieke strijd. Het is des te tragischer dat hoe dichterbij het moment komt dat hij zijn idealen kan verwezenlijken, hij meer en meer naar de marge van het politieke spel wordt gedrukt. Uiteindelijk neemt hij de conceptie en de geboorte van België waar vanuit Parijs, voor politieke medestanders – of zijn het tegenstanders – volledig buitenspel gezet omdat zijn idealen té progressief waren. De Potter was een scherpe denker maar had helaas weinig kaas gegeten van het cynische machtsspel dat politiek ook kan zijn.

Katholieken en liberalen


Na de nederlaag van Napoleon werd in 1815 België door de Europese grootmachten bij Nederland gevoegd. Zo kan dat nieuwe land een tegenwicht vormen tegen Frankrijk, mocht dat land het opnieuw op zijn hielen krijgen en de rest van Europa bedreigen.

Al snel na die toevoeging van België bij Nederland ontstond in België onvrede. De taal was het eerste struikelblok: de Nederlandse koning Willem I wilde dat Nederlands de voertaal werd in heel zijn rijk, althans op bestuurlijk niveau. De Belgische elite van waaruit de meeste ambtenaren afkomstig waren, spraken Frans – ook in Vlaanderen.

Ook de katholieke geestelijken joeg de koning al snel tegen zich in het harnas. De jezuïeten, die van oudsher het onderwijs in België verzorgden, werden uit die invloedrijke positie gezet. De staat – niet de Kerk – moest het onderwijs verzorgen.De jezuïeten vertrokken naar Frankrijk, vanwaar zij oppositie zouden blijven voeren tegen het nieuwe bewind in hun vaderland.

Ook de liberalen hadden zo hun bezwaren. De Potter, een van hun bekendste voormannen, zette zich samen met zijn geestverwanten in voor een liberaler beleid van de koning. Zij eisten meer macht voor het parlement, meer democratie, meer burgerrechten en een betere waarborging van de persvrijheid.

Het geluk voor Willem I was dat de liberalen en katholieken uiteraard niet door een deur konden. Een liberaal punt van kritiek op de koning was dat hij te laks was ten aanzien van de katholieken, die zij als tegenstanders van de (politieke) modernisering zagen.

Revolutie


Het boek is voor een groot deel een vlot geschreven illustratie van hoe een revolutie werkt. Op de Beeck zet helder uiteen hoe de belangen van al deze verschillende groepen op elkaar inspelen – de ene keer sluiten groepen een verbond, de andere keer worden ze tegen elkaar uitgespeeld. Zodra belangrijke posities binnen handbereik zijn, worden politieke geestverwanten die lang samen optrokken, plotseling elkaars felste concurrenten. Niet alleen politieke idealen, geopolitieke overwegingen en economische belangen spelen een rol, ook persoonlijke ijdeltuiterij en machtswellust blijken in de geschiedenis vaak van doorslaggevende betekenis.

Het boek is een interessante geschiedenisles – zeker voor veel Nederlanders, voor wie deze geschiedenis voor een groot deel onbekend terrein is, is het geen overbodige luxe. Maar Op de Beeck houdt in de epiloog ook een persoonlijke pleidooi voor de idealen waar De Potter voor streed. Refererend aan de aanslagen op de redactie van Charlie Hebdo, laat hij zien dat ze ook nog altijd actueel zijn. Want, zo zegt hij met De Potter,

‘het enige wapen tegen een meningsuiting is een andere meningsuiting.’

De Belgische grondwet moet volgens Op de Beeck onderwezen worden op school en in het hart van iedere Belg gedragen worden, ‘een beetje als eerbetoon aan de idealen van 1830, maar vooral als instrument en wapen in onze hedendaagse en nog steeds noodzakelijke strijd om vrijheid, gelijkheid en onafhankelijkheid.’

Boeken / Non-fictie

Spannend en leerzaam

recensie: Het verlies van België: de strijd tussen de Nederlandse koning en de Belgische revolutionairen in 1830

Na diverse boeken over zijn grote held Napoleon te hebben geschreven, stort Johan Op de Beeck zich in Het verlies van België op de Belgische onafhankelijkheidsstrijd van 1830.

De uitkomst van het boek is al op voorhand bekend: een van Nederland onafhankelijk België. De ruim vierhonderd pagina’s van Het verlies van België beschrijven de aanloop naar die onafhankelijkheid, grofweg de periode van 1815 tot 1830. Ondanks de voor ons bekende uitslag, weet Op de Beeck er een razend spannend boek van te maken.

Hij doet dat door zich te richten op één figuur: Louis De Potter. Deze vrijzinnige liberaal, met zijn scherpe pen en dito politieke inzichten, is vanaf het begin een spilfiguur in de Belgische onafhankelijkheidsstrijd. Met zijn scherpe pen en overredingskracht weet hij, veelal via artikelen in kranten, een grote aanhang te verwerven.

De Potters leven staat vrijwel volledig in het teken van zijn politieke strijd. Het is des te tragischer dat hoe dichterbij het moment komt dat hij zijn idealen kan verwezenlijken, hij meer en meer naar de marge van het politieke spel wordt gedrukt. Uiteindelijk neemt hij de conceptie en de geboorte van België waar vanuit Parijs, voor politieke medestanders – of zijn het tegenstanders – volledig buitenspel gezet omdat zijn idealen té progressief waren. De Potter was een scherpe denker maar had helaas weinig kaas gegeten van het cynische machtsspel dat politiek ook kan zijn.

Katholieken en liberalen


Na de nederlaag van Napoleon werd in 1815 België door de Europese grootmachten bij Nederland gevoegd. Zo kan dat nieuwe land een tegenwicht vormen tegen Frankrijk, mocht dat land het opnieuw op zijn hielen krijgen en de rest van Europa bedreigen.

Al snel na die toevoeging van België bij Nederland ontstond in België onvrede. De taal was het eerste struikelblok: de Nederlandse koning Willem I wilde dat Nederlands de voertaal werd in heel zijn rijk, althans op bestuurlijk niveau. De Belgische elite van waaruit de meeste ambtenaren afkomstig waren, spraken Frans – ook in Vlaanderen.

Ook de katholieke geestelijken joeg de koning al snel tegen zich in het harnas. De jezuïeten, die van oudsher het onderwijs in België verzorgden, werden uit die invloedrijke positie gezet. De staat – niet de Kerk – moest het onderwijs verzorgen.De jezuïeten vertrokken naar Frankrijk, vanwaar zij oppositie zouden blijven voeren tegen het nieuwe bewind in hun vaderland.

Ook de liberalen hadden zo hun bezwaren. De Potter, een van hun bekendste voormannen, zette zich samen met zijn geestverwanten in voor een liberaler beleid van de koning. Zij eisten meer macht voor het parlement, meer democratie, meer burgerrechten en een betere waarborging van de persvrijheid.

Het geluk voor Willem I was dat de liberalen en katholieken uiteraard niet door een deur konden. Een liberaal punt van kritiek op de koning was dat hij te laks was ten aanzien van de katholieken, die zij als tegenstanders van de (politieke) modernisering zagen.

Revolutie


Het boek is voor een groot deel een vlot geschreven illustratie van hoe een revolutie werkt. Op de Beeck zet helder uiteen hoe de belangen van al deze verschillende groepen op elkaar inspelen – de ene keer sluiten groepen een verbond, de andere keer worden ze tegen elkaar uitgespeeld. Zodra belangrijke posities binnen handbereik zijn, worden politieke geestverwanten die lang samen optrokken, plotseling elkaars felste concurrenten. Niet alleen politieke idealen, geopolitieke overwegingen en economische belangen spelen een rol, ook persoonlijke ijdeltuiterij en machtswellust blijken in de geschiedenis vaak van doorslaggevende betekenis.

Het boek is een interessante geschiedenisles – zeker voor veel Nederlanders, voor wie deze geschiedenis voor een groot deel onbekend terrein is, is het geen overbodige luxe. Maar Op de Beeck houdt in de epiloog ook een persoonlijke pleidooi voor de idealen waar De Potter voor streed. Refererend aan de aanslagen op de redactie van Charlie Hebdo, laat hij zien dat ze ook nog altijd actueel zijn. Want, zo zegt hij met De Potter,

‘het enige wapen tegen een meningsuiting is een andere meningsuiting.’

De Belgische grondwet moet volgens Op de Beeck onderwezen worden op school en in het hart van iedere Belg gedragen worden, ‘een beetje als eerbetoon aan de idealen van 1830, maar vooral als instrument en wapen in onze hedendaagse en nog steeds noodzakelijke strijd om vrijheid, gelijkheid en onafhankelijkheid.’

Boeken / Non-fictie

Iedereen fout?

recensie: Martin Bossenbroek - Fout in de Koude Oorlog

‘Fout’ was je in de Koude Oorlog al snel. Cineast Joris Ivens was dat in de ogen van rechts Nederland, minister Joseph Luns in die van links. Historicus Martin Bossenbroek onderzoekt in zijn nieuwe boek waarom Ivens inmiddels op handen wordt gedragen, terwijl Luns van zijn voetstuk werd gestoten.

De wereldpolitiek van vandaag is erg verwarrend. We kampen met een min of meer onzichtbare vijand – het islamitisch terrorisme – en zien ons geconfronteerd met grootmachten als China en Rusland waarvan het onduidelijk is of het bondgenoten of rivalen zijn.

Vergelijk dat eens met de periode die daaraan voorafging, de Koude Oorlog. Twee supermachten, de VS en de Sovjet-Unie, controleerden samen een wereld die was verdeeld in twee kampen: pro-Washington of pro-Moskou. Ook vanuit Nederland bekeken was alles volkomen helder: wij zaten stevig in het Amerikaanse kamp.

Maar van dat beeld klopt bar weinig, zo demonstreert Bossenbroek in zijn nieuwe boek Fout in de Koude Oorlog. De burgers in het Westen waren helemaal niet éénsgezind. Tijdens de Koude Oorlog verketterden mensen elkaar over en weer als ‘fout’.

Aan de hand van de communistische cineast Joris Ivens en de conservatieve en katholieke minister Joseph Luns laat Bossenbroek zien hoe verdeeld ook Nederland was. En, zo vraagt hij zich af, hoe kan het toch dat Ivens, die heulde met Stalin en Mao, tot op de dag van vandaag op handen wordt gedragen, terwijl de latere secretaris-generaal van de NAVO Luns aan het eind van zijn leven van zijn voetstuk werd gestoten?

Minder fout?

Vreemd is het wel. Want dat het steunen van massamoordenaars als Mao en Stalin ‘fout links’ is, is evident. Maar wat is nu ‘fout rechts’? Bossenbroek omschrijft het als ‘onvoorwaardelijk achter de Verenigde Staten, met voorbijgaan van de democratische waarden.’ Behalve dat het wat vaag is, is het ook nog eens duidelijk minder ‘fout’.

En dat proef je ook in het boek. Bossenbroek schrijft wel dat ook rechts fout was, maar je krijgt de indruk dat hij het pro forma doet. Erg overtuigende voorbeelden noemt hij dan ook niet. Zo beschrijft hij de erg onderdanige houding van de Nederlandse veiligheidsdiensten ten opzichte van hun Amerikaanse collega’s van de CIA. Bedenkelijk? Misschien. Fout? Nee.

De enige ‘fout rechtse’ persoon in het boek die echt over de schreef ging, was schrijver Gerard Reve. In zijn fel anti-communistische tirades wenste hij de Vietcong dood en verdedigde hij het Apartheidsregime. Maar als de uitlatingen van een schrijver die bekend stond om zijn ironie de beste voorbeelden zijn van fout rechts, is dat niet overtuigend.

Propaganda

Bij ‘fout links’ was sprake van minder dubbelzinnigheid. Ivens praatte het neerslaan van de Hongaarse opstand in 1956 door de Russen goed. Later werd hij kritischer op de Sovjet-Unie, maar niet omdat hij een vredelievende democraat was geworden. Het Moskou van na de destalinisatie was in zijn ogen te ver afgeweken van het echte communisme. Daarvoor moest je volgens Ivens in Maoïstisch China zijn.

Hij trok daar dan ook veelvuldig heen. De documentaires die Ivens in China maakte, waren onvervalst propagandistisch. Hij geloofde ook echt in het maoïsme. Nog nooit had hij ‘een samenleving gezien die zo ontspannen is.’ Ondertussen dreef Mao miljoenen mensen de dood in.

Onbegrijpelijk

Harry Mulisch was nog zo’n apologeet van communistische dicatators – en ook daar was geen greintje ironie bij. Collega W.F. Hermans confronteerde hem eens met het gegeven dat niet alleen Hitler, maar ook Stalin en Mao tientallen miljoenen doden op hun geweten hadden. Mulisch: “Maar dat is niet ónze geschiedenis; iedereen moet zich maar in zijn eigen massamoorden specialiseren.”

Daar gaf Mulisch misschien meer prijs dan hij eigenlijk wilde. Volgens Bossenbroek schuilt hierin de voornaamste verklaring waarom heulen met het communisme nooit dezelfde foute status heeft bereikt als heulen met het nazisme: Nederland heeft nooit daadwerkelijk geleden onder het communisme. De vijf Duitse bezettingsjaren hebben zich vastgezet in het collectieve geheugen, terwijl de gruwelen die de communisten aanrichtten een ver-van-mijn-bed-show bleven.

Wellicht inconsequent maar wel begrijpelijk: men heeft voor het nabije leed toch altijd meer oog dan voor het verre. Maar waarom dan heulen met die verre dictators, met Mao, Stalin en hun bondgenoten? Die vraag blijft onbeantwoord.

De vergelijking tussen nazisme en communisme die Bossenbroek aan het einde van het boek enkele keren maakt, is overbodig en verwarrend. Want dat heeft weinig met de centrale vraag van zijn boek te maken. Dat ging namelijk over een ander ‘fout rechts’, een ‘fout rechts’ dat hij omschrijft als het onvoorwaardelijk steunen van Amerika en dat niets met het nazisme te maken heeft. Waarom dát op gelijke voet staat met ‘fout links’ dat met Mao of Moskou heulde, blijft onduidelijk – en, na het lezen van Bossenbroek, onbegrijpelijk.

Boeken / Non-fictie

De vulkaan heeft het gedaan

recensie: Alberto Angela - De laatste drie dagen van Pompeii

De uitbarsting van de Vesuvius: we hebben er allemaal op school over geleerd, en wellicht weten velen ook dat die in het jaar 79 na Christus plaatsvond. Maar wat er tijdens die verschrikkelijke uren allemaal gebeurde in Pompeii en omgeving, daarover weten we veel minder. En daar brengt dit knappe, goede gedocumenteerde boek verandering in.

Het gebeurt maar zelden dat een boek met zo’n warm onderwerp zo ijzingwekkend verteld wordt. Alberto Angela is een meester in zijn vak: hij bouwt naar het moment van de uitbarsting op zoals in films gebeurt wanneer een bom met een aftelsysteem in beeld wordt gebracht. De hoofdstukken beginnen met mededelingen als ’44 uur voor de uitbarsting’, ‘1 minuut voor de uitbarsting’, ‘2 uur na de uitbarsting’. En telkens wordt dan haarfijn uitgelegd wat er op die noodlottige momenten gebeurde. Dat is heel wat, en het wordt adembenemend beschreven. Zo leren we hoe de beboste top van de Vesuvius erbij lag net voor de uitbarsting:

‘De jager heeft de indruk dat hij door een betoverd bos loopt. Hij hoort alleen het geluid van zijn eigen stappen en langzaam maar zeker nadert hij het midden van de oude caldera van de vulkaan. De geur van zwavel en rotte eieren wordt steeds sterker (…) Er klinkt ook een vreemd geluid, een voortdurend krachtig gesis.’

Gloeiendheet gas

We komen heel veel te weten over die noodlottige uitbarsting. Bijvoorbeeld dat de rookkolom na de uitbarsting een hoogte van maar liefst 24 kilometer bereikte. Of dat de lavastromen gevolgd werden door een door een wolk van gloeiendheet gas (500 graden), dat geluidloos iedereen op zijn pad ter plekke tot as herleidde. Onder meer een groep mensen die beschutting gezocht had in grotten bij het strand en er van uitging dat ze veilig was. Daarnaast komen we ook heel wat leuke zaken te weten over het dagelijks leven in Pompeii. Bijvoorbeeld dat mensen in die tijd hun bedprestaties trots op de muren schreven. Of dat er toen ook al cafés bestonden, of beter: ruimtes met grote tonnen vol drank en voedsel, waar iedereen het zijne kon uithalen.

Historische sensatie?

Is De laatste drie dagen van Pompeii een onversneden meesterwerk? Nee, het boek heeft twee minpunten. Ten eerste is het op sommige momenten wat langdradig (de auteur geeft bijvoorbeeld niet een paar voorbeelden van de dingen die bewoners destijds op de muren kalkten, hij geeft er meteen tientallen). Ten tweede past Angela een nogal belegen kunstgreep toe om de sfeer levendiger voor te stellen. Hij probeert namelijk de sfeer in Pompeii te schetsen en ons medeleven met de bewoners te vergroten door ‘echte’ personen op te voeren: een bakker die een bestelling wegbrengt, een loodgieter die een disfunctionerend aquaduct bestudeert. Dit is het soort belegen geschiedschrijving die bij de lezer de zogenaamde ‘historische sensatie’ moet opwekken (het gevoel er zelf bij te zijn), maar eigenlijk gewoon potsierlijk overkomt omdat het pure willekeur is.

Maar dat is muggenzifterij. En daarbij komt dat die fragmenten wel helpen om het verhaal te verlevendigen. Maar het had niet gehoeven, omdat de uitbarsting zelf, de aanloop er naartoe en de nasleep lezen als een echte thriller, waarbij dergelijke kunstgrepen niet nodig zijn. Dus laat dat zeker de ‘pret’ niet drukken.

Hollywood Boulevard
Boeken / Non-fictie

Het boek was beter

recensie: Steven De Foer - Hollywood Boulevard. Een eeuw filmsterren.
Hollywood Boulevard

Een fantastisch idee, uitgewerkt tot een fantastisch boek. Dat is Hollywood Boulevard. Een eeuw filmsterren in een notendop. Verplichte kost voor iedereen die zich graag een filmliefhebber noemt.

Hollywood Boulevard is een turf van ruim 600 pagina’s, maar dat deert niet: het boek leest even vlot als een kwaliteitsblockbuster zich laat bekijken. En dat is uiteraard een compliment. De pitch is alvast briljant: een geschiedenis van 100 jaar Hollywood, aan de hand van biografieën van iconische acteurs en actrices. Op die manier krijg je niet alleen een mooie, meanderende en volledige tijdlijn – van de stille films naar het studiosysteem tot de golden seventies en de zielloze comic book-verfilmingen van vandaag – maar ook fantastische en vaak weinig bekende biografische weetjes over de mensen die aan bod komen.

Dikke baby

Wist je bijvoorbeeld dat Humphrey Bogart Vlaamse roots heeft, aangezien zijn voorouders ‘Bogaert’ heetten? Of dat Charles Chaplin wel héél erg groene blaadjes lustte? Of dat Oliver Hardy, bekend van ‘de Dikke en de Dunne’, als baby al ruim zes kilo woog? Allemaal anekdotes die van dit boek een echte schatkamer maken. Maar met anekdotes alleen maak je geen meeslepende literatuur en dat heeft De Foer goed begrepen. Hij maakt werk van goed gedocumenteerde, grondige levensverhalen die hij handig weet te verweven in de evolutie van de film.

De Foer is bovendien niet vies van een tegen de haren in strijkende mening, wat heel verfrissend werkt. Zo vindt hij Raging Bull, toch alom geprezen als een klassieker van twee artiesten op het toppunt van hun kunnen (Martin Scorsese en Robert De Niro), eigenlijk een miskleun. Beschouwt hij Apocalypse Now als zwaar overroepen én noemt hij Meryl Streep een van de meest overschatte actrices uit de filmgeschiedenis. Het geeft aan dat hij niet bang is om heilige huisjes in te trappen, maar hij onderbouwt zijn stellingen ook. Hij choqueert dus niet om te choqueren.

Vrouwe Cinema

Heeft het boek dan geen minpunten? Niet dat het echt als negatief element kan gelden, maar de conclusie van De Foer is wel héél zwartgallig en fnuikt op slechts enkele pagina’s het leesplezier dat je uit de andere pagina’s haalde. Akkoord, zijn bevindingen over de hedendaagse cinema zijn wellicht raak, maar zo dramatisch als hij het voorstelt is het volgens ons toch niet. En zelfs als het zo is, is het toch jammer om zo donker te eindigen. Maar nogmaals, dat is detailkritiek: Hollywood Boulevard is een dijk van een filmboek, vlot geschreven, rijk aan boeiende anekdotes en van begin tot einde doordrenkt van liefde voor Vrouwe Cinema.

Philip K. Dick
Boeken / Fictie

Het onvoorstelbare voorgesteld

recensie: Philip K. Dick - De man in het hoge kasteel
Philip K. Dick

Wat zou er gebeurd zijn als de nazi’s de Tweede Wereldoorlog gewonnen hadden? Je kunt het je moeilijk voorstellen, maar toch is dat precies wat cultschrijver Philip K. Dick deed in zijn onlangs opnieuw vertaalde De man in het hoge kasteel.

Dick staat vooral te boek als schrijver van sciencefiction. Het lot dat hem als genre-auteur is beschoren, is dat zijn boeken voornamelijk door een kleine groep liefhebbers worden gelezen. Dick is bij het grote publiek bekender om de op zijn werk gebaseerde verfilmingen, zoals Blade Runner, Total Recall, Minority Report en A Scanner Darkly. Vorig jaar kwam daar de tv-serie The Man in the High Castle bij, gebaseerd op het gelijknamige boek uit 1962. Omdat de eerdere Nederlandse vertaling te wensen overliet, heeft uitgeverij Lebowski het boek opnieuw laten vertalen. De man in het hoge kasteel is daarvan het resultaat.

Dystopie

De roman focust op een aantal personages die zich ieder op eigen wijze proberen te handhaven in een onheilspellende wereld. In Dicks wereld hebben niet de geallieerden, maar de Duitsers en de Japanners de Tweede Wereldoorlog gewonnen. Hij beschrijft een scenario waarin Franklin D. Roosevelt in 1933 is omgelegd. Hierdoor neemt de geschiedenis een andere wending en geven de geallieerden zich in 1947 over.

De man in het hoge kasteel speelt zich vijftien jaar later af. De westkust van de Verenigde Staten is bezet door Japan terwijl de oostkust bezet is door Duitsland. Het binnenland vormt een neutrale zone. In dit gebied woont de man in het hoge kasteel, schrijver van De sprinkhaan sleept zich voort. Het boek speelt een centrale rol in deze roman. Hoewel het boek door de Duitsers is verboden, lezen meerdere personages het. Immers, De sprinkhaan sleept zich voort gaat over een wereld waarin niet de nazi’s, maar de geallieerden de Tweede Wereldoorlog winnen.

Dubbele lagen

Hoewel Irving Pardoens vertaling vlot leest, is De man in het hoge kasteel geen gemakkelijke kost. De vele dubbele lagen, plottwists en perspectiefwisselingen maken het boek soms wat chaotisch. Dit is geenszins een verwijt; het is simpelweg de manier waarop Dick met zijn materie omgaat. Hij overdondert, geeft een stortvloed aan informatie maar biedt daarbij weinig handvatten.

Het is de vraag of De man in het hoge kasteel echt sciencefiction is. Alternate history zou een meer specifieke aanduiding voor dit werk zijn, aldus de exacteling. Dick maakt korte metten met deze discussie door hem uit te besteden aan twee van zijn personages die De sprinkhaan sleept zich voort aan het lezen zijn. Het is een van de vele dubbele lagen die Dick heeft verwerkt in dit verontrustende maar magistrale werk.

Boeken / Fictie

Het graf van de duivel

recensie: Vrouwkje Tuinman - Afscheidstournee

Als de jonge Achille zijn overleden vader, de wereldberoemde violist Nicolò Paganini, wil begraven, blijkt de duistere reputatie van de musicus dit onmogelijk te maken. Vrouwkje Tuinman weet met Afscheidstournee de geschiedenis van een verstoorde familie in een roman te vatten.

Het blijft een fenomeen in de muziekgeschiedenis: de magistrale violist en componist Nicolò Paganini (1782-1840). Zijn muziek, zijn vioolspel en zijn voorkomen maakten hem populair tot ver over de Italiaanse grenzen. Met een goed gevoel voor marketing en niet vies van enig effectbejag wist hij zijn imago als ‘duivelskunstenaar’ tot in detail uit te venten. Dat heeft hem tijdens zijn leven geen windeieren gelegd, maar zorgde na zijn dood voor veel tegenwerking.

Duivelsgebroed

Met dat gegeven gaat Vrouwkje Tuinman aan de slag. Ze maakt de puberzoon van Nicolò tot hoofdpersoon en laat deze Achille vertellen over zijn worsteling om zijn vader een passende begrafenis te geven. De instanties – lees De Kerk – staan dit niet toe. Paganini was geen praktiserend katholiek, heeft de laatste sacramenten aan zijn sterfbed geweigerd en staat alom bekend als verbeelding van de duivel. Het gesleep met de doodskist van zijn vader, met de erfenis van zijn vader, is letterlijk en figuurlijk de ballast die Achille met zich mee zal moeten dragen.

Tuinman weet een pakkend verhaal op te starten. Ze verbindt de feiten die bekend zijn uit de Paganini-geschiedenis met een flinke dosis fantasie en komt zo tot een nieuwe, geheel eigen compositie. Na jaren van omzwervingen, waarbij de kist op veel geheime plekken wordt gestald, strijkt Achille met zijn jonge vrouw Paolina neer op het door de componist nagelaten landgoed Gaione in de buurt van Parma. Hier wordt de kwestie om een eervolle begrafenis met een gepast monument te kunnen verzorgen, na nog wat geharrewar met de plaatselijke clerus, min of meer naar de achtergrond geschoven.

Bijenhouderij

Wat volgt is een vrij prozaïsch relaas over de wederwaardigheden van de familie dat door de schrijfster wordt uitgesmeerd over komende generaties. Achille en Paolina krijgen een reeks kinderen die allen op hun eigen manier met de erfenis van de grote violist te maken hebben. De een groeit op als bevlogen musicus, de ander beheert de muzikale nalatenschap van grootvader en een derde ontpopt zich als zakenman die op slimme wijze munt uit de situatie weet te slaan. De kern van het verhaal blijft echter Achille, de zoon die nooit zal loskomen van zijn vader en zijn eigen identiteit altijd heeft gevormd naar diens overweldigende aanwezigheid.

In het verloop van Afscheidstournee blijft continue het gevoel overheersen dat de achterliggende geschiedenis van de musicus Paganini vele malen interessanter is dan het geconstrueerde verhaal over zijn nazaten. Tuinman heeft veel ‘omgeving’ nodig om tot een substantieel verhaal te komen: de geest van Paganini blijft aandringen, terwijl de schrijfster zich uitentreuren bezighoudt met de ziekelijke moeder van Achille, zijn nuchtere halfzusje en het wel en wee van zijn kinderen. Dat Achille zijn tijdverdrijf in de bijenhouderij zoekt – mede om zijn vaders kist onzichtbaar te kunnen verbergen – is een aardige metafoor voor de overgang van het leven in de dood, maar blijft tegelijkertijd iets geforceerds houden.

Uiteindelijk komt het goed met het graf van Nicolò Paganini. ‘Het kleine beetje dat er nog van zijn vader over was, verdiende het in alle openheid te worden geprezen, in plaats van verketterd.’ De zoon, die zichzelf wegcijferde voor de zielenrust van zijn vader, is door Vrouwkje Tuinman op enigszins wijdlopige manier aan de vergetelheid onttrokken.

Boeken / Non-fictie

Degelijk en volledig maar ietwat droog

recensie: H.W. Brands
 - Reagan: de biografie

Over Ronald Reagan zijn enorm veel boeken geschreven. Voor een groot deel zijn dat halve hagiografieën. Historicus Henry William Brands voegt daar een dikke, wetenschappelijke biografie aan toe.

Weinig Amerikaanse presidenten roepen zoveel tegenstrijdige emoties op als Ronald Reagan. Door links wordt hij verguisd als de wegbereider van het neoliberalisme dat met lagere belastingen en deregulering de oorzaak is van toenemende ongelijkheid, torenhoge staatsschulden en de financiële crisis. Door rechts wordt hij vereerd als een halfgod. De Republikeinse voorverkiezingen zijn al jaren niet veel meer dan een wedstrijdje ‘wie het meest op Reagan lijkt’.

Van die politieke gevoeligheid merk je in Brands’ nieuwste biografie niets. Het is een en al zakelijkheid. Dat kun je aan Brands wel overlaten: hij beschrijft liever dan dat hij beoordeelt. Dat laatste laat hij aan de lezer over.

Humor


Ondanks Brands’ droge beschrijving is het tijdens het lezen van dit boek moeilijk om géén sympathie voor Reagan te krijgen. Zelfs op de meest onverwachte momenten wist Reagan gebruik te maken van zijn gevoel voor humor. Nadat hij was neergeschoten en met spoed naar het ziekenhuis werd gebracht, zei hij tegen de artsen die op het punt stonden hem te opereren:

“Ik hoop dat jullie allemaal Republikeinen zijn.”

Dit is maar één voorbeeld van de vele grappen van Reagan die Brands heeft opgeschreven. Reagan gebruikte zijn gevoel voor humor vaak voor politieke doeleinden. Hij was er namelijk van overtuigd dat mensen makkelijker te overtuigen waren als je ze aan het lachen maakte.

Aandacht


Dat was misschien wel Reagans voornaamste talent: het vermogen een publiek weten te bespelen. Als kind ontdekte hij dat hij genoot van de aandacht van het publiek. Als zoon van een alcoholistische vader met losse handjes, kwam de aandacht en het applaus dat hij eens na een toneelstukje kreeg als een verademing.

Reagan bleef heel zijn verdere leven het publiek zoeken: als sportverslaggever op de radio, als filmacteur in Hollywood, als woordvoerder voor het bedrijf General Electric en uiteindelijk als politicus. Volgens Brands ging Reagan niet de politiek in voor de macht, zoals veel van zijn voorgangers, maar voor de aandacht:

“Hij wilde de aandacht en het applaus waarnaar hij als kind was gaan smachten. Hij wilde een podium. Hij wilde altijd een podium.”

Zijn sterke performances en zijn verleden als acteur werden door critici ook vaak tegen hem gebruikt. Volgens Brands sloegen zij de plank volledig mis. “Reagan acteerde niet als hij sprak; hij ontleende zijn retorische kracht aan het feit dat hij met hart en ziel geloofde in alle fantastische eigenschappen die hij de Verenigde Staten en het Amerikaanse volk toedichtte.”

Simpel


Reagan kon zo helder en overtuigend spreken, omdat zijn politieke visie ook vrij helder en simpel was. Hij had twee doelen. Het terugdringen van de overheid in het binnenland en het verslaan van het communisme in het buitenland.

Op die twee kernbeginselen kwam hij telkens terug. Hij wist ze dan ook kernachtig te formuleren. Tijdens zijn inauguratiespeech zette hij een tot dan toe dominante politieke visie op zijn kop: “De overheid is niet de oplossing, de overheid is het probleem.”

Reagan stelde voor eerst de belastingen te verlagen om zo de overheid te dwingen te bezuinigen. Zijn tactiek had echter geen succes. De belastingverlagingen kwamen er wel maar ondanks de verminderde inkomsten, lukte het Reagan niet genoeg te bezuinigen. Gevolg: het begrotingstekort en de staatsschuld liepen op. Gedeeltelijk had dat te maken met het feit dat de Democraten in het Huis van Afgevaardigden weigerden in te stemmen met de bezuinigingspakketten. Voor een ander deel lag het aan Reagan zelf.

Strijdbaar


Er was namelijk één terrein waarop Reagan niet wilde bezuinigen: defensie. Sterker nog, de budgetten voor het defensieapparaat moesten omhoog. Voor Reagan was meer geld voor defensie een onderdeel van zijn tweede kernprincipe – het verslaan van het communisme – en daarmee onbespreekbaar.

Ook zijn visie op de Koude Oorlog wist hij namelijk kernachtig te formuleren:

“Wij winnen, zij verliezen.”

Dat mag in eerste instantie als een dooddoener klinken, dat was het niet. Terwijl zijn voorgangers er alles aan deden om een confrontatie met de Sovjet-Unie te voorkomen, zocht Reagan die juist op. Hij was ervan overtuigd dat de Koude Oorlog te winnen was – een idee dat in Amerika en de rest van de wereld veel weerstand opriep.

In plaats van de wapenwedloop te stoppen, wilde Reagan deze juist opvoeren. Niet omdat hij uit was op oorlog, maar omdat hij ervan overtuigd was dat de Sovjet-Unie zo’n nieuwe wapenwedloop zich economisch gezien niet kon veroorloven. Door zich bereid te tonen een nieuwe wapenwedloop te starten, dwong Reagan Moskou naar de onderhandelingstafel. De wapenwedloop was het middel, wapenvermindering het doel.

Winnen


En zo geschiedde. Samen met de Sovjet-leider Michail Gorbatsjov werd de grond gelegd voor de akkoorden die uiteindelijk onder Reagans opvolger, George Bush, werden getekend. Ondanks de onderhandelingen bleef Reagan in het openbaar de Sovjets moreel onder druk zetten om vrijheid toe te staan. Zijn befaamde oproep aan Gorbatsjov om de Berlijnse Muur neer te halen, was daarvan wellicht het hoogtepunt.

Brands concludeert dat Reagan in zijn eerste doelstelling maar half is geslaagd: hij wist de overheid te verkleinen maar liet daarbij de staatsschuld enorm oplopen. Maar zijn tweede doelstelling heeft hij bereikt: dat de Sovjet-Unie ophield te bestaan, was voor een groot deel te danken aan Reagans politiek.

Taai


Tot zulke conclusies komt Brands pas in het slotwoord. En ook daar blijft hij voorzichtig zijn mening aan de lezer op te dringen. Wellicht is hij daarbij te voorzichtig geweest, wat het boek van 800 pagina’s, behalve degelijk, ook een beetje droog maakt.

Wellicht als compensatie voor die droogheid en om wat spanning te creëren, hebben veel hoofdstukken een open einde. Dat pakt niet zo goed uit. Omdat hij tal van verschillende onderwerpen door elkaar heen behandelt (van belastinghervormingen tot onderhandelingen over gijzelaars), komt hij op zo’n open einde pas weer een aantal hoofdstukken later terug. Eerder dan voor spanning zorgt dat voor verwarring.

Vrijheid


Desalniettemin wordt uit het boek duidelijk dat Reagan een enorme stempel heeft gedrukt op de wereldgeschiedenis. Op het moment dat hij het Witte Huis verliet, was dat nog niet helemaal duidelijk. Maar na de ineenstorting van de Sovjet-Unie begon het Amerikaanse volk hem meer te waarderen en is een groot deel van de Amerikanen nóg meer van hem gaan houden. En die liefde was wederzijds: Reagan hield van het Amerikaanse volk en vertrouwde erop dat het alleen vrijheid nodig had om te kunnen floreren. Zijn liefde voor vrijheid kwam voort uit het geloof en vertrouwen in de goedheid van de mens. Wellicht vormde dat bij uitstek de grondslag van zijn politieke visie.

Herfsttij der middeleeuwen
Boeken / Non-fictie

Het verleden vergeten?

recensie: Johan Huizinga - Herfsttij der middeleeuwen
Herfsttij der middeleeuwen

Herfsttij der middeleeuwen is een van de bekendste, zo niet hét bekendste geschiedkundig werk van de Lage Landen. Een toonbeeld van eruditie, een magnum opus van een geleerde met een fascinatie voor het Avondland. Helaas is het ook een boek dat heel sterk in zijn tijd is ingebed, waardoor ook deze nieuwe editie nauwelijks nog leesbaar is. Zeker omdat ervoor werd gekozen de oorspronkelijke taal van de auteur te hanteren.

Het is natuurlijk een moeilijke spagaat. Kies je ervoor om deze cultuurhistorische klassieker in een hedendaagse Nederlandse hertaling uit te geven, dan ontdoe je het meteen van zijn eigenheid en van de unieke stem van zijn auteur Johan Huizinga. Geef je het uit in de oorspronkelijke taal, zij het minimaal opgepoetst, dan krijg je een hermetisch resultaat. Men koos voor het laatste, en dan ook nog eens zonder de illustraties uit vorige edities – een echte misvatting. Zeker omdat Huizinga voortdurend verwijst naar schilderijen, miniaturen en dergelijke, en de schilderkunst expliciet als basis gebruikt om de middeleeuwse leefwereld op te roepen. Het resultaat is een dichtbedrukt werk met nauwelijks ademruimte. Welk lezerspubliek de uitgever hier voor ogen had, is me een raadsel. Zeker omdat men in de inleiding de wens uitspreekt zoveel mogelijk mensen te bereiken.

Grote zwakte

Herfsttij der middeleeuwen heeft natuurlijk zijn verdiensten. Het is verbluffend te zien hoe iemand zo erudiet kon zijn. Huizinga durfde het aan om zijn uitgangspunt – de teloorgang van de middeleeuwse maatschappij en de kiemen van de renaissance, die erop zou volgen – in één alomvattende, monumentale studie te concentreren. Bovendien is de ambitie om in de hoofden van de toenmalige (hoofse) mensen te kruipen al even indrukwekkend. Maar wie als eigentijdse historicus het boek leest, ziet daarin ook de grote zwakte. Het is nogal vooringenomen om de 14e en 15e eeuw te zien als het einde van een tijdperk en vervolgens alle feiten te verzamelen die dat bevestigen. Terwijl de werkelijkheid uiteraard veel genuanceerder is.

Haast poëtisch

Daarom is Herfsttij der middeleeuwen vooral interessant als historiografisch werk – een voorbeeld van hoe men vroeger aan geschiedschrijving deed. Men ging op zoek naar de emotie en historische sensatie en schreef verhalend en nauwelijks objectief. Dit boek is dus zelf een historisch document geworden. Maar als literatuur is het, in deze uitgave, anno 2016 nauwelijks te behappen. Op hier en daar een haast poëtische, ritmische beschouwing na. Want hoe men het ook draait of keert, dat Huizinga in zijn tijd en discipline een taalvirtuoos was, daar kan niemand onderuit:

‘In de pastorale verbeeldt zich de positieve tegenstelling van het hoofse leven; de negatieve uiting is de hofvlucht, de lof der aurea mediocritas, de verloochening van het aristocratische levensideaal, hoe en waar men het dan ook ontvluchten wil: in studie, in eenzame rust, in arbeid.’

Boeken / Non-fictie

Te weinig Kuyper, te weinig diepte

recensie: George Harinck - Varia Americana: in het spoor van Abraham Kuyper door de Verenigde Staten


Na het succes van Om de oude wereldzee reist historicus George Harinck nog eens in de voetsporen van Abraham Kuyper. Deze keer doet Harinck, 120 jaar na dato, Kuypers reis in de Verenigde Staten over.

Abraham Kuyper, voormalig premier van Nederland, theoloog, predikant en journalist, reisde in 1898 naar de Verenigde Staten. Historicus en Kuyper-kenner George Harinck vraagt zich af hoe Kuypers analyse van het land zich verhoudt tot het Amerika van 2016. Hij doet daarvan verslag in zowel het boek Varia Americana als in de gelijknamige vierdelige televisieserie van de EO. De voor de hand liggende vraag is of het boek wat toevoegt aan de serie.

Die vraag moet negatief beantwoord worden – en dat is jammer. Er waren wel degelijk kansen om in het boek wat meer of wat anders te brengen dan in de serie. Helaas is het vooral veel van hetzelfde.

Te oppervlakkig

Het was interessant om te kijken naar Kuypers overtuiging dat de grondslag van de Amerikaanse politieke unie niet Angelsaksisch, maar Hollands was. De VS zou voornamelijk beïnvloed zijn door de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, meer dan door Engeland. Dat kwam volgens Kuyper door het feit dat in het calvinisme de grondslag ligt voor de Amerikaanse vrijheid.

Dit is een interessante stelling die Kuyper in verschillende lezingen tijdens deze reis onderbouwd zou hebben. In het boek had Harinck echter meer de diepte in mogen duiken. Harinck negeert Kuypers onderbouwing en somt alleen wat door hem genoemde verschijnselen op die het gevolg zijn van deze invloed: zo kozen de Amerikanen, net als de Hollanders destijds, voor een republiek en niet voor een monarchie als de Engelsen. De Republiek werd de ‘United Provinces’ genoemd, zo noemden Amerikanen hun land de ‘United States’. Tenslotte zouden de Amerikanen de kleur van hun vlag ontleend hebben aan de Republiek. Aardig om te weten, maar het ontbreken van een onderbouwing is zonde.

Secularisering

Hetzelfde geldt voor Kuypers visie op hoe het christelijk geloof zich moet verhouden tot de rest van de samenleving. Harinck constateert dat die visie van Kuyper niet van toepassing is op Amerika. Zijn referentiekader (Nederland) was toen al die van een geseculariseerde samenleving. Dit was Amerika destijds nog niet – dat was door en door christelijk – waardoor Kuypers visie niet aansloot bij de Amerikaanse realiteit. Harinck: “Amerika was in 1898 nog niet klaar voor dit moderne inzicht.”

Anno 2016 is die geseculariseerde samenleving ook in Amerika een feit. De Amerikaanse Kuyper-biograaf James Bratt zegt in een gesprek met Harinck dat de situatie in de VS vandaag dezelfde is als die van Nederland in de tijd van Kuyper: “Je kunt niet meer zeggen dat de Verenigde Staten een christelijke natie is, zoals dat tot betrekkelijk kortgeleden nog wel kon. Dit betekent dat christenen zich bezinnen op hun rol in het publieke domein.” Vandaar dat er in Amerika een heropleving in de interesse in Kuyper is.

Een bijzonder interessant gegeven, zou je zeggen. Je raakt benieuwd naar de visie van Kuyper en hoe die toepasbaar is op het hedendaagse Amerika. Harinck stipt dat wel aan (of beter gezegd, hij laat Bratt dat aanstippen in een kort vraaggesprek), maar meer dan een paar zinnen worden er niet aan gewijd.

Zonde

Wat het dubbel zonde maakt, is dat in het boek wel veel aandacht wordt besteed aan de (voor)verkiezingen voor het presidentschap. Van Harincks analyses over de kandidaten (vooral Donald Trump) gaan er dertien in een dozijn: voorspelbaar en niet anders dan wat je in de kranten leest. De aandacht die hij aan Ted Cruz besteedt, is slordig. Cruz zou een gematigde versie van Trump zijn, terwijl de twee op veel belangrijke punten welhaast het tegenovergestelde denken, met name wat betreft economie. Harinck suggereert dat Cruz geen gelijke rechten wil voor christenen en niet-christenen en dat hij terug lijkt te willen keren naar “het Amerika van de blanke protestant.” Een behoorlijke stelling, zeg maar gerust: beschuldiging, die hij op z’n minst had moeten onderbouwen.

Er zijn nog twee problemen met de gedeeltes uit het boek die betrekking hebben op de actualiteit. Ten eerste vraag je je soms af wat ze nog met Kuyper van doen hebben. Ten tweede is het storend dat er aandacht wordt geschonken aan een figuur als Ted Cruz, die inmiddels niet meer aan de race om het presidentschap meedoet. Het is zonde dat een boek over een belangrijk historisch figuur informatie bevat die na verschijning al snel verouderd is.

Het boek zou van grotere waarde zijn geweest als Harinck meer aandacht had besteed aan Kuyper. Harinck diept weinig interessante zaken uit en besteedt in plaats daarvan te veel tijd aan futiliteiten. De link met het hedendaagse Amerika is op zich geen slecht idee. Maar dit was interessanter geweest als Harinck meer afstand had gedaan van de dagelijkse actualiteit, en het hedendaagse Amerika meer in verband had bracht met Kuyper. Op die manier had Varia Americana daadwerkelijk wat kunnen toevoegen aan de televisieserie en had het boek meer recht gedaan aan Abraham Kuyper zelf.

zeventiende eeuw
Boeken / Non-fictie

Durven denken

recensie: A.C. Grayling - De tijd van het genie. De zeventiende eeuw en de geboorte van het moderne denken
zeventiende eeuw

Het lijdt geen twijfel: intellectueel gezien was de zeventiende eeuw de belangrijkste die de mensheid ooit heeft gekend. Hoog tijd dus voor een waardig (en kloek) eerbetoon, uit de pen van een van de meest gerenommeerde intellectuelen uit Groot-Brittannië.

Stel je voor: het hele mensbeeld van de mensheid berust op het feit dat de aarde het centrum van het universum vormt. Logisch, aangezien de mens als kroon van de schepping wordt beschouwd. Maar dan komt Galilei met de wetenschappelijke verklaring dat de aarde rond de zon draait. Het waren deze en andere ontdekkingen en bevindingen die de zeventiende eeuw zo bijzonder maakten. Wellicht nooit was er zo’n concentratie aan intelligente en culturele weelde in de westelijke wereld. Naast Galilei had je Newton, Shakespeare, Bach, Händel, Rubens, Bacon, Spinoza, Caravaggio, Pascal enzovoort. Het beeld dat Grayling van die mensen schetst, is vaak erg ontnuchterend. Zo bleek Descartes, bekend om zijn ‘Ik denk dus ik ben’, een godvrezende man die wel heel bizarre dromen  – over buitenlandse meloenen, schimmen en luide knallen’ – had. En Bacon stierf dan weer aan een longontsteking, als gevolg van zijn experimenten om kip langer te bewaren door die met ijs te vullen.

Oude Wereld

In het tweede deel verliest het boek wel wat aan spankracht. Dit komt doordat Grayling iets te lang blijft stilstaan bij de – toegegeven, verwoestende – Dertigjarige Oorlog die in de zeventiende eeuw Europa teisterde (en in 1648 eindigde). Het is natuurlijk een beruchte contradictie met de intellectuele revolutie die aantoont tot wat de mens in staat is. En ook schetst het heel mooi de beklemmende sfeer die toen in de Oude Wereld heerste. Aan de andere kant staat het onderwerp van oorlog een beetje haaks op het hoofdthema van het boek.

Met De tijd van het genie presteert Grayling eigenlijk hetzelfde als Bill Bryson en diens Een kleine geschiedenis van bijna alles, maar dan louter gefocust op de zeventiende eeuw. Dit is een doorwrocht werk, rijk aan anekdotes en bol van de wetenschappelijke inzichten die op mensenmaat worden uitgelegd. Het boek bevat in het midden bovendien een heel verzorgd beeldkatern.

Bewijst of bewezen?

Wel nog een waarschuwing voor wie het boek openslaat en het openingscitaat van Thucydides leest. Daar staat ‘Geschiedenis is filosofie, bewijst met voorbeelden’. Een knoert van een schrijffout zou je denken – moet het niet ‘bewezen’ zijn? – maar dat klopt niet: ‘bewijst’ betekent hier gewoon ‘wijzer maken’. En zo valt er letterlijk op élke pagina wel iets te leren.