Tag Archief van: geschiedenis

Film / Films

Ontketend

recensie: Ni chaînes ni maîtres (2024) - Simon Moutaïrou

Deze film is de eerste grote publieksfilm over het slavernijverleden van Frankrijk op Île de la France (het hedendaagse Mauritius). De verhalen van tot slaaf gemaakten en hun nakomelingen, die bijgedragen hebben aan de Franse rijkdom, hebben tot nog toe weinig tot geen aandacht gekregen in de Franse bioscopen. Simon Moutaïrou brengt daar nu op indrukwekkende wijze verandering in.

In Ni chaînes ni maîtres volgen we de tot slaaf gemaakte Mati (Anna Diakhere Thiandoum) en haar vader Massamba (Ibrahima M’Baye) die werkzaam zijn op een Franse suikerrietplantage. Mati droomt van een vrij leven, Massamba denkt dat ze zich beter kunnen schikken in hun lot, om op die manier te overleven. Onder de tot slaaf gemaakten gaat het verhaal rond dat er op het eiland een plek zou bestaan waar voormalige slaven in vrijheid leven en daar wil Mati naartoe. Na haar ontsnapping van de plantage wordt ze achtervolgd door de beruchte slavenjaagster Madame de la Victoire en haar twee zoons. Massamba gaat zijn dochter zoeken, voordat het te laat is.

Nederlands randje

Dit historische drama van Simon Moutaïrou gaat impliciet ook over Nederland. Het zijn de Nederlandse kolonisten die op Mauritius (vernoemd naar de Nederlandse prins Maurits) een nederzetting hebben gesticht. Het zijn ook zij die de productie van suiker met tot slaaf gemaakte Afrikanen en Aziaten hebben geïntroduceerd. Toen de Fransen het eiland in 1721 innamen, na het vertrek van de Nederlanders, bestond er dus al slavernij. De Fransen zijn verdergegaan waar de Nederlandse kolonisten het achterlieten.

Code noir

De meeste films over slavernijgeschiedenis laten alle wreedheden die ermee gepaard gaan zien. Denk bijvoorbeeld aan 12 Years a Slave van Steve McQueen. Het is essentieel om te laten zien wat tot slaaf gemaakten ondergingen. Ook in Ni chaînes ni maîtres wordt getoond wat er gebeurt als een tot slaaf gemaakte vlucht of andere dingen doet die in de zogenaamde Code noir staan. De Code noir is een decreet uit 1685 van de Franse koning Lodewijk XIV over de omgang met zwarte slaven.

Maar doordat de film gedraaid is vanuit het oogpunt van de Marrons, zoals gevluchte tot slaaf gemaakten werden genoemd, ligt de nadruk op de ongelofelijke moed, volharding en solidariteit die deze mensen tentoonspreiden. Daardoor worden Mati en haar vader Massamba trotse Marrons op zoek naar vrijheid in plaats van slachtoffers.

Parallel met het heden

Op Île de France gingen de Marrons, al vluchtend op zoek naar een beter leven, richting de zee waar ze met kano’s probeerden over te steken naar Madagaskar. De meeste van deze kano’s kwamen nooit aan. De stranden van het eiland lagen dan ook bezaaid met lichamen van verdronken mensen. In de film is dit indringende beeld te zien als Massamba, op zoek naar zijn dochter Mati, de lichamen checkt. Regisseur Simon Moutaïrou gebruikt dit om een parallel naar het heden te trekken: het beeld van slachtoffers van noodgedwongen migratie die op de stranden van Italië, Griekenland en andere landen aanspoelen.

Lessen

Ni chaînes ni maîtres is een film die je aan het denken zet. Er is geen voorstelling te maken van wat tot slaaf gemaakten te verduren hebben gehad. Het relativeren of, godbetert, goedpraten van het slavernijverleden is op geen enkele manier te rechtvaardigen. Het is onvoorstelbaar dat we anno 2024 een ‘Zwarte Pieten’ discussie hebben, dat we moeite hebben met excuses maken voor het slavernijverleden en dat op veel plekken donkergekleurde mensen nog steeds als minderwaardig worden gezien. Laten we hopen dat films als Ni chaînes ni maîtres, ook in Nederland, bijdragen aan een beter begrip en inzicht.

Film / Films

Ontketend

recensie: Ni chaînes ni maîtres (2024) - Simon Moutaïrou

Deze film is de eerste grote publieksfilm over het slavernijverleden van Frankrijk op Île de la France (het hedendaagse Mauritius). De verhalen van tot slaaf gemaakten en hun nakomelingen, die bijgedragen hebben aan de Franse rijkdom, hebben tot nog toe weinig tot geen aandacht gekregen in de Franse bioscopen. Simon Moutaïrou brengt daar nu op indrukwekkende wijze verandering in.

In Ni chaînes ni maîtres volgen we de tot slaaf gemaakte Mati (Anna Diakhere Thiandoum) en haar vader Massamba (Ibrahima M’Baye) die werkzaam zijn op een Franse suikerrietplantage. Mati droomt van een vrij leven, Massamba denkt dat ze zich beter kunnen schikken in hun lot, om op die manier te overleven. Onder de tot slaaf gemaakten gaat het verhaal rond dat er op het eiland een plek zou bestaan waar voormalige slaven in vrijheid leven en daar wil Mati naartoe. Na haar ontsnapping van de plantage wordt ze achtervolgd door de beruchte slavenjaagster Madame de la Victoire en haar twee zoons. Massamba gaat zijn dochter zoeken, voordat het te laat is.

Nederlands randje

Dit historische drama van Simon Moutaïrou gaat impliciet ook over Nederland. Het zijn de Nederlandse kolonisten die op Mauritius (vernoemd naar de Nederlandse prins Maurits) een nederzetting hebben gesticht. Het zijn ook zij die de productie van suiker met tot slaaf gemaakte Afrikanen en Aziaten hebben geïntroduceerd. Toen de Fransen het eiland in 1721 innamen, na het vertrek van de Nederlanders, bestond er dus al slavernij. De Fransen zijn verdergegaan waar de Nederlandse kolonisten het achterlieten.

Code noir

De meeste films over slavernijgeschiedenis laten alle wreedheden die ermee gepaard gaan zien. Denk bijvoorbeeld aan 12 Years a Slave van Steve McQueen. Het is essentieel om te laten zien wat tot slaaf gemaakten ondergingen. Ook in Ni chaînes ni maîtres wordt getoond wat er gebeurt als een tot slaaf gemaakte vlucht of andere dingen doet die in de zogenaamde Code noir staan. De Code noir is een decreet uit 1685 van de Franse koning Lodewijk XIV over de omgang met zwarte slaven.

Maar doordat de film gedraaid is vanuit het oogpunt van de Marrons, zoals gevluchte tot slaaf gemaakten werden genoemd, ligt de nadruk op de ongelofelijke moed, volharding en solidariteit die deze mensen tentoonspreiden. Daardoor worden Mati en haar vader Massamba trotse Marrons op zoek naar vrijheid in plaats van slachtoffers.

Parallel met het heden

Op Île de France gingen de Marrons, al vluchtend op zoek naar een beter leven, richting de zee waar ze met kano’s probeerden over te steken naar Madagaskar. De meeste van deze kano’s kwamen nooit aan. De stranden van het eiland lagen dan ook bezaaid met lichamen van verdronken mensen. In de film is dit indringende beeld te zien als Massamba, op zoek naar zijn dochter Mati, de lichamen checkt. Regisseur Simon Moutaïrou gebruikt dit om een parallel naar het heden te trekken: het beeld van slachtoffers van noodgedwongen migratie die op de stranden van Italië, Griekenland en andere landen aanspoelen.

Lessen

Ni chaînes ni maîtres is een film die je aan het denken zet. Er is geen voorstelling te maken van wat tot slaaf gemaakten te verduren hebben gehad. Het relativeren of, godbetert, goedpraten van het slavernijverleden is op geen enkele manier te rechtvaardigen. Het is onvoorstelbaar dat we anno 2024 een ‘Zwarte Pieten’ discussie hebben, dat we moeite hebben met excuses maken voor het slavernijverleden en dat op veel plekken donkergekleurde mensen nog steeds als minderwaardig worden gezien. Laten we hopen dat films als Ni chaînes ni maîtres, ook in Nederland, bijdragen aan een beter begrip en inzicht.

Film / Films

Meesterlijk kostuumdrama over zusterschap in een mannenwereld

recensie: Firebrand (2023) – Karim Aïnouz
FirebrandFilmdepot

Het historische drama Firebrand draait om de zesde vrouw van Hendrik VIII. De film is gebaseerd op het boek Queen’s Gambit van Elizabeth Fremantle. De ritmische montage voegt kracht toe aan het al sterke acteerwerk. De Braziliaanse regisseur Karim Aïnouz houdt met deze film de aandacht vast tot in de laatste momenten. Van een stoffig kostuumdrama is beslist geen sprake.

De geschiedenis van Hendrik VIII (1491-1547) is een donkere. Vijf vrouwen zijn Catharina Parr (Alicia Vikander) al voorgegaan als ze huwt met de notoire koning Hendrik (Jude Law). Het lot van zijn eerdere vrouwen is geen geheim. Als Hendrik enkele maanden in Frankrijk verblijft om oorlog te voeren, benoemt hij Catharina tot regent. Na een ongeluk is de koning ziek en heeft geïnfecteerde benen. Als hij bij terugkeer steeds zieker en paranoïde wordt, moet Catharina steeds meer vechten voor haar eigen voortbestaan.

Ritmische montage

Firebrand is geen duf kostuumdrama, alleen al door de dynamische montage. Zo maakt Aïnouz bij een dansscène gebruik van ‘rythmic editing’. Tijdens de scène danst Catharina met edelman Thomas Seymour (Sam Riley). Het beeld vibreert tegelijkertijd met bombastische muziek, een scène waar je als filmliefhebber van kan smullen. Daarbij lijkt de setting van de film geregeld de grillen van Hendriks stemming af te schilderen. Donkere wolken met grimmige muziek tegenover plots een helderblauwe lucht.

Imponerend acteerwerk

Law en Vikander zijn aan elkaar gewaagd. Jude Law staat voor menig kijker bekend als de hunky acteur uit films als The Holiday (2006) en Closer (2004). In Firebrand bewijst hij dat de rol van kwaadaardige en onbehouwen koning hem eveneens goed past. Vikander doet absoluut niet onder voor Law. Zij speelt haar rol als berekenende echtgenote feilloos. Hendrik wordt gedurende het verhaal tergend onvoorspelbaar en voert de spanning van de film op. De koningin is gehaaid en weet waar de kwetsbaarheden van haar echtgenoot zitten. Er zijn scènes met Law en Vikander in dezelfde ruimte die je uit je comfortzone trekken, lang nadat de aftiteling is geweest.

Mannen tegen vrouwen

Wat dit kostuumdrama onsubtiel aanstipt: de wereld is onverbeterlijk hard voor vrouwen. Hoewel we de geschiedenis kennen, blijft het shockerend om te zien. Eerdere echtgenotes aan het hof werden onthoofd of weggestuurd als het de koning zinde. Als je niet al voor een andere misstap was gestraft. Wat deze film anders doet en tegelijkertijd mooi benadrukt, is de vrouwenroedel om Catharina heen. Waar de verhalen zich vaak focussen op de koning als kwaadaardige tiran, gaat de aandacht nu uit naar de vrouwelijke bondgenoten in een mannenwereld. Aïnouz gebruikt daar prachtige beelden voor in Firebrand. En die beelden maken de film sterk om te zien.

Boeken / Non-fictie

Door innerlijke noodzaak gedreven

recensie: Kafka: Schrijven voor zijn leven - Rüdiger Safranski

De Duitse filosoof en historicus Rüdiger Safranski heeft een indrukwekkend rijtje omvangrijke biografieën op zijn naam staan. Onder andere over Schopenhauer, Nietzsche, Heidegger en Goethe. Daar is nu een aanmerkelijk dunner boek over Franz Kafka aan toegevoegd. Een biografie mag het dan ook niet heten.

Safranski koos voor een uitgebeende levensbeschrijving, waarin interpretaties van Kafka’s werk grotendeels achterwege blijven. Er wordt één spoor gevolgd, zoals de auteur het zelf omschrijft: ‘het eigenlijk meest voor de hand liggende: het schrijven zelf en zijn [Kafka’s] gevecht ermee’. Werkt dat?

Brieven en dagboeken

In ieder geval wel wanneer Safranski uit Kafka’s brieven en – sterker nog – dagboeken citeert, omdat het hier om primaire bronnen gaat. Al doet een opmerking als ‘een van de bronnen van het schrijven is (…) het plezier van gedaante te wisselen’, met een knipoog naar het verhaal De gedaanteverwisseling wat goedkoop aan, temeer daar die opmerking verder niet wordt uitgewerkt.

Pas wanneer de auteur het beroemde verhaal Het vonnis bij de kop pakt, weet hij een geloofwaardig en uitgewerkt verband tussen leven en werk van Kafka te leggen. Het is 1912 en Kafka heeft inmiddels Felice Bauer leren kennen. Hij schrijft het verhaal in één nacht, ‘door een innerlijke noodzaak gedreven’ aldus Safranski. Het personage van Georg in het verhaal is Franz (evenveel letters) en Frieda is Felice (ook evenveel letters). Zowel Georg als Franz staat op het punt zijn vrijgezellenbestaan op te geven, maar Georg wordt door zijn vader de weg versperd. Deze situatie is parallel aan wat Kafka later in zijn Brief aan mijn vader schrijft: ‘Maar zoals het er met ons voorstaat, is het huwelijk voor mij niet weggelegd, juist omdat het jouw terrein is’. ‘Het schrijven’, meent Safranski, ‘kan het leven een paar stappen vóór zijn’.

Familieopstelling en zelfonderzoek

In zijn beschrijving van De gedaanteverwisseling gaat Safranski nog een stap verder, door het verhaal als een familieopstelling te zien. Dat wil zeggen: een alternatieve vorm van psychotherapie die niet onomstreden is. De uitwerking van dit idee is te kort om voor de al dan niet ingewijde lezer duidelijk te zijn, terwijl het verhaal zelf uitgebreid uit de doeken wordt gedaan. Zoals Safranski met het hele oeuvre van Kafka doet. Het zou op zich een interessante exercitie kunnen zijn, omdat je bij een familieopstelling een ander voor de geest haalt. Denk aan Kafka’s verhouding tot de eerder genoemde Felice Bauer, die hem enerzijds benauwt en anderzijds juist aanzet  tot schrijven.

Uiteindelijk verbreekt Kafka zijn verloving met Felice. Hij redt zichzelf door te werken aan de roman Het proces. Safranski vermeldt verschillende interpretaties van dat boek dat kan worden opgevat ‘als anticipatie op een totalitair tijdperk of, in een mildere variant, als schrikbeeld van een ambtelijk, bureaucratisch genormeerde wereld’. Zelf ziet hij er ook ‘de inhoudsloze transcendentie in van de geseculariseerde wereld’.

Safranski vat de roman voorts op ‘als ontwikkelingsgang, waarbij (…) de enkeling en de macht (…) in elkaar overgaan’. Een voor de auteur typerende opvatting; hij schreef immers ook een studie onder de titel Eenling zijn (2023). In het boek over Kafka vult Safranski een aspect in, dat in deze studie nog ontbreekt: verinnerlijking. In dit geval de verinnerlijking van het proces, dat door Safranski wordt omschreven als ‘de schuld van de schuldeloosheid’. Safranski ziet dat proces namelijk als zelfbedrog: het idee nergens schuld aan te hebben laadt Josef K. juist op met schuld. Het leidt tot zelfonderzoek. Hij wordt op zichzelf teruggeworpen.

Schrijven als verlichting

De schuld bestaat in het schrijven waarin Kafka helemaal opgaat, ten kost van zijn burgerlijke leven (werk, verlovingen, relatie tot zijn vader). Het werk biedt verlichting.

Net als de landmeter in de roman Het slot hoort Kafka ‘nooit zo vanzelfsprekend bij de gemeenschap (…) waarin hij leeft’. Het slot wordt – stelt Safranski – vaak religieus geïnterpreteerd. Daarbij begaat Safranksi overigens de fout om – zoals vaak gebeurt – Godot in de titel van het toneelstuk Wachtend op Godot van Samuel Beckett als God te lezen; zelf heeft Beckett aangegeven dat hij wel ‘God’ had geschreven als hij dit had bedoeld.

In dit geval laat zich hier de auteur kennen van nog een ander boek, Het kwaad (2005). Zowel in dat boek als in dit boek over Kafka raakt Safranski gaandeweg aan het metafysische (wat achter de werkelijkheid zit) en transcendente (wat boven de werkelijkheid uitgaat). ‘De leegte’ en het ‘inhoudsloze’ uit het begin van het boek ‘loopt vol’. Er zijn denkers als Karl Erich Grözinger en Ulf Abraham die de notie Ein Sof (het oneindige, het goddelijke) hieraan verbinden, maar dat doet Safranski niet.

Zo raakt hij aan veel dat de lezer uitnodigt om verder te lezen. Safranski biedt op deze manier in wezen een uitgebreid essay rond een thema: schrijven als innerlijke noodzaak. Waarbij hij diep ingaat op het werk van Kafka, minder op diens leven en niet of nauwelijks op de interpretatie van diens oeuvre. Zo is het een interessant boek geworden dat zowel een inleiding vormt voor mensen die nog weinig van Kafka hebben gelezen of over de schrijver weten, én voor mensen die geïnteresseerd zijn in de op één aspect gerichte invalshoek die Safranski kiest.

Boeken / Non-fictie

Een donker en triestig portret

recensie: De trein naar het Imperium – Maja Wolny
from-marwool-_zgM7hS7RNI-unsplashUnsplash

Met eigen ogen zien hoe erg het is, dat is wat Maja Wolny (1976) wil wanneer ze in de herfst van 2022 naar Rusland reist: een waanzinnig land, een psychiatrische patiënt die je beter kan observeren dan aan zijn lot overlaten.

Een ‘psychiatrische patiënt’, dat zou verder gedefinieerd moeten worden. Zulke patiënten heb je immers in alle soorten en maten. Wolny doet in De trein naar het Imperium een dappere poging om iets van een etiket op de zieke te plakken, iets van de arme stakker te begrijpen; wellicht zelfs iets van sympathie te voelen. En als iemand dat laatste zou moeten kunnen, dan is zij dat wel. Voor haar is Rusland het land waarvan ze met ‘een toxische, onbeantwoorde liefde houdt’. En onbeantwoord blijft de liefde. Sterker, ook minuscule sprankjes hoop, die ze bijvoorbeeld in haar vriendschappen vindt, blijken vaak niet meer dan smeulende resten. De resten van een land, een bevolking in geestelijke nood.

Angst

Eerder reisde Maja Wolny, geboren in Polen en tegenwoordig daar ook weer woonachtig, de Belgische ontdekkingsreizigster Alexandra David-Neel achterna, de eerste vrouw in de geschiedenis die Tibet bereikte. Dat resulteerde in het boek De trein naar Tibet. In De trein naar het Imperium reist ze de Poolse schrijver en journalist Ryszard Kapuściński achterna. Kapuściński maakte verschillende reizen door de toenmalige Sovjet-Unie, onder andere tijdens de periode 1989-1991 toen het eens zo imposante Imperium in zijn eigen grootsheid stikte en bezweek. Wolny leert Kapuściński kennen tijdens haar stage bij het Poolse weekblad Polityka kennen – ze raken bevriend tot aan zijn dood in 2007.

In zijn boek Imperium (1993) verdeelt Kapuściński buitenlanders die het imposante rijk bezoeken in drie groepen. Hij begint met de bezoekers bij wie het stress, boosheid, waanzin en irritatie veroorzaakt – degenen die het Imperium als een grote kwelling ondergaan. En voordat zij zich goed en wel realiseren dat er geen uitweg mogelijk is, eraan onderdoor gaan. De tweede groep observeert de bevolking en imiteert hun denken en handelswijze. Voor de derde groep is alles interessant, uitzonderlijk, onwaarschijnlijk. Zij willen deze onbekende wereld leren kennen, het onderzoeken. Zij wapenen zich met geduld, en behouden afstand met een kalme, aandachtige, nuchtere blik. Bezweken is Wolny niet – althans, niet volledig –, maar ze behoort zeker tot de eerste groep voor wie het Imperium een aanslag op lichaam en geest is.

Confrontaties

En is haar dat kwalijk te nemen? Absoluut niet. De confrontatie met het Imperium is er een die als een giftige damp het lichaam binnendringt, bezit van je neemt. Soms is de damp zichtbaar, daar is het gevaar: wegwezen. Zoals die keer waarbij Wolny bij terugkomst in haar hotel haar spullen verplaatst ziet. Evenzo vaak is de dreiging onzichtbaar, maar voelen alle zintuigen: dit is niet goed. Een doordringende blik van in een zwartgeklede man, onaangekondigd bezoek op de late avond (‘We komen de koelkast halen.’), geklop op de hotelkamerdeur – niemand daar. Voorvallen die, wanneer ze zouden plaatsvinden in Noorwegen, Tsjechië of zelfs in Hongarije, het reisverslag niet zouden halen. Maar hier in het Rusland van vandaag de dag, nestelt het zich in iedere lichaamscel.

Een angst die zich in het DNA van de Rus (voorheen de Homo Sovieticus) heeft genesteld. Wolny schrijft: ‘De beste manier om controle uit te oefenen op mensen is in iedere levenssfeer het angstniveau te verhogen.’ En zo vermijden blikken elkaar op straat, wordt de oorlog (of vanuit het Kremlin bestempeld als speciale militaire operatie) in Oekraïne door middel van trivialiteiten overschreeuwd of simpelweg verzwegen, of wanneer men er wel over wil praten doodgeslagen door het narratief dat op iedere straathoek, televisie- en radiozender heersend is. De confrontatie was onvermijdelijk. ‘Met wie?’ vraagt Wolny aan Petja, een 49-jarige kattenliefhebber uit Irkoetsk: ‘De NAVO, de Oekraïners, het allegaartje van vijanden van Rusland uit heel Europa…’

Kleurloos

Waar Wolny ook naartoe reist, eigenlijk is het van Moskou tot Siberië dezelfde modderige bende. Een kleurloos geheel van angst, apathie, verwarring en ontkenning. Ze ging ernaartoe om de patiënt te bestuderen en wat zijn haar bevindingen? Ze wist dat het erg was, maar de patiënt is er nog slechter aan toe dan gedacht. Een patiënt die haar uiteindelijk ook uitkotst, want aan het eind van haar boek volgt de grootste, ditmaal directe confrontatie. Waarschijnlijk ligt een radio-interview dat ze aan een Pools programma gaf, ten grondslag aan haar twintigjarige ban uit Rusland. Een gebeurtenis die Wolny begrijpelijkerwijs diep raakt en door heel het boek geregeld wordt aangehaald of naartoe wordt opgebouwd (de uitgever doet op de achterflap ook een duit in het sensationele zakje door het verslag als een thriller aan te prijzen – wat overdreven is).

Met haar boek heeft Wolny een tijdsdocument geschreven, een inkijkje in het Rusland van Poetin. Een donker en triestig portret. De grote vraag aan het eind van het reisverslag is dan ook: is er hoop en zo ja, waar is die te vinden? Misschien moeten we die toch zoeken in het universeel menselijke. En dan toch ook in het sentimentele cliché: liefde. Hiervoor moeten we even terug naar de eerder aangehaalde Petja, de kattenliefhebber. Hij vertrouwt haar toe:

Als ze mij naar het front sturen, weet je wat ik dan het ergste zou vinden? …

Petja heft zijn wijsvinger naar me op en laat een stilte vallen. Ik heb geen idee wat ik moet antwoorden. Ik haal mijn schouders op en plotseling zie ik iets in zijn blauwe ogen, wat ik absoluut niet had verwacht: tranen.

… Ik zou het het ergst vinden voor de katten. Wie zal er voor ze zorgen?

Kunst
special: Vakantietips – Sevilla
Museo del Baile FlamencoDenise Hermanns

Hotspot voor cultuur

Voor wie deze zomer op zoek is naar zon en cultuur biedt Sevilla gegarandeerd vertier. De tropische temperaturen in juli en augustus, soms boven de 40 graden, jagen inwoners de stad uit en zorgen ervoor dat de meeste reizigers hun bezoek in het voor- of najaar plannen. Wie de zomerse hitte durft te trotseren wacht een relatief rustige stad, met een adembenemend mooi centrum vol kunst en cultuur.

Unesco erfgoed

Sevilla is een bolwerk van kerken, musea en bijzondere gebouwen. Verplichte kost is het koninklijk paleis, het wereldberoemde Alcázar, waarvoor je bijtijds een kaartje moet reserveren. Hier zie je de exotische Mudéjar-architectuur met de kenmerkende tegeltjes op zijn best, in de vele galerijen, patio’s en zalen, waar ook romaanse, gotische en renaissancistische elementen voorkomen. In de tuinen mag je de mysterieuze Baños de Doña María de Padilla zeker niet overslaan. De ruimte werd vernoemd naar de minnares van de tirannieke koning Peter de Wrede. Anders dan de naam doet vermoeden werd deze cisterne gebruikt voor de opslag van regenwater.

In de nabijgelegen gotische kathedraal met maar liefst vijf schepen bevindt zich het praalgraf van Columbus, naast meesterwerken van onder andere Murillo en Goya. In de schatkamer vol relieken van goud, zilver en edelstenen en bij het imposante houten altaarstuk van Peter Dancart raak je niet uitgekeken.

Cake en kunst

Ga je in het weekend, dan kun je de zusters van het klooster van San Ines opzoeken. Je mag het gebouw niet in om de nonnen te ontmoeten, maar wie bij de poort met intercom aanbelt krijgt wel gelegenheid hun cakes en taartjes ‘contactloos’ te bestellen dankzij een vernuftig houten luik dat naar buiten wordt gedraaid om de verkoop te sluiten.

Wat je wel kunt betreden is het voormalige kartuizerklooster La Cartuja net buiten het centrum, dat tegenwoordig het Centro Andaluz de Arte Contemporáneo (CAAC) huisvest. Deze mystieke setting laat de tentoongestelde hedendaagse kunst van opkomende talenten nog mooier uitkomen. In de vaste collectie bevindt zich werk van klinkende namen als Louise Bourgeois, Candida Hofer en Joseph Kosuth.

CAAC museum

CAAC museum © Denise Hermanns

Pareltjes

De vele privépaleizen, waar je mag rondneuzen tussen meubelen, portretten en boeken, maken Sevilla extra bijzonder. In het beeldschone Palacio de Las Dueñas verwelkomde de steenrijke María del Rosario Cayetana Fitz-James Stuart y Silva tot haar dood in 2014 vele filmsterren, modeontwerpers en zelfs koningen. Deze excentrieke achttiende hertogin van Alba vond haar passie in het voetbal, de flamenco en, tot groot ongenoegen van haar familie en het Spaanse koningshuis, bij een 25 jaar jongere echtgenoot.

paleis van de gravin van Lebrija

Paleis van de gravin van Lebrija © Denise Hermanns

Het vijftiende-eeuwse paleis van de gravin van Lebrija is een ander pareltje. De amateur-archeologe kocht het in 1901 voor haar imposante privéverzameling Moorse kunst en archeologische voorwerpen. De collectie is een beetje stoffig maar de vloeren vol oude Romeinse mozaïeken uit Italica mag je niet missen.

Werelderfgoed

Overweldigend is het Plaza de España, een reusachtig plein in halvemaanvorm dat allerlei gebouwen, kanalen en bruggen omsluit. Het in diverse neostijlen opgetrokken complex werd aangelegd voor de Ibero-Amerikaanse tentoonstelling van 1929 en diende als filmset voor onder andere Lawrence of Arabia en Star Wars II. Van de 52 Spaanse provincies die er met Andalusische tegeltjes zijn vormgegeven, kent iedereen er wel een paar.

Plaza de España

Plaza de España © Denise Hermanns

Op en top Spaans zijn ook de vele flamenco shows die je in de stad kunt bezoeken. Het Museo del Baile Flamenco, opgericht door flamencolegende Cristina Hoyos, toont de expressieve zang en dans in een ontroerende voorstelling. Het museum belicht ook de geschiedenis van dit stukje werelderfgoed, aan de hand van kunstwerken, kostuums en vintage foto’s. ’s Avonds kun je op een van de vele terrassen rondom Las Setas de Sevilla, een 26 meter hoog houten monument, alle indrukken van de dag rustig op je in laten werken terwijl de stad langzaam weer tot leven komt.

Voor fijnproevers van kunst, muziek, geschiedenis en architectuur is Sevilla ondanks de tropische temperaturen een absolute aanrader deze zomer. ‘Vámonos!’

Film / Achtergrond
special: Sobibor
majkl-velner-Su3FOmjlM8I-unsplashUnsplash

Objecten en uitingen van verzet

Bij ‘archeologie’ denk je niet meteen aan gebeurtenissen die nog niet zo héél lang geleden plaatsvonden. En aan mensen die het meemaakten en waarvan weinigen het nog kunnen navertellen. Toch is dat het geval bij Sobibor, het nazivernietigingskamp uit de Tweede Wereldoorlog in Polen.

Erik Schumacher beschreef de archeologische site, Lily van den Bergh en Pavel Kogan maakten in 1989 een filmportret van vier overlevenden van Sobibor. Een documentaire die onderdeel uitmaakt van WO II door de lens van de film op Eye Film Player.

Sporen van Sobibor

Schrijver en onderzoeker Schumacher schreef zijn studie in opdracht van het NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies. Sobibor lag verscholen in de bossen, zodat de gruweldaden die daar werden begaan zo min mogelijk naar buiten kwamen. Bovengronds is na de oorlog door de SS’ers zoveel mogelijk vernietigd, zodat er weinig aan het kamp herinnert. Ondergronds hebben archeologen zoveel mogelijk opgegraven. Variërend van tandenborstels, een pop, hangertjes, spelden, bestek en sleutels. De pop was wellicht van een kind uit het kindertransport uit Vught (11 juni 1943).

In afzonderlijke, korte maar indringende hoofdstukken onder de titel ‘Vondst’ komen enkele vondsten aan de orde. Zij roepen soms een dubbel gevoel op dat in dit boek uit de doeken wordt gedaan. Neem bijvoorbeeld een tandenborstel. Een instrumentje voor de dagelijkse hygiëne én een om op bevel van SS’ers de straat mee te schrobben. Of – zoals Schumacher schrijft – een ‘object van verzet, van een koppig volhouden mens te zijn’ onder onmenselijke omstandigheden.

Het archeologisch onderzoek start in 2000 met verkenningen van de grondstructuur; zouden daar zelfs restanten van de gaskamers kunnen worden gelokaliseerd? Het doel is ‘om het verwaarloosde kampterrein tot waardige herinneringsplek om te bouwen’. Voor overlevenden, nabestaanden én voor bezoekers om te kunnen leren over een geschiedenis die nooit meer opnieuw mag gebeuren.

Opvallend is, dat er relatief veel is teruggevonden waarvan de herkomst tot Nederland kan worden herleid. De auteur verklaart dit uit het gegeven dat Nederlandse joden in vergelijking tot bijvoorbeeld Poolse niet wisten wat ze precies te wachten stond en de Poolse zich geen illusies maakten. Meer dan 34.2095 Nederlandse joden werden in Sobibor vermoord. In het Nationaal Holocaustmuseum in Amsterdam bevinden zich diverse voorwerpen, zoals een tube Norit en een broche met een afbeelding van Rembrandts De Nachtwacht. Tentoongesteld zijn tien knopen.

In het team archeologen dat leiding gaf aan de opgravingen, zat vanaf 2013 ook een Nederlander: Ivar Schutte, die eerder onderzoek deed in onder meer Westerbork. Met die achtergrondkennis hielp hij mee met de identificatie van gevonden objecten. Helaas werd hij in 2021 getroffen door een hersenbloeding en moest hij zijn arbeid staken. Maar hij kon Schumacher wel nog vertellen, wat er tijdens het werken in Sobibor aan emoties door hem heenging. Een enkele keer lukte het om een object aan een eigenaar te linken; de moeilijkste momenten voor een onderzoeker. Dit gebeurde bijvoorbeeld met het bord van Sara Mock-Hakker en een hangertje van Karoline Cohn. Geen van de objecten zijn teruggegeven aan de familie, maar berusten in het museum van Majdanek. Al worden er pogingen ondernomen dit te veranderen. Tot nu toe tevergeefs. ‘Hier botsen de belangen van persoonlijke herinneringen met die van de herinneringscultuur’, schrijft Schumacher.

Herinrichting en nieuw museum

Dit gold ook voor de plannen die zeventig jaar na de opstand in Sobibor (14 oktober 1943) werden gesmeed voor de herinrichting van het terrein met een nieuw museum en een monument, bestaande uit een metershoge muur. Het verzet hiertegen was groot. In Nederland onder andere bij monde van de bekende overlevende Jules Schelvis. Het is pijnlijk, want het leidt de aandacht af van waar het om gaat: de fysieke vondsten zelf en wat ze te vertellen hebben.
Hoewel sommige mensen de stilte van het bos missen waarin je soms – een huiveringwekkende ervaring – in de verte een trein voorbij hoort komen.

Al deze nuances laat Schumacher aan bod komen in zijn ingetogen geschreven, indrukwekkende, indringende en rijk geïllustreerde boek, waarin naast verhalen over de contemporaine archeologie ook nabestaanden en geïnteresseerden aan het woord komen die meegingen met een van de herdenkingsreizen die de Stichting Sobibor vanuit Nederland organiseert.

Opstand in Sobibor

Overlevenden komen ook aan het woord in het filmportret Opstand in Sobibor. Het is een portret van vier overlevenden van de opstand in 1943 en van Jules Schelvis, die veel onderzoek deed, het boek Vernietigingskamp Sobibor schreef en het kamp op miniatuurschaal nabouwde.
Zoals Schumacher schreef over objecten ‘van verzet, van een koppig volhouden mens te zijn’, zo legden Lily van den Bergh en Pavel Kogan de nadruk op wat zij omschrijven als ‘de durf en vastberaden moed (…) van mensen, die geen enkele hoop hadden te overleven’.

De beelden van het nu waarin de overlevenden hun dagelijks leven leiden, doen sterk denken aan wat we over de vernietigingskampen in het algemeen en Sobibor in het bijzonder weten. We zien de Pool Stanislaw Szmajzner in Gioiana (Brazilië) onder de douche vandaan komen. Hij zit pasta te eten, opgediend door een Braziliaans dienstmeisje. Hij vertelt dat volgens hem nog steeds veel nazi’s in dat land wonen. Dat hij eigenlijk liever typisch joods eten lust. En over Sobibor natuurlijk. Hoe hij net deed alsof hij niet door had wat er gebeurde, hoewel hij wist dat zijn ouders al waren vermoord. Hij maakte zich geen illusies en wist dat er niets van de lijken mocht resten. Hij vertelt uitgebreid over de opstand en hoe hij daarna bij de Russische partizanen terecht kwam.

We zien overigens veel eten. Tafels vol. We zien hoe dat wordt bereid. Vis die wordt schoongemaakt en een oven in wordt geschoven.
En ook beelden van Sobibor nu. Een trein die aankomt. De berkenbossen. Beelden die we kennen uit het boek Sporen van Sobibor. Beelden die worden doorsneden met opnamen van toen en een kort interview met Gustav Wagner, de plaatsvervangend commandant die niet nalaat dat ‘plaatsvervangend’ te benadrukken. Hij werd in São Paulo opgepakt en pleegde volgens de overlevering zelfmoord, al betwijfelt Szmajzner dit. ‘Is hij door joden vermoord?’, wordt er gevraagd. Hij ontkent noch bevestigt het.

De beelden uit het hier-en-nu en uit het verleden worden regelmatig afgewisseld door die van de zee, met kolkend water. Als de tranen van Jules Schelvis. En met beelden van talloze ganzen, wit als de sneeuw waarin de gevangenen op appel moesten staan of doorheen ploeteren. Er waren veel ganzen toen ze met de trein aankwamen, vertelt een overlevende. Beeld en verbeelding vloeien ineen in deze indrukwekkende film. Je kunt ze zelf verder invullen. Al dan niet op grond van wat in het boek Sporen van Sobibor beschreven is.

Sporen van Sobibor
Schrijver: Erik Schumacher
Prijs: € 29,95
Bladzijden: 160
ISBN: 9789462586147

Theater / Voorstelling

Aanklacht tegen de oorlog vanuit vrouwelijk perspectief

recensie: Klytaimnestra – Stan/Olympique Dramatique & Toneelhuis
2Q5A6733Herman Sorgeloos

Wij (het publiek) gaan nu naar háár kant van het verhaal luisteren, zegt koningin Klytaimnestra. Misschien dat we dan haar bloedige wraak op haar man Agamemnon begrijpen. Want oorlog: dat is een verhaal over mannenmoed, bloedvergieten, moorden en verkrachten.

Tijd voor de versie van alle vrouwen die daarbij onder de voet worden gelopen, in een ingewikkelde vertelling rond de Trojaanse oorlog, gebracht door een collectief van STAN, Olympique Dramatique & Toneelhuis.

Klytaimnestra wacht op de terugkeer van haar man Agamemnon. Hij won de oorlog tegen de Trojanen, ten koste van de ondergang van Troje. Klytaimnestra (Maria Skoula) is niet zomaar kwaad: ze is wanhopig, wraakzuchtig, de blik vol ijzige haat. Agamemnon zal ervan lusten, als hij terugkomt. Want om deze oorlog succesvol te kunnen voeren, moest hij vóór vertrek hun dochter Iphigenia offeren, vermoorden dus, om de godin Artemis gunstig te stemmen.

Moord op Iphigenia

Zonder basiskennis over de Trojaanse oorlog is deze vertelling niet te volgen, dus eerst maar even een mini samenvatting. Aanleiding voor die oorlog is de ontvoering van de schone Helena. Zij is de vrouw van Menelaos, de koning van Sparta. De Trojaanse prins Paris heeft Helena ontvoerd naar Troje. Dat kan Menelaos natuurlijk niet over zijn kant laten gaan. Hij roept de hulp in van zijn broer Agamemnon, koning van Mycene, om samen ten strijde te trekken tegen Troje. Maar omdat het oneindig windstil blijft, kunnen de Griekse schepen niet naar Troje varen.

Agamemnon belooft daarop aan Artemis, godin van de jacht, zijn dochter Iphigenia te offeren, als Artemis het zal laten waaien. Zijn vrouw Klytaimnestra is niet in de deal gekend, is totaal kapot door de dood van haar dochter en zweert wraak. Wanneer Agamemnon na tien jaar oorlog als overwinnaar terugkeert, is het eindelijk Klytaimnestra’s tijd.

We kennen het verhaal vooral dankzij Aischylos’ trilogie Oresteia (457 voor Christus). Deze Klytaimnestra is een bewerking van het eerste deel ervan. En de koningin laat nu eens de vrouwelijke kant zien van de verschrikking die oorlog heet.

Grieks strand

Scenograaf Thomas Walgrave maakt van het verder lege podium in een kaal toneelhuis een soort arena met in het middel een cirkel van zand. Het is het strand vanaf waar de schepen uitzeilen, maar het is ook de Griekse aarde. Vanaf die plek spreekt Klytaimnestra aan het begin van de voorstelling haar publiek toe.

Zij wil het andere verhaal vertellen. Dat van de vrouwen. Die zomaar hun dochter geofferd zien om een oorlog te kunnen beginnen. Wier man tien jaar wegblijft, om terug te komen met een buitgemaakte minnares in hun kielzog. Die man zou de held zijn?! Welnee, hij is een klootzak. De vrouwen zijn het slachtoffer. En de koningin zal gerechtigheid halen.

Schimmenrijk

Wat volgt is een tamelijk onevenwichtige voorstelling, waarin acteurs beurtelings Grieks, Engels en Belgisch-Nederlands spreken, voorzien van Nederlandse boventiteling. De teksten zijn een mengelmoes van de Griekse teksten van Aischylos, de Engelse vertaling door Ted Hughes (1999) en de Nederlandse Bloedbad-vertaling van Gustav Ernst (2004).

De voorstelling begint in schemerduister van het schimmenrijk, het hiernamaals, met alleen licht hoog in de toneeltoren. Iphiginea – die gedurende de hele voorstelling op het podium aanwezig blijft – dans, rent, vecht. Zij verzorgt ook het enige licht: draagbare lampjes, die ze voortdurend verplaatst. Dan kondigt de heraut de terugkeer van Agamemnon aan.

Afstand tot personages

Lastig is dat het verhaal eigenlijk alleen wordt verteld, en bijna niet wordt gespeeld, niet wordt uitgebeeld. Daardoor wordt de voorstelling statisch, er ontstaat onvermijdelijk afstand tot de ellende van de personages. Wat mist, is bijvoorbeeld uitleg over wie-wie is: welk personage is aan het woord? Zo vertegenwoordigt een hele zwik acteurs Klytaimnestra, en is er een koorachtig gezelschap dat commentaren levert. Wanneer je het verhaal niet goed kent, wordt het zo echt lastig te volgen.
Regisseur Jolente De Keersmaeker mist zo de kans om haar insteek, de kant van de vrouwen, een duidelijke focus te geven, helderheid te verlenen.

Oogverblindend mooi

Niettemin zitten er in deze voorstelling een aantal memorabele, oogverblindend mooie, en zelfs geestige momenten. Zoals de opkomst van Agamemnon (Stijn Van Opstal) op een – Trojaans – houten paard waar overheen de Trojaanse zieneres Kassandra is gedrapeerd. Hoogtepunt van de voorstelling is Agamemnon die in een heuse badkuip na tien jaar eindelijk een bad neemt, waarbij symbolisch tien jaar stront en bloed van zijn lijf worden geweekt.

Stijn Van Opstal zet Agamemnon imposant, lomp en ijzingwekkend sterk neer. Hij verwoordt de mannelijke arrogantie, het totale gebrek aan mannelijke empathie met de vrouwen. Sara Haeck speelt met grote gebaren diverse vrouwenrollen met fraai cynisme, schimpend, snerend. Mooi is ook de tragische en wanhopige zieneres Kassandra van Gustavo Gláuber, die jammerend diens voorspellingen ziet uitkomen.

De acteurs zijn gehuld in alles van geïmproviseerde toga’s die bijeen worden gehouden door touwen en veiligheidsspelden tot sportbroekjes en trainingsjacks. De soundscape bestaat goeddeels uit muziek, van hardrock tot opera.

Aanklacht tegen oorlog voeren

Sinds het begin van de oorlogen in Oekraïne en Palestina is in de Nederlandse theaters hiermee minstens de derde voorstelling te zien op basis van de klassiek-Griekse teksten over de Trojaanse oorlog. Dood Paard bracht Women in Troy, as told by our mothers (2022), Toneelschuur Producties kwam met Huis van Troje. En nu dus deze Klytaimnestra. Drie aanklachten tegen oorlog voeren. Drie keer vanuit vrouwelijk perspectief. Oorlog voeren is duidelijk een mannendingetje.

 

Tekst: Aischylos, Ted Hughes, Gustav Ernst
Kostuums: Rachid Laachir
Scenografie en licht: Thomas Walgrave
Geluid: Jeroen Kenens

Kunst / Expo binnenland

Naar eigen zeggen

recensie: Expositie 'Manahahtáanung of Nieuw Amsterdam? Het Inheemse verhaal achter New York'

Vier eeuwen geleden begonnen Nederlandse kolonisten aan de bouw van Nieuw Amsterdam, het huidige New York. In het Amsterdam Museum belichten de nazaten van de verdreven inheemse bewoners van het gebied nu hun kant van het verhaal. Bezoekers worden gevraagd om goed te luisteren.

In 1624 kocht de West-Indische Compagnie bij de monding van de Hudson rivier een stuk land van de inheemse bevolking. Vooral de lucratieve handel in beverpelzen leek een goede reden om daar een Nederlandse vestiging te realiseren. Voor zestig gulden werd de WIC naar eigen idee eigenaar van de zuidelijke punt van het tegenwoordige Manhattan. Een gebied dat de toenmalige bewoners, Lenape indianen, Manahahtáanung noemden en dat vrij vertaald betekent: plaats van de okkernotenbomen. Dat de Lenape geen enkel begrip hadden van het idee van (exclusieve) eigendomsrechten en dachten dat ze het land gewoon zouden delen met nieuwkomers, kwam ze duur te staan.

Verdrijving

Al gauw bouwden de Nederlanders een muur om de Lenape buiten te sluiten; de naam ‘Wall Street’ herinnert nog steeds aan deze afscheiding. En zoals bekend wisten de Nederlandse en andere Europese kolonisatoren wel raad met verdere onteigening en verdrijving van de inheemse bevolking. Waar de Lenape begin zeventiende eeuw een groot aaneengesloten gebied bewoonden in wat nu vijf oostelijke staten zijn, leven ze in 2024 verspreid over tien kleine stukjes land in de VS en Canada. Slechts vier van die tien stukjes zijn officieel erkend, en in alle tien is het leven geen pretje. De circa 20.000 Lenape die het continent nu nog telt, leven vaak in armoede en achterstand en moeten alle zeilen bijzetten om te voorkomen dat hun cultuur verloren gaat.

Historische objecten en beschrijvingen

Deze brede context krijgt volop aandacht in de expositie Manahahtáanung of Nieuw Amsterdam? Het Inheemse verhaal achter New York. Aan Nederlandse zijde zijn er nog diverse historische objecten om tentoon te stellen. Een brief waarin de WIC triomfantelijk op de hoogte wordt gesteld van de koop van het land; oude geografische kaarten; een kleine replica van het schip ‘De Halve Maen’ waarmee kapitein Hudson – in Nederlandse dienst – in 1609 de baai binnenvoer … Er is wel het een en ander bewaard gebleven.

Exhibition Manahahtáanung or New Amsterdam. Amsterdam Museum. Picture by Mike Bink

Aan de kant van de Lenape ziet het er heel anders uit. Het enige tastbare wat er van de toenmalige Lenape nog is, bestaat uit zeer zeldzame beschrijvingen van anderen, van auteurs met een koloniale bril op de neus. Curiositeit en onbegrip voeren in die beschrijvingen de boventoon. En zoals we weten verandert dat de eeuwen daarna nauwelijks. In de westerse geschiedschrijving blijft het eigen verhaal van de Lenape – zoals van veel meer culturen – vrijwel geheel ondergesneeuwd. De vraag voor het museum en de inheemse vertegenwoordigers was dus: hoe brengen we dat verhaal in 2024 toch tot leven?

Hedendaagse kunst en video’s

De gevonden oplossing bestaat vooral uit presentaties van eigentijdse kunst en video’s waarin vertegenwoordigers van de Lenape vertellen over hun geschiedenis en cultuur. Er zijn bijvoorbeeld kleine, individuele handwerken te zien, allemaal met een eigen verhaal waar je even de tijd voor moet nemen. Of neem de talrijke ‘mixed media’ werken die samen door een Nederlandse en een inheemse kunstenaar zijn gemaakt. De reeks A Phantasmagorical Story of Manhatta Island – een co-productie van patricia kaersenhout en Leonard Harmon – toont de kijker een fascinerende mix van mogelijke en reële geschiedenis van het centrale eiland van New York. Hoe het is en hoe het had kunnen zijn …

Chief Urie Ridgeway. Amsterdam Museum, Françoise Bolechowski

Het verhaal en de cultuur van de Lenape zijn traditioneel alleen mondeling overgeleverd. Deze traditie wordt in de expositie mooi voortgezet en geëerd met video’s waarin vertegenwoordigers van de Lenape de bezoekers toespreken. Dat is niet de gewone run of the mill praktijk in musea natuurlijk, maar in veel opzichten een keuze die helemaal bij het onderwerp past. Dit vraagt wel een bepaald luisterend vermogen. Zo duurt de introductievideo van Chief Urie Ridgeway, leider van de Nanticoke Lenape Nation, al vijftig minuten. Maar dan krijg je ook wel wat te horen. Hij vertelt bijvoorbeeld wat hem is overgeleverd van de kolonisatie en het verzet ertegen, hoe het huidige bestaan van de Lenape eruit ziet, en hoe de gemeenschappen met veel moeite proberen hun levenswijze en spiritualiteit in stand te houden.

Nieuwe verbinding

Bij de presentatie van de tentoonstelling waren, zoals ook in het nieuws is geweest, diverse vertegenwoordigers van de Lenape aanwezig. Woordvoerder Brent Stonefish maakte er geen geheim van dat in zijn ogen ook Nederlandse excuses en financiële compensatie voor het aangedane leed op hun plaats zijn. Maar uiteindelijk staat de gezamenlijke onderneming sterk in het teken van dialoog, erkenning en een nieuwe verbinding. Als symbool van een betere toekomstige relatie kreeg het Amsterdam Museum een traditionele wampum-riem overhandigd. Een treffend gebaar, bij een baanbrekende expositie.

 

Behalve vertegenwoordigers van de Lenape en het Amsterdam Museum werkt ook het Museum of the City of New York mee aan deze tentoonstelling. In het najaar van 2025 zal in die stad een vervolg te zien zijn.

Boeken / Non-fictie

Verlosser met een beperking

recensie: Freud, Wenen en de ontdekking van de moderne geest - Frank Tallis

Op aandrang van zijn Britse redacteur besloot auteur/psychotherapeut Frank Tallis een boek te schrijven over de fascinerende denkwereld en erfenis van Sigmund Freud (1856-1939). Hij wilde zowel Freuds waardevolle inzichten als niet geringe tekortkomingen voor een modern publiek verduidelijken. Het resultaat is een must-read.

Tja, Freud. Verguisd en vergoddelijkt, maar ontegenzeggelijk een denker die onze kijk op onszelf, op ons menselijk gedrag, wezenlijk heeft veranderd. Freud, Wenen en de ontdekking van de moderne geest (2024) is gelukkig geen hagiografie. Tallis’ boek is wel een erudiete en veelomvattende beschouwing over leven en werk van een man met een revolutionaire visie. Het trakteert de lezer ook vaak op treffende observaties en conclusies.

Wat Tallis heel goed doet, is het inzichtelijk maken van de enorme ambitie en reikwijdte van Freuds psychoanalytische ‘leer’. Freud mag dan vooral bekend zijn als grondlegger van de psychoanalyse als medische therapie – bedoeld om ernstige psychische problemen op te sporen en te behandelen –, minstens even belangrijk is dat hij een behoorlijk accuraat ‘model van de geest’ ontwikkelt en bovendien probeert aan te tonen hoe die menselijke geest op alle vlakken doorwerkt in onze cultuur. Religie, kunst, geschiedenis, politiek, de wereld van fantasieën en obsessies, de ‘psychopathologie van alledag’; er is nauwelijks een terrein waarover Freud niet zijn psychoanalytisch licht laat schijnen. Soms erg verhelderend en/of aansprekend, en soms ook behoorlijk gezocht en onzinnig.

Geboorte van de psychoanalyse

Een terugkerend thema in Tallis’ boek is Freuds onmiskenbare behoefte aan erkenning en grootheid. Al vroeg valt op dat de getalenteerde Wener ervan droomt de mensheid een baanbrekend inzicht na te laten. Een visionair op zoek naar een visie, zo zou je de jonge Freud best kunnen typeren. Die visie vindt hij nadat zijn studie medicijnen hem op het spoor van de psychiatrie heeft gezet. Aansluitend bij (vooral) de ideeën van zijn collega Josef Breuer, werkt Freud het fundamenteel vernieuwende inzicht uit dat neurotische aandoeningen (‘hysterie’) niet voortkomen uit een biologisch defect maar uit cruciale ervaringen van de patiënt. Met zijn ‘psychoanalyse’ denkt hij dé oplossing voor het ergste geestelijk lijden te hebben gevonden.

Tallis staat uitvoerig stil bij Freuds basisideeën. Onderbewustzijn, driften, fasen in de seksuele ontwikkeling, trauma en verdringing, de betekenis en analyse van dromen, het model van ‘Es – Ich – Über-Ich’, het Oedipuscomplex, vrije associatie, overdracht … De lijst met klassieke begrippen is bijna eindeloos. Het is goed om hierbij voor ogen te houden dat Freud in essentie sterk op Darwin leunt. Onverminderd basaal zijn volgens hem de (dierlijke) driften/instincten, de rede is nog maar een zwak ontwikkeld evolutionair vermogen. De moderne neurowetenschap en evolutionaire psychologie bevestigen volgens Tallis ook belangrijke Freudiaanse inzichten.

Speculatie en preoccupatie

Aan de ene kant kun je zeker de loftrompet over Freud steken, en Tallis doet dat ook overtuigend. Hij beschrijft hem regelmatig als een hartstochtelijke pionier die van grote invloed is geweest op ons moderne bewustzijn. De bevrijdende werking van Freuds onomwonden visie op lichamelijkheid en op seksualiteit – darwiniaans gezien: het lustelement in de voortplantingsdrift – vindt Tallis ook erg waardevol. Tegelijk is het bijna onmogelijk om blind te zijn voor de tekortkomingen in Freuds werk. Hij heeft duidelijk een hang naar grootse (en mannelijke) speculatie, die soms merkwaardige, ongefundeerde stellingen oplevert, en die zelfs ronduit schadelijk kan zijn.

De enorme nadruk op het Oedipuscomplex, waar Freud onwrikbaar aan vasthoudt, is bijvoorbeeld een erg omstreden onderdeel van zijn erfenis. Freud is zo overtuigd van deze ‘historische ontdekking’ en zo gepreoccupeerd met seksualiteit, dat oedipale interpretaties zowel in zijn praktijk van therapeut als in zijn theoretische geschriften steeds weer de hoofdrol opeisen. Wie nu, zoals Tallis, met een kritisch oog naar diverse patiëntstudies van Freud kijkt, schrikt regelmatig van het onwetenschappelijke en dogmatische karakter van zijn analyses. De grote denker is niet wars van manipulatie en bedrog, concludeert Tallis, met als meest schadelijke tekort ‘zijn losse omgang met de waarheid’. De mal van Oedipus zal op de sofa zelden als gegoten hebben aangevoeld.

Tijd en plaats

Het boek gaat ook uitvoerig in op Freuds leefwereld, met name op de tijdgeest in zijn woonplaats Wenen. De culturele metropool bruist in die tijd van grote, bijna koortsachtige creativiteit en bedrijvigheid. Tallis maakt mooie zijsprongen naar stadgenoten als Gustav Klimt, Egon Schiele, Arthur Schnitzler en Gustav Mahler. Hij wijdt ook een lange beschouwing aan de legendarische ontmoeting tussen Freud, die vakantie houdt aan de Nederlandse kust, en Mahler, die graag een consult wil. Op 26 augustus 1910 treffen ze elkaar in het Leidse café-restaurant ‘In den Vergulden Turk’, waarna ze een lange stadswandeling maken om Mahlers persoonlijke problemen te bespreken. De ontmoeting tussen deze ‘twee meest emblematische figuren van het Wenen rond de eeuwwisseling’, brengt Tallis tot de vergelijking (p. 350): ‘Mahler zei eens: “Wat het beste is in de muziek, kan niet gevonden worden in de noten.” Deze cryptische uitspraak stemt overeen met het psychoanalytische principe dat wat mensen zeggen niet zo belangrijk is als wat mensen niet zeggen.’

Weens koffiehuis 'Café Central'

Het koffiehuis rond 1913: archief Café Central, Wenen

Andere thema’s die voorbijkomen zijn: het opkomende antisemitisme – dat zich bij de nazi’s uiteindelijk zou verbinden met de meest morbide elementen van de Duitse romantiek, al manifest in de heersende zelfmoordcultus; het typisch Weense koffiehuis; en natuurlijk de alomtegenwoordige erotiek. Seks, neurosen, fantasie, de dood: in Wenen zijn ze eind negentiende, begin twintigste eeuw nooit ver weg.

Normaal ongeluk

Een van de beste cultuurpsychologische inzichten van Freud, die de Weense koortsachtigheid ook al aardig zou kunnen verklaren, is zijn analyse in Das Unbehagen in der Kultur (1930). De moderne mens is niet geboren voor het complete geluk, stelt Freud in dit laatste grote werk. Totale verlossing van het lijden is onmogelijk, we zullen altijd zo goed mogelijk moeten dealen met ‘normaal ongeluk’. Ongeluk dat nou eenmaal onvermijdelijk voortkomt uit onze voortgaande socialisatie. De (evolutionaire) noodzaak van samenwerking en onderschikking van het individuele belang, het proces van civilisatie, vereist dat we onze driften zo goed mogelijk reguleren en niet zelden ook onderdrukken (de hoofdtaak van het ‘Ich’.) Met alle onvrede, hunkering en stress die dat met zich meebrengt.

Opvallend genoeg besluit Tallis met een sympathieke les in bescheidenheid (!) die Freud ons ook nalaat. Met ons ‘brein uit de steentijd’, de inzichten dat onze aarde niet het centrum van de kosmos is en dat wij naar dieren en niet naar goden zijn geschapen, moeten we altijd waken voor narcisme. Helemaal nu we ons collectief grote, ernstige problemen (klimaatcrisis, kerndreiging) op de hals hebben gehaald.

Een paar kleine onvolkomenheden daargelaten – zoals Tallis’ halfslachtige poging om nog wat van Freuds ‘doodsdrift’ te maken, en de keuze van de vertaler om titels van Freud in het Engels te laten staan – is er geen enkele reden om te passen voor dit zeer informatieve en voortreffelijk geschreven boek.

Boeken / Fictie

Bittere klucht, komische tragedie: een profetie

recensie: Georgi Gospodinov - Schuilplaats voor andere tijden

De in 2023 met de International Booker Prize bekroonde roman Schuilplaats voor andere tijden van de Bulgaarse auteur Giorgi Gospodinov – verschenen bij uitgeverij Ambo|Anthos in de vertaling van Hellen Kooijman – belicht hoe vervreemding, heimwee, herinnering en verhalen onderling en met de naoorlogse postmoderne maatschappij verweven zijn. Er is – helaas wederom – een groeiend en gevaarlijk nostalgisch verlangen naar een gesublimeerd en geromantiseerd verleden in vele lagen van de Europese bevolking ontstaan.

Seneca cannot be too heavy, nor Plautus too light.

For the law of writ and the liberty,

These are the only men

(Hamlet, Shakespeare)

De klinieken van het verleden

Gaustin, co-protagonist en oude bekende  van de hoofdpersoon, is sinds zijn jeugd geobsedeerd door vroeger tijden. Als Ismael, de schrijver en de ik-figuur uit de roman, hem na jaren weer in Zürich ontmoet, heeft genoemde Gaustin – inmiddels psychiatrisch geriater – de verschillende kamers van zijn kliniek voor dementerenden tot in de fijnste details zo ingericht dat  de patiënten zich kunnen wanen in de omgeving van het decennium van de twintigste eeuw waarin zij mentaal zijn teruggekeerd. Ismael besluit zijn vriend te ondersteunen in dit project. Het ongekende succes van de kliniek leidt ertoe dat ook (schijnbaar) psychisch gezonde mensen in Europa gaan verlangen naar een leven van vroeger en al snel worden er in de verschillende landen van Europa referenda georganiseerd waarin men mag stemmen voor een nationale terugkeer naar een door de meerderheid verkozen tijdperk uit de twintigste eeuw.

De tijd is elders

De roman schakelt afwisselend en meesterlijk tussen lichte,  ironische tonen en rake zwaarmoedige, pessimistische constateringen, tussen verbeelding en realiteit. In een interview in de Italiaanse krant Avvenire zegt Gospodinov dat het heden geen thuis meer voor ons is. Daarom is het verleden een schuilplaats geworden. We zijn als daklozen zonder tijd. Een ander syndroom van deze tijd is volgens de auteur dat we geen verbondenheid meer voelen met ons territorium en onze gemeenschap. Er zijn geen heden en toekomst meer. Deze collectieve ontheemding veroorzaakt een vloedgolf  van hernieuwd nationalisme. Ironie is in zijn visie het perfecte tegengif; dictaturen verdragen geen humor. Misschien is onze weerstand verminderd, onze immuniteit gaan wankelen. We moeten opnieuw gevaccineerd worden met cultuur en rationaliteit. In een veelzeggend kunstproject op een luchthaven liet Gospodinov ooit op de vertrekborden ‘bestemming Future, vertrektijd Cancelled’ verschijnen.

Op een namiddag…

De re-enactment van vroeger tijden is een traject dat naast het analyseren van het begrip tijd tegelijkertijd een reflectie op het cultureel erfgoed, de literatuur, de taal en het genre roman – het vertellen van het gebeurde – teweeg brengt bij Ismael. Vroeger tijden verschuilen zich in zijn Proustiaanse visie in het vermoeide, trage licht van de namiddag en in geuren. De zintuiglijke ervaringen van het zien, ruiken en horen uit een specifiek tijdperk moeten zich – voor een goede reconstructie – mengen met verhalen. Dat vertellen is een onontkoombaar proces van ‘mixing memory and desire’ (The Waste Land, T.S. Elliot). Onze beelden van vroeger tijden zijn als gekleurde maar ook vervaagde polaroids. Het heden vertoont zich slechts in zwart-wit aan de dementerenden, een treffend beeld voor de toenemende polarisatie in de huidige tijd.

Het ingenieuze verhaal en meesterwerk Schuilplaats voor andere tijden blijkt een geraffineerd middel – en een waarschuwing – om te reflecteren op het cultureel historisch moment waarin het Europese continent zich heden bevindt, op de trauma’s, ongeneeslijke wonden en rampzalige ideologieën van de twintigste eeuw, op de ambiguïteit van herinneren en vergeten.