Het thema van zowel de film als het hoorspel is oorlog. In de film gaat het over de oorlog in het Midden-Oosten, in het hoorspel over de oorlog in Libië. Of, liever: het gaat over wat een oorlog met mensen doet, over de gevolgen ervan. En uiteindelijk ook over glorende hoop.
De linking pin tussen de film en het hoorspel is het ritme van beide kunstvormen. In de film die van de opeenvolgende beelden, in het hoorspel die van de opeenvolgende geluiden, spraak en muziek. En stilte, veel stilte in zowel de film als het hoorspel.
Notturno
De film begint met een korte beeldtekst over het Midden-Oosten na de Tweede Wereldoorlog en de ontstaansgeschiedenis van de film, die in de afgelopen drie jaar is opgenomen langs de grenzen van Irak, Koerdistan, Syrië en Libanon. Daarna volgt het beeld van een bataljon, soldaten die kreten uitslaan terwijl de dag naakt. De kreten volgen elkaar met korte tussenpozen ritmisch op. Dit is de intro tot de film.
We zien een desolaat landschap met een verlaten fort, een gevangenis. Zwijgende vrouwen lopen er rond. In klank en beeld de tegenhanger van de kreten van de mannen. Eén van de vrouwen treurt al zingzeggend om haar dode zoon. Ze voelt zijn aanwezigheid wanneer ze de muur aanraakt. De andere vrouwen vetrekken en zij blijft alleen achter. Met een paar foto’s van haar zoon, de muur aaiend, maar hij is weg.
Zo volgen de beelden elkaar op, als verzen van een gedicht. Dialectisch ook: man-vrouw, haat-liefde, kreten-zwijgen. Er wordt sowieso weinig gesproken in de film, maar in de stilte hoor je de echo van de oorlog in deze gebieden. Zie je soldaten doodstil op de uitkijk staan, het geweer, de verrekijker en walkie talkie in de aanslag. Zie en hoor je psychisch verwonde mensen in een ziekenhuis, zie je vluchtelingenkampen.
Vijf mensen repeteren een toneelstuk, zoals er aan het begin van de film vijf mensen mee rouwden met de vrouw in het verlaten fort. Ook hierin zit een terugkerend ritme.
Vier soldaten staan op wacht. Vijf min één; het beeld spreekt voor zich. Show, don’t tell.
Het toneelstuk gaat over het verzet, de martelaren die stierven voor het vaderland. Over donkerte die afsteekt tegen het nakende licht, ‘een lente van puin en duisternis’, zegt een van de psychiatrische patiënten/toneelspelers, die door een arts/regisseur wordt opgejut zijn tekst sneller uit te spreken, zijn ritme te versnellen. Als een mitrailleur.
Het is het ritme van het leven in een door oorlogen verscheurd gebied, waar de alledaagse routine doorgaat: een vrouw ruimt de matrassen op waarop het gezin in het eenkamerhuis sliep, ze roert in een pan op het vuur. Een man doet een dutje, de vrouw maakt de bedden weer gereed voor de nacht. Het is het terugkerende ritme van dag en nacht.
De weg marcherende militairen van het begin worden tegen het eind van de film gespiegeld door een groep in oranje overalls geklede IS’ers, die de luchtplaats van een gevangenis oplopen en zich verspreiden, alleen, met z’n tweeën of in een groepje. Na afloop van het kortdurende luchten gaan ze weer naar binnen, de handen op elkaars schouders. De honderdtachtiggradenregel wordt dit filmtechnisch genoemd: shot-tegenshot.
Een man met een geweer, zittend in een kano, duikt weer op. Hij kwam eerder in beeld, maar nu vaart hij terug. Is het misschien gewoon een eendenjager, en heeft hij niets met de oorlog te maken? Het leven gaat door. Op het ritme van alledag.
Lilian
Het hoorspel van Kasia Głowicka begint met piepjes. Het is het geluid van een sms’je dat een Eritrese man, Tesfay, die in Libië gevangen zit in het Zitan Detention Centre, stuurt aan Lilian, professor mensenrechten. Hij vond haar nummer in een gsm die hij had geleend. Lilian zit op dat moment te ontbijten en je hoort de dagelijkse geluiden daarvan op de achtergrond. Rammelende bordjes geven een ritme aan alsof het slagwerkinstrumenten zijn. Je hoort een man herhaaldelijk roepen dat het tijd is, gevolgd door stilte, want ook in dit hoorspel zit veel stilte, dodelijke stiltes, zware stiltes, hier gevolgd door elektronica en pianoklanken. Deze geluiden vormen samen de ouverture, gelijk Notturno een intro kent. Daarna komt ook hier het verhaal op gang.
Weer hoor je piepjes, maar dat kunnen nu ook die van een hartbewakingsapparaat in het ziekenhuis zijn; het geluid is even dubbel als het beeld van de man in de kano in Notturno. Je hoort een vrouwenstem: ‘How are you?’ De ontvangst stoort. Weer klinkt elektronica, je hoort stemmen. En weer: ‘How are you?’ van Lilian aan Tesfay. Er volgt een stilte en vervormde pianoklanken. En dan: ‘How is she today? How was the night?’ Het gaat over de dochter in het ziekenhuis. De klanken van de muziek zijn donker, als de nacht in Notturno.
Lilian gaat fluisterend verder tegen Tesfay. Hij vertelt haar, dat alle vluchtelingen huilen, worden geslagen en dat sommigen worden verkracht. Opnieuw klinken ritmisch piepjes, als in een echokamer opgenomen. De piepjes van de sms’jes en de hartbewakingsmachine lijken zich met elkaar te vermengen. Op leven en dood.
Lilian en Tesfay praten verder. Tesfay is ten einde raad en wil naar Nederland komen, naar Lilian en haar gezin om te trouwen met een van haar verwanten. De verpleegster zegt tegen Lilian, dat zij naar huis moet gaan om te slapen, maar ze blijft en wil de hand van het kind vasthouden. En misschien in gedachten ook die van Tesfay, zo ver weg zonder dat ze veel voor hem kan doen. Het hoorspel is ten einde.
Het hoorspel duurt iets meer dan vierentwintig minuten, maar het leven, het overleven, gaat door. Vierentwintig uur per etmaal. Toch blijft ook de hoop levend, zoals de nakende dag in Notturno. Hoop op genezing, op overleven, op contact, op mensen die met elkaar meeleven en voor elkaar willen instaan. Dat houdt mensen op de been.
Componiste Kasia Glowicka
Meer informatie
De film Notturno is de opvolger van Fuocoammare, de vorige film van de in Ethiopië geboren Italiaans-Amerikaanse regisseur Gianfranco Rosi (1964). Hij reisde voor deze IDFA-documentaire drie jaar lang door het Midden-Oosten. Notturno betekent ‘beeld van de nacht’.
Het hoorspel Lilian is gebaseerd op driehonderdvijftig pagina’s tekstberichten die in handen kwamen van Kasia Głowicka (1977), een van origine Poolse componiste die in Nederland woont. Het waren berichten die een jonge vluchteling in Libië gedurende achttien maanden heeft gestuurd aan de Nederlandse hoogleraar Mirjam van Reisen van de Universiteit Leiden. De componiste/dramaturge verwerkte deze berichten in haar nieuwe werk, haar eerste hoorspel dat ze schreef in opdracht van Warsaw Autumn. Het ging in 2020 in première en werd later op de Poolse radio uitgezonden. Het is geschreven voor stemmen, piano en elektronica. De stemmen zijn die van stemkunstenaars uit Europa en Afrika.