Tag Archief van: boeken

Boeken / Fictie

Een broos paradijs

recensie: Naar het paradijs
Persoon in een medisch pakPixabay

Hanya Yanagihara brak in 2015 door met haar Een klein leven. De bestseller over de getraumatiseerde Jude kreeg in Nederland een vervolg met een meesterlijke toneelbewerking door Ivo van Hove. Kan Yanagihara’s nieuwe roman Naar het paradijs de hooggespannen verwachtingen waarmaken?

Naar het paradijs is een complexe en gewaagde roman die haar geheimen langzaam maar nooit volledig prijsgeeft. In drie delen, die in totaal meer dan 600 pagina’s beslaan, ontvouwt zich zowel een alternatieve geschiedenis als een toekomst van Amerika. De drie delen zijn gesitueerd in 1893, 1993 en 2093 en spelen zich grotendeels af in New York. In het eerste deel maken we kennis met de gevoelige David Bingham, die zijn ouders verloor aan ‘de ziekte’ en met zijn grootvader in een statig huis aan Washington Square woont. Zijn grootvader zou graag zien dat David met de rijke weduwnaar Charles Griffith trouwt, maar David heeft zijn oog laten vallen op zijn armlastige maar charmante collega-docent Edward Bischop. Yanagihara toont zich net als in Een klein leven meester in het beschrijven van liefde tussen mannen. Of Edward werkelijk te vertrouwen is blijft overigens zeer de vraag; David bewijst nog maar eens dat liefde blind maakt. 

Donker toekomstbeeld

Met meer vragen dan antwoorden beginnen we aan deel twee. Wederom lezen we over een David Bingham, ditmaal woont hij samen met een Charles Griffith in diens huis aan Washington Square. Dezelfde namen komen in alle drie de delen terug, hoewel er geen directe verwantschap tussen de personages lijkt te zijn. Een andere rode draad zijn ziekten; in deel twee houdt de AIDS-epidemie de wereld in zijn greep. David laat weinig los over zijn Hawaïaanse afkomst, maar gaandeweg krijgen we meer achtergrond bij de opvallende keuzes die zijn vader wel en niet maakte.

De dystopische wereld die Yanagihara schetst in deel drie komt inmiddels griezelig dichtbij. In dit langste en sterkste deel lezen we over een wereld die getergd wordt door pandemieën en klimaatverandering. Als gevolg hiervan regeert de staat met ijzeren hand, zijn de grenzen gesloten en wordt het voedsel gerantsoeneerd. Hoofdpersoon Charlie woont in Zone Acht van wat ooit New York was.

Yanagihara was al lang en breed bezig met Naar het paradijs toen de coronapandemie uitbrak. Toch kun je niet anders dan haar door virussen gedomineerde wereld met de onze vergelijken. Ook in Yanagihara’s alternatief universum zijn er mensen die geloven dat de virussen in een lab worden ontwikkeld. Al met al stemt het derde deel uiterst somber doordat het weinig fantasie vergt je deze wereld voor te stellen.

Ambitieus experiment

Qua structuur en tijdsspanne wijkt Naar het Paradijs sterk af van Een klein leven: haar nieuwe roman beslaat tweehonderd jaar en kent meerdere protagonisten. Maar er zijn ook gelijkenissen. Yanagihara is een schrijver die niet zomaar alles weggeeft, wat haar romans tot ware page-turners maakt. In Een klein leven kwam dat door Jude, die slechts mondjesmaat de verschrikkingen uit zijn verleden onthulde aan zijn naasten. In Naar het Paradijs heeft Yanagihara het weglaten van cruciale informatie tot een kunst verheven en is ze uiterst selectief in wat ze haar lezers toewerpt. 

Nog een parallel is dat Yanagihara’s personages vaak niet bestand zijn tegen de harde wereld die hen omringt. Het is niet altijd duidelijk wie het goed met hen voorheeft en wie niet. Deze worsteling staat centraal in Naar het paradijs. Telkens bevinden de protagonisten zich in een kwetsbare en afhankelijke positie en zijn ze om wat voor reden dan ook niet bij machte om zich voldoende weerbaar te maken. 

Het drieluik ontpopt zich traag en laat veel onbenoemd. Het is echter de vraag of dat erg is. Waar het ontbreekt aan plotontwikkeling krijgen we een rijke inkijk in de gevoelswereld van Yanagihara’s personages. De omstandigheden van de drie generaties verschillen, maar ze kampen met universele worstelingen zoals de zoektocht naar liefde en verbinding. Wie geen roman als Een klein leven verwacht én zich openstelt voor een experiment zal zeker niet teleurgesteld zijn.

 

Boeken / Fictie

Een broos paradijs

recensie: Naar het paradijs
Persoon in een medisch pakPixabay

Hanya Yanagihara brak in 2015 door met haar Een klein leven. De bestseller over de getraumatiseerde Jude kreeg in Nederland een vervolg met een meesterlijke toneelbewerking door Ivo van Hove. Kan Yanagihara’s nieuwe roman Naar het paradijs de hooggespannen verwachtingen waarmaken?

Naar het paradijs is een complexe en gewaagde roman die haar geheimen langzaam maar nooit volledig prijsgeeft. In drie delen, die in totaal meer dan 600 pagina’s beslaan, ontvouwt zich zowel een alternatieve geschiedenis als een toekomst van Amerika. De drie delen zijn gesitueerd in 1893, 1993 en 2093 en spelen zich grotendeels af in New York. In het eerste deel maken we kennis met de gevoelige David Bingham, die zijn ouders verloor aan ‘de ziekte’ en met zijn grootvader in een statig huis aan Washington Square woont. Zijn grootvader zou graag zien dat David met de rijke weduwnaar Charles Griffith trouwt, maar David heeft zijn oog laten vallen op zijn armlastige maar charmante collega-docent Edward Bischop. Yanagihara toont zich net als in Een klein leven meester in het beschrijven van liefde tussen mannen. Of Edward werkelijk te vertrouwen is blijft overigens zeer de vraag; David bewijst nog maar eens dat liefde blind maakt. 

Donker toekomstbeeld

Met meer vragen dan antwoorden beginnen we aan deel twee. Wederom lezen we over een David Bingham, ditmaal woont hij samen met een Charles Griffith in diens huis aan Washington Square. Dezelfde namen komen in alle drie de delen terug, hoewel er geen directe verwantschap tussen de personages lijkt te zijn. Een andere rode draad zijn ziekten; in deel twee houdt de AIDS-epidemie de wereld in zijn greep. David laat weinig los over zijn Hawaïaanse afkomst, maar gaandeweg krijgen we meer achtergrond bij de opvallende keuzes die zijn vader wel en niet maakte.

De dystopische wereld die Yanagihara schetst in deel drie komt inmiddels griezelig dichtbij. In dit langste en sterkste deel lezen we over een wereld die getergd wordt door pandemieën en klimaatverandering. Als gevolg hiervan regeert de staat met ijzeren hand, zijn de grenzen gesloten en wordt het voedsel gerantsoeneerd. Hoofdpersoon Charlie woont in Zone Acht van wat ooit New York was.

Yanagihara was al lang en breed bezig met Naar het paradijs toen de coronapandemie uitbrak. Toch kun je niet anders dan haar door virussen gedomineerde wereld met de onze vergelijken. Ook in Yanagihara’s alternatief universum zijn er mensen die geloven dat de virussen in een lab worden ontwikkeld. Al met al stemt het derde deel uiterst somber doordat het weinig fantasie vergt je deze wereld voor te stellen.

Ambitieus experiment

Qua structuur en tijdsspanne wijkt Naar het Paradijs sterk af van Een klein leven: haar nieuwe roman beslaat tweehonderd jaar en kent meerdere protagonisten. Maar er zijn ook gelijkenissen. Yanagihara is een schrijver die niet zomaar alles weggeeft, wat haar romans tot ware page-turners maakt. In Een klein leven kwam dat door Jude, die slechts mondjesmaat de verschrikkingen uit zijn verleden onthulde aan zijn naasten. In Naar het Paradijs heeft Yanagihara het weglaten van cruciale informatie tot een kunst verheven en is ze uiterst selectief in wat ze haar lezers toewerpt. 

Nog een parallel is dat Yanagihara’s personages vaak niet bestand zijn tegen de harde wereld die hen omringt. Het is niet altijd duidelijk wie het goed met hen voorheeft en wie niet. Deze worsteling staat centraal in Naar het paradijs. Telkens bevinden de protagonisten zich in een kwetsbare en afhankelijke positie en zijn ze om wat voor reden dan ook niet bij machte om zich voldoende weerbaar te maken. 

Het drieluik ontpopt zich traag en laat veel onbenoemd. Het is echter de vraag of dat erg is. Waar het ontbreekt aan plotontwikkeling krijgen we een rijke inkijk in de gevoelswereld van Yanagihara’s personages. De omstandigheden van de drie generaties verschillen, maar ze kampen met universele worstelingen zoals de zoektocht naar liefde en verbinding. Wie geen roman als Een klein leven verwacht én zich openstelt voor een experiment zal zeker niet teleurgesteld zijn.

 

Boeken / Non-fictie

Collectief of individu?

recensie: Vrijheid - Annelien de Dijn

In Vrijheid laat Annelien de Dijn zien hoe de betekenis van het concept ‘vrijheid’ door de eeuwen heen onderwerp van strijd en onderhevig aan verandering is geweest.

Annelien de Dijn is hoogleraar moderne politieke geschiedenis aan de Universiteit Utrecht en publiceerde eerder een boek over de Franse politieke filosofie van de 17e tot de 19e eeuw. Haar nieuwste boek Vrijheid kan gezien worden als een overtreffende trap: nauwkeurig onderzoekt ze hoe het concept vrijheid sinds de Griekse Oudheid tot nu is veranderd. Daarbij bestrijkt ze de geschiedenis van het gehele westen; zowel Europa als de Verenigde Staten. Waar nodig zoomt De Dijn in op specifieke landen waar vrijheid op een andere manier evolueert.

Politiek-filosofisch overzichtswerk

Vrijheid is een ontzagwekkend werk: nauwgezet passeren alle invullingen van het concept door de tijd heen de revue, tot in detail worden belangrijke denkers aangehaald, tegenstellingen en argumentaties uitgelegd en belangrijke stukken geciteerd. Dat alles leest ook nog eens soepel weg in een prettige, heldere en niet té academische schrijfstijl. Voor de geïnteresseerden in filosofie en geschiedenis is Vrijheid een heerlijk boek om in te duiken. Bovendien komt het hedendaagse debat, waarin vrijheid nog altijd veelvuldig als argument wordt aangehaald (voor tegenovergestelde doeleinden), erdoor in een ander daglicht te staan.

Dat laatste komt in het boek zelf nauwelijks aan bod. De Dijn is historica en dus is de geschiedenis van het vrijheidsconcept haar onderwerp, niet het hedendaagse gebruik. Toch eindigt ze in haar nawoord met een voorzichtige oproep aan ons vandaag de dag: om vrijheid met die historische bril te bekijken, en zo in te zien dat er meerdere invullingen van het vrijheidsideaal mogelijk zijn dan we vandaag de dag veelal horen.

Vrijheid tot zelfbestuur

Het eerste deel van Vrijheid gaat over het oude Griekenland en het Romeinse Rijk. Vóór die tijd werd wel over vrijheid gesproken, maar niet in politieke zin. Dit nam aanvang in de Griekse stadstaten, met als belangrijkste centrum de geboorteplaats van de democratie, Athene, pakweg 2500 jaar geleden.

De Grieken waren lang en vaak in oorlog met het koninkrijk Perzië en zetten zich daar politiek-filosofisch tegen af door zichzelf als ‘vrij’ te bestempelen en de Perzen als ‘slaaf’ (want: onderdaan). Zo vormden de Grieken hun collectieve identiteit door de tegenstelling met Perzië te benadrukken. De Perzen wérden bestuurd, en zij bestuurden zichzélf in een democratie, letterlijk vertaald een volksheerschappij. (Demos = volk, kratein = heersen). De Grieken zagen vrijheid dus als politieke én democratische vrijheid: een vrije staat is een staat waarin mensen hun eigen bestuursvorm bepalen.

De beroemde Griekse geschiedschrijver Herodotus beschrijft in zijn Historiën waarom democratische vrijheid béter is dan een autocratisch regime. In dat laatste heb je als burger geen persoonlijke zekerheid, omdat je bent overgeleverd aan de grillen van je overheerser. Herodotus schrijft over de Perzische koningen, waarvan sommigen goede en rechtvaardige heersers waren, maar anderen, zoals Cyrus de Grote, wrede en gewelddadige leiders. Het volk was dus beter af wanneer het zichzelf bestuurde. Daarbij garandeerde collectieve vrijheid (zelfbestuur) automatisch persoonlijke zekerheid. Dit waren voor de Grieken twee kanten van dezelfde medaille.

Daarbij merkt De Dijn terecht op dat de Griekse democratie niet te vergelijken is met die van ons. Het grootste deel van de inwoners mocht niet meedoen: vrouwen, vreemdelingen en slaven hadden geen politieke rechten. Interessant weetje: de beroemde Griekse filosoof Aristoteles, die prat ging op de Griekse vrijheid, was zelf zo’n vreemdeling. Hij werd buiten Athene geboren en mocht daardoor nooit als burger deelnemen aan de Atheense democratie.

Wie is de baas?

Zo’n tweeduizend jaar lang zou de mate van vrijheid die iemand geniet gelijkstaan aan de mate waarin iemand zichzelf kan besturen. Daarbij waren geregeld discussies tussen democraten en antidemocraten. Die laatsten stelden dat democratie niet leidt tot zelfbestuur, maar tot onderdrukking van de minderheid door de meerderheid. In een democratie ben je alleen vrij als je onderdeel uitmaakt van de meerderheid en dus mee kan beslissen. Voor alle anderen is een democratie niks anders dan een tirannie van de meerderheid en brengt democratie dus geen vrijheid (in de zin van zelfbestuur).

Vrijheid van het individu

De Dijn beschrijft uitvoerig hoe de vrijheid steeds onderwerp van discussie blijft, maar binnen de overeenstemming dat vrijheid gaat over wie de macht heeft. Zo reizen we de geschiedenis van Europa door tot deze overeenstemming begin 19e eeuw sneuvelt. Een van de eersten die dit ‘vooroordeel’ over vrijheid benoemde was de Duitse filosoof Johann August Eberhard. Hij stelde dat het idee dat vrijheid alleen voorkwam in democratisch bestuurde landen een onjuist vooroordeel was. Hij verwees naar de Pruisische onderdanen onder Frederik de Grote en stelde dat zij méér vrijheid genoten dan de Zwitsers, die zichzelf bestuurden.

De Dijn gaat in Vrijheid in tegen het algemeen geldende idee dat met name de Reformatie in Europa gezorgd heeft voor een verandering van het vrijheidsdebat. Haar stelling is dat het de lange politieke strijd na de (Atlantische) revoluties waren die het vrijheidsbegrip (en onze politieke systemen) ten diepste veranderd hebben. Vanuit het contrarevolutionaire denken ontstond een nieuw idee van vrijheid, waarin collectief en individu losgetrokken werden.

Deze nieuwe, moderne visie op vrijheid ging niet over wie er regeert, maar over de mate waarin je werd geregeerd. Zolang je als individu zoveel mogelijk je eigen leven kan leiden zoals jij dat wil en autonome keuzes kunt maken, ben je vrij, werd het geherdefinieerde concept van vrijheid. De contrarevolutionairen wezen erop dat veel revolutionaire pogingen een democratisch bestuur op te richten, uiteindelijk tot geweld en dus tot onvrijheid van het individu leidden. Denk aan de Terreur na de Franse Revolutie. Collectief (democratisch) bestuur is dus niet nodig om als individu vrij te zijn, sterker nog, vaak veroorzaakt zelfbestuur het tegenovergestelde. Veelal had je als burger méér vrijheid onder een monarch, die stabiliteit en veiligheid bood. De twee kanten van dezelfde medaille die sinds het Oude Griekenland onlosmakelijk met elkaar verbonden waren, stonden vanaf toen los van elkaar.

Liberalisme

Het liberalisme is uit deze contrarevolutionaire bewegingen ontstaan. De eerste liberalen waren niet per definitie tegen democratie, maar wezen erop dat de nadruk zou moeten liggen op de mate waarin de overheid je vrij liet in je doen en laten. Ook wel ‘laissez faire’ of ‘mind your own business’ genoemd.

Eind 19e, begin 20e eeuw werd opnieuw de revolutionaire oproep gedaan voor vrijheid als zelfbestuur. De Dijn laat pijnlijk zien dat na de Tweede Wereldoorlog deze oproep verstomde – en tot op de dag van vandaag nog altijd stil is gebleven. Het idee dat vrijheid vooral gaat over het individu en de overheid die zich zo min mogelijk met dit individu mag bemoeien, werd – en is nog altijd – gemeengoed. In tegenstelling tot wat we vaak denken, is ons idee van vrijheid dus niet uitgevonden door de Oude Grieken, noch door de Europese en Atlantische revolutionairen, maar juist door hun tegenstanders.

Vrijheid zonder zelfbestuur

Hier trekt De Dijn een parallel met het huidige vrijheidsdebat. Ze wijst erop dat hedendaagse groepen die zich beroepen op ‘de vrijheid’ wanneer zij pleiten voor zo min mogelijk overheidsbemoeienis hun eigen geschiedenis niet kennen. Hun vrijheidsideaal stamt af van de contrarevolutionairen die vrijheid zagen als iets dat losstond van democratisch zelfbestuur. Met dit moderne vrijheidsideaal is het dus goed mogelijk om het leven onder een despoot ‘vrij’ te noemen, zolang deze zich niet al te veel bemoeit met je persoonlijk leven. Dat kan toch nauwelijks zijn waar deze hedendaagse pleiters voor een individuele vrijheid voor staan.

Vrijheid is dus verworden van iets dat inherent collectief en daardoor óók individueel is, tot iets dat louter individueel is. Vrijheid is niet samen een richting kiezen en die opgaan en daar vervolgens als individu óók van profiteren. Nee, vrijheid is met je eigen leven bezig zijn, en daarbij het liefst zo min mogelijk gehinderd worden door ‘de overheid’ of ‘de ander’, wie dat ook moge zijn.

Vrijheid voelt aan als een oproep opnieuw het vrijheidsideaal te herijken. Juist in een tijd waarin veel burgers aangeven weinig vertrouwen te hebben in de democratie, is dit een belangrijk kantelpunt voor de vrijheid. Zijn we echt zo veel vrijer wanneer we minder belemmerd worden? Of zijn we juist vrij wanneer – en omdat – we zelf bepalen door wélke regels we wel of niet belemmerd worden, als collectief? Wellicht zijn collectief en individu tóch twee kanten van dezelfde medaille en kun je als individu pas echt vrij zijn als je samen met je medemensen meebepaalt. Misschien is onze tijd – waarin de term zo veelvuldig wordt gebruikt – wel dé tijd voor een renaissance van het klassieke vrijheidsideaal. Dit is de spiegel die De Dijn ons voorhoudt.

 

Titelafbeelding: Eugène Delacroix – La liberté guidant le peuple (1830)

Boeken / Non-fictie

Geboorte van een nieuw tijdperk

recensie: Omarm de chaos - Jan Rotmans en Mischa Verheijden

In Omarm de chaos laat hoogleraar transitiekunde en duurzaamheid Jan Rotmans zien dat we in een overgangsfase naar een nieuw tijdperk leven. Deze tijd van chaos kan in eerste instantie beangstigen, maar – als we hem omarmen – juist ook bevrijden.

Jan Rotmans is hoogleraar in Rotterdam en medeoprichter van Urgenda, een actiegroep die Nederland snel(ler) wil verduurzamen. Daartoe klaagde Urgenda de Nederlandse staat aan om deze te dwingen de uitstoot van CO2 terug te dringen in lijn met het Klimaatakkoord van Parijs. De rechter – de rechtszaak kwam tot en met de Hoge Raad – stelde hen in het gelijk.

Duurzame verandering

Rotmans publiceert al sinds de jaren ’80 over de klimaatcrisis en de mogelijkheden die er zijn voor duurzame verandering. Toen hij begon met publiceren kraaide er geen haan naar zijn onderzoeken en was klimaatverandering in de maatschappij nog nauwelijks onderwerp van gesprek. Los van wetenschappers bereikt hij lange tijd weinig mensen met zijn verhaal.

Toen Rotmans een transitie op persoonlijk vlak doormaakte, mede in gang gezet door een ernstig fietsongeluk, besloot hij dat hij zijn kennis wilde delen met de samenleving en activistischer zou worden. Omarm de chaos is zoals hij het in zijn nawoord noemt, zijn magnum opus. Dit boek is, mede dankzij de hulp van schrijver Mischa Verheijden, eenvoudig en toegankelijk geschreven voor een breder publiek. Het omvat nagenoeg alle grote onderwerpen waar Rotmans tijdens zijn loopbaan over schreef.

Omarm de chaos is ook een persoonlijk verhaal, wat de boodschap nog beter invoelbaar maakt. Rotmans legt de nadruk op kwetsbaarheid als belangrijke factor voor verandering. Ook dit is iets dat hij pas is gaan inzien na zijn persoonlijke transitie. Alle crises waarin wij ons bevinden zullen ons op de eerste plaats wellicht beangstigen. Pas als we die angst en de chaos omarmen, zullen we in staat zijn mee te bewegen naar rustiger vaarwater.

Anders kijken

Omarm de chaos kan gezien worden als een inleiding in de transitiekunde. Het boek begint met je te leren anders te kijken, wat nodig is om veranderingen te begrijpen. Vaak zijn we geneigd te kijken naar gebeurtenissen op de korte termijn. Rotmans laat zien dat juist structuren op de lange termijn ons veel meer kunnen vertellen over waar we naartoe gaan. ‘Wie niet goed kijkt wordt telkens verrast, voor wie goed en lang kijkt is het logisch.’ Deze ‘onderstroom’ is belangrijk, maar blijft vaak onzichtbaar.

Daarnaast laat Rotmans zien dat veranderingen vaak via eenzelfde soort patroon verlopen. Ongeveer halverwege zit de kantelfase, daarin bevinden we ons nu. Dit is een ‘tussentijd’ van chaos, weerstand, onzekerheid, verzet, protest en gebrek aan overzicht. Juist in deze fase is het belangrijk om uit te zoomen. Dat is precies wat Omarm de chaos doet.

Tijd van crises

Volgens Rotmans bevinden wij ons vandaag de dag in een ‘palet van transities’. De klimaatcrisis lijkt vooral te gaan over energie, maar dwingt ons om op nagenoeg alle fronten te veranderen. Zo is er sprake van een energie-, grondstoffen-, circulaire-, landbouw en voedsel-, ruimtelijke-, financiële-, onderwijs-, zorg-, sociale- en democratische transitie. Al deze crises en mogelijke oplossingen worden uitgebreid besproken, vaak aan de hand van hoopgevende praktische voorbeelden van zogenaamde ‘koplopers’ (mensen die zien waar we naartoe moeten en beginnen met experimenteren).

Rotmans is steeds hoopvol, maar ook kritisch. Zo schrijft hij over winkelketen IKEA die eigen windmolenparken en zonnepanelen heeft, de helft van het gebruikte hout uit duurzame houtteelt haalt en alle winkels heeft voorzien van LED verlichting. Dit klinkt hoopgevend, maar het werkelijke probleem, namelijk de wegwerpcultuur waar IKEA boegbeeld van is, blijft onaangeroerd. IKEA onttrekt nog steeds onnodig veel eindige grondstoffen aan de aarde en blijft mensen aansporen nieuwe producten te kopen. Door steeds met andere schaallenzen te kijken naar een situatie is Rotmans in staat het heden – maar ook de route voor de toekomst – beter te doorzien. Voor een bedrijf als IKEA ligt die in de overgang van duurzaam (gericht op energie) naar circulair (gericht op grondstoffen).

Transitieversnellers

Omarm de chaos laat zien dát verandering mogelijk is, hóe dat mogelijk is en hoe een eventuele toekomst er voor Nederland uit zou kunnen zien. Een belangrijke factor voor verandering is de manier waarop we belasting heffen. Zodra die verschuift van belasting op arbeid (wat waarde toevoegt aan de samenleving) naar vervuiling (wat waarde onttrekt) zal dat grote gevolgen hebben voor hoe we leven. Ook financiële en juridische impulsen zijn belangrijk; zo kunnen we goede veranderingen ondersteunen, zowel met geld als met regelgeving.

Echter, dit alles kan niet zonder mentale impulsen. Wanneer sociale normen en gedrag veranderen, verandert het systeem mee. Rotmans hamert erop dat de grootste valkuil is om te denken dat je toch geen bijdrage kan leveren aan verandering, omdat eerst het systeem moet veranderen. Dit noemt hij het ingesleten onmogelijkheidsdenken, waarmee we ‘mentaal het mogelijke onmogelijk maken’. Als we inzien dat de chaos en onzekerheid juist dé stap naar verandering en de geboorte van iets nieuws zijn, komt die verandering van de grond.

Toekomstvisie

Hoe ziet die mogelijke toekomst er dan uit? Het beeld dat Rotmans schetst lijkt bijna te mooi om waar te zijn, en precies dat is dus weer dat onmogelijkheidsdenken…

Zou het mogelijk zijn voor de mens om samen met de natuur te leven op een manier waarop we elkaar versterken… dieren goed te behandelen.. energie duurzaam op te wekken en die niet te verspillen maar te delen in wijken.. gezondheidzorg gericht op gezondheid in plaats van genezing.. onderwijs gericht op persoonlijke ontwikkeling en samenwerking op basis van vertrouwen en autonomie.. wonen in een ‘groen-blauwe oase’ waarin we samenleven met het water en waarin de biodiversiteit weer groot is… waarin we lokaal en kwalitatief produceren.. waarin we van het fileprobleem af zijn en waar de democratie weer breed gedragen wordt door burgers van alle lagen van de bevolking?

Rotmans weet met Omarm de chaos een ontzettend leerzaam, helder, toegankelijk en ja, ondanks alle crises en chaos waarin wij ons bevinden, ook hoopvol verhaal over het voetlicht te brengen.

Boeken / Non-fictie

Naar de diepten van het hart

recensie: Michael Ignatieff - Troost: Als licht in donkere tijden

Essayist, romanschrijver en oud-politicus Michael Ignatieff behandelt op een persoonlijke manier de vraag waarom mensen troost zoeken en vinden in kunst, filosofie, religie en politiek. Het werd een zowel uniek als universeel verhaal.

Ignatieff geeft een eenvoudige definitie voor wat hij onder ‘troost’ verstaat: ‘Vasthouden aan de liefde voor het leven zoals het is, in het hier en nu.’ Hij richt zijn blik op overlevers uit de Europese traditie die ons kunnen inspireren. Bijvoorbeeld de Bijbelse Job en Paulus, maar ook de filosofen Boëthius en Montaigne, de schrijvers Dante en Camus en de componist Gustav Mahler. Allemaal mannen (enkele vrouwen zijn ondergebracht in één hoofdstuk) die zich openhartig en herkenbaar uitten. Paulus’ ontwikkelde een taal van vertroosting die de eerste en krachtigste taal van gelijkheid was, de taal die – meestal niet erkend – de basis is van alle seculiere, revolutionaire, socialistische, humanistische en liberale talen van gelijkheid’. Dat deze wel degelijk wordt (h)erkend, blijkt uit enkele boeken van filosofen als Badiou, Agamben en Žižek.

Marcus Aurelius is ‘ongeëvenaard openhartig (…) over eenzaamheid, ontmoediging, angst en verlies, precies de zaken die maken dat we behoefte hebben aan troost. Want het biedt troost om te weten dat zelfs een keizer, alleen met zijn gedachten, de avond niet door kon komen. Dat is iets wat we met hem kunnen delen’.

Troost als wederkerigheid

Montaigne ondernam in het derde deel van zijn Essais ‘expedities naar de diepten van zijn hart’. Sterker nog: hij vestigde zijn aandacht geheel op het leven van alledag en de mensen om hem heen, schrijft Ignatieff. Ook de filosoof Hume zocht troost en afleiding in menselijk gezelschap, zelfs toen hij wist dat de dood nabij was.

Soms is het thema ‘troost’ wat minder duidelijk en lijkt de keuze meer ingegeven door Ignatieffs bekendheid met politieke figuren als markies De Condorcet, Karl Marx en Lincoln en richt Ignatieff zich daarbij slechts op een element van troost: hoop. Of misschien eerder: het op aarde gerechtigheid bewerkstelligen. Iets waar de socioloog Max Weber het weer helemaal niet mee eens was. Hij waarschuwde ervoor dat mensen ‘een verlangen naar verlossing maar moesten laten varen’. Weber kon zichzelf in zijn latere leven niet laten getroosten door hetzij het geloof of andere (seculiere) vormen van zingeving. Wellicht kun je zeggen dat iemand zoals hij daardoor een ander ook niet echt kon troosten.

Troost in de kleine dingen des levens

Een voorbeeld van iemand die beide kon is Gustav Mahler. Hij kon zich zowel laten troosten door muziek én door anderen. Bovendien kon hij zowel uitvoerende musici als luisteraars troosten met zijn composities. Hij had in zijn jeugd acht broertjes en zusjes verloren en later een dochtertje, Marie. De dood van Marie zette hem aan tot het voltooien van zijn Kindertotenlieder.

Dat troost niet per se woorden of klanken behoeft, beschrijft Ignatieff treffend in het hoofdstuk over Camus’ La peste, dat in coronatijd veelvuldig werd gelezen:

‘Van zijn eigen moeder in Algiers, een arme, analfabete weduwe, al vanaf haar geboorte half doof, die de kost verdiende als naaister en werkster, had Camus geleerd dat de meest helende troost woordeloos kon zijn. Sterker nog, er waren ogenblikken waarin woorden te veel waren. Je moest gewoon naast het bed zitten en iemands hand vasthouden, water geven, schone kleren aantrekken, verschonen en proberen het lijden te verlichten. Dat was de enige troost die ertoe deed’.

Het zijn dergelijke citaten die de lezer raken en het begrip ‘troost’ inzichtelijk maken. Over de hele linie worden verschillende manieren van troost beschreven: de Stoïcijnse, joodse, christelijke troost en die van de vooruitgang. Het idee voor Ignatieffs boek ontstond tijdens het tweedaagse 150 Psalms gedurende het Festival Oude Muziek 2017 in Utrecht, waar de auteur een lezing hield. Hij ervaarde hier dat muziek mensen kan troosten. Maar het lijken toch vooral medemensen en de kleine dingen des levens te zijn die troost kunnen bieden. Voor veel lezers ‘in donkere tijden’ waarschijnlijk o zo herkenbaar.

© Foppe Schut

Uitvoering van een psalm door het Nederlands Kamerkoor © Foppe Schut

Boeken / Fictie

Een reis naar binnen

recensie: Astrid Roemer – Over de gekte van een vrouw

Wat is er in deze tijden van Black Lives Matter en de schandalen die BOOS aan het licht bracht relevanter dan een roman over een Surinaamse vrouw die in een door mannen gedomineerde wereld haar moeizame weg vindt? Gelukkig is dat boek allang geschreven. Onze recensent snorde Over de gekte van een vrouw (1982) op uit haar boekenkast en herlas hem. Is het boek nog steeds relevant in 2022?

Met Over de gekte van een vrouw zorgde Astrid Roemer (Paramaribo, 1947) voor een compleet eigen geluid in de Nederlands-Caribische literatuur en veroverde daarmee een Europees lezerspubliek. Deze indrukwekkende roman over het vrouw-zijn in de jaren tachtig zorgt ervoor dat de koloniale geschiedenis van Suriname voelbaar wordt. De achttienjarige Noenka wordt, wanneer zij als lerares het nest verlaat, in een samenleving gezogen die vibreert van identiteiten, botsende levensovertuigingen, agressie en persoonlijke belangen. Zij worstelt met het vinden van een eigen identiteit en seksualiteit. Die zoektocht naar de betekenis van het vrouw zijn en het zwart zijn, is het belangrijkste onderwerp van Over de gekte van een vrouw, de tweede roman van Roemer. De Surinaamse auteur debuteerde in 1970 onder het pseudoniem Zamani met de dichtbundel Sasa en ontving in 2016 de P.C. Hooftprijs voor haar gehele oeuvre. Als kers op de taart won Roemer vorig jaar de prestigieuze Prijs der Nederlandse Letteren.

Ik ben Noenka, wat betekent: Niet Weer. Geboren uit twee tegenstellingen, een vrouw en een man die zelfs mijn dromen opentrekken. Ik ben vrouw, ook al weet ik niet waar het begint en waar het vrouw-zijn ophoudt, en in de ogen van anderen ben ik zwart en iedere keer wacht ik af wat dat betekent.

 

Transformatie

Hoewel het verhaal eerst even op gang moet komen trekt het je daarna al snel mee naar het postkoloniale tijdperk. Dit is een periode waarin er geen ruimte is voor avontuurlijke rebelse vrouwen die de wereld willen ontdekken en zeker niet willen blijven hangen in een gewelddadig huwelijk. Toch weet Noenka zich al na negen dagen te bevrijden uit de wurggreep van haar man en slaat ze op de vlucht. Een drastische keuze die haar leven compleet verandert. Noenka rolt van de ene in de andere relatie, maar allemaal kunnen ze haar niet bieden wat ze zoekt. Tot ze later iemand tegenkomt die haar leert om haar vrouwelijkheid te omarmen. ‘Zacht als een open orchidee’.

 

Toen kwam Gabrielle. Ze bevrijdde mij uit de greep van mijn vaders geslacht zoals mijn moeder dat gedaan zou hebben, reddeloos en beslist. Ze droeg mijn koffer de hele weg die wij te voet aflegden naar het treinstation. Het scherpe zand vulde onze schoenen en bemoeilijkte het lopen. Ze sprak niet. Soms bleef ze staan om het zweet van haar gezicht te vegen, haar schoenen leeg te schudden, de koffer in de andere hand te vatten of om te zuchten: mijn Gabrielle, strijdbaar maar zonder wraak op haar lippen.

 

Bijbelse symbolen

De roman staat bol van de symboliek en is daarmee uitermate geschikt voor de meer ervaren lezer. Het is beeldenrijk en complex geschreven, vol Bijbelse verwijzingen en Creoolse allegorieën. Met name in het begin en aan het einde laat de auteur veel open. De lezer moet zelf het verhaal reconstrueren aan de hand van flarden informatie van een verwarde Noenka.

 

In mijn hoofd schreeuwde mijn stem:
Hoe kun je mij slaan, zwarte man? Hoe kun je mij zo diep kwetsen? Weet je niet dat daar mijn pijnlijke wond is, zwarte man, deel van het gezwel dat generaties oud is. Hoe kun je een erectie krijgen terwijl je mij slaat, zwarte man. Hoe kun je pijn met pijn vergelden. Ik wil dat je zacht voor me bent, zwarte man, een heelmeester voor dat oude gezwel. Ik heb niets te maken met die afgrijselijke poel, zwarte man, waarin deze wittemannenwereld jou wil doen verdrinken. Ik ben een mee-lijdende zuster, zwarte man.

De thrillerachtige sfeer, gecombineerd met de poëtische beschrijving van een vrouwelijke binnenwereld maakt van Over de gekte van een vrouw een heel bijzonder boek. Maar belangrijker nog: het laat de lezer kennismaken met Suriname op een manier die in Nederland onbekend is. Juist nu in deze tijd is het belangrijk om stil te staan bij onze eigen privileges. Al met al een boek dat zeer de moeite waard is en je aan het denken zet.

 

Boeken / Fictie

Moriarty wijkt nimmer af van haar receptuur

recensie: Appels vallen niet - Liane Moriarty

De Australische schrijfster Liane Moriarty schreef veel boeken die de basis vormden voor grootse  tv-series. Niet zelden speelde Nicole Kidman daarin de hoofdrol. Met Appels vallen niet, Moriarty’s nieuwste roman, weet ze vast weer de aandacht te trekken van producers in de wijde omtrek.

Een nieuw ingrediënt

Het hoofdpersonage van Appels vallen niet (oorspronkelijke titel: Apples Never Fall) is ditmaal geen jonge vrouw die worstelt met haar leven. Dat is het enige ingrediënt dat Moriarty niet toevoegde aan het receptuur van dit nieuwe boek en dat ze keer op keer wel toevoegde aan haar eerdere romans. Nu is het woord aan de zevenenzestigjarige dame Joy Delaney. De energieke Joy  slijt haar dagen met het luisteren naar The Migraine Guy Podcast, met als doel om haar vier kinderen en haar man Stan te imponeren. Joy heeft weinig omhanden en neemt zonder slag of stoot de rol van huisvrouw op zich. Poetsen en koken behoren nog steeds tot haar taken, zelfs nu al haar kinderen al lang en breed het huis uit zijn gevlogen en zij en haar man genieten van hun pensioen. ‘Genieten’ is een groot woord. Joy zou niets liever dan een roedel kleinkinderen willen, maar van hun inderen Amy, Troy, Logan en Brooke hebben allemaal zo hun redenen waarom een kind er niet inzit. Onderling wedijveren deze twee zonen en twee dochters met elkaar en dat strijdelement lijkt hen met de paplepel ingegoten te zijn. Hun ouders runden namelijk Delaneys Tennis Academy. Hoewel geen van de kinderen de tennisschool heeft overgenomen, blijkt uit het verhaal wel dat de tennisschool het leven van Joy en Stan heeft getekend.

Een mysterieuze verdachte

Gaat het boek dan volledig over tennis? In het begin zéker wel, maar het is niet de spil in dit verhaal. Centraal staat de mysterieuze verdwijning van Joy. Van de ene op de andere dag is ze verdwenen, zonder ook maar één enkele brief na te laten aan Stan. Wel heeft ze een merkwaardig WhatsAppbericht gestuurd naar haar kinderen. De man en kinderen van Joy worden onderworpen aan onderzoeken, maar er is één aparte verdachte de politie niet op het spoor kan komen: Savannah, een meisje met zwartgeverfde haren en een grunge look die enkele maanden voor Joys verdwijning opeens ‘moord en brand schreeuwend’ op de stoep voor hun huis stond en over wie Stan en Joy zich enkele maanden hebben ontfermd. Leiden alle wegen naar deze onschuldig lijkende jonge vrouw?

Roddels en achterklap

Enerzijds laat Moriarty zien wat er tussen Stan, Joy en Savannah is voorgevallen – maanden voor Joys verdwijning – en anderzijds werpt ze telkens een blik in een van de levens van Joys kinderen. Het lijkt alsof zij stuk voor stuk zijn vastgelopen in hun eigen leven. Die struggle met het dagelijkse leven weet Moriarty heel levensecht te beschrijven. Je begint bijna net zo hard te balen als Joy zelf als je leest wat voor zooitje haar kinderen ervan maken, terwijl ze alles mee hebben. Ook is het genieten om weer al die roddels die vorm beginnen te krijgen in de hoofden van buurtbewoners, vrienden en kennissen mee te krijgen. Opvallend is dat de bijfiguren maar héél kort aan bod komen, maar Moriarty geeft ze een eigen stem en gezicht door meteen een hele levensgeschiedenis van een bijfiguur te schetsen. Dat maakt dat de bijfiguren nooit een oppervlakkige toevoeging aan het verhaal vormen, maar écht een waardevolle bijdrage leveren.

Te veel randinformatie?

Zodoende stapelen de karakterschetsen zich in deze roman op. Toegegeven: Moriarty vervalt in dit boek meer dan anders in details en er wordt écht te veel randinformatie gegeven die met gemak weggelaten had kunnen worden. In het begin van het boek moet Moriarty duidelijk nog écht opstarten. Het verhaal gaat in het begin erg traag. Het is alsof ze de boel aan het rekken is. Als een tennisster die aan haar rokje blijft frunniken uit bijgeloof, voordat ze aan haar service begint. Er wordt gewoon buitengewoon véél verteld over de familie Delaney, terwijl je iets meer informatie wil vergaren over de hele zoektocht naar Joy. Tevens zijn de laatste hoofdstukken van het boek méér dan onnodig, aangezien je dan alleen de ontknoping hebt gelezen. In die hoofdstukken gaat Moriarty opeens in op corona en op de nasleep daarvan, zonder dat het nog echt teruggrijpt op het verhaal zelf. Als de helft van het boek geschrapt zou worden, zou dat het verhaal niet tenietdoen (maar wellicht zelfs versterken).

Game, set, match

Máár… en nu komt de ‘maar’ natuurlijk aanzetten: door de manier waarop ze al die overbodigheden op papier heeft gezet, waardeer je het boek uiteindelijk toch. Moriarty is zo’n schrijfster van wie je hoopt dat ze nooit zal stoppen met het schrijven van boeken meto’n hoog entertainmentgehalte. Het is niet zozeer dat het boek boordevol grapjes staat (het gaat meer om de binnenpretjes van menig personage), maar de interacties tussen de personages onderling zijn zo vlot van aard. Ook leiden vele misverstanden tot geestige momenten. Je ziet deze familie al helemaal voor je, al komt de samenstelling van het gezin nog zo bevreemdend op je over. Het is alsof Moriarty ontzettend veel typetjes in haar hoofd heeft, die ze met ieder nieuw boek uit haar hoofd kan ‘schrijven’. Ongetwijfeld bezit deze auteur een grote dosis mensenkennis. Gelukkig maar, want dat sterkt het idee dat deze schrijfster nog veel heeft om over te schrijven.

Dit boek is niet voor mensen met een ontzettende hekel aan tennis. De Delaneys zijn regelrechte fanatici die over niks anders kunnen denken of praten. Wie echter houdt van een boek waarin een mysterie wordt opgelost, maar ook houdt van het spel dat de psyche met de mens kan spelen, zal hier zeker van smullen!

Boeken / Non-fictie

De kunst van het dagboekschrijven

recensie: Vrouw doet dit, dat – van Sytske Frederika van Koeveringe
Dagboekfotohttps://unsplash.com/photos/I3adKpDNAjM

In Vrouw doet dit, dat – grijpt auteur Sytske van Koeveringe terug op dagboekschrijven wanneer ze de diagnose van borstkanker krijgt. Wat volgt is een waar kunstwerk vol essays, hersenspinsels, een lach en een traan.

Als Sytske van Koeveringe de diagnose borstkanker krijgt, helpt dagboekschrijven haar door die periode heen. Verschillende passages uit die tijd zijn gebundeld in het boek Vrouw doet dit, dat –. Maar het werk is meer dan een verzameling alleen. Het is een kunstwerk dat je door scherpe waarheden laat lachen en aan het denken zet.

Dagboekschrijven

In 2019 krijgt Van Koeveringe de diagnose borstkanker. In die periode pakt ze het dagboekschrijven weer op, iets wat ze in haar kinderjaren ook al veel deed. Denk daarbij niet aan verhalen die beginnen met ‘Lief dagboek’, maar eerder aan essay-achtige gedachtes. Aan de hand van werken van bekende schrijvers als Susan Sontag, Doeschka Meijsing en Mensje van Keulen herontdekt Van Koeveringe de schoonheid van dagboekschrijven.

‘Het is dat kleine. Dat alledaagse. Dat wat er allemaal in je hoofd omgaat maar niet per se boeiend is om te vertellen. Maar óók dat wat zich allemaal om je heen afspeelt, niet per se boeiend is om te benoemen. Of misschien wel boeiend is om te vertellen maar het simpelweg geen ruimte heeft omdat er constant zoveel is om te vertellen terwijl ondertussen alles doordendert.’

In Vrouw doet dit, dat – laat Van Koeveringe haar gedachtes de vrije loop gaan over allerlei onderwerpen die veelal met haar ziekte gepaard gaan. Zo houdt ze een relaas over dat ze veel moet huilen, en zich daar niet voor schaamt. ‘Sowieso dik huilen bij frisse lucht na een slechte nacht slapen (ja toch)’. Ze vertelt uitgebreid over het verliezen van haar haar door de bestralingen en over de angst die ze ervaart, bijvoorbeeld ‘voor verwachtingen, voor het altijd naar meer verlangen, voor teleurstellingen.’

Taal centraal

De essays zitten vol waarheden en rake zinnen die je aan het denken zetten. Die je emoties in korte tijd veranderen van een lach naar bittere ernst. Van Koeveringe heeft het niet alleen over haar ziekte, maar stelt in Vrouw doet dit, dat – ook schrijven en taal centraal. Dat je als schrijver bijvoorbeeld veel teleurstellingen te verwerken krijgt. Indien je een relatie hebt én schrijver bent, betwijfelt Van Koeveringe of het eerste niet ten koste gaat van het tweede. ‘Als ik bij hem zou blijven, zou ik mezelf op de tweede plek zetten. Hij belemmerde me op allerlei vlakken.’

Het meest komische van het hele boek is de quiz die je antwoord geeft op de vraag wat voor een kankerpatiënt jij zou zijn. Op het eerste gezicht niet iets waar je om zou moeten lachen, wel als je de mogelijke meerkeuze antwoorden van Van Koeveringe leest. Zo luidt een van de vragen: ‘Wanneer je goede dagen hebt, loop je een rondje, of lopen? Het is eerder schuiven. Je schuift een blok om. Altijd hetzelfde kleine rondje.’ Of ‘Het viel je eergister op dat er een stokbrood op de hoek van de straat lag, gisteren lag er nog een stokbrood bij, vandaag ligt er óók een bakje hummus naast. Wat doe je?’

Ernst

Is Vrouw doet dit, dat – een komisch boek? Ja. Gaat het ten koste van de ernst van het onderwerp? Zeker niet. Uit dialogen met onder meer haar ouders en scharrels maak je op hoe bekrompen, kort door de bocht en egoïstisch je omgeving kan zijn als je kanker hebt. Zoals deze sms van een ex-scharrel:

Hey, ik ben in het land, zin in bier?

Hey, lijkt me leuk, maar ben ziek dus dat wordt hem niet –

Oh jammer, beterschap!

Haha beterschap, goeie!

Huh? Zeg ik iets verkeerds?

Door het spel met taal, haar openhartige essays en kwetsbare dialogen heeft Van Koeveringe met Vrouw doet dit, dat – een kunstwerk in elkaar gezet, met vele facetten verpakt in een mooie compositie. Het boek zet je aan het denken, is filosofisch en kun je gerust nog eens oppakken en herlezen. Omdat je op zoek bent naar een rake wijsheid, omdat je behoefte hebt aan een lach of een traan, omdat je verrijkt wilt worden. Dan is Vrouw doet dit, dat – het kunstwerk waar je keer op keer rustig voor kunt gaan zitten.

Boeken / Fictie

Koffiedik kijken: de teleurstellende voortzetting van een trilogie

recensie: Sarahs vertrouwen – Paula Stern

Deel een van de Koffietrilogie, Corinnes toekomst, van Paula Stern was al niet bijster goed geschreven en het verhaal beklijfde niet zozeer, maar het vervolg Sarahs vertrouwen laat écht te wensen over.

In Corinnes toekomst maakten we kennis met protagonist Corinne Ahrensberg, telg van de door koffie steenrijk geworden familie Ahrensberg. Ze runt het familiebedrijf dat al sinds de Tweede Wereldoorlog bestaat, samen met haar broer. In deel twee, Sarahs vertrouwen, zet Corinne de handel in haar eentje voort, volledig in de voetsporen van haar opa Eberhard. Dit gaat niet zonder slag of stoot. Ook duikt Sarah op. Maar wie was dat ook alweer?

Sarah wie?

Er gebeurt veel in deze roman. Auteur Paula Stern strooit rijkelijk met verhaallijnen en switcht continu van heden (anno 2021) naar verleden (anno 1945). In 2021 lezen we over Corinne Ahrensberg en Sarah Rosenbaum. In 1945 lezen we over hun families. Sarah Rosenbaum is het enige personage dat een rol speelt in beide tijdsperiodes: in 1945 is ze een jong meisje en in 2021 is ze een oude vrouw. Nu vraag je je waarschijnlijk af: wie is Sarah Rosenbaum? Nou, dat is een weinig opmerkelijke bijfiguur uit deel een dat opeens een iets grotere rol in deel twee krijgt. De vraag die onmiddellijk rijst – gezien de titel – is de volgende: ‘In wie of wat heeft Sarah eigenlijk vertrouwen?’. Dat antwoord krijgt de lezer pas veel te laat aangereikt in dit verhaal. Het lijkt erop dat de schrijfster geen trilogie wilde schrijven met telkens de naam van Corinne in de titel (zoals bij Corina Bomanns trilogie Sophia’s hoop, Sophia’s wens en Sophia’s triomf) en daarom maar voor de titel een van de andere vrouwen koos uit het verhaal. Hetzelfde geldt voor deel drie, dat de titel Magdalena’s droom toegewezen heeft gekregen. Een verwijzing naar Corinne’s oma. Of de titel daar op zijn plaats is, zal moeten blijken. In Sarahs vertrouwen is dit helaas niet het geval. Ondanks dat de titel anders doet voorkomen, blijft Sarah ook in dit deel een beetje op de achtergrond hangen. Voor Corinne is Sarah een ogenschijnlijk belangrijke steun en toeverlaat, maar pas op het einde van het verhaal komt Sarah Corinne fysiek opzoeken.

Onmenselijk

Het draaiend houden van het familiebedrijf gaat niet zonder slag of stoot, maar Corinne Ahrensberg krijgt het voor elkaar. Tenminste: voor heel even. Net op het moment dat ze gelooft dat het leven haar toelacht, krijgt ze te maken met heftige tegenslagen. Ondanks alles houdt ze het hoofd koel en probeert ze een uitweg te zoeken. Dat zorgt ervoor dat je haar een stuk sympathieker gaat vinden dan in deel een. Of ja, ietsje meer dan, want Corinne is zó goedhartig tegen alles en iedereen dat ze redelijk onmenselijk oogt en dat is op zijn zachtst gezegd nogal irritant. Daarnaast kan er geen grapje vanaf bij Corinne. Ze is vreselijk serieus. Haar handelingen zijn weer net zo voorspelbaar als in het eerste deel van de Koffietrilogie, maar soms popt er een diepzinnige overpeinzing op in haar hoofd:

‘Ze kon het niet helpen, maar sinds to trump niet langer alleen een woord uit het    woordenboek was en narcisten de toppen van de macht bereikt hadden en de wereld elke dag deden beseffen hoe ver je kon komen met slecht gedrag en meedogenloosheid – en vooral dat je ermee weg kon komen – had ze de indruk dat zelfs in het dagelijks leven, buiten de wereldpolitiek, slechte manieren en vogue waren.’

Deze sterk geëngageerde gedachte is zeker niet exemplarisch voor het boek. Je hoopt op meer van dit soort bedenkingen die Corinne meer laten lijken dan een oppervlakkig redenerend persoon. Helaas blijft het bij deze ene keer.

Resumerend: er gebeurt voldoende in dit tweede deel van de Koffietrilogie. Het boek heeft een simpele schrijfstijl en je vliegt erdoorheen. Toch mist er een zekere diepgang. Het blijft een oppervlakkig verhaal. Net als deel een heeft ook Sarahs vertrouwen een te voorspelbaar plot, is er weinig tot geen humor in verwerkt en de karakters houden de interesse, maar ternauwernood vast. Hopelijk volgt er een laatste deel dat meer beklijft, zodat deze serie op een waardige wijze kan worden afgesloten.

 

Boeken / Muziek / Album / Boeken / Non-fictie

De zangeres dicht

recensie: Eva van Manen - Hoe zijn we hier gekomen? (boek) & De diepte in (album)
Joost Festen

We kennen Eva van Manen al van haar album Politiek & Liefde. Nu verschijnt de opvolger De diepte in, maar tevens een dichtbundel van haar hand. Een mooi moment om de veelzijdige artiest extra aandacht te geven voor beide uitingen. Op spreekwoordelijke weegschaal twee kunstuitingen van dezelfde artiest.

Welbeschouwd zijn liedteksten feitelijk poëzie op een melodie en in een voordracht vastgelegd. Gedichten afgedrukt op papier moeten het puur van de kale woorden hebben. Wat dat betreft steekt de muzikant Eva van Manen haar nek uit om te debuteren als dichter. 

Hoe zijn we hier gekomen? 

De dichtbundel Hoe zijn we hier gekomen? is van groot formaat richting A5. Een boek dat opvalt in de boekenkast. De teksten hebben allen min-of-meer dezelfde titel. Alle titels zijn drumbeat met een cijfer erachter van 1 t/m 70. Niet alle cijfers van de reeks zijn aanwezig wat de suggestie wekt dat we niet het complete beeld hebben gekregen. De titel drumbeat heeft natuurlijk een directe link naar de muzikant Van Manen. 

Inhoudelijk is de bundel een relaas van iemand die getroffen wordt door covid-19. Sommige gedichten zijn feitelijk een stijlbreuk, want ze zijn in verhaalvorm. Zoals drumbeat 45 en het daarop volgende drumbeat 47 hebben een heel bijzondere vrije vorm. Een mengeling tussen gedicht en proza met woorden die geheel onleesbaar gemaakt zijn door een zwarte balk. De teksten zijn ingedeeld in de secties zinken, eb en vloed. 

Wie de bundel leest voelt de ziekte die de schrijfster ondergaat en leeft mee. De kwaliteit van de geboden teksten zijn van een wisselend karakter. Vaak zijn ze heel verhalend en ontbreekt de beeldspraak die poëzie zo boeiend kan maken. De gedichten en teksten lezen als het verhaal van een zware periode. 

Van Manen lijkt het mooiste voor het allerlaatst te hebben bewaard. drumbeat 70 is het afsluitende gedicht en bevat de werkelijk prachtige regel: ‘mijn lijf mijn zendtijd’. In het algemeen kunnen we de bundel Hoe zijn we hier gekomen? typeren als een product van de tijd waarin we leven en lezen als het relaas van ziek worden tot de bijna genezing. Makkelijk te lezen maar op de barometer van de dichtkunst scoort Van Manen hier geen hoge punten mee. 

De diepte in 

Het tweede album van Evan van Manen duurt iets meer dan een half uur en telt een tiental composities van eigen hand. Haar debuut album Politiek & Liefde verscheen aan het begin van 2020 en werd te doop gehouden tijdens EuroSonic. We zagen haar destijds live bij Coffee Company. Dat was een tijd dat concerten nog konden plaatsvinden. De hoop dat ze haar debuut daarna op het podium kon vertolken is verdampt in de pandemie die ons nog steeds teistert.
Haar debuutalbum keek vooral naar de buitenwereld zoals Van Manen die waarnam. Met De diepte in maken we kennis met de binnenwereld, het gevoelsleven van Van Manen. Thematisch lijkt er een verbinding te bestaan tussen het album en de dichtbundel Hoe zijn we hier gekomen?  

Muzikaal kunnen we Van Manen een zusje van Spinvis noemen. Ze is multi-instrumentalist, de teksten worden soms op een vergelijkbare manier als Spinvis vertolkt. Teksten hebben een belangrijkere waarde in de muziek dan de melodie, die vaak op De diepte in van een achteloze ondersteuning van de woorden lijkt te zijn. Helaas lijdt dit laatste ertoe dat de liedjes maar moeilijk beklijven. Een positieve uitzondering moeten we hier maken voor het een na laatste liedje van het album. ‘Regenpak’ lijkt met kop en schouders boven de rest van de liedjes uit te steken. Toch kan één liedje het algemene beeld van het album niet redden. De jazzy klanken gelardeerd met elektronische klanken geeft minder voldoening dan we op basis van haar debuut hadden verwacht.  

 

Boeken / Fictie

De serie is compleet

recensie: Jackie van Laren – Herfstrood & Winterzon
rode besjes in de sneeuwhttps://unsplash.com/photos/xuaw6T_iKOk

Enige tijd geleden schreven we hier over Lentegroen, het eerste deel van de Onder de bomen-serie van Jackie van Laren. Inmiddels verschenen de andere drie delen van de serie en is deze compleet. Na het lezen van het eerste en tweede deel gaan we hier dieper in op de twee laatste delen: Herfstrood en Winterzon.

De kunst van een serie-schrijver is om de lezer aan zich te binden. Jackie van Laren weet hoe ze honger naar het volgende deel opwekt en de lezer blijft boeien! Reikhalzend uitzien naar een volgend boek is onderdeel van de leespret. Alle boeken zijn afzonderlijk leesbaar omdat ze steeds een korte weergave geven van wat vooraf is gegaan, maar als kwartet het heerlijkst te verorberen.

Herfstrood

Daar waar Zomerloof zenuwslopend afsloot met een meltdown door overprikkeling van de aan Aspergerlijdende graaf Freek, opent Herfstrood natuurlijk enigszins in verwarring. De prille liefde tussen Sylvie en Freek heeft een moeilijke periode opgelopen. Ties, de dochter van Sylvie, heeft een vriendje die het thuis moeilijk heeft en daarom vaak bij hen in huis is. Jan Willem is een puberende jongen die stevig in de groei is en bij Sylvie en Ties een goed kosthuis heeft gevonden. Een veilige omgeving waar hij de liefde voelt ontluiken tussen hem en Ties. Twee tieners die langzaam maar zeker ontdekken dat twee geslachten elkaar gaan vinden.

Sylvie worstelt met de liefde tussen haar en Freek. Freek die last heeft van zijn Asperger-aandoening is onhandig in relaties en vooral heel onzeker in de liefde die hij absoluut en onvoorwaardelijk voelt voor Sylvie. Vermakelijke verwikkelingen tussen volwassenen op een niveau dat je niet verwacht. Leerzaam voor iedereen die geen besef heeft van autisme en Asperger. Vermakelijk leesvoer waarbij de spanning oploopt in de relatie en de misdaad in de nabije omgeving de kop op steekt. Een oude liefde van Sylvie die tevens roet in het eten dreigt te gooien, terwijl de tortelduifjes om elkaar heen draaien. Deze atypische wending voor een kasteelroman maakt het juist spannend. Een tienerdochter die ad rem genoeg is om uit te spreken dat ze niet kan wachten tot ze weer gaan seksen. Dat is volgens Ties dé sleutel tot een normale situatie in huis.

Ondanks dat Herfstrood net als de twee eerdere delen vooral een feelgoodroman is, blijft Van Laren voldoende spanning in het verhaal stoppen zodat je alsmaar wilt doorlezen. Het is zo erg dat je bijna niet kan wachten tot het volgende deel in de schappen ligt. Een cliffhanger biedt deel drie niet, en toch wil je het verhaal verder lezen. Fraai ontspannen leeswerk dat geschreven is in een taal die je doet hongeren naar de volgende bladzijde.

Winterzon

Het vierde en laatste deel van de Onder de bomen-serie diende zich netjes op tijd aan voor de winter van 2021. Dat het gepaard gaat met het gevoel dat dit het laatste deel is en dat daarna de koek dus op zal zijn, geeft een dubbel gevoel. De lezer die reikhalzend uitkeek naar het afsluitende deel wordt door Van Laren ruimschoots beloond. Winterzon heeft alle elementen in zich die het lezen aangenaam maakt. Een flinke scheut spanning, zelfs een vleugje angst en dat allemaal gelardeerd met voldoende ontluikende liefde. Dat naast een vondst van een som geld, ook een erfenis van de adellijke familietak spanningen meebrengt, is een welkome afwisseling.

De familieontwikkelingen van een jong gezin worden vermengd met moeilijke omstandigheden tussen mensen in het dorp. Dorpelingen worden soms met een klein gemikt zetje in de goede richting geduwd, waardoor complexe situaties kunnen uitmonden in eenvoudige positieve veranderingen in hun liefdesrelaties. Van Laren weet een fraaie dwarsdoorsnede van de dorpsgemeenschap te betrekken in het verhaal. Hierdoor verbinden Sylvie en Freek zich aan velen en sturen aan op een groots einde waar de nodige spanning vanaf spettert. De lezer wil niets liever dan geboeid blijven doorlezen terwijl de pagina’s als seconden van een jaar voorbij tikken. Het verhaal eindigt op een dusdanige manier dat het een open einde lijkt, terwijl het toch ook een slot kan zijn. Sylvie en Freek hebben elkaar gevonden in een evenwicht dat een verbintenis logisch maakt, maar hoe zal dat gaan in zo’n huwelijk?

De Onder de bomen-serie als geheel

Jackie van Laren sluit haar Onder de bomen-serie af met een kleine inkijk in hoe de vier boeken tot stand kwamen. Ze bedankt een aantal mensen die een rol speelden bij het schrijven en verrichtte onderzoek naar autisme en Asperger.

Wie op zoek is naar makkelijk leesbare boeken met een hoog feelgoodgehalte en daarnaast houdt van (romantische) spanning heeft aan deze serie een flink aantal uren leesplezier. De schrijfstijl van Van Laren is prettig en het taalgebruik eigentijds. De situaties zijn alle zeer realistisch en de personages treffend getypeerd.

Voor iedereen die genoten heeft van het verhaal, zou na de laatste bladzijde wel het gevoel van leegte kunnen ontstaan. Een gevoel van: welke serie kan dit gat nu gaan opvullen? Of misschien het gevoel van: doe nu maar iets voedzamers!