Tag Archief van: boeken

Boeken / Fictie

Valse levensstart op kostschool

recensie: De gelukzalige jaren van tucht – Fleur Jaeggy

Van de Zwitserse schrijfster Fleur Jaeggy (1940) zijn inmiddels vier titels vertaald. Pas nu lijkt een lezerspubliek ervan doordrongen dat zij aandacht verdient, vooral door haar onvergelijkelijke schrijfstijl op de korte baan.

In zekere zin heeft ze een onverbiddelijk mensbeeld gemeen met Thomas Bernhard, die ze persoonlijk gekend heeft. Diens mensbeeld kan niet los worden gezien van familie- en medische malheur. Jaeggy heeft heel wat kinderjaren op kostscholen verspild, wat ook in ander werk opduikt. Ze ontkent autobiografisch gelezen te moeten worden. Haar thema draagt dan ook door de vertelwijze genoeg autonome trekken. Dat maakt het verhaal des te boeiender.

Ritmiek

De beheerste, alleen onderhuids rancuneuze Jaeggy bedient zich meestal van korte en ultrakorte zinnen. Die ontsnappen aan eentonigheid door een toch bedaarde ritmiek, zoals in de monologues intérieurs die door je hoofd gaan, gebroken fragmenten die zich van de hak op de tak bewegen. 

In het vertaalde I beati anni del castigo (1989) kijkt de veertienjarige naamloze ik terug op haar jarenlange verblijf in een kostschool. Later weet ze dat in de buurt Robert Walser dertig jaar in een gesticht zat, lange wandelingen maakte (‘In Appenzell ontkom je niet aan wandelen’) en onderweg per ongeluk stierf. Wie weet gaat er nu door haar heen dat dat haar voorland had kunnen zijn, weliswaar ontvlucht, maar niet als schrijfster. 

Aftastend

Op de kostschool hangt ‘een zweem van mortuarium’. Tucht bestaat in het zogenaamd braaf verdragen van de afwezigheid van gewenst leven. ‘Veel meisjes bezitten een dagboek. Met beslag. Met een sleuteltje. Ze denken dat ze hun leven bezitten.’ De opsluiting wordt gedeeld in aanwezigheid van (bijna alleen) vrouwelijk personeel en andere meisjes in de puberteit. De komst van een nieuwe leerling is een belevenis. Belangrijk voor het imago is om nauwlettend aftastend met een novice bevriend te raken. Frédérique heet ze. Met haar Duitse kamergenote Marion heeft de ik nauwelijks contact. 

Bijzonder is hoe de strakke psychologie tussen de meisjes gestalte krijgt in de beschreven herinnering van de volwassen ik. De bewoordingen in de overwegend korte zinnen zijn in hun ongewoonheid des te treffender. Op een kerstconcert speelt Frédérique piano. ‘Ze toonde geen emotie, geen ijdelheid, geen bescheidenheid, het was of ze haar eigen stoffelijke omhulsel volgde.’ 

Prooi

Halverwege de roman komt er een nieuw meisje. ‘Haar rode haren waren prachtig, een prooi, ze leken wel gefotografeerd. Toen ze de Speisesaal binnenkwam viel er opeens een stilte. Bestek bleef roerloos in de lucht hangen.’ Stilzwijgend laat Frédérique zich verdringen. Micheline is extravert en vrolijk, heeft een dito daddy. ‘Ze omhelsde me zoals ze een menigte zou omhelzen.’ Later in hun vrije leven mislukken hun contacten even zielloos als ze dat waren in het kostschoolregime. 

Ook al ken je de treurigheden van het bestaan onderhand nu wel, er is niet aan te ontkomen als ze met de meest nodige woorden en precisie worden opgetekend. 

Boeken / Fictie

Valse levensstart op kostschool

recensie: De gelukzalige jaren van tucht – Fleur Jaeggy

Van de Zwitserse schrijfster Fleur Jaeggy (1940) zijn inmiddels vier titels vertaald. Pas nu lijkt een lezerspubliek ervan doordrongen dat zij aandacht verdient, vooral door haar onvergelijkelijke schrijfstijl op de korte baan.

In zekere zin heeft ze een onverbiddelijk mensbeeld gemeen met Thomas Bernhard, die ze persoonlijk gekend heeft. Diens mensbeeld kan niet los worden gezien van familie- en medische malheur. Jaeggy heeft heel wat kinderjaren op kostscholen verspild, wat ook in ander werk opduikt. Ze ontkent autobiografisch gelezen te moeten worden. Haar thema draagt dan ook door de vertelwijze genoeg autonome trekken. Dat maakt het verhaal des te boeiender.

Ritmiek

De beheerste, alleen onderhuids rancuneuze Jaeggy bedient zich meestal van korte en ultrakorte zinnen. Die ontsnappen aan eentonigheid door een toch bedaarde ritmiek, zoals in de monologues intérieurs die door je hoofd gaan, gebroken fragmenten die zich van de hak op de tak bewegen. 

In het vertaalde I beati anni del castigo (1989) kijkt de veertienjarige naamloze ik terug op haar jarenlange verblijf in een kostschool. Later weet ze dat in de buurt Robert Walser dertig jaar in een gesticht zat, lange wandelingen maakte (‘In Appenzell ontkom je niet aan wandelen’) en onderweg per ongeluk stierf. Wie weet gaat er nu door haar heen dat dat haar voorland had kunnen zijn, weliswaar ontvlucht, maar niet als schrijfster. 

Aftastend

Op de kostschool hangt ‘een zweem van mortuarium’. Tucht bestaat in het zogenaamd braaf verdragen van de afwezigheid van gewenst leven. ‘Veel meisjes bezitten een dagboek. Met beslag. Met een sleuteltje. Ze denken dat ze hun leven bezitten.’ De opsluiting wordt gedeeld in aanwezigheid van (bijna alleen) vrouwelijk personeel en andere meisjes in de puberteit. De komst van een nieuwe leerling is een belevenis. Belangrijk voor het imago is om nauwlettend aftastend met een novice bevriend te raken. Frédérique heet ze. Met haar Duitse kamergenote Marion heeft de ik nauwelijks contact. 

Bijzonder is hoe de strakke psychologie tussen de meisjes gestalte krijgt in de beschreven herinnering van de volwassen ik. De bewoordingen in de overwegend korte zinnen zijn in hun ongewoonheid des te treffender. Op een kerstconcert speelt Frédérique piano. ‘Ze toonde geen emotie, geen ijdelheid, geen bescheidenheid, het was of ze haar eigen stoffelijke omhulsel volgde.’ 

Prooi

Halverwege de roman komt er een nieuw meisje. ‘Haar rode haren waren prachtig, een prooi, ze leken wel gefotografeerd. Toen ze de Speisesaal binnenkwam viel er opeens een stilte. Bestek bleef roerloos in de lucht hangen.’ Stilzwijgend laat Frédérique zich verdringen. Micheline is extravert en vrolijk, heeft een dito daddy. ‘Ze omhelsde me zoals ze een menigte zou omhelzen.’ Later in hun vrije leven mislukken hun contacten even zielloos als ze dat waren in het kostschoolregime. 

Ook al ken je de treurigheden van het bestaan onderhand nu wel, er is niet aan te ontkomen als ze met de meest nodige woorden en precisie worden opgetekend. 

Boeken / Non-fictie

Neil Young voor de camera

recensie: Gijsbert Hanekroot & Gijsbert Kamer - Neil Young by Hanekroot

Een fotoboek in woorden vatten is een uitdaging. Beelden zeggen vaak meer dan vele woorden bij elkaar. Gijsbert Hanekroot schoot ooit de foto die de hoes van Tonight’s the Night mocht worden. Neil Young by Hanekroot vertelt het verhaal van Neil Young tijdens concerten in binnen- en buitenland met Hanekroot achter de lens.

Een fotoboek vol zwart-wit foto’s is voor de Neil Young fans het ultieme kerstcadeau van 2021. Wie iemand ermee wil verrassen moet snel zijn want de uitgave is gelimiteerd. De periode die het boek beslaat is 1971-1976 als Young in een creatieve ‘vibe’ is en ook nog met Crosby, Stills, Nash & Young op tournee gaat.

De iconische foto

Op de hoes van het album Tonight’s the Night staat een foto  van Gijsbert Hanekroot. Deze foto, die hij schoot tijdens het concert in London’s Rainbow Theatre op 5 november 1973, is technisch gezien niet zijn mooiste foto. De belichting laat te wensen over. Toch is het een tot de verbeelding sprekende foto volgens de muzikanten zelf. Het is een beeld van een moment in het concert waarop Young iets belangrijks lijkt te zeggen.

Door het grillige releasebeleid in die jaren, veroorzaakt door wispelturigheid van de artiest, verscheen het album pas in 1975. En dat terwijl het album al anderhalf jaar klaar lag. Dat Young wel meer opnam dat bleef liggen weten we inmiddels. Het album Homegrown dat direct na Tonight’s the Night werd vastgelegd, bleef maar liefst vijfenveertig jaar op de plank.

Het beeld op de hoes van Tonight’s the Night vertelt het muzikale verhaal van Young zoals Hanekroot het waarnam door zijn cameralens, niets wetende van de verhalen achter de muziek van Young. Hanekroot was feitelijk alleen uit op de mooiste beelden.

Wie op zijn gemak door het fotoboek bladert hoort als het ware de muziek in zijn hoofd klinken. Voorwaarde hiervoor is natuurlijk wel dat je goed ingevoerd bent in de muziek van Neil Young.

Beelden vertellen verhalen

Het fotoboek verhaalt over de vele concerten die Hanekroot bezocht om Young vast te leggen. Gijsbert Kamer vertelt over de reizen die Hanekroot maakte om de foto’s te maken, gelardeerd met het verhaal rond de albums die Neil Young in de verbeelde periode opnam.

Dat we nu alle albums kunnen noemen die Young opnam, geeft een heel ander beeld dan het in de jaren zeventig was. Dat maakt het boek duidelijk een werkstuk van 2021. We lezen over albums waarvan we nu weten dat Young ze wel opnam, maar die hij soms vele jaren op de plank liet liggen. Het releasebeleid van de muziek van Young heeft de laatste jaren een vlucht genomen waarbij veel historisch live- en studiomateriaal plots werd uitgegeven en ontbrekende studioalbums alsnog verschenen.

Het zijn dure tijden voor de fans van ’the loner’, zoals Neil Young ook wel genoemd wordt, naar zijn autobiografische lied van zijn debuutalbum. Binnenkort verschijnt een recent opgenomen album Barn dat hij opnam met zijn band Crazy Horse die ook in de vroege jaren zeventig aan zijn zijde speelde.

Als toegift herbergt het boek een aantal foto’s dat Hanekroot achter de schermen maakte. Zo zien we Young met zijn Rolls Royce in Amsterdam en samen met Paul en Linda McCartney tijdens een optreden in Ahoy Rotterdam.

Neil Young by Hanekroot is voor de fan een waardevol document bij de fraaie muziek van dit popicoon. Machtig mooi om met regelmaat eens door te bladeren en te genieten van de muziek die van de beelden lijkt te schitteren.

Boeken / Non-fictie

Hoe je voortborduurt op een paniekstoornis

recensie: Een steekje los - Iris ter Haar
borduurfotoDominika Roseclay Pexels

Een paniekstoornis heeft vele gezichten. Daar weet Iris ter Haar alles van. In haar boek Een steekje los vertelt ze kwetsbaar en met humor over hoe ze een paniekstoornis ontwikkelt, hulp zoekt, op een wachtlijst belandt en hoe borduren haar door die periode heen helpt.

Het boek van Ter Haar hoort thuis in de serie Hoofdzaken van uitgeverij Blossom Books. In deze serie verschenen eerder onder meer Druks van Francien Regelink en Gevalletje Borderline van Kathelijn Hulshof.

Als in maart 2020 heel het land in de kramp schiet door de op handen zijnde coronalockdown, blijft Ter Haar opvallend rustig. Nederlanders krijgen de opdracht om thuis te blijven, maar voor de auteur verandert er niet veel. ‘Ineens is mijn intense drang om het huis niet te verlaten geen symptoom van disfunctioneren meer, maar ben ik gewoon een goede, brave burger!’

Twee lezers

Met deze anekdote vangt Een steekje los aan. Het laat aan lezers zonder paniekstoornis direct zien hoe het leven van Ter Haar er normaliter uitziet. Voor lezers die met soortgelijke psychologische klachten kampen, kan het herkenning oproepen. Beide soorten lezers weet de schrijfster zo mee te nemen in haar verhaal.

In drie delen vertelt Ter Haar hoe je een paniekstoornis ontwikkelt, welke verschillende varianten ervan zijn en wat voor een therapie zij volgde om met haar angsten te leren leven. Ook laat ze haar vriend Steve aan het woord, om te laten zien hoe hij met haar paniekaanvallen omgaat.

In haar tienerjaren heeft Ter Haar wel in de gaten dat haar wereld anders in elkaar steekt dan die van haar leeftijdsgenoten. Maar zoals ze zelf zegt: ‘Als je aan een vis vraagt wat water is, heeft hij geen idee waar je het over hebt.’ Hetzelfde geldt voor Ter Haar, die – zoals ze zelf zegt – altijd al wat bangig is aangelegd.

Knipoog

Ze studeert psychologie, leert alles over de verschillende symptomen van paniek- en angststoornissen, maar ze plaatst zichzelf niet in een van die hokjes. Totdat ze bij de huisarts aanklopt, omdat het zo echt niet langer gaat. Ze belandt op een wachtlijst voor therapie en er gaan 182 dagen voorbij voordat ze die krijgt. Om die periode te overbruggen start Ter Haar met borduren. En dat is direct een knipoog naar de titel van het boek.

Borduren helpt de auteur om haar hoofd rustig te krijgen. ‘De herhalende beweging van de naald door de stof, van achteren naar voor, van voor naar achteren, is een meditatieve bezigheid.’ Het gaat haar zo goed af, dat ze haar eigen webshop opent die ze – vanuit huis – kan runnen.

Metafoormoe

In het verhaal van Ter Haar komen geregeld borduurmetaforen voor. Als ze in het ziekenhuis ligt, lijkt het hechten van haar voet net op borduren. En haar gevoelens, gedachten en gedrag ‘zaten allemaal door elkaar en in de knoop als opgepropte bolletjes garen, waarvan je niet meer wist waar de streng begon en waar die eindigde’. De metaforen zijn leuk gevonden, maar lijken soms ook iets te vergezocht en te vaak terug te komen, waardoor de vaart uit het verhaal gehaald wordt.

Zwangerschapspaniek

Het boek staat vol met voorbeelden waarbij de paniek bij Ter Haar de kop op stak. Het maakt het verhaal tastbaar. Zo vertelt ze bijvoorbeeld over hoe ze in het ziekenhuis belandde met een mes in haar voet. Of over de bewuste keuze om kinderloos te blijven en de angst die ze heeft om zwanger te raken. ‘De keren dat ik voor de zekerheid een zwangerschapstest deed, ondanks het feit dat ik de pil slikte, kan ik niet op één hand tellen.’ Als ze in 2016 plots toch ongewenst zwanger blijkt te zijn, slaat de paniek dan ook toe.

Ter Haar en haar vriend kiezen voor een abortus en daarna dacht ze dat de kous af was. Maar niets is minder waar. ‘Soms raak ik zo in paniek van het idee dat ik misschien zwanger ben, dat ik mijn vriend vraag of hij gebruikte condooms uit de prullenbak wil vissen en er water in wil laten lopen om te controleren of er geen gaatje in zit,’ vertelt ze tegen een psycholoog waar ze uiteindelijk succesvol EMDR-therapie voor deze paniek volgt.

Eigen huisnummer

De voorbeelden die Ter Haar aanhaalt zijn levendig en kwetsbaar en nemen de lezer mee. Tegelijkertijd weet de schrijfster met een nodige dosis humor ook het onderwerp luchtig te houden. Haar tienerjaren brengt ze thuis het meest door in haar slaapkamer. ‘Ik was er een gelukkige ongelukkige einzelgänger (ik ging voor de gothic look in die tijd dus ongelukkig zijn paste ook wel bij mijn persoonlijke aesthetic). Mijn moeder grapte dat ze mijn slaapkamerdeur een eigen huisnummer wilde geven: welkom op nummer 96, onze dochter Iris vind je op 96a.’

Toch leest Een steekje los gemakkelijk weg, ondanks het zware onderwerp. Het boek biedt aan de hand van concrete, openhartige voorbeelden en handige kaders handvatten voor eenieder die kampt met angststoornissen of daar meer over wil weten.

Lotta Blokker, Falling Man, 2019, was, bruikleen van de kunstenaar
Kunst / Achtergrond
special: Lotta Blokker
Lotta Blokker, Falling Man, 2019, was, bruikleen van de kunstenaar

Schaduwbeelden

In 2022 is Lotta Blokker tot Kunstenaar van het Jaar benoemd, reden om ook op 8WEEKLY aandacht aan haar werk te besteden. Immers: deze verkiezing op grond van vele duizenden stemmen geeft aan hoezeer haar werk in brede kring wordt gewaardeerd. In deze special vergelijken we oud en nieuw werk van haar met elkaar.

Nu er twee tentoonstellingen in Museum de Fundatie in Zwolle achter ons liggen zijn de catalogi van deze exposities nodig om de kunstwerken die in 2014 en 2021 werden getoond te kunnen vergelijken. Je zou kunnen zeggen dat er iconen uit de kunstgeschiedenis doorschemeren in de beelden van Lotta Blokker (1980) die Museum de Fundatie in 2014 toonde. De beelden die het museum in 2021 exposeerde lieten veelal nieuwe schaduwbeelden zien. En dat zijn niet alleen iconen meer!

Iconen

Achter de beelden die in 2014 waren te zien, schemeren iconische afbeeldingen zoals we kennen van christelijke figuren uit de kunstgeschiedenis. Zo is voor Blokker het houten beeld Maria Magdalena van Donatello (1386-1466) het ultieme beeld. Dat zegt ze in een interview met Ralph Keuning, directeur van Museum de Fundatie, in de catalogus bij die expositie uit 2014: The Hour of the Wolf. Dat beeld van Donatello doemt nog steeds op achter haar werk, zo sterk staat het op haar netvlies. Bijvoorbeeld bij het wassen beeld Loss (2020): twee vrouwen die lijden, toen en nu.

Behalve iconen lijkt Blokker ook haar eigen, eerdere werk als schaduwbeeld te gebruiken. Zo grijpt het beeld Refugee (2018) terug op See me, een kruisbeeld uit 2007, dat op die manier opnieuw tot leven komt. Heeft de Christusfiguur het hoofd naar links, dat van de vluchteling neigt naar rechts. Hangen de armen en handen van de Christus af, die van de vluchteling zijn gedraaid en omhoog gericht, als wil hij vliegen. Zie je bij de Christusfiguur de ribbenkast, de vluchteling lijkt op het eerste gezicht weldoorvoed. Ten slotte heeft de Christusfiguur de voeten naast elkaar op de aarde geplant waar de vluchteling de rechtervoet heeft opgetild als wil hij loskomen van de aarde.

Schaduwbeelden

Lotta Blokker, Falling Man, 2019, was, bruikleen van de kunstenaar

Lotta Blokker, Falling Man, 2019, was, bruikleen van de kunstenaar

De schaduwbeelden achter de recente beelden zijn niet alleen iconen meer, niet alleen voorbeelden uit de (christelijke) kunstgeschiedenis, maar ook foto’s van mensen die iedereen uit de media kent. Van Alan Kurdi, het aangespoelde jongetje op het strand van Bodrum. De foto die Richard Drew maakte van de Falling Man, die op 9/11 uit het raam van het World Trade Centre sprong. Van Settela Steinbach, het meisje met haar hoofd tussen de deuren van de trein die haar in 1944 transporteerde van Westerbork naar Auschwitz-Birkenau.

Alleen is de vallende man door Lotta Blokker rechtop gezet, pal voor hij valt. Je neemt als toeschouwer een tussenpositie in. Je kijkt naar de mensen die Blokker uitkoos om de wereld om ons heen ‘te pakken’, om ons gevoel en ons verstand aan te spreken. Want dat is wat haar kunst doet en misschien wordt het daarom ook zo gewaardeerd. Je valt stil, je bevriest een beetje, net als de beelden doen op het momentum, het moment waarop de fotograaf afdrukte. Pal voor de deuren dicht gaan, pal voordat de val inzet.

Het was maar een kleine expositie in Museum de Fundatie, en het is ‘maar’ een dunne catalogus, bestaande uit opnieuw een indringend interview met Lotta Blokker door Ralph Keuning en vijftig foto’s in kleur en zwart-wit. Maar met wát een impact. Lotta Blokker heeft ons heel wat te (ge)zeggen als Kunstenaar van het jaar! Dat was zo in 2014 en dat is nog steeds zo. We kunnen in 2022 vast meer van haar verwachten.

Boeken / Non-fictie

Een openhartig gesprek met onze kroonprinses

recensie: Amalia - Claudia de Breij

Amalia van Oranje zal ooit haar vader koning Willem-Alexander opvolgen. Ter gelegenheid van haar achttiende verjaardag gaat cabaretier en schrijfster Claudia de Breij met haar in gesprek. Dit boek is eerste publiekelijke kennismaking met de toekomstige koningin van Nederland.

Het boek Amalia is onderdeel van een lange traditie waarin er een boek verschijnt van de troonopvolger op zijn of haar achttiende verjaardag.  De traditie is ooit gestart door Hella Haasse met het boek Portret van prinses Beatrix toen zij achttien werd. Renate Rubinstein schreef een soortgelijk boek over Willem-Alexander toen hij achttien werd.

In ruim honderd pagina’s komen allerlei onderwerpen kort aan bod. De Breij is in afgelopen zomer meermaals bij Amalia thuis op bezoek geweest. Daar krijgt de schrijfster een rondleiding van Amalia door Huis ten Bosch en Paleis Noordeinde en spreekt ze met de kroonprinses over haar passie voor paardrijden en zingen. Ook vertelt wat hoeveel energie het haar heeft gekost om cum laude voor haar eindexamen te slagen.

Verzoend

Amalia heeft zich op haar veertiende al verzoend met haar toekomst. De monarchie wordt in Nederland vaak ter discussie gesteld, bijvoorbeeld als het koninklijke gezin in coronatijd naar Griekenland vliegt. Of denk aan het vakantiehuis dat de familie heeft in Mozambique. Amalia is echter nuchter over de kritische houding van het volk. ‘Ze mogen de monarchie best afschaffen, hoor, dan ga ik ook door met leven. Maar de monarchie is zoveel groter dan mijzelf.’

Het boek leest gemakkelijk weg. De Breij lijkt aanvankelijk nog erg zenuwachtig voor haar eerste ontmoeting met het koningshuis. Voor haar eerste bezoek belt ze nog licht gepanikeerd op naar de Rijksvoorlichtingsdienst. ‘Waar is die achteringang van paleis Huis ten Bosch dan? Ik blijk er al drie keer als een blind paard langs te zijn gereden.’

Vriendschappelijk

Later in het boek lijken de gesprekken bijna vriendschappelijk. Ze praten over Amalia’ s relatie met haar ouders, waarbij de kroonprinses vertelt dat het aan toe gaat zoals bij elk ander gezin. “Haar vader kan er soms, als zij nog denken ‘we zijn gewoon allemaal leuk over en weer grapjes aan het maken’, ineens helemaal klaar mee zijn zonder dat de drie dochters dat hebben zien aankomen.”

Het zijn de hoofdstukken die eveneens kort beschreven worden, maar waar je als lezer meer van wilt weten. Juist omdat het herkenbare situaties zijn, kun je je daar als lezer mee identificeren. Het zorgt ervoor dat de koninklijke familie niet boven het volk staat, maar meer gezien worden als mensen van vlees en bloed.

Onzekerheid

Amalia oogt wijs voor haar leeftijd, maar heeft tegelijkertijd ook de twijfels en onzekerheden die passen bij een meisje van achttien. Zo worstelt ze wel eens met vriendschap en geeft ze aan niet onbezorgd van alles op social media plaatsen wat ze wil. Daarnaast heeft ze ook haar oom (prins Friso) en haar tante (Inès Zorrequieta, de zus van koningin Maxima) verloren. Als het haar te veel wordt, praat ze wel eens met een psycholoog. Dat moet geen taboe zijn, vindt de kroonprinses. “Als ik er behoefte aan heb, maak ik een afspraak. Even je hart luchten, en dan ben ik weer voor een maand klaar.”

Al met al is Amalia een laagdrempelige en openhartige kennismaking met de kroonprinses van Nederland. Dat is onder meer te danken aan de bijna vriendschappelijke toon in de gesprekken tussen De Breij en de toekomstige koningin. Het boek laat zien hoe een meisje van achttien worstelt met dezelfde problemen als haar leeftijdsgenoten en dat maakt het boek tastbaar en herkenbaar.

 

 

Boeken / Fictie

Een feestje waard

recensie: Nog één keer feest - Liane Moriarty
: cbaquiran via Pixabay

Ieder boek van Liane Moriarty is een feest om te lezen. Haar heerlijke schrijfstijl voert je weg naar andere werelden: de plot, de intrige en de schrijfstijl wedijveren om de aandacht van de lezer. De vertaalde heruitgave van The Last Anniversary is een verhaal dat je de adem beneemt.

Erfenis van de ex

Sophie Honeywell, hoofdpersonage van de roman Nog één keer feest, erft van de tante van haar ex-vriendje Thomas Gordon (‘tante Connie’) maar liefst een heel huis. Een klein minpuntje,of juist niet: het staat op Scribbly Gum Island, een eiland vlakbij de kust van Sydney (Australië), terwijl Sophie in de binnenstad van Sydney woont. Desondanks besluit ze om er te gaan wonen. Ze wist toen nog niet dat dit kleine eiland wordt omhuld door mysterie. In 1932 verdween een jong koppel, geheten Alice en Jack Munro, namelijk van de ene op de andere dag en lieten hun baby achter. De eilandbewoners en zussen Connie en Rose Doughty namen de zorg voor het kleintje op zich, dat ze de opmerkelijke naam ‘Enigma’ gaven. In de periode dat Sophie op het eiland is komen wonen, ligt deze geschiedenis alweer 70 jaar achter hen; Enigma is inmiddels een oma van drie kleinkinderen en haar twee dochters Margaret en Laura hebben zich met hun gezinnen ook op het eiland gevestigd. Toch wordt het mysterie decennialang in leven gehouden, want bezoekers van het eiland worden nog altijd getrakteerd op rondleidingen door het huis van de Munro’s.

Complexe vriendschappen

Op het eiland opent Sophie haar hart voor een nieuwe liefde, maar Cupido blijft misschieten met zijn pijlen. Sophie valt namelijk voor de knappe Callum, die al getrouwd is met de eveneens schone Grace. Hun huwelijk begint scheurtjes te vertonen, maar niet vanwege de komst van Sophie. Grace heeft last van een postnatale depressie en ze weet niet hoe ze de zorg op zich moet nemen voor de kleine Jake, waardoor ze alle grip op de werkelijkheid verliest. Desondanks ontstaat er een hechte vriendschap tussen Sophie en Grace. De vraag is: wat telt zwaarder mee, liefde of vriendschap? Sophie focust haar aandacht in de tussentijd op andere mannen die zich aandienen, maar wordt keer op keer teleurgesteld. Haar biologische klok blijft doortikken, omdat ze bijna veertig jaar is… Het idee dat haar ex met zijn nieuwe vriendin een eigen familie start, helpt ook niet bepaald mee.

Eigenaardige business

Het boek laat niet alleen zien wat Sophie denkt, voelt en doet. Bij ieder hoofdstuk kijk je mee over de schouder van een ander personage. De hoofdstukken verschillen van één tot wel dertig pagina’s. Ook worden er tijdsprongen gemaakt, van 1932 naar het heden en terug. Dit om meer gestalte te geven aan de historie aan het Baby Munroe-mysterie. Het interessante is dat je continu op het verkeerde been wordt gezet en dat je de personages eigenlijk voor geen cent kunt vertrouwen. Vooral Connie, de tante van Sophie’s ex, die je alleen leert kennen middels de flashbacks naar het verleden. Zij had duidelijk de teugels in handen. Ze heeft – op z’n zachtst gezegd – op een haast akelige wijze een slaatje uit de hele situatie rondom de Munroe-baby geslagen en er een heus verdienmodel van gemaakt. Daarvan getuigt ook het jaarlijkse feest rondom het mysterie. Het jaar dat Sophie voet aan bodem zet op het eiland doen er allemaal geruchten de ronde en probeert ook Sophie een gooi te doen naar de waarheid. Ze vraagt Jan en alleman wat er mogelijk gebeurd kan zijn met de Munro’s, maar wordt uiteindelijk niet veel wijzer.

Doorspekt met fantasie
Het verhaal is – laten we eerlijk zijn – doorspekt met fantasie. Nog meer dan het Baby Munroe-mysterie op zich, is het gek dat een geheel eiland hier een bijna feestelijke gebeurtenis van maakt: ‘Twee mensen zijn spoorloos verdwenen – wie weet zijn ze wel op brute wijze afgeslacht door een van onze eigen eilandbewoners– maar laten we vooral het glas heffen op hun nakomeling’. Toch weet Moriarty het – zoals altijd – op een zeer spannende manier te vertellen. Haar schrijfstijl is adembenemend en de personages die ze uit haar pen laat vloeien, vind je vrijwel meteen sympathiek. Tussen al die andere parels van Moriarty (zoals Het geheim van mijn man, Negen volmaakte vreemden, Wat Alice vergat en Grote kleine leugens), is dit wel een hele fantasierijke roman. En toch, geloof me, je slikt het voor zoete koek.

Boeken / Fictie

Roemeense Weltschmerz – Iris Wolff

recensie: De onscherpte van de wereld – Iris Wolff
alexman89 via Pixabay

Auteur Iris Wolff laat de lezer in De onscherpte van de wereld haar hoofdpersonage Samuel kennismaken het Duitstalige deel van Roemenië. Een roman rijk aan kunsten met taal en gegoochel met Slowaakse en Duitse woorden.

Raamschilderij

Soms lijkt het verhaal meer een schilderij dan een boek. Een schilderij met heel veel verschillende doorkijkjes, waar je talloze zinnen en verhalen in kan ontdekken die allemaal losse kunstwerken op zich zijn. Wolff tracht haast van iedere zin een kunstwerk  te maken. Wanneer ze de levensgeschiedenis van Samuel, en eigenlijk daarmee ook die van de generaties voor en na hem, doet ze dat op een hoogst gekunstelde wijze. De grens tussen heden en verleden vervaagt, een dialoog verbuigt langzaam om tot een observatie en er is tijd, véél tijd voor ieder detail dat waarneembaar is met het blote oog. Het is één lange warboel aan zinnen die strijden om de mooiste van allemaal te zijn:

‘Ze [Stana] wiebelde met haar tenen. Als verdriet in je borst woont, dan zit vrolijkheid in je tenen. Alles heeft een vaste plaats in het lichaam, dacht Stana, en ze werkte aan het completeren van die landkaart.’

Dit soort zinsconstructies maken het een genot om dit werk te lezen en leiden tevens tot verwarring: hebben we hier te maken met een kruisbestuiving tussen proza en poëzie? Als dat zo is, dan is het een geslaagde mix. De poëtische taal van Wolff past ook bij haar personages, waar je maar lastig hoogte van krijgt. De personages die Wolff schetst in haar boek, zijn allemaal stuk voor stuk behoorlijk complex. Ze laten zich niet vastketenen door de tijd waarin ze leefden (de DDR) of het gedachtegoed van diezelfde tijd. Ze hebben een eigen wil, en sterker nog: een eigen mening. Zo ook de ouders van Samuel: Florentine en Hannes. Hannes is de predikant van het dorp en is tevens een soort ‘hoeder’ van alle reizigers die het dorp bezoeken, waaronder de Duitse student Benedict (‘Bene’). Al verlangen ze er nog zo naar, hun is enkel één zoon gegund.

Vrijheid

Samuel heeft in zijn jeugd geen behoefte om te spelen met andere kinderen. Hij doet wat hij wil, zoals stiekem van huis weglopen en op de huifkar van een boer springen Als hij volwassen is en voor de eerste keer verliefd wordt op een vrouw genaamd Stana (liefkozend ‘Sana’, dat ‘droomster’ betekent, genoemd), blijkt dat er nog een ander sentiment is dat hem niet los kan laten: een gevoel van losbandigheid, om die vrijheid achterna te blijven jagen zoals hij dat al deed als kind. Zijn enige jeugdvriend Oswald wil graag Roemenië verlaten en een leven opbouwen in West-Europa. Niet ter land, niet over zee, maar in de lucht verdwijnen ze op een nacht met het vliegtuig (dat ze zélf besturen) richting een vrijer leven. De vraag is: beklijft het leven in West-Europa en blijven ze aldaar of slaat het gemis van vrienden en familie een te groot gat in hun beider harten? En is dit hetgeen wat Samuel echt wil? Of geeft hij zijn eigen ambities en dromen op voor die van zijn boezemvriend?

Vertraagd lezen

Het boek is niet bepaald spannend. Dat lijkt ook niet de intentie geweest te zijn. Hoewel het boek maar 210 pagina’s telt, is het een heel rijk verhaal. Er gebeurt veel en je hebt het gevoel dat je alle personages echt leert kennen. Dat is erg knap van schrijfster Wolff. Dat Wolff je betovert met haar schrijfstijl, moge duidelijk zijn. Het probleem is dat het verhaal daar soms onder lijdt. Juist door de onduidelijke tijdsprongen en wisselingen in perspectief raak je ontzettend vaak de rode draad kwijt. Wie dit boek wil lezen, moet hier tijd en aandacht voor nemen. Je moet met een waakzame blik bladzijde voor bladzijde tot je nemen. Dat neemt niet weg dat het verhaal alsnog beklijft en je een goed beeld krijgt van de tijdgeest. Het jammere is wel dat Samuel tot op de laatste pagina in mysterie gehuld blijft. Hij openbaart niet bepaald zijn geest, je dringt niet door tot zijn psyche. Je krijgt een beeld van hem als persoon en van al zijn karaktereigenschappen via de dialogen die hij met anderen voert en hoe anderen – met name Benedict, die hij later in zijn leven opnieuw ontmoet – over hem denken. Een alleraardigst werk van een nog tamelijk onbekende stem in Nederland.

Boeken / Fictie

Vrolijk verder knibbelen

recensie: De dochters van hotel Flanagans - Åsa Hellberg
Big Ben Londonhttps://pixabay.com/nl/photos/londen-big-ben-klok-engeland-toren-2682501/

Het gelukzalige sentiment is nog aanwezig. Na het lezen van het eerste deel van deze trilogie (?) over het hotelwezen, Welkom bij hotel Flanagans, is er niets ‘zaliger’ dan de kennis dat deel 2 op je wacht… Nummer 2, De dochters van hotel Flanagans, is een al even welkome verrassing in de boekenwereld als deel 1.

Van één naar twee bazinnen

In het eerste deel van deze serie over een populair hotel in Londen (rara, wat zou de naam van het hotel zijn?), lazen we hoe de jonge half-Zweedse, half-Britse Linda Lansing het hotel van haar vader overnam, die zojuist een tamelijk vroege dood was gestorven. Niet haar neven Laurence en Sebastian, die als aasgieren op de loer lagen, kregen het hotel van haar vader in handen, maar zíj. Linda en haar grootmoeder – een echte ‘fairy godmother’ – verruilden het knusse en stille Zweedse landschap voor het harde en drukke leven in de hoofdstad van Engeland. Linda had aldaar een reputatie hoog te houden: hotel Flanagans stond namelijk bekend om zijn goede naam en de boekingen waren niet aan te slepen. Het ging de blondine goed af, afgezien van de wraakacties van haar twee bloedeigen neven, die verderop in de straat óók een restaurant openden. Linda toonde zich in deel 1 een goede bazin, die oog had voor de gast én voor haar eigen personeel. Tot haar lievelingetjes behoorden de twee jonge ‘kuikens’ Emma en Elinor, die omstreeks 1959/1960 nog maar 18 lentes jong zijn. Evenals de werknemer Alexander, die zijn oog liet vallen op Emma. Elinor daarentegen stal het hart van Linda’s neef Sebastian.

Identiteitscrisis op identiteitscrisis

In het tweede deel van de serie worden we als lezer gekatapulteerd naar oudejaarsavond in 1982. Elinor en Emma zijn dan inmiddels ook moeder; Elinor is ‘gelukkig’ getrouwd met Sebastian en Emma met Alexander. Allebei hebben ze een dochter en de twee pubers hadden niet minder op elkaar kunnen lijken. Billie is het evenbeeld van haar moeder: keurig opgevoed en altijd welwillend. Frankie, de dochter van Emma en Alexander, is daarentegen een pain in the ass. Ze heeft sinds de dood van haar broertje Edwin een bloedhekel aan haar moeder, die koste wat kost de aanrijding van Edwin had moeten voorkomen. Ondanks Emma’s talloze pogingen tot verzoening, blijft Frankie verbitterd en stevent ze af op een toekomst vol duisternis en ellende. Zo duikt ze als losbandige studente met Jan en alleman het bed in (man, vrouw of iets daartussenin, iedereen is welkom), drinkt ze zich een ongeluk en is ze niet vies van een spuit heroïne of een jointje op z’n tijd.

Hoe heeft het zover kunnen komen, vraagt Emma zich meermaals af. Het antwoord lijkt simpel: sinds Linda met pensioen ging en het hotel in handen gaf van Emma en Elinor, is Emma 24/7 bezig met haar job. Een toevluchtsoord na de dood van haar zoon Edwin. Ook voor Alexander wordt Emma steeds onbereikbaarder. De liefde die ooit zo vurig was tussen hen twee (vooral vanuit Alexanders kant) dooft als een nachtkaars uit. Wordt het tijd dat Alexander kiest voor zijn eigen geluk? Die gedachte gaat ook door het hoofd van Elinor: Sebastian is bijna iedere avond in het bed van een andere vrouw te vinden en haar schoonmoeder heeft haar nooit geaccepteerd vanwege haar donkere huidskleur. Is dat de prijs die zij betaalt voor haar mooie huis in de dure wijk Belgravia? Ook Elinors dochter Billie lijkt met een vroegtijdige identiteitscrisis te kampen: ze besluit om in Uppsala (dichtbij Stockholm) te gaan studeren, het land waar haar grootmoeder vandaan komt. Daar tracht ze om te leven zoals haar ouders dat van haar verwachten: als een brave en hardwerkende studente. Als ze zich bij de toneelgroep van de universiteit aansluit en verliefd wordt op de regisseur, vraagt ze zich ineens af of ze niet van de (door haar ouders) gebaande paden moet treden.

Meerstemmigheid

Zoals de beschrijving van de inhoud van dit boek doet vermoeden, heeft auteur Åsa Hellberg ervoor gekozen om – net zoals in deel 1 – te kiezen voor meerdere vertelperspectieven. Zo krijg je telkens een kennisvoorsprong en lees je hoe verschillende personages denken over een bepaalde gebeurtenis. Dat geeft het boek een aangename, extra gelaagdheid. Het plot is echter niet altijd even boeiend. Er staat continu iets op het spel: veelal de onderlinge relaties – kind-ouderrelaties, maar ook romantische relaties tussen man-vrouw en vrouw-vrouw –, maar het verhaal werkt niet per se toe naar een concreet einde. Het enige wat je bezig blijft houden, is hoelang de personages Sebastian en Emma (Surprise! Surprise!) hun affaire geheim kunnen houden. Het aparte is dat een veel belangrijkere ontknoping uit Emma’s leven al meteen aan het begin van het boek vermeld wordt, zodat je mening over een aantal personages meteen gevormd wordt (arme Elinor…) en je daar eigenlijk tot aan het einde van het boek niet meer afkomt.

Kracht der vrouwen

Hoewel er niet opvallend veel gebeurt, leest dit verhaal als een trein. Dat komt door de heerlijke schrijfstijl van schrijfster Hellberg, die veel in dialogen verhaalt. Juist door haar personages aan het woord te laten, creëert ze een levendige sfeer in haar boek. Beschrijvingen zijn on point en de karakterschetsen zijn zo divers, dat je het gevoel hebt dat ieder écht een eigen stem heeft gekregen. Het is uitzien naar deel 3, waarin de dochters van Elinor en Emma de bazinnen zijn van hotel Flanagans. Het belooft een boek te worden waarin de hormonen blijven doorgieren en waarin het talent van vrouwen zegeviert. Girl power? Women power!

Boeken / Non-fictie

Kunst als maatschappelijke spiegel

recensie: Dialoog over kunst en politiek - Édouard Louis & Ken Loach
Molecule ManUnsplash license https://unsplash.com/photos/Regf9o7r_ZM

In 2019 gingen de Franse schrijver Édouard Louis en de Engelse cineast Ken Loach voor de Arabische zender Al Jazeera met elkaar in gesprek. Dialoog over kunst en politiek is een transcriptie van deze boeiende uitwisseling tussen twee sterk geëngageerde kunstenaars.

Loach maakt al decennialang films over sociaal onrecht. In zijn werken staan vaak gewone mensen uit lagere sociale klassen centraal. Zijn laatste film, Sorry we missed you, maakte veel los over de erbarmelijke werkomstandigheden van pakketbezorgers. Als schijnzelfstandigen werken de bezorgers zich een slag in de rondte voor een hongerloontje, zonder de sociale zekerheid die arbeiders in loondienst wel hebben. Louis debuteerde op twintigjarige leeftijd met Weg met Eddy Bellegueule, een autobiografisch werk waarin hij afrekent met zijn conservatieve arbeidersafkomst waarin geen plek was voor zijn homoseksualiteit. Zijn Ze hebben mijn vader vermoord is onlangs door Ivo van Hove bewerkt tot monoloog en wordt vertolkt door Hans Kesting.

Dubbel geweld

Louis rekent het de Franse staat aan dat hij geen vader meer heeft. Op zijn vijfendertigste raakte zijn vader arbeidsongeschikt doordat hij een zware kabel op zijn rug kreeg in de fabriek waar hij werkte. Hij kreeg een uitkering, totdat de voorwaarden werden aangescherpt en hij plotseling niet meer in aanmerking kwam. Ondanks zijn kapotte rug, werd Louis’ vader gedwongen weer te gaan werken, wat hij met zijn leven heeft moeten bekopen.

Dergelijk overheidsgeweld – het afschaffen van sociale bijstand en het toestaan van erbarmelijke arbeidsomstandigheden – is niet het enige geweld waartoe de overheid in staat is. Volgens Louis is er sprake van ‘dubbel geweld’, waarbij hij ook problematieken als alcoholmisbruik en huiselijk geweld meerekent als directe gevolgen van wanbeleid.

Klassiek versus nieuw socialisme

Louis en Loach vullen elkaar goed aan. Beiden zijn sterk geëngageerde kunstenaars die met hun werken maatschappelijke verandering willen teweegbrengen. Toch leggen de twee andere zwaartepunten in de sociale strijd die ze voeren. Loach is een old school socialist die gelooft in de kracht van de gemeenschap, vertegenwoordiging via de vakbond en verheffing door zinvol en eerlijk werk. Louis daarentegen constateert dat arbeiderskringen vaak niet inclusief zijn en onveilig kunnen zijn voor minderheden als vrouwen en homoseksuelen. Het levert een interessant gesprek op, waarin de heren zeker niet tegenover elkaar staan, maar juist leren van elkaars perspectief.

Omdat het oorspronkelijke gesprek een klein uur duurde, kent Dialoog over kunst & politiek slechts 68 pagina’s. Het roept de vraag op wat de exacte meerwaarde is van de transcriptie ten opzichte van de originele uitzending, die in z’n geheel op YouTube staat. Natuurlijk wordt er weer een nieuwe groep lezers bereikt. Maar bovenal smaakt de dialoog naar meer. De heren zijn immers nog lang niet uitgepraat na de laatste pagina van dit flinterdunne boekje.

Boeken / Non-fictie

HET APPÈL RAAKT IEDEREEN

recensie: Jan Keij – Tijd als kwetsbaarheid in de filosofie van Levinas

De meeste mensen kennen de uitspraken van Emmanuel Levinas (1906-1995) over het gelaat van de ander. De ander die, wanneer hij/zij je aankijkt, een appèl op je doet. Het is de kwetsbaarheid die het hem doet, stelt Jan Keij in zijn recente boek over de filosoof.

‘De onthulling van het gelaat is naaktheid, verlatenheid, verouderen, sterven, naakter dan naaktheid: armoede, gerimpelde huid.’

 

In die opsomming zit meteen een tijdsverloop, tot de dood aan toe. Dat is het inzicht dat Keij in dit boek biedt: het appèl drukt zowel kwetsbaarheid als sterfelijkheid uit en maakt handelen mogelijk, zelfs zo, dat ‘de oproep tot verantwoordelijkheid de zin van mijn leven is.’ Een leven dat zowel mooi als pijnlijk is, uit genieten en lijden bestaat. Dát is het kwetsbare leven.

De geleefde ervaring

Keij gaat uit van de geleefde ervaring, net zoals in de fenomenologie van Edmund Husserl, de leermeester van Levinas, en Levinas zelf. Primair zijn dat lichamelijke ervaringen: genieten van de zon, de lucht, lekker eten of – omgekeerd – lijden aan het lichaam. Op die ervaringen is een mensbeeld gebaseerd. Namelijk van de mens die in staat is tot ethisch handelen, maar ook tot het doen van kwaad of, zoals Keij het kortweg omschrijft: ‘De weg naar Auschwitz.’

Het pad van het kwaad slaat de auteur niet in, al benadrukt hij dat Levinas ‘misschien [een] harde werkelijkheid verkondigt.’ Dat wil zeggen: die van de voortgaande tijd, van veroudering, ‘op weg naar het “uit de tijd zijn”.’ Tijd als kwetsbaarheid dus. Of – minder hard – vallen en opstaan.

Geraakt worden

Kwetsbaarheid is bij Levinas voor alles ‘ethische raakbaarheid.’ Geraakt worden door het appèl dat een ander op mij doet. Openstaan voor de ander, zoals Rumi (1217-1273) dichtte; Keij noemt deze van origine Perzische Soefimysticus overigens niet. Al komt hij wel met veel citaten uit andere literaire werken, die hij aanhaalt om zijn betoog te ondersteunen. Daarbij laat hij soms, zoals hij zelf schrijft, ‘religieuze connotaties los’, maar het is de vraag of dit bij Levinas altijd kan. Wanneer Keij er bij het begrip ‘verantwoordelijkheid’ bijvoorbeeld op wijst, dat het hier gaat om antwoorden, en daarbij ‘me voici’, hier ben ik, aanhaalt, kan het niet anders of de ingewijde lezer hoort er het Hebreeuwse ‘hineini’ (hier ben ik) in meeklinken. Iets soortgelijks zullen sommige lezers hebben bij de omschrijving ‘het absolute gebod’ (een oproep tot het goede). Wat als je dit vervangt door de Gulden Regel (Behandel anderen zoals je door hen behandeld wilt worden, of: Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doet dat ook een ander niet)? En wat als je bij de volgende zinsnede de definitie van Spinoza voor intuïtie (het ware verstand) in het achterhoofd houdt: ‘Intuïtie (…) is ook vaak een kwestie van gemakzucht’?

Opdracht tot verantwoordelijkheid

Natuurlijk, Levinas had als denker over transcendentie niet veel op met de immanente God of Natuur van Spinoza. Het valt te begrijpen dat een agnost als Keij bij een zinsnede over ‘het wankele evenwicht tussen de zorg voor mijzelf en die voor anderen’ niet meteen denkt aan een soortgelijke uitspraak uit het Nieuwe Testament (‘Heb uw naaste lief als uzelf’), maar het komt toch als een verrassing dat Keijs lange betoog over scheppingstheorieën uitkomt bij Levinas’ door rabbi Isaac Luria beïnvloedde scheppingsidee van de tsimtsoem, de samentrekking van God om ruimte te maken voor de vrijheid van de mens en diens ethische verantwoordelijkheid. Keij poneerde dit ook tijdens zijn vele malen herhaalde, indrukwekkende cursus over Levinas bij de Internationale School voor Wijsbegeerte (ISVW) in Leusden.

Dan leer je dat je ‘een schepsel bent met de opdracht tot verantwoordelijkheid. (…) Deze religie geldt ook voor atheïsten. (…) Het appèl raakt iedereen.’ De God van Levinas is ‘door en door filosofisch’, stelt Keij. Om tot die conclusie te komen, heeft hij ‘langzaam maar zeker de prachtige structuur’ in diens denken ontvouwd. Daar begon hij al mee in zijn proefschrift De structuur van Levinas’ denken (1992), en die structuur heeft hij nu voor een groter publiek nog eens uitgewerkt in zijn ultieme boek over Levinas.