Tag Archief van: Amsterdam

Theater / Voorstelling

Liefde, revolutie en vrijheid

recensie: Fidelio – De Nationale Opera
Dutch National Opera - Fidelio - Monika Rittershaus_266_275Monika Rittershaus

De Nationale Opera (DNO) afficheert haar nieuwe productie van Fidelio van Ludwig van Beethoven met ‘Liefde, revolutie en vrijheid’. Het is opvallend dat juist nu Fidelio relatief kort na elkaar valt te zien: verleden jaar in een opvoering van de Nederlandse Reisopera, op dit moment een mooie, rustige productie (2018) op Stingray Brava uit St. Gallen, nu dus bij DNO en volgend jaar in een streaming op het grote doek vanuit de Metropolitan Opera.

De huidige belangstelling heeft vast te maken met die drie kernwoorden, maar ten diepste wellicht met de vrije wil, de vragen over en de keuzes tussen goed en kwaad die de bij de DNO debuterende Oekraïense regisseur Andriy Zholdak hoort in het Singspiel (een opera met zowel gezongen als gesproken tekst). Vragen zo oud als de weg naar Rome en nog steeds zo actueel als het maar kan.

Weglatingen én toevoegingen

Het verhaal op zich is eenvoudig: een vrouw vermomd als man (Leonore, het goede – vertolkt door Jacquelyn Wagner, die ook in de productie uit St. Gallen is te zien) wil haar geliefde (Florestan, Eric Cutler) redden uit de kerkers waar Don Pizarro heerst (het kwaad, Nicholas Brownlee). Als attributen dragen Leonore en Don Pizarro respectievelijk witte en zwarte engelenvleugels. Letterlijk een zwart-witopvatting. De kerkers worden vormgegeven als een wereld achter spiegels die verwijzen naar zwarte gaten in de ruimte. Maar omdat de oorspronkelijke, gesproken teksten helaas zijn vervallen (net als destijds bij de Nederlandse Reisopera) en vervangen door een nieuwe, Engelstalige tekst van Zholdak, is zelfs het eenvoudige verhaal in deze drukke en symbolisch geladen enscenering moeilijk te volgen. Hoezeer woorden en intenties volgens het fraaie programmaboek ook zowel religieus als metafysisch geladen zijn en duidelijk ontleend aan het oorspronkelijke libretto van Joseph Sonnleithner.

Maar Zholdak meende nog meer te moeten toevoegen. Niet alleen qua tekst, maar ook muzikaal, met een extra ouverture, – wat overigens wel vaker gebeurt (Leonore III en hier zelfs een fragment uit Beethovens Eroïca) – en in verwijzingen naar tal van andere kunstwerken. Een interessante puzzel voor wie van intertekstualiteit houdt. Zo herken je een boom uit de film Het offer van Tarkovsky en meen je – een ander uiterste – duidelijke, maar verder inhoudsloze reminiscenties aan de zwembadpas van Theo Thijssens geesteskind Kees de Jongen te ontwaren. ‘Tussen ernst en plezier’, zegt het programmaboek, ‘tussen lichtheid en zwaarte’. Alles bij elkaar een beetje te veel van het goede.

Goed waren in ieder geval de videobeelden die werden getoond. Een ontwerp van de bij de DNO debuterende Etienne Guiol en Malo Lacroix. Met ook hier duidelijk aanwezige symboliek, zoals het bos met licht aan de einder dat staat voor de donkerte én de hoop die de opera allebei uitstraalt. Ook de over de hele linie sterke solisten moeten worden genoemd (Wagner, Cutler, Brownlee en anderen), maar zeker ook het Koninklijk Concertgebouworkest (KCO, prachtige solotrekjes bij de blazers!) en het grotendeels vanuit de orkestbak zingende Koor van de Nationale Opera. Het geheel onder leiding van de eveneens bij de DNO debuterende Colombiaans-Oostenrijkse dirigent Andrés Orozco-Estrada.

Dutch National Opera - Fidelio - Monika Rittershaus_031_017

© Monika Rittershaus

Reacties vanuit de zaal

Het publiek luisterde weliswaar muisstil, maar was gedurende de voorstelling spaarzaam met (aarzelend) applaus. Een kritiek moment was toen er (in het Engels dus) werd gezongen over hoe gelukkig de zaal is. Ze genieten van kunst. Het is maar hoe je ’t opvat; uit de zaal klonk boegeroep, gevolgd door instemmend applaus. Nee – lang niet iedereen (verre van) was gelukkig met deze opvoering, hoorde je in de wandelgangen. Maar je kan het ook opvatten als een politiek statement: wat als de regering straks wéér op kunst en cultuur gaat bezuinigen? Kan een orkest als het KCO dan nog wel in de bak zitten bij een Holland Festivalproductie als deze? Kan het publiek het dan nog wel betalen? Vragen te over. Ook hier blijven, net als in de teksten van Zholdak, de antwoorden vooralsnog uit.

 

Muziek: Ludwig van Beethoven
Libretto: Joseph Sonnleithner / nieuwe dialogen van Andriy Zholdak
Regie, decor en licht: Andriy Zholdak
Dramaturgie: Luc Joosten

De Nationale Opera
Solisten, koor en Koninklijk Concertgebouworkest o.l.v. Andrés Orozco-Estrada
In het kader van het Holland Festival 2024

Theater / Voorstelling

Liefde, revolutie en vrijheid

recensie: Fidelio – De Nationale Opera
Dutch National Opera - Fidelio - Monika Rittershaus_266_275Monika Rittershaus

De Nationale Opera (DNO) afficheert haar nieuwe productie van Fidelio van Ludwig van Beethoven met ‘Liefde, revolutie en vrijheid’. Het is opvallend dat juist nu Fidelio relatief kort na elkaar valt te zien: verleden jaar in een opvoering van de Nederlandse Reisopera, op dit moment een mooie, rustige productie (2018) op Stingray Brava uit St. Gallen, nu dus bij DNO en volgend jaar in een streaming op het grote doek vanuit de Metropolitan Opera.

De huidige belangstelling heeft vast te maken met die drie kernwoorden, maar ten diepste wellicht met de vrije wil, de vragen over en de keuzes tussen goed en kwaad die de bij de DNO debuterende Oekraïense regisseur Andriy Zholdak hoort in het Singspiel (een opera met zowel gezongen als gesproken tekst). Vragen zo oud als de weg naar Rome en nog steeds zo actueel als het maar kan.

Weglatingen én toevoegingen

Het verhaal op zich is eenvoudig: een vrouw vermomd als man (Leonore, het goede – vertolkt door Jacquelyn Wagner, die ook in de productie uit St. Gallen is te zien) wil haar geliefde (Florestan, Eric Cutler) redden uit de kerkers waar Don Pizarro heerst (het kwaad, Nicholas Brownlee). Als attributen dragen Leonore en Don Pizarro respectievelijk witte en zwarte engelenvleugels. Letterlijk een zwart-witopvatting. De kerkers worden vormgegeven als een wereld achter spiegels die verwijzen naar zwarte gaten in de ruimte. Maar omdat de oorspronkelijke, gesproken teksten helaas zijn vervallen (net als destijds bij de Nederlandse Reisopera) en vervangen door een nieuwe, Engelstalige tekst van Zholdak, is zelfs het eenvoudige verhaal in deze drukke en symbolisch geladen enscenering moeilijk te volgen. Hoezeer woorden en intenties volgens het fraaie programmaboek ook zowel religieus als metafysisch geladen zijn en duidelijk ontleend aan het oorspronkelijke libretto van Joseph Sonnleithner.

Maar Zholdak meende nog meer te moeten toevoegen. Niet alleen qua tekst, maar ook muzikaal, met een extra ouverture, – wat overigens wel vaker gebeurt (Leonore III en hier zelfs een fragment uit Beethovens Eroïca) – en in verwijzingen naar tal van andere kunstwerken. Een interessante puzzel voor wie van intertekstualiteit houdt. Zo herken je een boom uit de film Het offer van Tarkovsky en meen je – een ander uiterste – duidelijke, maar verder inhoudsloze reminiscenties aan de zwembadpas van Theo Thijssens geesteskind Kees de Jongen te ontwaren. ‘Tussen ernst en plezier’, zegt het programmaboek, ‘tussen lichtheid en zwaarte’. Alles bij elkaar een beetje te veel van het goede.

Goed waren in ieder geval de videobeelden die werden getoond. Een ontwerp van de bij de DNO debuterende Etienne Guiol en Malo Lacroix. Met ook hier duidelijk aanwezige symboliek, zoals het bos met licht aan de einder dat staat voor de donkerte én de hoop die de opera allebei uitstraalt. Ook de over de hele linie sterke solisten moeten worden genoemd (Wagner, Cutler, Brownlee en anderen), maar zeker ook het Koninklijk Concertgebouworkest (KCO, prachtige solotrekjes bij de blazers!) en het grotendeels vanuit de orkestbak zingende Koor van de Nationale Opera. Het geheel onder leiding van de eveneens bij de DNO debuterende Colombiaans-Oostenrijkse dirigent Andrés Orozco-Estrada.

Dutch National Opera - Fidelio - Monika Rittershaus_031_017

© Monika Rittershaus

Reacties vanuit de zaal

Het publiek luisterde weliswaar muisstil, maar was gedurende de voorstelling spaarzaam met (aarzelend) applaus. Een kritiek moment was toen er (in het Engels dus) werd gezongen over hoe gelukkig de zaal is. Ze genieten van kunst. Het is maar hoe je ’t opvat; uit de zaal klonk boegeroep, gevolgd door instemmend applaus. Nee – lang niet iedereen (verre van) was gelukkig met deze opvoering, hoorde je in de wandelgangen. Maar je kan het ook opvatten als een politiek statement: wat als de regering straks wéér op kunst en cultuur gaat bezuinigen? Kan een orkest als het KCO dan nog wel in de bak zitten bij een Holland Festivalproductie als deze? Kan het publiek het dan nog wel betalen? Vragen te over. Ook hier blijven, net als in de teksten van Zholdak, de antwoorden vooralsnog uit.

 

Muziek: Ludwig van Beethoven
Libretto: Joseph Sonnleithner / nieuwe dialogen van Andriy Zholdak
Regie, decor en licht: Andriy Zholdak
Dramaturgie: Luc Joosten

De Nationale Opera
Solisten, koor en Koninklijk Concertgebouworkest o.l.v. Andrés Orozco-Estrada
In het kader van het Holland Festival 2024

Theater / Voorstelling

Bravo! Brava! Bravi!

recensie: Tolomeo – NTR ZaterdagMatinee
Het Concertgebouw © Hans Roggen© Hans Roggen

De jaren 1725-1730 vormen een vruchtbare periode voor de componist Georg Friedrich Händel. De afgelopen tijd hebben we kennis kunnen maken met verschillende van zijn Italiaanse opera’s uit die periode, zoals Giulio Cesare (1724) en Rodelinda (1725). In uitvoeringen door onder meer Cecilia Bartoli in het Amsterdamse Concertgebouw en in De Nationale Opera (DNO). Nu is Tolomeo (1728) aan de beurt, die een juichend onthaal krijgt bij de concertante uitvoering in het NTR ZaterdagMatinee.

En wel in de herziene, grootse bezetting uit 1730. Het is de eerste uitvoering van deze versie op oude instrumenten. Met een sterrencast aan solisten, hoewel countertenor Franco Fagioli – die de hoofdrol zou zingen – om medische redenen afzegt. Zijn vervanger is niet de minste: Cameron Shahbazi, bekend van optredens bij onder meer de DNO. Variërend van Händel (nota bene de rol van Tolomeo in Giulio Cesare) tot Willem Jeths (Ritratto, 2020).

De opvoering van Tolomeo in de NTR ZaterdagMatinee staat onder leiding van Giovanni Antonini, dirigent, blokfluit- en traversobespeler. Hij staat voor maar liefst twee ensembles die voor deze keer zijn samengevoegd: het Kammerorchester Basel en Il Giardino Armonico. Een podium vol musici voor een goed gevulde Grote Zaal.

Het verhaal van Händels Tolomeo

Het verhaal draait om twee broers, Tolomeo en Alessandro, die elkaars rivalen zijn. Tolomeo (Ptolemaeus) is koning van Egypte, Alessandro zijn jongere broer. Tolomeo is door zijn boosaardige moeder, de onverzettelijke koningin Cleopatra III afgezet ten gunste van Alessandro. Deze krijgt van haar de opdracht Tolomeo te doden, maar dat kan hij niet over zijn hart verkrijgen. Het gaat met andere woorden over macht en corruptie, wraak en verzoening en – hoe kan het ook anders in een opera – liefde …

De rol van zowel Tolomeo als Alessandro wordt vertolkt door een countertenor. Twee totaal verschillende stemmen: de voor een counter krachtig dragende stem van Shahbazi en de wat nasaler klinkende Christophe Dumaux, die al heel wat Händelrollen op zijn naam heeft staan. In zijn eerste aria spreekt Shahbazi de verschillende registers van zijn stem nadrukkelijk aan, later klinkt die stem egaler en fraaier van toon. En dat later volgt eigenlijk al snel in een kort arioso en een aria die hij beide heel ingetogen en indrukwekkend zingt. Zacht – zachter – zachtst, in gebaren ondersteund door dirigent Antonini, die door zijn knieën zakt en haast onder zijn lessenaar verdwijnt om dit te benadrukken.

Vuurwerk, virtuositeit en ingetogenheid

Ook het eerste applaus klinkt al gauw, na een aria van Seleuce, de vrouw van Tolomeo, gezongen door de sopraan Giulia Semenzato. Net als bij de andere vrouwelijke soliste, Giuseppina Bridelli zit er veel vocaal vuurwerk en virtuositeit in hun aria’s. Dat wordt nog eens benadrukt doordat Händel geen instrumentale soli voorschrijft, zodat alle aandacht naar de zangeressen uitgaat. Maar ook door de tempi die Antonini kiest. Hij zet er soms flink de sokken in, wat een extra uitdaging voor de solisten betekent.

Wat niet wil zeggen, dat er geen rustpunten in de opera zitten. Sterker nog: die vormen misschien nog wel méér dan de virtuoze aria’s de hoogtepunten van de middag. Neem bijvoorbeeld een andere, prachtig in a-b-a-vorm geschreven aria van Seleuce, na de pauze. Daarin wordt ze begeleid door con sordino (met dempers spelende) strijkers en getokkelde celli en (slechts twee) contrabassen. En ook de duetten tussen Seleuce en Tolomeo mogen er zijn. Net als het optreden van de enige solist die nog niet is genoemd: de bariton Riccardo Novaro. Alles met elkaar als gezegd een sterrencast.

Het orkest

Last but not least moeten beide tot één gesmolten orkesten worden genoemd. De strijkers maken hiervan het grootste deel uit. Aangevuld met twee blokfluiten, een traverso (die na de pauze overigens alweer is verdwenen), twee hobo’s, maar liefst drie fagotten – die zo een stevige basis onder het geheel leggen – twee hoorns die alleen in de ouverture en het slotkoor meespelen en er voor de rest werkeloos bijzitten, en een gezien de huidige opvattingen relatief kleine basso continuogroep: twee (!) klavecimbels die er samen lustig op los ruisen als plengen ze soms tranen (bijvoorbeeld in de aria Piangi pur, ma non sperare), een cello en een theorbe.

Een opera van bijna 3 uur, waar met volle aandacht naar wordt geluisterd, regelmatig onderbroken door applaus en met een staande ovatie tot slot. Ja, de NTR ZaterdagMatinee heeft het weer voor elkaar in hun Operaserie: een nauwelijks bekende opera onder het stof vandaan halen. In dit geval van Händel. Bravo! Brava! Bravi!

Theater / Voorstelling

Hoe eng is het eigenlijk om een voorstelling te maken?

recensie: De hondenpoepaanval – Wunderbaum/Theaterhaus Jena
Die Hundekot-AttackeJoachim Dette

Om een voorstelling te maken, heb je theatermakers nodig. En creativiteit. En een onderwerp. En heel veel doorzettingsvermogen en onderling vertrouwen. En publiciteit in de pers. Over het maakproces van een voorstelling gaat De hondenpoepaanval van Wunderbaum en Theaterhaus Jena. Een knappe, maffe, kritische voorstelling-in een-voorstelling-in-een-voorstelling.

Op 11 februari 2023 smeerde de gefrustreerde Duitse choreograaf Marco Goecke hondenpoep in het gezicht van een danscriticus die zijn voorstellingen voortdurend afbrandde. Het incident haalde de wereldpers. De aanval werd zowel schandalig als hilarisch gevonden, maar de frustratie van de choreograaf ook wel een beetje begrijpelijk: je gooit je ziel en zaligheid in de strijd om kunst te maken, maar een en dezelfde criticus maakt je keer op keer met de grond gelijk.

De zowel maatschappijkritische als geestige groepen Wunderbaum en Theaterhaus Jena gebruiken het hondenpoepincident om op een wonderlijke manier een vertelling neer te zetten over het maken van een voorstelling en alles wat daarbij komt kijken, van het eerste idee tot de uiteindelijke uitvoering.

Brieven

Op zes stoelen die maar een paar meter verwijderd staan van de eerste rij, nemen zes spelers plaats achter microfoons die hun stemgeluid versterken. Ze hebben allemaal een pak papier in de hand. Het zijn de uitgedraaide e-mails die vijf spelers en een gastdanseres elkaar hebben geschreven gedurende het maakproces van een voorstelling die het hondenpoepincident tot onderwerp heeft.

Elke schrijver leest zijn eigen brieven voor. De belangrijkste rode draad is de chronologie: de voorleessessie komt aanvankelijk over als een soort voorgelezen briefroman, waarvan de datum bepaalt wanneer een brief aan de beurt is. Maar regisseur Walter Bart laat de spelers niet alleen lezen. Ze acteren ook met hun gezicht, met hun handen. Ze reageren op elkaar, zijn boos, blij, verontwaardigd, geschokt, geïrriteerd.

Kwetsbaarheid

Op het eerste gehoor zijn het nogal koddige, triviale epistels. Maar wanneer je beter luistert, klinken alle twijfels en irritaties, maar ook de kracht en de creativiteit van de makers er doorheen. Ze gaan over de onzekerheid van theatermakers, hun kwetsbaarheid, over de neiging weg te lopen, niet te komen opdagen op repetities. Over het maakproces niet meer zien zitten, over het weigeren iets te doen, over het eisen iets te mogen doen.

Repetitieproces

Al is het incident met de choreograaf en de negatieve criticus het schijnbare onderwerp, in werkelijkheid gaat De hondenpoepaanval over een heel scala aan onderwerpen die tamelijk onvermijdelijk zijn tijdens het maak- en repetitieproces van een theatervoorstelling. Het smeden tot één geheel van alle losse spelers. Het elkaar leren vertrouwen en op elkaar leren bouwen. De onzekerheid over het eigen talent, ontstaan door wat de kranten schrijven. De onderlinge irritaties, de verliefdheden. Het lief doen tegen elkaar, maar achter elkaars rug negatief zijn. De angst voor slechte kritieken.

Terwijl aanvankelijk lijkt alsof ze stuk voor stuk gewoon hun mails voorlezen, krijgen de personages al snel een eigen karakter. Pina Bergemann lacht over alle onzekerheden heen. Nikita Buldyrski experimenteert onhandig met creativiteit. Henrike Commichau durft niet goed te zeggen wat ze echt vindt. Danseres Linde Decron is bloedserieus. Leon Pfannenmüller worstelt met trauma’s uit het verleden. Anna K. Seidel is een strak aangebonden maker die twijfelt aan haar motivatie om hier bij te zijn.

Droste-effect

Halverwege de voorstelling kantelt opeens de vertelling. Dat is een verrassing, die moeten we hier niet verklappen. En dan komt er nog een, en dan nog een, wat De hondenpoepaanval het Droste-effect geeft van een voorstelling-in-een-voorstelling-in-een-voorstelling. Grappig en origineel, maar ook volstrekt serieus. Zo laat deze zowel ironische als ernstige voorstelling zien wat theatermakers allemaal moeten overwinnen en doorstaan om uiteindelijk tot een product te komen.

De hondenpoepaanval wordt Duits gesproken, met Nederlandse boventiteling.

 

Concept: Wunderbaum
Choreografie: Edoardo Cino
Scenografie: Maarten van Otterdijk
Kostuum: Carolin Pflüger
Nederlandse vertaling: Andrea de Koning

Kunst / Reportage
special: Galerie Ron Mandos 25 jaar – A Celebratory Exhibition
25 Years of Galerie Ron Mandos - Photo by Benjamin Vanderveen - Shot Number -6Benjamin van der Veen

Een feestje aan de gracht

Galerie Ron Mandos bestaat 25 jaar. Dat willen ze laten weten ook. Het is feest! En wij willen meedoen, want het is een van de meest interessante en dynamische galeries in Amsterdam. De galerie vertegenwoordigt tal van bekende en minder bekende kunstenaars. Uit binnen- en buitenland en ín binnen- en buitenland. Op grote beurzen en in hun eigen galerie aan de Prinsengracht.

 

Diversiteit qua namen, stijlen en landen

Grote namen komen voorbij, zoals Katinka Lampe, Atelier Van Lieshout, Erwin Olaf, Isaac Julien, Remy Jungerman en ga zo maar door. Verschillende stijlen en media worden geëxposeerd en verkocht. Zoals keramiek, nieuwe media, films en installaties, foto’s, schilderijen, beeldhouwwerken en designs. De kunstenaars komen uit de hele wereld: uit Amerika, Curaçao, Australië, Oostenrijk, Maleisië en Slowakije. Ook zijn er kunstenaars aanwezig uit België en Nederland, zowel jong als oud.

Het begint allemaal in Mandos’ eigen huis in Rotterdam. Hij heeft van de bekende Vlaamse curator Jan Hoet afgekeken hoe het anders kan: kunstenaars die in particuliere woningen (Chambres d’Amis, in Gent) hun werk tonen. Nog steeds is de galerie geen standaard witte ruimte, maar groot, transparant en open naar de gracht; mensen kunnen langs lopen en naar binnen kijken.
Eenmaal binnen, kunnen ze zich laten verrassen. Je kunt de kunstwerken van álle kanten, of eens van een andere kant bekijken. En er eventueel met andere bezoekers over praten.

Dialoog

Dat laatste kun je bijvoorbeeld doen tijdens de opening van A Celebratory Exhibition, waar de 36 kunstenaars die Ron Mandos vertegenwoordigt elk twee nieuwe werken tonen. Muziekstukken, die iedere kunstenaar mocht uitzoeken, zorgen voor de samenhang tussen de tentoongestelde werken. Een werk dat inspireert bij het scheppingsproces. Door middel van QR-codes zijn ze te beluisteren.

Wat valt er zoal te zien? Werk van Levi van Veluw en Hans Op de Beeck. Van eerstgenoemde is t/m 25 augustus 2024 een fraaie tentoonstelling te zien in Singer Laren, van Hans Op de Beeck is momenteel ook kunst te zien in Kunsthal KAdE te Amersfoort (nog t/m 28 juli 2024). Of twee glazen vazen met scherven erin van Bouke de Vries. Gebroken kunst die hij weer heeft opgebouwd. Of mediakunst van Geert Mul (Twilight in color). Maar evenzogoed niet-westerse kunst, zoals de geometrische abstractie van de Zuid-Koreaanse kunstenaar Wonkun Jun (Untitled 1). Gekleurde vlakken die ratio en gevoel samenbrengen.

Dat alles in de galerie aan de Prinsengracht: een dialoog tussen de beschouwer en de kunstwerken én, als je geluk hebt, een gesprek met een verzamelaar of kunstenaar.

Theater / Voorstelling

Aanklacht tegen de oorlog vanuit vrouwelijk perspectief

recensie: Klytaimnestra – Stan/Olympique Dramatique & Toneelhuis
2Q5A6733Herman Sorgeloos

Wij (het publiek) gaan nu naar háár kant van het verhaal luisteren, zegt koningin Klytaimnestra. Misschien dat we dan haar bloedige wraak op haar man Agamemnon begrijpen. Want oorlog: dat is een verhaal over mannenmoed, bloedvergieten, moorden en verkrachten.

Tijd voor de versie van alle vrouwen die daarbij onder de voet worden gelopen, in een ingewikkelde vertelling rond de Trojaanse oorlog, gebracht door een collectief van STAN, Olympique Dramatique & Toneelhuis.

Klytaimnestra wacht op de terugkeer van haar man Agamemnon. Hij won de oorlog tegen de Trojanen, ten koste van de ondergang van Troje. Klytaimnestra (Maria Skoula) is niet zomaar kwaad: ze is wanhopig, wraakzuchtig, de blik vol ijzige haat. Agamemnon zal ervan lusten, als hij terugkomt. Want om deze oorlog succesvol te kunnen voeren, moest hij vóór vertrek hun dochter Iphigenia offeren, vermoorden dus, om de godin Artemis gunstig te stemmen.

Moord op Iphigenia

Zonder basiskennis over de Trojaanse oorlog is deze vertelling niet te volgen, dus eerst maar even een mini samenvatting. Aanleiding voor die oorlog is de ontvoering van de schone Helena. Zij is de vrouw van Menelaos, de koning van Sparta. De Trojaanse prins Paris heeft Helena ontvoerd naar Troje. Dat kan Menelaos natuurlijk niet over zijn kant laten gaan. Hij roept de hulp in van zijn broer Agamemnon, koning van Mycene, om samen ten strijde te trekken tegen Troje. Maar omdat het oneindig windstil blijft, kunnen de Griekse schepen niet naar Troje varen.

Agamemnon belooft daarop aan Artemis, godin van de jacht, zijn dochter Iphigenia te offeren, als Artemis het zal laten waaien. Zijn vrouw Klytaimnestra is niet in de deal gekend, is totaal kapot door de dood van haar dochter en zweert wraak. Wanneer Agamemnon na tien jaar oorlog als overwinnaar terugkeert, is het eindelijk Klytaimnestra’s tijd.

We kennen het verhaal vooral dankzij Aischylos’ trilogie Oresteia (457 voor Christus). Deze Klytaimnestra is een bewerking van het eerste deel ervan. En de koningin laat nu eens de vrouwelijke kant zien van de verschrikking die oorlog heet.

Grieks strand

Scenograaf Thomas Walgrave maakt van het verder lege podium in een kaal toneelhuis een soort arena met in het middel een cirkel van zand. Het is het strand vanaf waar de schepen uitzeilen, maar het is ook de Griekse aarde. Vanaf die plek spreekt Klytaimnestra aan het begin van de voorstelling haar publiek toe.

Zij wil het andere verhaal vertellen. Dat van de vrouwen. Die zomaar hun dochter geofferd zien om een oorlog te kunnen beginnen. Wier man tien jaar wegblijft, om terug te komen met een buitgemaakte minnares in hun kielzog. Die man zou de held zijn?! Welnee, hij is een klootzak. De vrouwen zijn het slachtoffer. En de koningin zal gerechtigheid halen.

Schimmenrijk

Wat volgt is een tamelijk onevenwichtige voorstelling, waarin acteurs beurtelings Grieks, Engels en Belgisch-Nederlands spreken, voorzien van Nederlandse boventiteling. De teksten zijn een mengelmoes van de Griekse teksten van Aischylos, de Engelse vertaling door Ted Hughes (1999) en de Nederlandse Bloedbad-vertaling van Gustav Ernst (2004).

De voorstelling begint in schemerduister van het schimmenrijk, het hiernamaals, met alleen licht hoog in de toneeltoren. Iphiginea – die gedurende de hele voorstelling op het podium aanwezig blijft – dans, rent, vecht. Zij verzorgt ook het enige licht: draagbare lampjes, die ze voortdurend verplaatst. Dan kondigt de heraut de terugkeer van Agamemnon aan.

Afstand tot personages

Lastig is dat het verhaal eigenlijk alleen wordt verteld, en bijna niet wordt gespeeld, niet wordt uitgebeeld. Daardoor wordt de voorstelling statisch, er ontstaat onvermijdelijk afstand tot de ellende van de personages. Wat mist, is bijvoorbeeld uitleg over wie-wie is: welk personage is aan het woord? Zo vertegenwoordigt een hele zwik acteurs Klytaimnestra, en is er een koorachtig gezelschap dat commentaren levert. Wanneer je het verhaal niet goed kent, wordt het zo echt lastig te volgen.
Regisseur Jolente De Keersmaeker mist zo de kans om haar insteek, de kant van de vrouwen, een duidelijke focus te geven, helderheid te verlenen.

Oogverblindend mooi

Niettemin zitten er in deze voorstelling een aantal memorabele, oogverblindend mooie, en zelfs geestige momenten. Zoals de opkomst van Agamemnon (Stijn Van Opstal) op een – Trojaans – houten paard waar overheen de Trojaanse zieneres Kassandra is gedrapeerd. Hoogtepunt van de voorstelling is Agamemnon die in een heuse badkuip na tien jaar eindelijk een bad neemt, waarbij symbolisch tien jaar stront en bloed van zijn lijf worden geweekt.

Stijn Van Opstal zet Agamemnon imposant, lomp en ijzingwekkend sterk neer. Hij verwoordt de mannelijke arrogantie, het totale gebrek aan mannelijke empathie met de vrouwen. Sara Haeck speelt met grote gebaren diverse vrouwenrollen met fraai cynisme, schimpend, snerend. Mooi is ook de tragische en wanhopige zieneres Kassandra van Gustavo Gláuber, die jammerend diens voorspellingen ziet uitkomen.

De acteurs zijn gehuld in alles van geïmproviseerde toga’s die bijeen worden gehouden door touwen en veiligheidsspelden tot sportbroekjes en trainingsjacks. De soundscape bestaat goeddeels uit muziek, van hardrock tot opera.

Aanklacht tegen oorlog voeren

Sinds het begin van de oorlogen in Oekraïne en Palestina is in de Nederlandse theaters hiermee minstens de derde voorstelling te zien op basis van de klassiek-Griekse teksten over de Trojaanse oorlog. Dood Paard bracht Women in Troy, as told by our mothers (2022), Toneelschuur Producties kwam met Huis van Troje. En nu dus deze Klytaimnestra. Drie aanklachten tegen oorlog voeren. Drie keer vanuit vrouwelijk perspectief. Oorlog voeren is duidelijk een mannendingetje.

 

Tekst: Aischylos, Ted Hughes, Gustav Ernst
Kostuums: Rachid Laachir
Scenografie en licht: Thomas Walgrave
Geluid: Jeroen Kenens

Kunst / Expo binnenland

Naar eigen zeggen

recensie: Expositie 'Manahahtáanung of Nieuw Amsterdam? Het Inheemse verhaal achter New York'

Vier eeuwen geleden begonnen Nederlandse kolonisten aan de bouw van Nieuw Amsterdam, het huidige New York. In het Amsterdam Museum belichten de nazaten van de verdreven inheemse bewoners van het gebied nu hun kant van het verhaal. Bezoekers worden gevraagd om goed te luisteren.

In 1624 kocht de West-Indische Compagnie bij de monding van de Hudson rivier een stuk land van de inheemse bevolking. Vooral de lucratieve handel in beverpelzen leek een goede reden om daar een Nederlandse vestiging te realiseren. Voor zestig gulden werd de WIC naar eigen idee eigenaar van de zuidelijke punt van het tegenwoordige Manhattan. Een gebied dat de toenmalige bewoners, Lenape indianen, Manahahtáanung noemden en dat vrij vertaald betekent: plaats van de okkernotenbomen. Dat de Lenape geen enkel begrip hadden van het idee van (exclusieve) eigendomsrechten en dachten dat ze het land gewoon zouden delen met nieuwkomers, kwam ze duur te staan.

Verdrijving

Al gauw bouwden de Nederlanders een muur om de Lenape buiten te sluiten; de naam ‘Wall Street’ herinnert nog steeds aan deze afscheiding. En zoals bekend wisten de Nederlandse en andere Europese kolonisatoren wel raad met verdere onteigening en verdrijving van de inheemse bevolking. Waar de Lenape begin zeventiende eeuw een groot aaneengesloten gebied bewoonden in wat nu vijf oostelijke staten zijn, leven ze in 2024 verspreid over tien kleine stukjes land in de VS en Canada. Slechts vier van die tien stukjes zijn officieel erkend, en in alle tien is het leven geen pretje. De circa 20.000 Lenape die het continent nu nog telt, leven vaak in armoede en achterstand en moeten alle zeilen bijzetten om te voorkomen dat hun cultuur verloren gaat.

Historische objecten en beschrijvingen

Deze brede context krijgt volop aandacht in de expositie Manahahtáanung of Nieuw Amsterdam? Het Inheemse verhaal achter New York. Aan Nederlandse zijde zijn er nog diverse historische objecten om tentoon te stellen. Een brief waarin de WIC triomfantelijk op de hoogte wordt gesteld van de koop van het land; oude geografische kaarten; een kleine replica van het schip ‘De Halve Maen’ waarmee kapitein Hudson – in Nederlandse dienst – in 1609 de baai binnenvoer … Er is wel het een en ander bewaard gebleven.

Exhibition Manahahtáanung or New Amsterdam. Amsterdam Museum. Picture by Mike Bink

Aan de kant van de Lenape ziet het er heel anders uit. Het enige tastbare wat er van de toenmalige Lenape nog is, bestaat uit zeer zeldzame beschrijvingen van anderen, van auteurs met een koloniale bril op de neus. Curiositeit en onbegrip voeren in die beschrijvingen de boventoon. En zoals we weten verandert dat de eeuwen daarna nauwelijks. In de westerse geschiedschrijving blijft het eigen verhaal van de Lenape – zoals van veel meer culturen – vrijwel geheel ondergesneeuwd. De vraag voor het museum en de inheemse vertegenwoordigers was dus: hoe brengen we dat verhaal in 2024 toch tot leven?

Hedendaagse kunst en video’s

De gevonden oplossing bestaat vooral uit presentaties van eigentijdse kunst en video’s waarin vertegenwoordigers van de Lenape vertellen over hun geschiedenis en cultuur. Er zijn bijvoorbeeld kleine, individuele handwerken te zien, allemaal met een eigen verhaal waar je even de tijd voor moet nemen. Of neem de talrijke ‘mixed media’ werken die samen door een Nederlandse en een inheemse kunstenaar zijn gemaakt. De reeks A Phantasmagorical Story of Manhatta Island – een co-productie van patricia kaersenhout en Leonard Harmon – toont de kijker een fascinerende mix van mogelijke en reële geschiedenis van het centrale eiland van New York. Hoe het is en hoe het had kunnen zijn …

Chief Urie Ridgeway. Amsterdam Museum, Françoise Bolechowski

Het verhaal en de cultuur van de Lenape zijn traditioneel alleen mondeling overgeleverd. Deze traditie wordt in de expositie mooi voortgezet en geëerd met video’s waarin vertegenwoordigers van de Lenape de bezoekers toespreken. Dat is niet de gewone run of the mill praktijk in musea natuurlijk, maar in veel opzichten een keuze die helemaal bij het onderwerp past. Dit vraagt wel een bepaald luisterend vermogen. Zo duurt de introductievideo van Chief Urie Ridgeway, leider van de Nanticoke Lenape Nation, al vijftig minuten. Maar dan krijg je ook wel wat te horen. Hij vertelt bijvoorbeeld wat hem is overgeleverd van de kolonisatie en het verzet ertegen, hoe het huidige bestaan van de Lenape eruit ziet, en hoe de gemeenschappen met veel moeite proberen hun levenswijze en spiritualiteit in stand te houden.

Nieuwe verbinding

Bij de presentatie van de tentoonstelling waren, zoals ook in het nieuws is geweest, diverse vertegenwoordigers van de Lenape aanwezig. Woordvoerder Brent Stonefish maakte er geen geheim van dat in zijn ogen ook Nederlandse excuses en financiële compensatie voor het aangedane leed op hun plaats zijn. Maar uiteindelijk staat de gezamenlijke onderneming sterk in het teken van dialoog, erkenning en een nieuwe verbinding. Als symbool van een betere toekomstige relatie kreeg het Amsterdam Museum een traditionele wampum-riem overhandigd. Een treffend gebaar, bij een baanbrekende expositie.

 

Behalve vertegenwoordigers van de Lenape en het Amsterdam Museum werkt ook het Museum of the City of New York mee aan deze tentoonstelling. In het najaar van 2025 zal in die stad een vervolg te zien zijn.

Theater / Voorstelling

Edele eenvoud en stille grootsheid

recensie: NTR ZaterdagMatinee 27 april 2024
145_GOKErardPleyel_20Kaspar Jansen

In het NTR ZaterdagMatinee op 27 april jl. staat werk van twee operacomponisten centraal: de wereldpremière van Viaggio italiano (Italiaanse reis) van de Nederlandse componist Willem Jeths en de Petite messe solennelle van de Italiaan Giacchino Rossini. Zoek de verschillen én de overeenkomsten, oftewel: de gemene deler.

De titel van het programmaboekje geeft dat laatste al weg: Jeths, Italië, Rossini en de dood. De dood dus.
Willem Jeths (geb. 1959) is van 2014-2016 de eerste Componist des Vaderlands. Hij heeft onder meer drie opera’s op zijn naam staan. En hij heeft een tweede huis in Italië, het land waaraan hij zijn hart heeft verpand. Viaggio italiano is geschreven voor gemengd koor (het Groot Omroepkoor), hobo (Hans Wolters) en piano (Thomas Beijer). De première staat onder leiding van Benjamin Goodson, de chef-dirigent van het onvolprezen Groot Omroepkoor.

145_GOKErardPleyel_12

© Kaspar Jansen

Willem Jeths, Italië en de dood

De dood vormt de spil van deze en veel andere composities van Jeths, zoals bijvoorbeeld het indrukwekkende orkeststuk Flux/Reflux (Eb/Vloed) dat hij schrijft na het overlijden van zowel zijn moeder als een van zijn oud-compositiedocenten, Tristan Keuris.
De tekst van deze spil uit Viaggio italiano is Tibi soli (Jij alleen) en bestaat uit twee delen. Ten eerste een anonieme notitie van een reisgenoot van de Nederlandse patriciërszoon Willem Carel Dierkens die – zoals in de achttiende eeuw wel gebruikelijk is in de betere kringen – een Bildungsreise naar Italië maakt. En ten tweede de tekst op zijn grafsteen (1778).

Een andere tekst, van Joseph Addison, gaat bijvoorbeeld over de ‘meest nobele architectuur en beeldhouwwerken, zowel oud als modern’. Opvallend is dat de componist hier kiest voor een mooie periodebouw (evenwichtige muzikale zinnen van ongeveer dezelfde lengte) in de hobosoli, als is het een eerbetoon aan de Italiaanse architect Palladio, aan edele eenvoud en stille grootsheid.

Zoals Jeths in een ander deel een hommage aan Vivaldi brengt. Door middel van een citaat uit Vivaldi’s Gloria, een hobosolo namelijk die even doet denken aan Anachronie II van Louis Andriessen. Andriessen schrijft daarin een heel hoboconcertje in die typerende barokstijl. Daar houdt de vergelijking overigens op, want Jeths is geen modernist en de tinten van het stuk zijn teer, als van een Italiaanse fresco of een schilderij van Rafaël.

Een mooi voorbeeld is de prachtige echo die de althobo en piano spelen nadat het koor heeft gezongen over het ‘telkens weergezien in Prato’ (Toscane), waardoor het weerzien een diepere laag krijgt. Zo’n echo heeft de uitwerking van een sluier die even wordt opgelicht. Een sluier die de dood ook niet afschrikwekkend doet overkomen, maar eerder omfloerst, als een voile.

Een diepere laag wordt verder niet aangeboord in de tekst, samengesteld door Kees Vlaardingerbroek, voormalig artistiek leider van het Matinee. Dat is misschien toch wel een beetje jammer. Ook het programmaboekje heeft het alleen over de Grand Tour, de Italiëreis in de zin van ‘een kruising tussen kunstreis en vakantie’, terwijl het voor iemand als Goethe méér is: een existentiële ervaring of crisis waarin hij zichzelf opnieuw wil uitvinden; ‘Et arcadia ego’ (Heimwee naar verloren geluk) was immers zijn motto.

Giacchino Rossini, Italë en de dood

Hoe anders is het palet van de bekende Petite messe solennelle van Rossini. Hier bestaat het namelijk voornamelijk uit felle kleuren, waarop zuidelijk zonlicht valt. Dan valt een pianissimo (zacht) gezongen woord des te meer op, zoals ‘miserere nobis’ (ontferm U over ons): miserere wordt krachtig gezongen en ‘nobis’ opeens zacht. Hier zijn de twee vrouwelijke solisten aan het werk: Rosa Feola (sopraan) en Rachael Wilson (mezzosopraan), waarvan de laatstgenoemde in het Agnus Dei wat gemaniëreerd overkomt. Iets soortgelijks gebeurt in het Credo, wanneer ingetogen wordt gezongen over het lijden van Jezus onder Pontius Pilatus, gevolgd door een kooruitbarsting wanneer het aansluitend over de opstanding gaat.

Ook bijzonder fraai is – nu we het toch over kleuren hebben – de kleuring van de instrumenten in het naspel na het Credo. Opvallend genoeg wordt er gekozen voor twee historische piano’s, een van Erard (1863) en een van Pleyel (1874), die samen met een harmonium de begeleiding verzorgen. Respectievelijk bespeeld door Thomas Beijer, Nicolas van Poucke en Dirk Luijmes. Beijer krijgt het voor elkaar om de lange pianosolo na het Credo, voorafgaand aan het Sanctus, onder zijn handen te laten zingen. Een Sanctus waarin tenor Josh Lovell, die op dreef lijkt te moeten komen, grip op de zaak krijgt. Een trio Feola-Wilson-Lovell dat wordt aangevuld door de mooie stem van de bas Emanuele Cordaro.

Al met al een prachtige Matinee, zowel wat de programmering als de uitvoering van beide composities, de première van Jeths en de verre van ‘petite messe’ van Rossini betreft. De laatste in de serie GOK & Friends van dit seizoen. Volgend seizoen staan ons meer mooie Matinees te wachten!

 

Film / Serie

Sterk drama over de onmenselijke keuzes van de Joodse Raad

recensie: De Joodse Raad
De Joodse Raad - de EOde EO

De vijfdelige dramaserie over de oprichting en het functioneren van de Joodse Raad legt ingewikkelde en pijnlijke geschiedenis bloot. De makers zetten een hoogwaardige Nederlandse serie neer, waarin onder meer Pierre Bokma en Claire Bender groots acteren. Een prestatie in onze historie van Nederlandse series.

Dramaserie De Joodse Raad vertelt in vijf delen het verhaal van het comité dat tijdens de Tweede Wereldoorlog regels tegen de Nederlandse Joden invoerde in opdracht van de bezetter. Het verhaal volgt voorzitters David Cohen (Pierre Bokma) en Bram Asscher (Jack Wouterse), en het gezin van Cohen in het bijzonder – waaronder zijn vrouw Cornelia (Monic Hendrickx) en dochter Virrie (Claire Bender). Met de aanstelling van de Joodse Raad in 1941 raken anti-Joodse maatregelen in een stroomversnelling. Waar hoogleraar Cohen en diamantair Asscher eerst nog goede hoop hebben op een gelijkwaardige samenwerking met de Duitse bezetter, blijkt deze (evident) grillig en onbetrouwbaar.

Vader versus dochter

De serie focust zich op de band tussen vader David en dochter Virrie en legt het grote contrast bloot tussen de twee. Virrie werkt eerst in een Amsterdams ziekenhuis, waarna ze in het verzet gaat. Ze helpt Joodse kinderen te verplaatsen van de crèche, tegenover de Hollandsche Schouwburg, naar onderduikadressen. David staat met ijzingwekkende dilemma’s aan het hoofd van de Joodse Raad, ten overstaan van de gehele Joodse gemeenschap. Zijn pragmatisme zit hem in de weg, en hij moet volgens hemzelf telkens kiezen tussen twee kwaden. Deze vorm werkt goed, en creëert tegelijkertijd een groter inlevingsvermogen bij de kijker. Je krijgt inzicht in het hachelijke functioneren van de Joodse Raad en stelt je tegelijk belangrijke vragen. Waren voorzitters Cohen en Asscher zo naïef? Werden ze overdonderd? Wat wist de Joodse Raad precies over het lot van de Joden?

Hoge productiewaarde

De Joodse Raad is een productie van hoog niveau. Vanuit de Nederlandse mediawereld is geregeld te horen: ‘Het gat met Amerikaanse films en series wordt steeds groter.’ Critici denken dat we het niveau van Hollywood niet kunnen bijbenen door allerlei redenen als lagere investeringen, gebrek aan artistieke vrijheid en belangenverstrengeling. Bij de coproductie van Levitate en de EO is in elk geval geen sprake van mindere kwaliteit. De enscenering in zijn geheel maakt indruk en doet met waarachtige kostuums en realistische decors niet onder voor kwalitatieve oorlogsfilms. Evenals het sterke dramaspel van de cast.

Confronterend

Hoe het is afgelopen voor de Joden is alom bekend. Met plaatsvervangende schaamte zien we in de miniserie hoe overlevende Joden bij terugkeer worden onthaald in Nederland. Huizen en inboedel die zijn geconfisqueerd; verloren kinderen die met tegenzin moeten worden ‘teruggegeven’; en zelfs door de Nederlandse overheid bevroren erfenissen van vermiste familieleden, die pas na tien jaar kunnen worden opgeëist na het achterhalen welke geliefden in welke volgorde zijn overleden. En de waanzin ervan is; dit is echt gebeurd. Pierre Bokma stelt in interviews dat dit een van de zwaarste rollen uit zijn carrière is. Die rol heeft hij in ieder geval met verve gespeeld. Een prachtige en confronterende serie over een zwarte bladzijde uit onze geschiedenis.

Kunst / Expo binnenland

Overrompelende overzichtstentoonstelling Abramović

recensie: Marina Abramović - Stedelijk Museum Amsterdam
Abramović's PortalPersmap Stedelijk Museum Amsterdam (https://www.stedelijk.nl/nl/persbeeld/marina-abramovic)

Of ze nog iets mag zeggen, vraagt Marina Abramović aan het eind van de perspresentatie van de grote overzichtstentoonstelling met haar werk in het Amsterdamse Stedelijk Museum. Ze zegt dat haar werk lang wordt genegeerd, maar dat ze liefheeft, vecht en uiteindelijk wint. Je kunt het opvatten als een variant op ‘Ik kwam, ik zag, ik overwon’, maar tegelijk is het statement ook een soort motto van de expositie.

Abramović komt in 1946 in Belgrado ter wereld, ziet in het Westen dat er ook wat kunst betreft meer vrijheid mogelijk is, overwint alle problemen waar ze tegenaan loopt en wordt een gevierd kunstenaar.

Alleen al de entree nodigt de bezoeker uit om door haar kunstwerk Portal, een poort van het mineraal seleniet, de tentoonstelling binnen te lopen. Fysiek én mentaal de tentoonstelling binnen te gaan. Abramović ziet dit binnenkomen als een overgang van onder meer donker naar licht. Het hóéft niet, je kunt er ook omheen lopen, net als bij het participatieve kunstwerk Imponderabilia waarin een naakte man en vrouw met de gezichten naar elkaar toe in een smalle deuropening staan. Als bezoeker kun je je voorzichtig tussen hen doorwurmen. Oorspronkelijk waren het Abramović en haar toenmalige partner Ulay (Frank Uwe Laysiepen, 1943-2020) die zo stonden, nu voeren 27 door het Marina Abramović Institute opgeleide jonge mensen deze en andere performances vier keer per dag uit in het Stedelijk Museum. Eén performance volgt nog tijdens het aanstaande Holland Festival in juni: The House with the Ocean View.

Ik kwam

De bezoeker die als der Dritte im Bunde participeert binnen een kunstwerk is kenmerkend voor het leven en werk van Abramović. Ze wordt geboren in een gezin waarin ze zich als derde, als enig kind, te veel voelt. Haar moeder is gewelddadig en Abramović wordt uiteindelijk opgevoed door haar grootmoeder. Zij brengt haar liefde voor beeldende kunst bij. Abramović begint met schilderen, maar wordt uiteindelijk vooral bekend door haar performances.
Een kunstenaar die vanaf het begin grote invloed op haar heeft, is de Roemeen Constantin Brâncuşi (1876-1957). Diens state of mind zet haar op het spoor van spiritualiteit, dat haar hele werk doordesemt. Dát, zegt ze tijdens de perspresentatie, is het belangrijkste, niet welk medium ze gebruikt.

Beide elementen, gewelddadigheid en spiritualiteit, komen samen in het eerste kunstwerk waar je als bezoeker tegenaan loopt als je door het Portal binnenkomt: Rhythm 0 (1974). Het is een lange tafel met een wit tafelkleed, als is het een altaar. Donker en licht, of hier liever goed en kwaad, staan als het ware naast elkaar uitgestald.

Rhythm 0

Zaaloverzicht, Marina Abramović, Stedelijk Museum Amsterdam, 2024. Foto: Peter Tijhuis

Wie de memoires (Walk through Walls, 2016) van Abramović heeft gelezen, herkent veel van de 72 objecten op tafel: een kleine revolver, een exemplaar van Dostojevski’s De idioot en messen aan de ene kant. Ze zijn gebruikt tijdens performances, al dan niet door een derde (het publiek) met soms bijna rampzalige gevolgen. Aan de andere kant tref je op de tafel bijvoorbeeld wijn en glazen, een kaars en een servet aan. Deze objecten komen allemaal later op de een of andere manier in de tentoonstelling terug, zoals in het eerder genoemde The House with the Ocean View in de laatste zaal. Dit werk bestaat uit drie sober ingerichte kamers (bad-, woon- en slaapkamer) die hoog aan de wand zijn bevestigd. De performer brengt er twaalf dagen dag en nacht in door, zonder te eten en te praten. Met een trap zou de performer eruit moeten kunnen. Alleen bestaan de sporten van de trap uit messen …

Ik zag

In 1976 verkast Abramović naar Amsterdam. Hier levert ze een indrukwekkende bijdrage aan de tentoonstelling Fuente: Juan de la Cruz 1591-1991 in de Nieuwe Kerk (1991-1992, niet in het Stedelijk Museum te zien). Vier torens met in het midden een leeg vierkant. Die leegte maakt het kunstwerk. Op het ene moment vormt licht dat op dat vierkant schijnt een kruisvorm op de grond, op een ander moment is het de schaduw van een mens (de derde) die dat doet. Je wordt uitgenodigd om als bezoeker onder een van de met een steen afgedekte torentjes te gaan staan. Wellicht zou je dan zoiets ervaren als ‘de duistere nacht van de ziel’ waar de mysticus Juan de la Cruz het over heeft.

Ik overwon

Zaaloverzicht Abramović

Zaaloverzicht, Marina Abramović, Stedelijk Museum Amsterdam, 2024. Foto: Peter Tijhuis

Abramović woont zo’n dertig jaar in Amsterdam. Thans is zij woonachtig in New York, waar ze in 2010 een grote tentoonstelling heeft in het Museum of Modern Art (MoMA). Deze expositie zet haar werk als grand lady van met name performances voor eens en altijd op de kaart. De huidige tentoonstelling in Amsterdam is volgens Rein Wolfs, directeur van het Stedelijk Museum, completer dan die van zes jaar geleden in Bonn. Alle aspecten van haar werk komen erin voor. ‘Van fysieke interactie en agressie naar stilte en spirituele verbinding’, stelt een tekstbordje. De goede verstaander begrijpt echter dat al deze aspecten van begin af aan al in haar kunst aanwezig zijn.

Het is een overrompelende ervaring, dit retrospectief van ruim zestig werken in de kelder van het Stedelijk Museum. Vormgegeven als een soort doolhof. En met de nadruk op reperformances en opnamen van performances op grote, hangende videoschermen. Schuren, zoals je zou verwachten, doen lang niet alle werken (meer). Misschien hier en daar een beetje, maar dan richting kitsch, zoals de foto Artist Portrait with a Candle. Maar er is genoeg aan dit weerzien te beleven om een gang naar het Stedelijk meer dan de moeite waard te maken.

Kunst / Expo binnenland

Eenzame ster?

recensie: Frans Hals - Rijksmuseum Amsterdam

Na de grote tentoonstellingen over Rembrandt (2015, 2019) en Vermeer (2023) komt het Rijksmuseum in Amsterdam nu met een overzichtstentoonstelling van Frans Hals waar 48 werken worden getoond. Volgens het museum zijn Rembrandt, Vermeer en Hals ‘De Grote Drie’.

Hals (1582/83-1666) is overigens van origine geen Nederlandse schilder; hij wordt in Antwerpen geboren. Zijn familie verhuist na de val van Antwerpen voor de Spaanse overheersing rond 1586 naar Haarlem. Het Frans Hals Museum in Haarlem wijdde een paar jaar geleden een tentoonstelling aan die Vlaamse nieuwkomers in hun stad. De tentoonstelling in het Rijks is ontstaan in samenwerking met het Frans Hals Museum, maar ook met de Staatliche Museen zu Berlin, Gemäldegalerie en The National Gallery in Londen. Alleen is het accent dat in elke stad wordt gelegd net even anders.

Gewoon genieten

BC-0005271

De luitspeler, ca. 1623, Olieverf op doek, 70 × 62 cm, Musée du Louvre, Parijs, Département des Peintures

In Amsterdam zijn wat meer werken te zien dan in Berlijn en Londen (bruiklenen uit Haarlem en het Mauritshuis in Den Haag) en is gekozen voor een wat meer ouderwetse opzet, met de 48 schilderijen ruim uit elkaar opgehangen op een donkerblauwe, en op de kopse kanten spierwitte achtergrond. Wat op deze manier helaas ontbreekt, en wat Berlijn straks wel biedt, is de context: wie beïnvloedde Hals en wie heeft hij zelf beïnvloed? (Antwoorden: hij schilderde zowel in een precieze stijl, zoals een portret van Jacobus Zaffinus, en beïnvloedde met zijn losse stijl onder meer een impressionist als Manet.)
Nu staat hij centraal als een eenzaam stralende ster, terwijl er uit één schilderij, de Vruchten- en groenteverkoopster, al valt op te maken dat een andere schilder eraan heeft meegewerkt: Claes van Heusden.

Wat blijft is dat je gewoon kunt genieten van wat je ziet. Voor veel bezoekers wellicht al voldoende gezien de drukte in de zalen. De summiere toelichtingen doen de rest. Soms saillante details weglatend, zoals bij twee genrestukjes: De luitspeler en de Jongen met fluit. Immers: een luit met rozet staat in de tijd van Hals voor het vrouwelijke geslachtsdeel en de blokfluit voor het mannelijke.

Singender Knabe mit Flîte

Jongen met fluit, ca. 1627, Olieverf op doek, 68,8 × 55,2 cm, Staatliche Museen zu Berlin, Gemäldegalerie, Berlijn

De Grote Drie?

Is het verhaal met Rembrandt, Vermeer en Hals nu rond? Eigenlijk niet. Het is vergelijkbaar met De Grote Drie in de literatuur (Mulisch-Reve-Hermans). Daarover is iedereen het inmiddels eigenlijk wel over eens, dat Hella Haasse daaraan dient te worden toegevoegd. Zo hebben we wat de schilderkunst betreft bijvoorbeeld Judith Leyster. Van haar is sinds kort een overigens duidelijk door haar leermeester Hals beïnvloed schilderij in de Eregalerij van het Rijksmuseum te zien. De diepgang van Leysters werk overtreft soms dat van Hals.

Vergelijk maar eens de gezichtsuitdrukking van een cellospelende man van Leyster (privécollectie, niet op de tentoonstelling) met een vioolspelende jongen van Hals. De eerste wordt zichtbaar geroerd door de muziek. De tweede ook wel, maar zijn gezicht drukt eerder sentimentaliteit uit. Dat is óók Hals. Uitzonderingen zoals het schitterend ingehouden Portret van Catharina Hooft en haar min en de vrouw op de Familiegroep in landschap niet te na gesproken. Het zijn die pareltjes die je naar Amsterdam zouden moeten lokken, niet louter het beeld van de Hals die zich beperkt tot lachen en humor.

Het zou leuk zijn als een volgende tentoonstelling er een rond bijvoorbeeld Judith Leyster zou worden. ‘Rond’ – want wat meer context zou fijn zijn, temeer daar haar oeuvre niet zo omvangrijk is. Daar zijn ze bij het Frans Hals Museum in Haarlem sterker in dan bij het Rijks. Eerlijk is eerlijk. Overigens was daar in 2009-2010 al een kleine overzichtstentoonstelling van haar werk te zien. En die smaakte naar meer.