Tag Archief van: Amsterdam

Theater / Voorstelling

De omgekeerde wereld

recensie: Lady Macbeth
Het Nationale Ballet - Lady Macbeth ©Altin Kaftira ALT07425Altin Kaftira

Al enige tijd wordt de aandacht steeds vaker gericht op sterke vrouwen uit de geschiedenis. Musea stellen ze centraal in exposities, van Artemisia Genteleschi tot Charley Toorop en Magdalena Abakanowicz. Maar ook de Nationale Opera & Ballet doen eraan mee. Na onder meer Frida en Mata Hari wordt nu Lady Macbeth in de aandacht gebracht.

In de tweede akte van Macbeth, het toneelstuk van William Shakespeare (1603-1606), verdwijnt Lady Macbeth opeens van het toneel. Veldheer Macbeth heeft met haar hulp bereikt wat hij wil: koning van Schotland worden. Nu is ze niet meer nodig en wordt afgedankt.

Typisch Shakespeare

Wat Helen Pickett (choreografie, regie en bewerking) en James Bonas (regie en bewerking) laten zien, is niet alleen hoe het bij Shakespeare allemaal zo is gekomen, maar vooral wat hij níet vertelt. En dan door de ogen van Lady Macbeth, die méér is dan de ambitieuze ‘vrouw van’. Het is eerder omgekeerd: Macbeth als ‘de man van’. De omgekeerde wereld dus.
De hoofdpersonages die Shakespeare ten tonele voert, zijn bij Pickett en Bonas teruggebracht tot vier solodansers: de complexe Lady Macbeth en Macbeth, Lady Macbeths vriendin Lady Macduff en Banquo, een andere Schotse veldheer en weer de vriend van Macbeth.

Opvallend in deze nieuwe productie van Het Nationale Ballet is dat er door de hele avondvullende voorstelling heen in formele zin wordt gewerkt met tweetallen, helemaal Shakespeare eigen, al vanaf diens vroege komedie Twee edellieden van Verona. Dit zorgt voor een sterke eenheid binnen het geheel. Het zijn namelijk niet alleen de pas de deux bij de dansers, maar ook verderop in het ballet tussen de dokter en een verpleegster die op verzoek van Macbeth diens in waanzin wegglijdende vrouw volgen in haar gang door het kasteel. Een kasteel dat al een beetje in verval begint te raken en dat ook nog eens symmetrisch, gespiegeld is opgebouwd. Aan de rekwisieten ervan is – net als voor de kostuums en decors – bijgedragen door crowdfunding.

Muziek van Peter Salem

En dan is er de eclectische muziek van componist Peter Salem (onder meer bekend door de muziek bij de serie Call the Midwife). In de eerste plaats is er hier ook weer een spiegeling: tussen de muziek die wordt gespeeld door Het Balletorkest onder leiding van Koen Kessels en de elektronisch opgewekte klanken. In de tweede plaats werkt de componist met wat hij noemt een vrouwelijke en een mannelijke sfeer, die haast doen denken aan een eerste en tweede thema uit de klassieke sonatevorm die vroeger mannelijk en vrouwelijk werden genoemd.

Daarmee zijn we er nog niet, want de monologen uit Shakespeares toneelstuk zijn muzikaal vertaald als soli, met name door een altviool. Het werkt niet als een Leitmotiv in die zin dat het een frase is die telkens terugkomt als in dit geval Lady Macbeth danst, maar wordt ingezet als haar stem. En als klap op de vuurpijl is er de humoristische banketscène aan het eind van de eerste akte waarin de attributen in de keuken (een spiegeling van de lange tafel van het banket…) een dialoog aangaan met het slagwerk uit het orkest.
Ik (Els van Swol) geef het stokje nu door aan Lisa Wibier.

Verhalende dans

Shakespeare inspireert de danskunst al vele decennia, met het ballet Romeo en Julia als bekendste voorbeeld. Om zo’n eeuwenoud toneelstuk succesvol te kunnen vertalen naar een vernieuwende choreografie dient er een evenwicht te zijn tussen uitdagende danselementen en verhalende bewegingen, de zogenoemde gesture language. De choreografie van Pickett legt vooral de nadruk op het tweede. Hierdoor is het stuk goed te volgen voor het publiek, maar de talentvolle solisten van Het Nationale Ballet kunnen op technisch vlak veel meer. Een combinatie waarbij het publiek in applaus kan uitbarsten (zoals de beroemde 32 fouettés uit het Zwanenmeer) ontbreekt. Toch zal het publiek zeker onder de indruk zijn van dit ballet. Alle solisten en het corps de ballet dansen hun rollen met karakter en zij voeren de choreografie nagenoeg perfect uit.

De choreografie van Lady Macbeth bevat moderne kenmerken, maar volgt ook duidelijk de traditie van grote voorgangers als Marius Petipa. Daarbij voegt Pickett verrassende elementen toe aan de choreografie om het geheel afwisselend te maken, zoals het geklap op een door Schotse traditionele dans geïnspireerde groepschoreografie en het gebruik van keukengerei en -meubilair tijdens de al genoemde banketscène.

Meer vrouwen!

Het klassieke ballet is – net als vele andere kunstvormen – decennialang onderworpen geweest aan de male gaze: prima ballerina’s moeten de ultieme schoonheid belichamen, de beloning waar de prins voor strijdt. Lady Macbeth is een geslaagde toevoeging aan de reeks avondvullende balletten over inspirerende vrouwen, die deze traditie veranderen. De verhalende choreografie, de mooie kostuums en het grimmige decor maken het een boeiende voorstelling voor een breed publiek. Daarbij zijn de thema’s van dit eeuwenoude verhaal, waarin de ambitieuze Lady Macbeth in een door mannen gedomineerde wereld te gronde wordt gericht, nog altijd zeer relevant!

Theater / Voorstelling

De omgekeerde wereld

recensie: Lady Macbeth
Het Nationale Ballet - Lady Macbeth ©Altin Kaftira ALT07425Altin Kaftira

Al enige tijd wordt de aandacht steeds vaker gericht op sterke vrouwen uit de geschiedenis. Musea stellen ze centraal in exposities, van Artemisia Genteleschi tot Charley Toorop en Magdalena Abakanowicz. Maar ook de Nationale Opera & Ballet doen eraan mee. Na onder meer Frida en Mata Hari wordt nu Lady Macbeth in de aandacht gebracht.

In de tweede akte van Macbeth, het toneelstuk van William Shakespeare (1603-1606), verdwijnt Lady Macbeth opeens van het toneel. Veldheer Macbeth heeft met haar hulp bereikt wat hij wil: koning van Schotland worden. Nu is ze niet meer nodig en wordt afgedankt.

Typisch Shakespeare

Wat Helen Pickett (choreografie, regie en bewerking) en James Bonas (regie en bewerking) laten zien, is niet alleen hoe het bij Shakespeare allemaal zo is gekomen, maar vooral wat hij níet vertelt. En dan door de ogen van Lady Macbeth, die méér is dan de ambitieuze ‘vrouw van’. Het is eerder omgekeerd: Macbeth als ‘de man van’. De omgekeerde wereld dus.
De hoofdpersonages die Shakespeare ten tonele voert, zijn bij Pickett en Bonas teruggebracht tot vier solodansers: de complexe Lady Macbeth en Macbeth, Lady Macbeths vriendin Lady Macduff en Banquo, een andere Schotse veldheer en weer de vriend van Macbeth.

Opvallend in deze nieuwe productie van Het Nationale Ballet is dat er door de hele avondvullende voorstelling heen in formele zin wordt gewerkt met tweetallen, helemaal Shakespeare eigen, al vanaf diens vroege komedie Twee edellieden van Verona. Dit zorgt voor een sterke eenheid binnen het geheel. Het zijn namelijk niet alleen de pas de deux bij de dansers, maar ook verderop in het ballet tussen de dokter en een verpleegster die op verzoek van Macbeth diens in waanzin wegglijdende vrouw volgen in haar gang door het kasteel. Een kasteel dat al een beetje in verval begint te raken en dat ook nog eens symmetrisch, gespiegeld is opgebouwd. Aan de rekwisieten ervan is – net als voor de kostuums en decors – bijgedragen door crowdfunding.

Muziek van Peter Salem

En dan is er de eclectische muziek van componist Peter Salem (onder meer bekend door de muziek bij de serie Call the Midwife). In de eerste plaats is er hier ook weer een spiegeling: tussen de muziek die wordt gespeeld door Het Balletorkest onder leiding van Koen Kessels en de elektronisch opgewekte klanken. In de tweede plaats werkt de componist met wat hij noemt een vrouwelijke en een mannelijke sfeer, die haast doen denken aan een eerste en tweede thema uit de klassieke sonatevorm die vroeger mannelijk en vrouwelijk werden genoemd.

Daarmee zijn we er nog niet, want de monologen uit Shakespeares toneelstuk zijn muzikaal vertaald als soli, met name door een altviool. Het werkt niet als een Leitmotiv in die zin dat het een frase is die telkens terugkomt als in dit geval Lady Macbeth danst, maar wordt ingezet als haar stem. En als klap op de vuurpijl is er de humoristische banketscène aan het eind van de eerste akte waarin de attributen in de keuken (een spiegeling van de lange tafel van het banket…) een dialoog aangaan met het slagwerk uit het orkest.
Ik (Els van Swol) geef het stokje nu door aan Lisa Wibier.

Verhalende dans

Shakespeare inspireert de danskunst al vele decennia, met het ballet Romeo en Julia als bekendste voorbeeld. Om zo’n eeuwenoud toneelstuk succesvol te kunnen vertalen naar een vernieuwende choreografie dient er een evenwicht te zijn tussen uitdagende danselementen en verhalende bewegingen, de zogenoemde gesture language. De choreografie van Pickett legt vooral de nadruk op het tweede. Hierdoor is het stuk goed te volgen voor het publiek, maar de talentvolle solisten van Het Nationale Ballet kunnen op technisch vlak veel meer. Een combinatie waarbij het publiek in applaus kan uitbarsten (zoals de beroemde 32 fouettés uit het Zwanenmeer) ontbreekt. Toch zal het publiek zeker onder de indruk zijn van dit ballet. Alle solisten en het corps de ballet dansen hun rollen met karakter en zij voeren de choreografie nagenoeg perfect uit.

De choreografie van Lady Macbeth bevat moderne kenmerken, maar volgt ook duidelijk de traditie van grote voorgangers als Marius Petipa. Daarbij voegt Pickett verrassende elementen toe aan de choreografie om het geheel afwisselend te maken, zoals het geklap op een door Schotse traditionele dans geïnspireerde groepschoreografie en het gebruik van keukengerei en -meubilair tijdens de al genoemde banketscène.

Meer vrouwen!

Het klassieke ballet is – net als vele andere kunstvormen – decennialang onderworpen geweest aan de male gaze: prima ballerina’s moeten de ultieme schoonheid belichamen, de beloning waar de prins voor strijdt. Lady Macbeth is een geslaagde toevoeging aan de reeks avondvullende balletten over inspirerende vrouwen, die deze traditie veranderen. De verhalende choreografie, de mooie kostuums en het grimmige decor maken het een boeiende voorstelling voor een breed publiek. Daarbij zijn de thema’s van dit eeuwenoude verhaal, waarin de ambitieuze Lady Macbeth in een door mannen gedomineerde wereld te gronde wordt gericht, nog altijd zeer relevant!

Theater / Voorstelling

Breed palet van emoties in virtuoze dansvoorstelling

recensie: Home – ISH Dance Collective
ShotsByJuv_Home_SCENEFOTOGRAFIE--31 kopieShotsByJuv

Thuis is waar de bank is. Vier dansers zitten, staan, hangen, klauteren over een crèmekleurige bank, een chaise-longue, een fauteuil en een hocker. Het decor van Home van choreograaf Denden Karadeniz laat niets te raden over: dit is een huiskamer. Na aanvankelijke harmonie, ontwikkelen zich al snel conflicten en competitie in deze huiselijke omgeving.

De plek, de aanpak en het gezelschap suggereren een vorm van isolement in Home van ISH Dance Collective. Is dit een studentenhuis? Een woongroep? Heerst er een coronapandemie, waardoor de vier dansers de ruimte niet uit mogen en tot elkaar zijn veroordeeld?
Waar het isolement aanvankelijk in harmonie wordt verdragen, ontstaan al snel kleine en steeds grote wordende irritaties, ondersteund door een elektronische soundscape die de handeling ondersteunt. (componist: Simone Giacomini).

Talent

ISH Talent biedt beginnende makers de kans een eigen dansvoorstelling te ontwikkelen. Onder die Talent-vlag maakt de bevlogen Denden Karadeniz Home. Karadeniz is danser, hij danste onder andere bij ISH. Daarnaast is hij choreograaf. Hij hoort tot de makers die zeer serieus aan de slag gaat met hedendaagse dansstijlen. Zo heeft hij het Zero Dance Theatre opgericht, een contemporary fusion-dansgroep. Contemporary fusion is een mengvorm die moderne dans, breakdance, acrobatiek, hiphop, vogue en streetdance combineert tot een dynamisch en grenzeloos geheel.

Stoelendans

Met Home maakt Karadeniz deels een verhalende voorstelling met dansers Amalia Stitz, Noor Jayani, Maxim Kuznetsov en Giulio Hoxhallari. In een carré-vormige ruimte delen de vier in eerste instantie de grote bank. Alsof ze gezamenlijk televisie zitten te kijken. Maar al snel ontstaat een soort stoelendans waarbij de dansers steeds verwisselen van plek. Er ontstaat verveling, onderlinge irritatie. Ze staan, liggen, hangen, lopen, stuiteren, glijden op en over de zitelementen.
Die zitelementen zijn meteen de rekwisieten, die veranderen van plaats, gaan rechtop, ondersteboven, tegen elkaar aan en van elkaar af.

Oogstrelend

Je kunt in Home thema’s en vertellingen zien. De dansers spelen met balans en disbalans. Met steeds wisselende emoties. Met elkaar aantrekken of juist afstoten. Met vrolijkheid en agressie. Er zijn fragmenten met zijn vieren, met trio’s, duetten, en er zijn solo’s. De dansers concurreren, werken samen, vormen bondjes of zijn vijanden. Ze vertrouwen of wantrouwen elkaar. Ze ondersteunen en bestrijden elkaar.
In een beklemmend fragment lijkt Maxim Kuznetsov levend begraven te worden door de grote bank, maar hij ontworstelt zich daaraan. Giulio Hoxhallari is sterk in een soort neurotische lichaamstaal, en mag op zeker moment op de sofa bij de psychiater om af te reageren.

Home is een oogstrelende, virtuoze voorstelling van een getalenteerde choreograaf, met sterke dansers die zich vol storten in deze veelzijdige, fascinerende dansvorm.

Tekst: Wajdi Mouawad
Lichtontwerp: Mike den Ottolander
Licht en geluid: Menno Drost
Componist: Simone Giacomini

Theater / Interview
special: Een boodschap aan mijn vaak stille Europese publiek
Copy-of-THE-HORSE-OF-JENIN_TROUPE-COURAGE©Kamerich-Budwilowitz-9Kamerich & Budwilowitz

Een gesprek met theatermaker Alaa Shehada over zijn voorstelling ‘The Horse of Jenin

Ik ontmoet Alaa Shehada in de foyer van Bellevue Theater, nadat ik zijn voorstelling The Horse of Jenin heb gezien. In 70 minuten deelt Alaa verhalen over zijn jeugd, over een Duitse kunstenaar die een enorm paard creëerde uit het puin in de Palestijnse stad Jenin, over hoe datzelfde paard een plek werd waar Alaa speelde met vrienden en flirtte met zijn eerste liefde, en een symbool van vrijheid en verbeelding werd. En over hoe het paard uiteindelijk door het Israëlische leger werd gestolen.

Alaa, kan je vertellen wanneer theater een rol in je leven ging spelen?

Als je op zoek bent naar een romantisch verhaal over een grote inspiratie, dat heb ik niet. Het was eerder een gevoel vanuit mezelf. Ik keek tv als kind, en steeds ging dat innerlijke gevoel toe naar het imiteren wat ik zag op tv. Ja, mijn innerlijke kind voelde: ‘Ik wil spelen.’

In 2009 begon ik als student bij The Freedom Theatre in Palestina. Vier jaar kreeg ik daar theaterles. Ik vond de opleiding heel goed, er kwamen internationale leraren van over de hele wereld lesgeven. Sommigen goed, sommigen erg slecht. Westerse leraren met een houding van ‘ik ga eens even lesgeven in Palestina, even te ervaren hoe het hier is, om te leven onder onderdrukking’.

Kan je iets vertellen over het ontstaan van de voorstelling, waar begon het idee?

Helaas was dat nadat het Israëlische leger het kunstwerk van het Paard, waar de voorstelling over gaat, stal en meenam uit Jenin. Het was voor mij en voor iedereen in Jenin heel zwaar om dat te zien gebeuren. Dus toen ben ik begonnen erover te schrijven. Eerst in een korte monoloog van vier minuten. Ik presenteerde die monoloog op verschillende evenementen, ook hier in Amsterdam, en het sprak mensen aan. Ik ben er aan blijven schrijven, (samen)werken en improviseren, tot dat het was wat het nu is.

In de voorstelling werk je met maskers, wat voor maskers zijn dat?

De maskers die we gebruiken zijn gebaseerd op de techniek van de Commedia dell’arte, een oude Italiaanse improvisatiestijl. Dit is een acteerstijl waarbij je met een masker verschillende personages tot leven brengt.

Katrien, de oprichter van Troupe Courage, gaf les in het Freedom Theatre in Palestina toen ik daar student was. Later ben ik met haar naar Amsterdam gegaan, en sindsdien werken we al 15 jaar samen. Samen ontwikkelden we workshops en gaven we lessen.

Binnen Troupe Courage hebben we de maskertechniek verder ontwikkeld tot de zogenoemde Troupe Courage-stijl. We staan er internationaal om bekend hoe we Commedia uit zijn stoffige context hebben gehaald en er universeel en tijdloos theater van hebben gemaakt, waarmee we de wereld rondreizen. We gebruiken de maskers niet alleen in onze voorstellingen, maar ook als hulpmiddel in onze workshops. Ze helpen acteurs bij het aanleren van specifieke acteertechnieken en lichaamsexpressie. Met een masker op wordt de focus verlegd naar fysiek spel, waardoor je je lichaam bewuster en effectiever leert gebruiken.

Copy-of-THE-HORSE-OF-JENIN_TROUPE-COURAGE©Kamerich-Budwilowitz-14

© Kamerich & Budwilowitz

Hoe is het om te werken aan scènes uit je eigen jeugd?

Het is natuurlijk heel gevoelig materiaal, en het is gevoelig en persoonlijk om die verhalen te delen met anderen. Maar tegelijkertijd ben ik me heel bewust van het belang van deze verhalen. Ik deel ze niet alleen voor mezelf maar ook vanuit een bepaalde vrijgevigheid. Ja, het is mijn persoonlijke verhaal maar het representeert alle Palestijnse jongens die zijn opgegroeid in een onderdrukt, geoccupeerd land. Dus het is tegelijkertijd mijn verhaal als het verhaal van alle Palestijnse kinderen.

In je voorstelling spreek je het Nederlandse publiek direct aan op hun ongemakkelijke zachte lachjes, in tegenstelling tot de uitbundige, harde lach uit jouw cultuur. Ik herkende meteen wat je zei, dat ongemakkelijke van het Nederlands publiek.

Nederland heeft zijn eigen cultuur natuurlijk en ik vind de mensen hier allemaal heel lief hoor. Mijn drama gaat juist over het uitwisselen van ideeën, gedachten en expressies tussen verschillende culturen. We moeten dat nemen hoe het is, en ermee spelen. Ik maak grapjes over de Nederlandse cultuur, maar de meeste grappen maak ik over mezelf en mijn cultuur. Nederlanders kunnen soms heel beschermend worden als je grappen maakt over hun cultuur. Maar juist dát punt, dat schrijnende, de plek waar het schuurt, is waar humor interessant wordt.

Wat is de rol van humor in jouw werk?

Komedie is een heel goed middel om verhalen en situaties om te keren. Grapjes maken van fucked-up situations. Mijn focus als maker ligt op het ‘omflippen’ van het verhaal. Hoe kan ik een situatie helemaal omkeren? Bijvoorbeeld ook in mijn werk als clown voor kinderen in ziekenhuizen. Daar kiepert humor de boel ook omver. Humor is deel van ons dagelijks leven, sterker nog, het is een manier om te overleven.

Dank Alaa, voor je mooie werk. Als laatste vraag: wat wil je dat deze voorstelling teweegbrengt?

Deze voorstelling is ook een boodschap aan mijn, vaak stille, Europese publiek, over hun rol. Of je het wil of niet, ook de Nederlandse overheid is onderdeel van de onderdrukking. Ik denk dat deze voorstelling meer empathie teweeg kan brengen dan bijvoorbeeld een nieuwsbericht, juist omdat het verhaal wordt ‘omgeflipt’ met humor en persoonlijke, kinderlijke herinneringen. Mijn verhaal op toneel gaat over een jongen die opgroeit in Jenin. Maar jij bent toch ook opgegroeid in je eigen huis en stad?

The Horse of Jenin is deze hele week te zien in Bellevue en daarna nog in Deventer, Broek in Waterland, Leiden en Groningen. Ga dat zien!

Theater / Voorstelling

Sprookjesachtige zwanenzang van een stervende mens

recensie: Requiem voor de Onwerkelijkheid – Silbersee
Requiem - Bowie VerschuurenBowie Verschuuren

Wat gaat er door een mens heen wanneer hij weet dat zijn laatste uur heeft geslagen, wanneer hij de dood in de ogen kijkt, dus? Schrijver Toon Tellegen maakt een soort gedachteoefening van dit vraagstuk in Requiem voor de Onwerkelijkheid. Muziektheatergroep Silbersee tovert deze overpeinzing om in een wonderschone voorstelling.

Als je weet dat je doodgaat, leg je je daar dan bij neer? Of verzet je je tot het uiterste, bedenk je uitwegen om die laatste adem nog even uit de stellen? De man (Hans Croiset) in Requiem voor de Onwerkelijkheid verzint een reeks aan excuses en uitvluchten om de dood zo lang mogelijk op afstand te houden.

Tegelijkertijd komen herinneringen bovendrijven, verschijnen dierbaren die allang dood zijn voor het geestesoog. Het stervensproces is zo een mengelmoes van heden en verleden.

Jheronimus Bosch

Requiem voor de Onwerkelijkheid is vormgegeven als een soort koortsdroom. De stervende mens is omgeven door fabeldieren die sterk doen denken aan de figuren uit het werk van de schilder Jheronimus Bosch. Dansers, zangers, musici dragen allen fantastische kostuums (kostuums: Bart Hess).

De Dood (Carlos Refos) draagt bijvoorbeeld een strakke bruine bodystocking waarop aan alle kanten handen zijn geprint, plus een lange fallus. Zangers hebben tepels waaruit extreem lange, dunne uiers steken, en ze dragen geschubde staarten aan beide billen. Het koor heeft bodystockings met een reeks borsten erop geprint. Een lepelaar draagt een gewei op het hoofd. De toetsenist (Albert van Veenendaal) is een engel met grote bruine opblaasbare vleugels. De gitarist (Corrie van Binsbergen) draagt een soort helm die opgebouwd lijkt uit saté-prikkers, zodat ze eruit ziet als een egel.

Er gebeurt zó veel tegelijkertijd, dat je bijna niet weet waar je moet kijken. Dit pandemonium van engelen, duivels en dieren is een goed geoliede machine, regisseur Romain Bischoff heeft de teugels strak in handen.

Zwanenzang

De speelvloer wordt overvleugeld door een reusachtige zwarte kraai op de achtergrond, waarin je ook een crucifix kunt zien. De Dood klimt erin, en beziet zo de stervende mens van bovenaf. Rechts op de speelvloer staat een bed, waarop de stervende man echter zo min mogelijk gaat liggen. Liever zit hij uiterst links op een stoel, van waar af hij zijn zwanenzang uitspreekt. Nu en dan legt de Dood – of is hij een engel, of zelfs de Duivel? – zijn hoofd in de schoot van de man.

Pleiten

Requiem voor de Onwerkelijkheid is een monoloog, uitgesproken en gespeeld door de ijzersterke Hans Croiset, zelf inmiddels 89 jaar. ‘Aan het eind van mijn leven kwam een engel me tegemoet… Mijn dood was daar.’ De hoogbejaarde, maar zeer vitale Croiset speelt de stervende mens met een zekere lichtvoetigheid, met ironie in stem en spel. Listig ook: hij probeert steeds de Dood te slim af te zijn. Hij lacht, moppert, schimpt. Pleit voor méér tijd, al weet deze mens dat die er niet in zit.

De tekst van Toon Tellegen wordt doorsneden door muziek, door dans, door loepzuiver gezang, door een koor dat onder andere ‘Kyrie!’ zingt: ‘Heer!’ De muziek klinkt eeuwenoud, maar is gecomponeerd door Corrie Binsbergen.

Het decor houdt het midden tussen een kerststal en een naargeestig sprookjesbos (decor: DoorDouwe). In deze voorstelling zit veel katholieke symboliek, van het Lam Gods (Jezus die zijn leven offert voor de mensheid) tot de biechtstoel achter de stervende man.

Totaaltheater

De première wordt gespeeld in de katholieke kerk De Duif aan de Prinsengracht in Amsterdam. Die setting draagt beslist bij aan de theatrale kracht van dit overlijdensritueel. Strikt genomen is een requiem in de katholieke kerk een mis die wordt gehouden voor iemand die al is overleden, maar een kniesoor die daarop let. Silbersee speelt deze weergaloos mooie voorstelling slechts een dozijn keer. Het is voor de liefhebber dus een kwestie van er op tijd bij zijn. Fraaier dan dit, wordt totaaltheater niet.

Requiem voor de Onwerkelijkheid – Silbersee, in coproductie met Consensus Vocalis

Tekst: Toon Tellegen
Compositie: Corrie van Binsbergen
Decor: DoorDouwe
Kostuums: Bart Hess
Licht: Bogi Bakker
Hoofd techniek Richard Bron 
Hoofd geluid: Maurits Thiel 

Theater / Voorstelling

Een hysterische voorbereiding op een bruiloft

recensie: Ja, ik wil - Theater BV
foto: annemieke van der togtAnnemieke van der Togt

Jenny en Bob gaan trouwen en de nieuwe Nederlandse musicalcomedy Ja, ik wil volgt de tamelijk hysterische voorbereidingen voor hun huwelijksdag.

Na het succes van de musicalcomedy Blind Date, die bekroond werd met drie Musical Awards, brengt producent Theater BV nu het vervolg Ja, ik wil. Een musicalcomedy die ook prima te volgen is zonder het eerste deel (waarin Jenny en Bob elkaar ontmoeten) gezien te hebben. Dat is de conclusie die ik kan maken doordat ik simpelweg zelf het eerste succesvolle deel niet gezien heb.

Herkenbare hysterie

Huwelijksvoorbereidingen zijn stressvol en anno 2025 vaak nog vrij traditioneel, zo ook bij Jenny en Bob. Jenny wil graag ten huwelijk gevraagd worden door Bob en in plaats van zelf in actie te komen, blijft ze bij Bob hinten totdat hij het zelf doet. Toch lijkt het stel niet zo heel traditioneel, want ze willen op het geld letten, hebben totaal verschillende stijlen en wit vindt vooral Jenny een saaie kleur. Toch is hun omgeving wat traditioneler, hun ouders adviseren over de telefoon en vooral weddingplanner Koos vindt dat men zich aan tradities moet houden.

De worstelingen van het koppel over gastenlijsten, trouwjurken en duiven zijn niet origineel, maar wel herkenbaar. Dertig jaar geleden maakte men zich hier zorgen over, maar menig toekomstig echtpaar doet dat vandaag de dag nog steeds.

Paul Groot steelt de show

Ja, ik wil wordt verteld door drie acteurs Brigitte Heitzer (Jenny), Freek Bartels (Bob) en Paul Groot (Koos en alle andere rollen). Brigitte en Freek zijn als koppel aan elkaar gewaagd, maar Paul steelt de show door op flitsende wijze alle andere rollen te spelen. Het toppunt is het vrijgezellenfeest waarbij Paul tegelijkertijd de vrouwelijke én mannelijke stripper speelt. Paul steelt de show echt in de eerste akte, die toch vrij lang is. Elk onderdeel van het voorbereiden van de bruiloft komt uitgebreid aanbod.

De tweede akte heeft meer vaart, want dan wordt het pas echt hysterisch en komen ook Freek en Brigitte wat beter uit de verf. Freeks hoogtepunt is het zowel positieve als negatieve bruilofts-ABC.

Musicalcomedy

Wie naar Ja ik wil gaat hoeft geen grote meeslepende musical te verwachten, het is immers een nieuwe Nederlandse musicalcomedy. Het moet dus vooral luchtig en grappig zijn. Natuurlijk is er muziek, er staat zelfs de hele tijd een live band op het toneel, maar geen enkel nummer blijft echt hangen. Er is weinig decor en er zijn geen spectaculaire kostuums, maar dit is ook allemaal niet nodig. Het draait in een musicalcomedy vooral om het ‘comedy’ element en minder om de ‘musical’. De grappen zijn hier en daar goed gevonden, maar de humor is soms ook behoorlijk flauw. Vooral het snelle schakelen van Paul Groot zorgt voor vaart en een lach.

Kortom, Ja, ik wil is een degelijke musicalcomedy, niet heel bijzonder, maar wel een leuk avondje uit.

Theater / Voorstelling

Als je een mens alles afneemt, hoe belangrijk is dan nog het leven?

recensie: De wand - ITA Ensemble
Vrouw op zwarte aarde© Fabian Calis

Een wasteland is het: een kaalgeslagen, zwarte wereld waarin niets rest dan een vrouw en een hond, die toevallig gespaard zijn gebleven. We kijken in De wand van ITA Ensemble naar een wereld na een allesvernietigende ramp. Daarin moet die ene, alleen overgebleven vrouw zien te overleven, terwijl vrijwel alle bestaansmiddelen haar uit handen zijn geslagen.

Wanneer De wand begint, zit het naamloze personage (gespeeld door Chris Nietvelt) al tweeënhalf jaar in haar eentje op een berg. Ze heeft besloten op te schrijven wat haar is overkomen, beginnend bij de dag waarop haar zus en zwager vanaf de berg naar het dorp in het dal afdaalden. Alleen de hond is teruggekeerd naar boven. Als de vrouw gaat kijken waar haar familieleden zijn gebleven, stuit ze op een onverzettelijke glazen wand. Daar houdt haar wereld op. Voorgoed, zo lijkt het. Er heeft zich een natuurramp voltrokken waaraan zij klaarblijkelijk is ontsnapt.

Zelfvoorzienend

Wat zou een hedendaagse mens doen wanneer alle bekende middelen van bestaan ontbreken? Wanneer zij zich eigenhandig moet zien te redden, van eten vinden tot zich verhouden tot seizoenen en weersinvloeden? De naamloze vrouw in De wand van ITA Ensemble zet al gauw de schouders eronder om zelfvoorzienend te worden, geholpen door een hond en een koe.

Apocalyps

De wand is wat je noemt een post-apocalyptisch verhaal. Het stuk is gebaseerd op het gelijknamige boek van de Oostenrijkse auteur Marlen Haushofer (1920-1970). Het boek kwam uit in 1963, midden in de Koude Oorlog, toen de dreiging van een nucleaire oorlog de vernietiging van de aarde niet ondenkbaar maakte. Nu de oorlogen ons om de oren vliegen, voelt die dreiging opnieuw realistischer dan leuk is. Regisseur Eline Arbo en dramaturg Peter van Kraaij bewerkten het boek voor toneel.

Aarde

Arbo en Django Walon tekenen voor de scenografie. Die bestaat voornamelijk uit een groot carré met zwarte, sterk ruikende aarde – waar het publiek aan vier kanten omheen zit – plus een hemel waaruit licht, neerslag, onweer, mist neerdaalt. Die aarde maakt de acteur het lopen moeilijk. Af en toe doet ze er een bruikbare vondst in. Maar voor het overige fungeert deze aarde als alles wat de vertelling nodig heeft, van een bed tot een hond tot een alpenwei. Arbo en Walon geven de acteur niks tastbaars om haar verhaal te vertellen.

actrice omringd door publiek

© Fabian Calis

Dat niks biedt Nietvelt eigenlijk te weinig houvast; ze heeft daarmee alleen woorden, haar stem, haar lichaam en een handvol kleren om het verhaal te vertellen. Het probleem daarmee is dat het personage behalve op praktisch gebied niet echt een grootse psychologische ontwikkeling doormaakt. Zo maakt ze opvallend weinig woorden vuil aan het gegeven dat ze zich realiseert dat haar dochters onvermijdelijk dood zijn. Die waren leuk als vijfjarigen, maar uitgegroeid tot niet-leuke volwassenen. Ze is nauwelijks droevig over de dood van haar kinderen. Voor wie zelf kinderen heeft, is deze gevoelloosheid ondenkbaar.

Ook dat haar zus en zwager tijdens de apocalyps omgekomen moeten zijn, brengt emotioneel geen schokgolf teweeg. De dood van een zwerfkat is dan weer wel erg. Daarmee is de vrouw in De wand niet echt een heel sympathieke figuur.

Gedachteoefening

Maar misschien wil Arbo dat ook niet en moet deze vrouw op afstand blijven. Misschien is ze opzettelijk geen realistische mens-figuur maar een idee, een gedachteoefening. Je kunt dit stuk begrijpen op twee niveaus. Het simpelst is de realistische benadering: hoe overleeft iemand onder zulke extreme omstandigheden. De vrouw in deze voorstelling zet al haar basale kennis van de natuur en van dieren in om overeind te blijven.

Belangrijker is echter de rauwe-essentie-interpretatie: als je een mens alles afneemt, hoe belangrijk is dan nog het leven? Tot welke essentiële waarde over het leven komt iemand dan? Vindt een mens zichzelf dan opnieuw uit? Of geeft zo iemand het op, en wanneer dan? In die zin is De wand vooral een denkoefening: hoe zou dat zijn, wat zou jij doen, hoe zou jij je redden? Met niets dan jezelf en je herinneringen?

Beckett

De wand doet onvermijdelijk sterk denken aan de absurdistische, existentialistische teksten van de Ier Samuel Beckett (1906-1989), zoals bijvoorbeeld het toneelstuk Happy Days (1961). Alleen zit de vereenzaamde vrouw bij Beckett vast in een berg zand.

© Fabian Calis

De belangrijkste reden om hoe dan ook naar De wand te gaan kijken is de weergaloze Chris Nietvelt als de dolende vrouw met haar eindeloze overpeinzingen. Ze staat, zit, ligt, knielt in het kale landschap. Klauwt in de aarde, vormt er een bed, een hond, een kalf van. Je gelóóft Nietvelt, dit is hoe de rest van het leven van deze vrouw eruit ziet, met wanhoop en hoop, met elke dag een nieuwe dag.

De wand is geen plezierige, fijne voorstelling, maar wel een die aan het denken zet.

 

Tekst: Marlen Haushofer
Bewerking: Eline Arbo, Peter van Kraaij
Scenografie: Eline Arbo, Django Walon
Muziek: Thijs van Vuure
Techniek: Quirijn van der Baan, Thijs Veerman, Pepijn van Beek, Vincent Mouet, Rinse de Jong, Xenia Filimonova, Bram Boere
Lichtontwerp: Dennis van Scheppingen
Fotografie: Fabian Calis

Kunst / Expo binnenland

Van tweeën één

recensie: Anselm Kiefer – Sag mir wo die Blumen sind
Stedelijk museum_Anselm Kiefer_PT_2025-3543-2Anselm Kiefer, foto van Peter Tijhuis

Bezoekers kunnen de tentoonstelling met werk van Anselm Kiefer (1945) in het Amsterdamse Van Gogh Museum en Stedelijk Museum goed voorbereiden. Daar hebben beide vestigingen wel voor gezorgd. Op de website van eerstgenoemd museum staan bijvoorbeeld enkele ‘Veel gestelde vragen over de tentoonstelling’. Enkele daarvan vormen de handvatten voor deze recensie.

De eerste vraag is uiteraard: ‘Wie is Anselm Kiefer?’ Edwin Becker (hoofdconservator van het Van Gogh Museum) licht tijdens de press preview een tipje van de sluier op; een korte, inhoudelijke bijdrage na de plichtplegingen van de directeuren van beide musea, die er nu eenmaal bij horen.

Kiefer in relatie tot Van Gogh

Al vroeg (1963) wordt Kiefers aandacht getrokken door het werk van Van Gogh. Niet in emotionele zin, maar vooral door de rationele structuur van diens schilderijen en tekeningen. Kiefer noemt Van Goghs werk ‘overweldigend’ (overigens geldt dit ook in het kwadraat voor zijn eigen werk). Vooral door het verband dat wordt gelegd tussen licht en donker. Bijvoorbeeld in Sterrennacht (1889), dat Kiefer ziet in het Museum of Modern Art in New York. En door Van Goghs zonnebloemen, die voor Kiefer staan voor leven, dood en geboorte.

Eén tentoonstelling in twee musea

Leontine Coelewij (conservator van het Stedelijk Museum) stelt tijdens de perspresentatie dat het uniek is dat we zowel het oude als nieuwe werk van Kiefer tezamen kunnen zien. Op haar vraag aan de kunstenaar of hij dit ook zo ziet, blijft deze het antwoord schuldig. Hij vindt dat de kunst voor zich moet spreken. Onder diens werken bevinden zich vroege tekeningen naar Van Gogh, maar ook twee nieuwe installaties.
Rondom de monumentale trap in het Stedelijk Museum – die onder meer naar de eregalerij leidt – is Sag mir wo die Blumen sind (2024) aangebracht. De andere installatie, die een hele zaal in beslag neemt, betreft Steigend, sinke nieder (2024), bestaande uit fotoafdrukken op papier.

Alleen daarom al zou je beide musea moeten bezoeken. Dat als antwoord op de vraag waarom je deze tentoonstelling toch moet gaan zien als je verleden jaar al naar de expositie in Voorlinden bent geweest.
De huidige tentoonstelling ‘vertelt een uniek verhaal over de ontwikkeling van Kiefer als kunstenaar’, stelt genoemde website. Dat klopt – als je in de voorhal van het Stedelijk Museum begint. Daar hangen als opmaat twee vroege werken, waaronder Resurrexit (1972). Hierop zien we al de slang en de bloedrode kleuraccenten die we later terugzien. Respectievelijk in de cockpit van de sculptuur Voyage au bout de la nuit (1990), die niet alleen aan Joseph Beuys doet denken, maar ook lijkt op zowel een model voor een B-1 bommenwerper als op Waldsieg (2023) met rode blaadjes.

Maar er is meer. Er kan ook kennis worden gemaakt met enkele films van Kiefer, waaronder een met Min Tanaka (1945), die binnen de installatie Sag mir wo die Blumen sind danst. De armen wijd, als een omarming of als een kruisbeeld? De beschouwer mag het zeggen.

Tweede Wereldoorlog

De volgende vraag betreft ‘het zware oorlogsonderwerp’. Het antwoord (‘interessant om te laten zien hoe een kunstenaar ermee omgaat’ en hoe je je er als bezoeker toe kunt verhouden) bevredigt niet helemaal.

Misschien kun je beter naar de zaal in het Stedelijk Museum gaan waar vier werken uit dezelfde periode (2019-2020) hangen. Zij lijken eenzelfde uitwerking te hebben:

  • Die Sieben Schalen des Zorns
  • Sichelschnitt
  • Field of the Cloth of Gold
  • Beilzeit – Wolfzeit

De lucht is op alle vier donker en dreigend, net als op enkele schilderijen van Van Gogh, zoals het bekende Korenveld onder onweerslucht (1890). Toch gloort er bij Kiefer duidelijk licht doorheen. Net als die slang die voor hoop staat, omdat hij vervelt, of zoals bij Steigend, steigend, sinke nieder (2016-2024). Daar, binnen dat glas en staal, is een uitgebloeide zonnebloem te zien waarvan het zaad op enkele boeken valt en zo figuurlijk verder leeft. Een werk dat verwant is aan Uitgebloeide zonnebloemen (1887) van Van Gogh, dat moge duidelijk zijn.

Een enkele keer is een overeenkomst wat vergezocht. Zoals Kiefer in yogahouding op Sol Invictus (Onoverwinnelijke zon, 1995) dat pal bij een zelfportret van Van Gogh (1887-’88) hangt. Eerder komt een vergelijking op met een gevallen soldaat op; Sag mir wo die Blumen sind. Een titel (de laatste vraag) die verwijst naar het gelijknamige oorlogslied van Pete Seeger dat tevens bekend werd door Marlene Dietrich.

Anselm Kiefer, Sol Invictus, 1995. Emulsie, acrylverf, schellak en zonnebloemzaden op jute, 473 × 280 cm. Collectie van de kunstenaar. Foto: Charles Duprat.

Ook de zaalteksten in het Stedelijk en het Van Gogh Museum schuren soms. En dan gaat het niet alleen om het feit dat de grote solo-expositie van Kiefer in het Stedelijk Museum bij de een in 1984 en bij de ander in 1986 werd gehouden (het laatste is correct), maar ook om inhoudelijke accentverschillen. Zoek die verschillen en lees de catalogus met onder meer een essay van Simon Schama om nog meer te weten te komen dan de ‘Veel gestelde vragen’ en zaalteksten vertellen. Maar vooral: bezoek de tentoonstelling! Het is goud dat er blinkt. (Soms letterlijk, in de vorm van bladgoud.)

Muziek / Concert

Als een leeuwerik

recensie: Het Zondagochtend Concert
Joey RoukensDonemus Publishing

Al geruime tijd houdt 8WEEKLY een paar componisten in de gaten. Een daarvan is Joey Roukens (°1982). Recent ging zijn tweede Vioolconcert in première. 8WEEKLY zag de stream van de uitvoering in het kader van het AVROTROS Vrijdagconcert op 31 januari 2025 vanuit TivoliVredenburg in Utrecht (www.npoklassiek.nl/live) en bezocht Het Zondagochtend Concert op 2 februari 2025 in het Amsterdamse Concertgebouw. En was onder de indruk.

Roukens blijft min of meer bij de karakteristieken van het vioolconcert, tot een virtuoze, grote cadens (solopassage over het thematische materiaal) aan toe. Het werk gaat in een grote beweging door, maar kent desondanks vier subsecties: Rage and Lament (Woede en klaagzang), In Flux (In beweging), Sanctuary (Heiligdom), Upsurge (Opleving) en een Epilogue (Epiloog).

De ondertitel luidt Out of the Deep en roept daarmee al dan niet bedoeld reminiscenties op aan Psalm 130 in een zetting van Johann Sebastian Bach, Aus der Tiefen rufe ich, Herr, zu dir, die ook in de diepste diepten van – in dat geval – het orgel begint. Al legde Roukens in een interview in de pauze van het concert in Tivoli – dat ook op NPO Klassiek rechtstreeks werd uitgezonden –primair uit dat de compositie deze keer van ‘ver moest komen’.

Allerlei stijlen buitelen over elkaar

In zijn muziek buitelen – net als in die van bijvoorbeeld Mathilde Wantenaar (1993) – allerlei stijlen over elkaar heen en toch is het onmiskenbaar Roukens. De introductie doet filmisch aan en wordt gevolgd door een klaaglijke, haast oosters aandoende inzet van de viool. Er zit een herinnering aan de barok in het werk (derde onderdeel) en een prachtige althobosolo die wordt overgenomen door vioolsoliste Simone Lamsma, voor wie Roukens het concert op verzoek schreef.

De muziek is dan klagelijk en breed en dan weer springerig en swingend. De soliste verwijlt als een leeuwerik in het hoogste, ijle register van de viool én het orkest soms in de diepste krochten (basklarinet, contrafagot!). De componist laat ons niet alleen alle karakteristieken horen van de viool (en Lamsma’s intense spel), maar ook van de omvangrijke orkestbezetting, het Radio Filharmonisch Orkest onder leiding van de Duitse dirigent Markus Stenz. Hij was van 2012-2019 chef-dirigent van dit orkest.

‘De vijfde’

Opvallend is hoe het Vioolconcert rijmt op de Vijfde symfonie van Ludwig van Beethoven die erna wordt gespeeld. Soms zelfs letterlijk; de dubbelslag in de althobosolo bij Roukens (een versiering op een noot, van boven naar die noot en nog een keer naar beneden) komt ook in de hobosolo in het eerste deel van de symfonie terug. Toeval? Wie zal het zeggen. In ieder geval vermeldt het programmablad in Amsterdam niet voor niets dat Roukens’ Vioolconcert ‘een dramatiek heeft die zijn bewondering voor Beethoven verraadt’.

Het rijmt ook mooi in diepere zin, omdat zowel Roukens als Beethoven de donkerte achter zich laat.

Onder Markus Stenz wordt een buitengewoon fraaie uitvoering van de symfonie gegeven. Hij weet de spanning mooi op te bouwen, van ontspanning naar spanning, van hard naar zacht en in geladen momenten van stilte. Zijn lichaamstaal is duidelijk en daar wordt door het orkest alert op gereageerd.
Beide werken – niet in de laatste plaats het Vioolconcert van Roukens – krijgen vanuit de zaal, zowel in Utrecht als Amsterdam een enthousiast en warm onthaal. Terecht!

Theater / Voorstelling

Bollywood meets barok

recensie: A Fairy Queen
A Fairy Queen - BarokOpera AmsterdamPaul Viaene

In 2012 werd Indian Tempest door het Britse gezelschap Footsbarn opgevoerd in het Amsterdamse Carré. Hierin ging de Indiase verteltraditie samen met Shakespeares The Tempest. Het zette een toon die bijvoorbeeld in Romeo & Julia in Bollywoodstijl (Het Nationale Toneel Jong, 2024) werd doorgezet en opgerekt. En nu is er in diezelfde traditie A Fairy Queen van Henry Purcell (1692).

Deze masque (semi-opera) componeerde Henry Purcell in 1692 op een libretto van John Dryden, die zich weer baseerde op A Midsummer Night’s Dream van Shakespeare.
Frédérique Chauvet, artistiek en muzikaal leider van BarokOpera Amsterdam, kwam op het idee om samen met Indiase artiesten en makers op zoek te gaan naar een manier om Purcells The Fairy Queen in gesprek te laten gaan met Indiase muziek en dans; the queen uit de titel werd hier a queen.
Daarvoor voegde ze een personage toe: een Indiase jongen (performer en danser Avintika Tibrewal), pleegkind van feeënkoningin Titania (sopraan Wendeline van Houten in het groen gestoken, tot haar groene huishoudhandschoenen aan toe) en haar man koning Oberon (bariton Pieter Hendriks, dronken en wel). De jongen sluit vriendschap met de elf Puck (acrobate en danseres Renske Endel die terecht enkele open doekjes krijgt en zich in haar spreekrol van het Nederlands in plaats van Engels bedient).

Bollywood meets barok

De vraag is of het vergezocht is om Bollywoodelementen aan in dit geval Shakespeare/Dryden/Purcell toe te voegen? Nee, immers: Shakespeare werkte zelf ook met verschillende stijlen die juist in A Midsummer Night’s Dream tot sterkere tegenstellingen leidden dan in zijn meeste andere toneelstukken. En Purcell deed niet voor hem onder met de combinatie van poëzie, zang en dans. Voeg daar nog acrobatiek aan toe, en je bent bij deze sterke en bij vlagen geestige productie van BarokOpera Amsterdam.

Het verschil met de eerder genoemde Shakespeareproducties is, dat BarokOpera Amsterdam de gulden middenweg heeft gevonden tussen de relatief bescheiden toevoegingen van de Indian Tempest aan de ene kant en de grote overdaad van Romeo & Julia aan de andere kant, waarin Shakespeare dreigde te verzuipen. Wat hier gebeurt is namelijk een geslaagde integratie tussen de verschillende stijlen, barok en Bollywood.

Een paar voorbeelden

Een mooi voorbeeld, en een van de hoogtepunten, is de aria O, let me weep, forever weep waarin het spel op de barokviool (Elin Eriksson) en Indiase viool (Lenneke van Staalen) naadloos in elkaar overgaan.
Tot de vocale hoogtepunten behoren de op elkaar aansluitende aria’s over de nacht en de slaap, One charming night en Hush, no more, die ingetogen worden gezongen en gespeeld. De eerste wordt heel licht gezongen door de tenor Max Bruins met begeleiding van onder meer blokfluit (Beto Caserio) en traverso (Frédérique Chauvet), en de tweede door de al genoemde Pieter Hendriks. Frédérique Chauvet dirigeert het geheel

Dit alles binnen de setting van een eenvoudig en stijlvol decor (Lars Huijgen), vindingrijke rekwisieten zoals een stapel kussens bij de aria over de slaap. Purcell leunt sterk op de Franse barokmuziek uit zijn tijd, de regie doet af en toe denken aan de Italiaanse commedia dell arte met zijn vogelmaskers van het Venetiaanse carnaval én de tijd van de pest.

Zo wordt er op alle terreinen een brug geslagen tussen – zoals de flyer stelt – ‘traditie, historie en moderniteit’. Een voorstelling die een belofte inhoudt voor de toekomst, want in diezelfde flyer lezen we dat dit het begin is ‘van een reeks producties waarin de oorspronkelijke fascinatie voor andere culturen naar het nu wordt vertaald’. Als dat op deze integere, verre van wouldbe-manier gebeurt, zien we er vol verwachting naar uit!

Muziek / Concert

Mozarts mooiste

recensie: Concert van het Nederlands Kamerorkest
Het Concertgebouw © Hans Roggen© Hans Roggen

Soms zijn er concerten die eruit springen. Door het programma, door de musici die optreden en/of door een bijzonder muziekinstrument. Of door de combinatie daarvan. Zo’n concert werd op 22, 23 en 24 november 2024 gegeven door het Nederlands Kamerorkest met aan de eerste lessenaar (concertmeester) en als een van de solisten violiste Liza Ferschtman.

Het programma was gemodelleerd naar wat in de tijd van Wolfgang Amadeus Mozart (1756-1791) een zogenaamd Akademie-concert werd genoemd en op 23 maart 1783 in Wenen werd uitgevoerd. Een beetje zoals sommige radiozenders programmeren, maar zoals je het in de concertzaal zelden hoort: allemaal losse delen uit werken van Mozart, zoals hij het zelf in zijn tijd op het podium bracht. Voor toen dus eigentijdse muziek, waarbij één werk in zijn geheel werd gespeeld, maar dan opgeknipt: de zogenaamde Haffner-symfonie. Dat werkte op deze manier apart uit, want de roffelende pauken in het slotdeel (gespeeld met stokken zonder vilt) kwamen pas op het eind, en de symfonie werd nu als het ware afgesloten met het vraagteken van het Menuet. Dat opknippen is niet zó raar overigens, want bij orgelconcerten worden een Preludium en Fuga ook regelmatig opgeknipt: de Prelude aan het begin en de Fuga aan het eind van het concert.

Waarschijnlijk heeft de programmeur van deze drie concerten gedacht: dan doen we er ook écht een stuk van nu bij. Dat werd een opdrachtwerk: Night Passage voor strijkorkest en glasorgel van de Amerikaans-Nederlandse Vanessa Lann (1968) dat in wereldpremière ging. Het enige niet door Mozart geschreven stuk dus. IJle wolken schoven voor de maan, met als ondergrond een passacaglia (doorgaande bas) in het glasorgel en een telkens terugkerende, mooie melodie in de altviolen. Het lichtontwerp van Desirée van Gelderen benadrukte het geheel. Gedurende dit werk brandden namelijk alleen de leeslampjes boven de lessenaars.

Glasorgel, zang en soloviool

Met deze compositie hebben we meteen het bijzondere muziekinstrument te pakken: een glasorgel, bespeeld en gebouwd door Rogier Kappers en geplaatst op een bakfiets. Dat wil zeggen: ruim 50 door hem gedraaide glazen, gevuld met water op zo’n manier dat ze elk een andere toonhoogte voortbrengen wanneer ze met natte vingers worden aangestreken. Naast het werk van Lann speelde Kappers daarop ook nog Mozarts Adagio voor glasorgel.

De tweede solist mocht er ook zijn: de Vlaamse bariton Leander Carlier. Hij zong drie aria’s uit Don Giovanni, waarbij de humor in de eerste (Madamina, il catalogo) niet ver weg was. De tweede aria werd gezongen op de trap die aan de voorkant van het podium de zaal in reikte: Deh vieni alla finestra. Afgesloten werd met Fin ch’han dal vino. Drie korte, kenmerkende gedeelten uit de opera, uitgevoerd in de vorm van een sonate: allegro – allegretto – presto.

Last but not least: Liza Ferschtman, in een dubbelrol als concertmeester en soliste. En ze sprak ook nog enkele toelichtende woorden. Wat opviel in zowel haar manier van leiding geven als in haar solorol in het Eerste vioolconcert in Bes, was dat er veel aandacht was voor dynamiek en contrasten. Het puik spelende Nederlands Kamerorkest liet samen met haar door de accenten en omspelingen horen waar Mozart vandaan kwam en niet zozeer waar de muziek heenging (de romantiek). Een stevige Mozart dus. Zo mogen we het horen.

Het mooiste?

En wat was nu het mooiste van Mozart? Zonder ook maar aan welk stuk dan ook tekort te willen doen, waren dat toch wel de twee delen voor blazers en contrabas uit de zogenaamde Gran Partita: de Romance en het Adagio. In die delen waren alleen de blazers en contrabas belicht, terwijl de rest van het podium en de zaal in het donker was gehuld. Verkapte opera-aria’s zijn het eigenlijk, zeker het Adagio met zijn hobo- en klarinetsolo. Nog meer soli – het kon niet op. Het publiek in de op zondagmiddag lang niet gevulde zaal, luisterde ademloos en beloonde de musici met een warm applaus. Terecht.