Tag Archief van: 8WEEKLY

Boeken / Fictie

Het hart hongert naar vervulling

recensie: Renate Dorrestein - Zeven soorten honger

Een week in het bestaan van een instituut dat rijke dikkerds helpt zoveel mogelijk gewicht te verliezen, gerund door een nouveau riche echtpaar dat hun leven in sneltreinvaart ziet ontrafelen: laat het aan Renate Dorrestein over om er een gedegen, maar weinig vernieuwende roman over te schrijven.

De perfect gestileerde Nadine Ravendorp runt samen met haar echtgenoot Derek het William Bantinginstituut, waar corpulente heren een jaarsalaris als borg inleggen om hun streefgewicht te halen. Nadine noemt dat een kwestie van ‘de juiste motivatie aanboren’ en is trots dat het instituut, in de vijfentwintig jaar dat het bestaat, nog nooit heeft gefaald. Overigens is er geen sprake van een afvalkliniek; in het William Banting gaan de gasten, overwegend hoge piefen uit het bedrijfsleven, onder begeleiding van personal trainers aan de slag met ‘leefstijlverbetering’. Hun maag wordt onderhouden met chique maaltijden als ‘een gegrild plakje aubergine, afgeblust met balsamicoazijn en omkranst met een spoortje frambozencoulis’ en vertier vindt men in de sauna of op de tennisbaan.

Divers vlees in de kuip…

Zoals het een roman van Dorrestein betaamt, loopt deze overzichtelijke wereld al snel helemaal in de soep. Het begint wanneer Nadine met een paar wijntjes op een dakloze aanrijdt en hem mee naar huis neemt, in de hoop een aanklacht te kunnen ontwijken. Het lijkt deze ‘neef Helmut’ uitstekend te bevallen in het luxueuze William Banting. Tel daarbij op dat de zaken niet meer zo goed gaan als voorheen. Dat de heer Voetemans, de nieuwste gast, besluit zijn anorectische tienerdochter mee te nemen en dat Derek een aantal dagen vertrekt om te spreken op een symposium, waar ook niet alles in de haak is, en de chaos is compleet. Doorspekt van voedselmetaforen komen in het boek alle soorten honger aan bod: die van het oog, de neus, het oor, de mond, het hoofd, de maag, en last but not least: de honger van het hart.

…maar geen vlees zonder

Die honger van het hart laat Zeven soorten honger onvervuld. Dorrestein, een van ’s lands meest productieve schrijvers, brengt al meer dan dertig jaar lang vrijwel elk jaar een roman uit. Zeven soorten honger voelt als een product van die routine. De diverse verhaallijnen worden kundig opgebouwd en refereren aan belangrijke hedendaagse thema’s, maar de echte diepgang mist. De personages zijn weinig sympathiek, waardoor hun leed nergens echt weet te raken, hoewel neef Helmut voor komische verlichting weet te zorgen (‘Christus te paard! Ik heb uren op een fiets gezeten die nergens naar toe ging!’). Het gemis van diepgang wordt schrijnender naarmate de ontknoping nadert en Dorrestein haar vlot en vermakelijk neergezette opbouw teniet doet door de roman in een pennenstreek af te willen ronden. Dat geeft geen spek in de erwten.

Boeken / Fictie

Het hart hongert naar vervulling

recensie: Renate Dorrestein - Zeven soorten honger

Een week in het bestaan van een instituut dat rijke dikkerds helpt zoveel mogelijk gewicht te verliezen, gerund door een nouveau riche echtpaar dat hun leven in sneltreinvaart ziet ontrafelen: laat het aan Renate Dorrestein over om er een gedegen, maar weinig vernieuwende roman over te schrijven.

De perfect gestileerde Nadine Ravendorp runt samen met haar echtgenoot Derek het William Bantinginstituut, waar corpulente heren een jaarsalaris als borg inleggen om hun streefgewicht te halen. Nadine noemt dat een kwestie van ‘de juiste motivatie aanboren’ en is trots dat het instituut, in de vijfentwintig jaar dat het bestaat, nog nooit heeft gefaald. Overigens is er geen sprake van een afvalkliniek; in het William Banting gaan de gasten, overwegend hoge piefen uit het bedrijfsleven, onder begeleiding van personal trainers aan de slag met ‘leefstijlverbetering’. Hun maag wordt onderhouden met chique maaltijden als ‘een gegrild plakje aubergine, afgeblust met balsamicoazijn en omkranst met een spoortje frambozencoulis’ en vertier vindt men in de sauna of op de tennisbaan.

Divers vlees in de kuip…

Zoals het een roman van Dorrestein betaamt, loopt deze overzichtelijke wereld al snel helemaal in de soep. Het begint wanneer Nadine met een paar wijntjes op een dakloze aanrijdt en hem mee naar huis neemt, in de hoop een aanklacht te kunnen ontwijken. Het lijkt deze ‘neef Helmut’ uitstekend te bevallen in het luxueuze William Banting. Tel daarbij op dat de zaken niet meer zo goed gaan als voorheen. Dat de heer Voetemans, de nieuwste gast, besluit zijn anorectische tienerdochter mee te nemen en dat Derek een aantal dagen vertrekt om te spreken op een symposium, waar ook niet alles in de haak is, en de chaos is compleet. Doorspekt van voedselmetaforen komen in het boek alle soorten honger aan bod: die van het oog, de neus, het oor, de mond, het hoofd, de maag, en last but not least: de honger van het hart.

…maar geen vlees zonder

Die honger van het hart laat Zeven soorten honger onvervuld. Dorrestein, een van ’s lands meest productieve schrijvers, brengt al meer dan dertig jaar lang vrijwel elk jaar een roman uit. Zeven soorten honger voelt als een product van die routine. De diverse verhaallijnen worden kundig opgebouwd en refereren aan belangrijke hedendaagse thema’s, maar de echte diepgang mist. De personages zijn weinig sympathiek, waardoor hun leed nergens echt weet te raken, hoewel neef Helmut voor komische verlichting weet te zorgen (‘Christus te paard! Ik heb uren op een fiets gezeten die nergens naar toe ging!’). Het gemis van diepgang wordt schrijnender naarmate de ontknoping nadert en Dorrestein haar vlot en vermakelijk neergezette opbouw teniet doet door de roman in een pennenstreek af te willen ronden. Dat geeft geen spek in de erwten.

Boeken / Non-fictie

Het Westen als bron van alle kwaad

recensie: Ludo De Brabander
 - Oorlog zonder grenzen

De Belgische publicist en vredesactivist Ludo De Brabander bekijkt in zijn jongste boek terrorisme vanuit historisch perspectief. Volgens hem heeft het door het Westen gevoerde Midden-Oostenbeleid van de afgelopen eeuw desastreuze gevolgen.

In Oorlog zonder grenzen zet hij de belangrijkste oorzaken van de huidige situatie in het Midden-Oosten uiteen: de koloniale overheersing, het tekenen van grenzen zonder rekening te houden met de lokale bevolking, het leveren van wapens aan autoritaire regimes en de talloze militaire interventies. Dit heeft een voedingsbodem gecreëerd voor het terrorisme.

Erger is volgens De Brabander dat het Westen niet lijkt te leren van zijn fouten. Voor problemen wordt te vaak naar militaire oplossingen gegrepen. Zie de ‘war on terror’, die door George W. Bush werd afgekondigd na de aanslagen van 11 september 2001. Een totale mislukking, vindt De Brabander. Het aantal terroristische aanslagen is de laatste vijftien jaar alleen maar toegenomen. De oorlog tegen terreur heeft in Irak, Afghanistan en Pakistan al ruim 1,3 miljoen mensen het leven gekost. “Dat zijn ontiegelijk meer slachtoffers dan het aantal doden door aanslagen van terroristische organisaties”, concludeert De Brabander.

1,3 miljoen: een weerzinwekkend aantal. Maar door dit te contrasteren met het aantal doden door aanslagen van terroristische organisaties, creëert hij een valse tegenstelling. Die zijn namelijk onderdeel van die totaalsom. Sterker nog: groeperingen als Al Qaeda en de Taliban nemen het grootste deel van die 1,3 miljoen slachtoffers voor hun rekening. Veel meer Irakezen, Afghanen en Pakistanen zijn door terroristische organisaties vermoord dan door Westerse interventionisten.

Het boek zit vol met dit soort slordigheden en verdraaiingen. Om te beginnen met wat voorbeelden: hij noemt Henry Kissinger meerdere malen ‘Henri Kissinger’ en vergist hij zich meerdere keren in data, waarvan de pijnlijkste is dat hij schrijft dat de aanslagen op het World Trade Center niet op 11, maar op 9 september plaatsvonden.

Kwade opzet?

Ook haalt De Brabander citaten uit de context en schept zo een verdraaid beeld. Zo verzet hij zich tegen de toenemende stigmatisering van moslims. Als voorbeeld neemt hij een column van Mia Doornaert getiteld ‘Het is wij tegen zij’. Wanneer men het stukje erbij pakt, blijkt het een stuk genuanceerder te liggen. Want wie verstaat Doornaert onder ‘wij’? “‘Wij’ zijn allen die, ongeacht afkomst of overtuiging, aan de kant staan van een seculiere, vreedzame samenleving.” Is dat nou zo stigmatiserend?

Is De Brabander ongenuanceerd of oneerlijk? Naarmate men verder leest, gaat men meer het laatste vermoeden. Zo stelt De Brabander dat CDA-lijsttrekker Sybrand Buma “vluchtelingen herhaaldelijk definieert in termen van een bedreiging, gericht tegen ‘onze waarden’ en tegen ‘onze joods-christelijke Europese samenleving’”. In het interview dat De Brabander aanhaalt, gebruikt Buma die woorden maar één keer en hebben ze geen betrekking op vluchtelingen, maar op strijders van de Islamitische Staat. Hier is De Brabander niet meer ongenuanceerd, maar simpelweg oneerlijk.

Wantrouwen

Die oneerlijkheid lijkt voort te komen uit zijn manier van denken. Deze vredesactivist vormt zijn wereldbeeld niet op basis van feiten, hij vervormt feiten op basis van zijn wereldbeeld. Zo ook met de gifgas-aanval in Ghouta, een buitenwijk van Damascus. Algemeen wordt aangenomen dat het Syrische regime achter die aanval zat. De Brabander ziet dat anders. Interessant, zou je zeggen, wachtend op zijn onderbouwing. Die blijkt er niet te zijn. Zijn enige argument is dat we wantrouwend moeten zijn tegenover de beweringen van Westerse politici omdat ze rond de Irakoorlog ook niet de waarheid hebben gesproken. Redenen waarom een alternatieve verklaring logischer zou zijn, geeft hij niet. Hij ‘onderbouwt’ het met een verwijzing naar een of ander vaag, amateuristisch blog.

Wanneer het op terroristen aankomt, is hij een stuk minder wantrouwend. Verklaringen van Osama bin Laden en IS-strijders slikt hij voor zoete koek. Bin Ladens haat jegens het Westen zou vooral gevoed zijn door het onrecht dat de Palestijnen wordt aangedaan en IS pleegt aanslagen omdat het Westen onschuldige moslims vermoord. Het lijkt niet bij normaal zo wantrouwige De Brabander op te komen dat dat mogelijk wel eens propaganda zou kunnen zijn.

Eurocentrisme

Deze manier van denken is het gevolg van een te eenzijdige focus op de rol van het Westen in het Midden-Oosten. De Brabander heeft een blinde vlek voor de dynamiek in de regio zélf, terwijl de oorlog tegen terreur vooral een lokale oorlog is. Alles wat in het Midden-Oosten gebeurt, voert hij terug op Westerse acties: de Arabische Lente is een opstand tegen door het Westen opgelegde neoliberale economie, de Iraakse invasie van Koeweit was het gevolg van de bij Saddam Hoessein ontstane onduidelijkheid over de Amerikaanse bereidheid Koeweits soevereiniteit te beschermen en het terrorisme is het gevolg van Westerse bemoeienis met de regio. Door zijn eenzijdige focus op de fouten van het Westen, maakt hij zich schuldig aan een omgedraaide vorm van eurocentrisme. ‘Alles komt door ons’, maar dan in negatieve zin.

Na alle kritiek op het gevoerde Midden-Oostenbeleid wordt men nieuwsgierig naar hoe het volgens De Brabander wél moet. Daar is hij vrij helder in: het Westen moet zich uit de regio terugtrekken. Een serieuze denker heeft oog voor de gevolgen die zijn voorstellen zouden hebben. Denkt hij dat Al-Qaeda of de Taliban hun wapens zullen neerleggen als het Westen stopt met bombarderen? Zal IS de Yezidi’s, de christenen en de sji’ieten met rust laten? Die vragen stelt hij niet. Dat komt doordat hij in zijn zoektocht naar de oorzaken van het terrorisme, zich te weinig richt op de terroristen zelf. Zijn idee dat al het slechte in het Midden-Oosten door het Westen komt, zou dan wel eens aan het wankelen kunnen worden gebracht. De Brabanders wereldbeeld zou er genuanceerder van kunnen worden. Maar voor nuance lijkt bij deze ‘vredeshitser’ geen plaats te zijn.

Boeken / Fictie

Het graf van de duivel

recensie: Vrouwkje Tuinman - Afscheidstournee

Als de jonge Achille zijn overleden vader, de wereldberoemde violist Nicolò Paganini, wil begraven, blijkt de duistere reputatie van de musicus dit onmogelijk te maken. Vrouwkje Tuinman weet met Afscheidstournee de geschiedenis van een verstoorde familie in een roman te vatten.

Het blijft een fenomeen in de muziekgeschiedenis: de magistrale violist en componist Nicolò Paganini (1782-1840). Zijn muziek, zijn vioolspel en zijn voorkomen maakten hem populair tot ver over de Italiaanse grenzen. Met een goed gevoel voor marketing en niet vies van enig effectbejag wist hij zijn imago als ‘duivelskunstenaar’ tot in detail uit te venten. Dat heeft hem tijdens zijn leven geen windeieren gelegd, maar zorgde na zijn dood voor veel tegenwerking.

Duivelsgebroed

Met dat gegeven gaat Vrouwkje Tuinman aan de slag. Ze maakt de puberzoon van Nicolò tot hoofdpersoon en laat deze Achille vertellen over zijn worsteling om zijn vader een passende begrafenis te geven. De instanties – lees De Kerk – staan dit niet toe. Paganini was geen praktiserend katholiek, heeft de laatste sacramenten aan zijn sterfbed geweigerd en staat alom bekend als verbeelding van de duivel. Het gesleep met de doodskist van zijn vader, met de erfenis van zijn vader, is letterlijk en figuurlijk de ballast die Achille met zich mee zal moeten dragen.

Tuinman weet een pakkend verhaal op te starten. Ze verbindt de feiten die bekend zijn uit de Paganini-geschiedenis met een flinke dosis fantasie en komt zo tot een nieuwe, geheel eigen compositie. Na jaren van omzwervingen, waarbij de kist op veel geheime plekken wordt gestald, strijkt Achille met zijn jonge vrouw Paolina neer op het door de componist nagelaten landgoed Gaione in de buurt van Parma. Hier wordt de kwestie om een eervolle begrafenis met een gepast monument te kunnen verzorgen, na nog wat geharrewar met de plaatselijke clerus, min of meer naar de achtergrond geschoven.

Bijenhouderij

Wat volgt is een vrij prozaïsch relaas over de wederwaardigheden van de familie dat door de schrijfster wordt uitgesmeerd over komende generaties. Achille en Paolina krijgen een reeks kinderen die allen op hun eigen manier met de erfenis van de grote violist te maken hebben. De een groeit op als bevlogen musicus, de ander beheert de muzikale nalatenschap van grootvader en een derde ontpopt zich als zakenman die op slimme wijze munt uit de situatie weet te slaan. De kern van het verhaal blijft echter Achille, de zoon die nooit zal loskomen van zijn vader en zijn eigen identiteit altijd heeft gevormd naar diens overweldigende aanwezigheid.

In het verloop van Afscheidstournee blijft continue het gevoel overheersen dat de achterliggende geschiedenis van de musicus Paganini vele malen interessanter is dan het geconstrueerde verhaal over zijn nazaten. Tuinman heeft veel ‘omgeving’ nodig om tot een substantieel verhaal te komen: de geest van Paganini blijft aandringen, terwijl de schrijfster zich uitentreuren bezighoudt met de ziekelijke moeder van Achille, zijn nuchtere halfzusje en het wel en wee van zijn kinderen. Dat Achille zijn tijdverdrijf in de bijenhouderij zoekt – mede om zijn vaders kist onzichtbaar te kunnen verbergen – is een aardige metafoor voor de overgang van het leven in de dood, maar blijft tegelijkertijd iets geforceerds houden.

Uiteindelijk komt het goed met het graf van Nicolò Paganini. ‘Het kleine beetje dat er nog van zijn vader over was, verdiende het in alle openheid te worden geprezen, in plaats van verketterd.’ De zoon, die zichzelf wegcijferde voor de zielenrust van zijn vader, is door Vrouwkje Tuinman op enigszins wijdlopige manier aan de vergetelheid onttrokken.

Boeken / Non-fictie

Degelijk en volledig maar ietwat droog

recensie: H.W. Brands
 - Reagan: de biografie

Over Ronald Reagan zijn enorm veel boeken geschreven. Voor een groot deel zijn dat halve hagiografieën. Historicus Henry William Brands voegt daar een dikke, wetenschappelijke biografie aan toe.

Weinig Amerikaanse presidenten roepen zoveel tegenstrijdige emoties op als Ronald Reagan. Door links wordt hij verguisd als de wegbereider van het neoliberalisme dat met lagere belastingen en deregulering de oorzaak is van toenemende ongelijkheid, torenhoge staatsschulden en de financiële crisis. Door rechts wordt hij vereerd als een halfgod. De Republikeinse voorverkiezingen zijn al jaren niet veel meer dan een wedstrijdje ‘wie het meest op Reagan lijkt’.

Van die politieke gevoeligheid merk je in Brands’ nieuwste biografie niets. Het is een en al zakelijkheid. Dat kun je aan Brands wel overlaten: hij beschrijft liever dan dat hij beoordeelt. Dat laatste laat hij aan de lezer over.

Humor


Ondanks Brands’ droge beschrijving is het tijdens het lezen van dit boek moeilijk om géén sympathie voor Reagan te krijgen. Zelfs op de meest onverwachte momenten wist Reagan gebruik te maken van zijn gevoel voor humor. Nadat hij was neergeschoten en met spoed naar het ziekenhuis werd gebracht, zei hij tegen de artsen die op het punt stonden hem te opereren:

“Ik hoop dat jullie allemaal Republikeinen zijn.”

Dit is maar één voorbeeld van de vele grappen van Reagan die Brands heeft opgeschreven. Reagan gebruikte zijn gevoel voor humor vaak voor politieke doeleinden. Hij was er namelijk van overtuigd dat mensen makkelijker te overtuigen waren als je ze aan het lachen maakte.

Aandacht


Dat was misschien wel Reagans voornaamste talent: het vermogen een publiek weten te bespelen. Als kind ontdekte hij dat hij genoot van de aandacht van het publiek. Als zoon van een alcoholistische vader met losse handjes, kwam de aandacht en het applaus dat hij eens na een toneelstukje kreeg als een verademing.

Reagan bleef heel zijn verdere leven het publiek zoeken: als sportverslaggever op de radio, als filmacteur in Hollywood, als woordvoerder voor het bedrijf General Electric en uiteindelijk als politicus. Volgens Brands ging Reagan niet de politiek in voor de macht, zoals veel van zijn voorgangers, maar voor de aandacht:

“Hij wilde de aandacht en het applaus waarnaar hij als kind was gaan smachten. Hij wilde een podium. Hij wilde altijd een podium.”

Zijn sterke performances en zijn verleden als acteur werden door critici ook vaak tegen hem gebruikt. Volgens Brands sloegen zij de plank volledig mis. “Reagan acteerde niet als hij sprak; hij ontleende zijn retorische kracht aan het feit dat hij met hart en ziel geloofde in alle fantastische eigenschappen die hij de Verenigde Staten en het Amerikaanse volk toedichtte.”

Simpel


Reagan kon zo helder en overtuigend spreken, omdat zijn politieke visie ook vrij helder en simpel was. Hij had twee doelen. Het terugdringen van de overheid in het binnenland en het verslaan van het communisme in het buitenland.

Op die twee kernbeginselen kwam hij telkens terug. Hij wist ze dan ook kernachtig te formuleren. Tijdens zijn inauguratiespeech zette hij een tot dan toe dominante politieke visie op zijn kop: “De overheid is niet de oplossing, de overheid is het probleem.”

Reagan stelde voor eerst de belastingen te verlagen om zo de overheid te dwingen te bezuinigen. Zijn tactiek had echter geen succes. De belastingverlagingen kwamen er wel maar ondanks de verminderde inkomsten, lukte het Reagan niet genoeg te bezuinigen. Gevolg: het begrotingstekort en de staatsschuld liepen op. Gedeeltelijk had dat te maken met het feit dat de Democraten in het Huis van Afgevaardigden weigerden in te stemmen met de bezuinigingspakketten. Voor een ander deel lag het aan Reagan zelf.

Strijdbaar


Er was namelijk één terrein waarop Reagan niet wilde bezuinigen: defensie. Sterker nog, de budgetten voor het defensieapparaat moesten omhoog. Voor Reagan was meer geld voor defensie een onderdeel van zijn tweede kernprincipe – het verslaan van het communisme – en daarmee onbespreekbaar.

Ook zijn visie op de Koude Oorlog wist hij namelijk kernachtig te formuleren:

“Wij winnen, zij verliezen.”

Dat mag in eerste instantie als een dooddoener klinken, dat was het niet. Terwijl zijn voorgangers er alles aan deden om een confrontatie met de Sovjet-Unie te voorkomen, zocht Reagan die juist op. Hij was ervan overtuigd dat de Koude Oorlog te winnen was – een idee dat in Amerika en de rest van de wereld veel weerstand opriep.

In plaats van de wapenwedloop te stoppen, wilde Reagan deze juist opvoeren. Niet omdat hij uit was op oorlog, maar omdat hij ervan overtuigd was dat de Sovjet-Unie zo’n nieuwe wapenwedloop zich economisch gezien niet kon veroorloven. Door zich bereid te tonen een nieuwe wapenwedloop te starten, dwong Reagan Moskou naar de onderhandelingstafel. De wapenwedloop was het middel, wapenvermindering het doel.

Winnen


En zo geschiedde. Samen met de Sovjet-leider Michail Gorbatsjov werd de grond gelegd voor de akkoorden die uiteindelijk onder Reagans opvolger, George Bush, werden getekend. Ondanks de onderhandelingen bleef Reagan in het openbaar de Sovjets moreel onder druk zetten om vrijheid toe te staan. Zijn befaamde oproep aan Gorbatsjov om de Berlijnse Muur neer te halen, was daarvan wellicht het hoogtepunt.

Brands concludeert dat Reagan in zijn eerste doelstelling maar half is geslaagd: hij wist de overheid te verkleinen maar liet daarbij de staatsschuld enorm oplopen. Maar zijn tweede doelstelling heeft hij bereikt: dat de Sovjet-Unie ophield te bestaan, was voor een groot deel te danken aan Reagans politiek.

Taai


Tot zulke conclusies komt Brands pas in het slotwoord. En ook daar blijft hij voorzichtig zijn mening aan de lezer op te dringen. Wellicht is hij daarbij te voorzichtig geweest, wat het boek van 800 pagina’s, behalve degelijk, ook een beetje droog maakt.

Wellicht als compensatie voor die droogheid en om wat spanning te creëren, hebben veel hoofdstukken een open einde. Dat pakt niet zo goed uit. Omdat hij tal van verschillende onderwerpen door elkaar heen behandelt (van belastinghervormingen tot onderhandelingen over gijzelaars), komt hij op zo’n open einde pas weer een aantal hoofdstukken later terug. Eerder dan voor spanning zorgt dat voor verwarring.

Vrijheid


Desalniettemin wordt uit het boek duidelijk dat Reagan een enorme stempel heeft gedrukt op de wereldgeschiedenis. Op het moment dat hij het Witte Huis verliet, was dat nog niet helemaal duidelijk. Maar na de ineenstorting van de Sovjet-Unie begon het Amerikaanse volk hem meer te waarderen en is een groot deel van de Amerikanen nóg meer van hem gaan houden. En die liefde was wederzijds: Reagan hield van het Amerikaanse volk en vertrouwde erop dat het alleen vrijheid nodig had om te kunnen floreren. Zijn liefde voor vrijheid kwam voort uit het geloof en vertrouwen in de goedheid van de mens. Wellicht vormde dat bij uitstek de grondslag van zijn politieke visie.

Amy Schumer
Boeken / Non-fictie

Minder geslaagde ‘femoir’

recensie: Amy Schumer - Het meisje met de onderrugtattoo
Amy Schumer

Het meisje met de onderrugtattoo is een verzameling luchtige essays van de comédienne en actrice Amy Schumer (35). Een niet echt geslaagde poging om op de kar te springen van de vandaag zo welig tierende, zogenaamde ‘femoirs’.

Als we mogen afgaan op haar one woman shows en haar waanzinnig populaire (en ook door haarzelf geschreven) filmdebuut Trainwreck, dan kunnen we alleen maar vaststellen dat Amy Schumer geobsedeerd is door seks. Dat is in dit boek niet anders. Niets mis mee, zeker niet wanneer je als kijker/lezer geamuseerd wordt, maar bij Het meisje met de onderrugtattoo is dat helaas te weinig het geval. En dat terwijl Schumer er een voorschot van 8 miljoen dollar voor betaald kreeg.

Open brief aan vagina

Af en toe geeft ze blijk van rake inzichten, bijvoorbeeld wanneer ze het over het wapenbeleid in de Verenigde Staten heeft, of over de Kardashians. Het wordt zelfs heel prangend wanneer ze haar jeugd aankaart: Schumer werd immers geboren in een welgestelde familie die ineens alles kwijtraakte, waardoor ze op een bepaald moment met haar moeder in één bed moest slapen. Op de koop toe kreeg haar vader te kampen met de slepende ziekte MS en gingen haar ouders uit elkaar. Helaas gaat ze daar te weinig op in, om daarentegen te focussen op haar seksleven (zoals in het openingsessay ‘Open brief aan mijn vagina’), of het feit dat ze voor een show altijd verschrikkelijk veel last heeft van haar darmen.

Draak

Maar het grote probleem is hetzelfde probleem dat Trainwreck finaal kelderde als geslaagde parodie: ze wil iets te kakken zetten, om dan uiteindelijk een knieval te doen voor het onderwerp van haar spot. In de film steekt ze de draak met kleffe relaties en huwelijksaanzoeken, om dan uiteindelijk zelf die richting uit te gaan. En in het boek doet ze aan de ene kant heel hard haar best om zich als one of the guys te profileren en het feminisme te bestrijden, maar aan de andere kant pakt ze wel uit met bekentenissen van heel andere aard. Ze vertelt bijvoorbeeld over hoe zeer ze zich verbaasde dat een jongen oprechte gevoelens voor haar kon hebben. Ook spoort ze vrouwelijke lezeressen aan om hun eigen weg te volgen, in de meest kleffe bewoordingen.

Wat dit boek echter volledig om zeep helpt, is de vertaling. Grammaticaal foutloos als die mag zijn, heb je op geen enkel moment het gevoel dat Amy Schumer aan het woord is (eenzelfde verwijt dat de onlangs verschenen memoires van Bruce Springsteen trof). De ‘nou’s’, ‘te gek’s’ en ‘meiden’ vliegen je om de oren, wat van het geheel een onechte en ongemakkelijke leeservaring maakt. Of zie jij Amy Schumer dingen zeggen als: ‘Zullen we samen een biertje doen?’? Kortom, in het echt is ze grappiger.

Boeken / Non-fictie

Kritisch kijken dankzij kunst

recensie: Amy E. Hermans - De kunst van het observeren

In Amy Hermans De kunst van het observeren draait alles om het zien wat anderen niet zien. Aan de hand van kunstwerken toont Herman hoe we kunnen leren op details te letten en hoe we die vaardigheid vervolgens kunnen gebruiken in ons dagelijks leven.

Herman schreef haar boek naar aanleiding van de cursussen die ze aan allerhande groepen, waaronder de FBI, medici, justitie en het ministerie van Buitenlandse Zaken, geeft. Door samen aandachtig naar kunst in de breedste zin van het woord te kijken leert ze haar cursisten op een nauwlettende manier te observeren. Hiermee beoogt ze dat mensen niet enkel goed naar kunst kijken, maar ook naar de wereld om hen heen.

Oog voor detail

Iedere lezer – of die nu scherp is of zich veel laat ontgaan – zal tijdens het lezen van dit boek voorbeelden tegenkomen die hem of haar steil achterover doen slaan. Herman geeft je de opdracht een schilderij zo goed mogelijk in je op te nemen en daarbij te letten op alle details. Toch kan ze vervolgens nog punten aanwijzen die je hoogstwaarschijnlijk over het hoofd hebt gezien. Herman heeft het vermogen haar scherpe observaties op creatieve wijze over te dragen op haar lezers.

Hermans boodschap is niet uniek; oog voor detail hebben geldt in het algemeen als een waardevolle eigenschap. Het gaat dan ook met name om de manier waarop Herman dit brengt. Het gebruiken van kunst als methode is bijzonder en zeer treffend; kunst leent zich bij uitstek voor verschillende interpretaties.

Water bij de wijn

Ondanks dat Herman een goed verhaal heeft, lijkt ze de lezer hier toch voortdurend van te moeten overtuigen door middel van verhalen over ex-studenten. Zelfs zo veelvuldig dat het storend wordt. Niet vaak genoeg kan ze vertellen over de wendingen die de levens van haar leerlingen hebben genomen nadat ze haar cursus gevolgd hebben. Niet alleen zijn het betere waarnemers geworden, ze zijn ook nog eens een stuk zelfverzekerder tijdens moeilijke gesprekken, om maar wat te noemen. Enige bescheidenheid zou Herman niet misstaan.

Een ander punt van kritiek betreft de lengte van het boek. Zoals veel populair wetenschappelijke titels had ook De kunst van het observeren een stuk beknopter gekund. Hermans lessen zijn erg boeiend maar toch verliest ze vaart door haar materiaal eindeloos uit te spinnen. Zo hadden de vier delen van het boek (Beoordelen, Analyseren, Formuleren en Aanpassen) allemaal makkelijk in één hoofdstuk gepast. In plaats daarvan weidt ze uit in meerdere hoofdstukken die soms min of meer hetzelfde uitleggen (zij het met andere kunstwerken). Zonde, want de kern van Hermans betoog is ijzersterk.

posthuma
Boeken / Fictie

Stuurloos volwassen worden

recensie: Jente Posthuma - Mensen zonder uitstraling
posthuma

‘Die avond in bed staarde ik naar het plafond. Ik besta niet, dacht ik. Ik ben een verzinsel van anderen.’ Veel eigenwaarde geeft debutante Jente Posthuma haar beschouwende hoofdpersoon niet mee. Toch lijkt ze gaandeweg het leven prima aan te kunnen.

Met een moeder als actrice – iemand met uitstraling – en een vader als psychiater kijkt de jonge vertelster met een heldere blik en in afgemeten zinnen naar het verloop van haar leven. Het is de naïeve verwondering van een kind die ongemerkt overgaat in de onzekerheid van de opgroeiende puber. Een groot obstakel in de dagelijkse omgang vormen de geluiden die anderen maken, met name tijdens het eten: ‘De cruesli kraakte tussen zijn kiezen. Het doorslikken van de hap ging gepaard met een duidelijk hoorbaar samentrekken van de keelspieren. Daarna klonken een dof klikje en een zucht’.

In zeer precieze observaties wordt een universum aan ervaringen blootgelegd, terwijl de licht ironische toon prachtig contrasteert met de ernst van de situatie. De moeder is terminaal ziek en blijft tot haar overlijden – en tot ver daarna – als een veeleisende diva over de houding van haar dochter waken. Mensen zonder uitstraling zijn verschrikkelijk, zo verkondigt ze vanaf haar sterfbed, die zijn nog erger dan lelijke mensen. ‘Om haar blij te maken zei ik steeds dat ze de mooiste van de wereld was’, is de weldoordachte reactie van dochterlief.

Geen medelijden

Het is de achteloze stijl waarmee Posthuma haar vertelster een uiterst indringende sfeer laat oproepen. De verschillende indrukken worden aan elkaar geknoopt om zo in twaalf afzonderlijke hoofdstukken een haast terloops beeld van een jong leven te presenteren. Ouders staan op een voetstuk, het gezin is de meest vertrouwde plek ter wereld en daarbuiten is alles nieuw en rijp voor ontdekking en avontuur. Voor deze jongvolwassene ligt de romantiek vervolgens in Parijs, waar een boek geschreven moet gaan worden. Met die zelfverworven onafhankelijkheid blijkt het moeizaam te dealen, de eenzaamheid slaat om in wanhoop en het project mislukt jammerlijk: ‘Verder lag ik te lang op bed, was mijn hoofd te klein vergeleken met de rest van mijn lichaam en at ik overal te veel mayonaise bij. Ondertussen kwam ik niet aan schrijven toe’.

Ondanks de aanhoudende stuurloosheid die Mensen zonder uitstraling gemakkelijk tot een larmoyante bekentenisroman had kunnen maken, houdt Posthuma de teugels stevig in handen. Haar nuchtere registratie roept geen medelijden op, maar wijst telkens vooruit, naar het heden waarin de vertelster een volwassen vrouw en zelf moeder is geworden. Alle toestanden ten spijt – het gemis van een overheersende moeder, de verhouding tot een rouwende vader, de zoektocht naar een betrouwbare partner en een opspelende kinderwens – blijkt het geluk toch maakbaar te zijn. Zo wordt in een zakelijke boodschap meegedeeld: ‘De baby heette Bob’.

De vraag is in hoeverre Jente Posthuma in Mensen zonder uitstraling haar eigen leven als inspiratie heeft genomen. Volgens de schrijfster bestaat het uit een mengeling van persoonlijke ervaringen, bekentenissen van mensen uit haar omgeving en een goed gevoel voor fictie. Zeker is dat met deze ingrediënten een bijzonder boek is gecomponeerd, in een uitgesproken stijl en een meeslepende vorm. Het wachten is op nummer twee.

Boeken / Non-fictie

Tegen de stroom in

recensie: De literaire apologie, een alternatieve verdediging van het christendom


Wie vandaag de dag gelooft, moet zich dikwijls verdedigen. Dat was tijdens het vroege christendom niet anders. In De literaire apologie vergelijkt theoloog en literatuurwetenschapper Hans van Stralen de moderne en klassieke apologeten (geloofsverdedigers) van het christendom.

De situatie van de hedendaagse christen in Nederland is vergelijkbaar met die van de vroege christenen in het Romeinse Rijk: als minderheid dienen zij zich te verweren tegen een niet-christelijke meerderheid. Nu hoeven de christenen van vandaag de dag niet te vrezen dat ze in een kolkende kuip door leeuwen worden verslonden, zoals in Rome veelvuldig gebeurde. Maar wie intellectueel nog serieus genomen wil worden, heeft het als christen niet eenvoudig.

Nu zou Willem Jan Otten, nadat hij als christen uit de kast kwam, de bulderende lach van z’n collega’s van het NRC Handelsblad ongetwijfeld als onprettig hebben ervaren. Toch valt dit immer te prefereren boven het gebrul van een hongerige leeuw.

Er staat, kortom, minder op het spel en dat klinkt door in de toon van de geschriften. Klassieke apologeten als Irenaeus, Tertullianus en Origenes verdedigden hun geloof in zeer felle bewoordingen en deinsden niet terug om hun tegenstanders te beledigen (Tertullianus vergeleek het hoofd van een tegenstander met een pompoen omdat hij hem een leeghoofd vond). Het doel was de superioriteit van het christendom te verdedigen; een idee waar zij heilig van overtuigd leken.

Het innerlijke


Moderne apologeten kenmerken zich door een andere insteek: niet zozeer de superioriteit van het christendom wordt verdedigd, maar meer het recht om gelovig te mogen zijn. De nadruk ligt meer op de individuele belevingswereld van de schrijver waarbinnen ook veel ruimte is voor twijfel. Áls al getracht wordt de ander te overtuigen, dan leggen de moderne apologeten, anders dan de klassieke, meer de nadruk op de schoonheid en minder op de waarheid van het geloof.

Van Stralen ziet Friedrich Schleiermacher (1768-1834) als de grondlegger van deze moderne vorm van apologetiek bedrijven. Ook de Nederlandse literaire apologeten die Van Stralen behandelt – Gerard Reve, Frans Kellendonk en Willem Jan Otten – staan duidelijk in die traditie. Net als Schleiermacher voeden zij graag het romantische beeld van de outcast en zijn ze niet bepaald terughoudend om de nadruk te leggen op hoe intolerant de intellectuele goegemeente staat tegenover hun christen-zijn.

Miscommunicatie


Weinig goede woorden heeft Van Stralen over voor atheïsten als Richard Dawkins en Herman Philipse die zich veelvuldig kritisch uitlaten over het geloof, maar ‘het niet nodig achten zich op theologisch vlak te verdiepen in geloofszaken’. Volgens Van Stralen koesteren veel atheïstische denkers vaak achterhaalde of onjuiste denkbeelden over religie, hetgeen een zorgvuldige discussie in de weg staat.

Van Stralen geeft een goed overzicht van de overeenkomsten en verschillen tussen de klassieke en moderne apologie. Helaas gaat hij niet erg diep in op de behandelde schrijvers. Hij behandelt er ook wel erg veel (veertien!) voor een boek van zo’n 150 pagina’s. Van Stralen had best wat uitgebreider mogen citeren uit het proza van bijvoorbeeld Kellendonk of Reve. Dat had het boek niet alleen inhoudelijk sterk gemaakt, maar zou ook een welkome compensatie zijn geweest voor het tamelijk droge schrijven van Van Stralen zelf.

picasso
Kunst / Expo binnenland

Klei, glazuur en vuur

recensie: Picasso aan zee - Keramiek & Sculptuur
picasso

Op dit moment toont het Museum Beelden aan Zee de tentoonstelling Picasso aan zee – Keramiek & Sculptuur. Toepasselijker kan bijna niet. In 1946 verbleef de Spaanse kunstenaar Pablo Picasso (1881-1973) zes maanden aan de Middellandse Zee. Daar lag de bakermat voor zijn keramische oeuvre van na 1947. Tevens is er een bijbehorende catalogus onder dezelfde titel te verkrijgen.

Bij binnenkomst sta je direct tegenover een foto van Picasso op het strand, waar hij bezig is een vorm in het zand te tekenen. Het zou zomaar een warme dag op het Scheveningse strand kunnen zijn. Een warme sfeer, die ook tot uitdrukking komt in de tentoongestelde keramiek met zijn mediterrane vormen en kleuren in glazuur.

Madoura

picasso

Femme Agenouillée, 1950. 29 cm hoog. Coll. Musée National Picasso, Parijs © RMN Grand Palais musée Picasso, Parijs. Gérard Blot

In 1946 verbleef Picasso een aantal maanden op het kasteel Grimaldi (nu Picasso-museum) in Antibes aan de Franse Rivièra. Tijdens zijn verblijf besloot hij de pottenbakkerstentoonstelling in het nabijgelegen Vallauris te bezoeken. Hij was bijzonder geïnteresseerd in de stand van Suzanne en Georges Ramié, die daar hun Madoura keramiek toonden. Hij bezocht hun pottenbakkerij waar hij een workshop volgde en drie werken maakte. Later kwam hij terug om te kijken hoe de stukken tevoorschijn waren gekomen. Hij was zo tevreden over het resultaat, dat hij meer wilde maken. Vanaf dit moment keerde Picasso vaak terug naar Vallauris, waar hij in 1949 zelf een huis kocht. In de loop der jaren (1945-1960) ontstonden er vele vazen, potten, kannen en borden van zijn hand.

Tanagrabeeldjes

Tanagra is een Griekse stad in het zuidoosten van Boeotië (Midden-Griekenland). Het is ook de vindplaats van de uit de vierde eeuw voor Christus daterende zogenoemde Tanagra-beeldjes. Dit zijn kleine beeldjes van terracotta, die daar, voornamelijk in graven, werden gevonden. Meestal stellen ze staande of zittende vrouwen voor. Picasso liet zich door deze beeldjes inspireren om zijn eigen ‘Tanagra’ te maken. Hij liet de plaatselijke meesterpottenbakker uit Vallauris, Jules Agard, traditionele vaasvormen vervaardigen, die hij zelf in de natte klei bewerkte door er allerlei vormen aan toe te voegen. Zo stelde hij uit de hals van een traditionele vaas, een op de zij gedraaide amfora en een voetstuk ‘Uil’ (1947-1948) samen. Het oor van de amfora vormt een vleugel. Zo ontstonden zijn eigentijdse beeldjes, gebaseerd op de Griekse oudheid.

Thematiek en techniek

picasso

‘Tanagra au long cou’, 1947-1948, 28.5 cm hoog, Coll. Musée Antibes, © Succession Picasso 2016, Photo © imageArt, Claude Germain

De thema’s die Picasso voor zijn keramiek gebruikte zijn, net als in zijn overige oeuvre, van grote eenvoud. Buiten vrouwenfiguren, komen ook dieren vaak voor. Als Spanjaard was Picasso gek op stierenvechten, dat ook in Zuid-Frankrijk een zeer geliefde bezigheid was. Stieren, paarden en picadors zijn dan ook als decoratie op zijn keramische werk te vinden. Maar ook vogels, vissen en geiten decoreren zijn werken.
Picasso leerde de grondbeginselen van het decoreren van aardewerk in de Madoura-pottenbakkerij. Toen hij die eenmaal onder de knie had, begon hij zijn eigen ontwerpen te realiseren en fantasierijke variaties te maken op de bestaande vaste productie van Madoura. Hij beeldhouwde en schilderde in klei. Maar eenmaal in het vuur, ging het regelmatig mis. Het bleek dat sommige elementen dikker moesten worden gedraaid. Picasso’s uitgangspunt was, dat zijn ontwerpen geen gebruiksvoorwerpen waren om bijvoorbeeld olie of water in te bewaren, maar puur als plastische vorm moesten functioneren. Ook in de keramische technieken probeerde Picasso zoveel mogelijk de traditie van de klassieke oudheid te doen herleven.
Naast de keramiek zijn nog een aantal sculpturen te bewonderen. Soms in brons en soms als objects trouvés (gevonden voorwerpen).
Al met al een heldere, ruim opgezette tentoonstelling met een verrassend warme en zonnige uitstraling, die benieuwd maakt naar de bijbehorende catalogus.

Catalogus

In deze gelijknamige en tweetalige (Nederlands en Engels) uitgave zijn de tentoongestelde werken terug te vinden met meer achtergrondinformatie. De catalogus heeft een mooie lay-out en sterke foto’s. De teksten zijn wat minder boeiend. Na een tamelijk saai voorwoord van Jan Teeuwisse over de aanloop tot deze tentoonstelling van, volgt het artikel ‘Picasso’s keramiek: Een nieuw artistiek avontuur’ van Picassodeskundige Marilyn McCully. Zij schrijft over de eerste jaren van Picasso’s werk bij de Madoura pottenbakkerij en de ontdekkingen die hij deed op structureel en technisch gebied. De drukfout op pagina 43 werkt nogal storend. Daarna volgt nog een artikel van de kunsthistoricus en -criticus Jean-Louis Andral over Picasso in Antibes. Hoewel de titel anders is: ‘Picasso in Antibes’, bevat het weinig nieuwe informatie in vergelijking met het voorgaande artikel. Overigens komt de prijs- en kwaliteitsverhouding wel overeen.

 

Titel: Picasso aan zee. Keramiek en sculptuur
Auteurs: Andral, J-L. & McCully, M. & Teeuwisse, J. & Bürgi, M. (2016)
Uitgever: Waanders uitgevers Zwolle
ISBN 9789462621114
Prijs: € 19,95.
Beoordeling: 3 sterren

Herfsttij der middeleeuwen
Boeken / Non-fictie

Het verleden vergeten?

recensie: Johan Huizinga - Herfsttij der middeleeuwen
Herfsttij der middeleeuwen

Herfsttij der middeleeuwen is een van de bekendste, zo niet hét bekendste geschiedkundig werk van de Lage Landen. Een toonbeeld van eruditie, een magnum opus van een geleerde met een fascinatie voor het Avondland. Helaas is het ook een boek dat heel sterk in zijn tijd is ingebed, waardoor ook deze nieuwe editie nauwelijks nog leesbaar is. Zeker omdat ervoor werd gekozen de oorspronkelijke taal van de auteur te hanteren.

Het is natuurlijk een moeilijke spagaat. Kies je ervoor om deze cultuurhistorische klassieker in een hedendaagse Nederlandse hertaling uit te geven, dan ontdoe je het meteen van zijn eigenheid en van de unieke stem van zijn auteur Johan Huizinga. Geef je het uit in de oorspronkelijke taal, zij het minimaal opgepoetst, dan krijg je een hermetisch resultaat. Men koos voor het laatste, en dan ook nog eens zonder de illustraties uit vorige edities – een echte misvatting. Zeker omdat Huizinga voortdurend verwijst naar schilderijen, miniaturen en dergelijke, en de schilderkunst expliciet als basis gebruikt om de middeleeuwse leefwereld op te roepen. Het resultaat is een dichtbedrukt werk met nauwelijks ademruimte. Welk lezerspubliek de uitgever hier voor ogen had, is me een raadsel. Zeker omdat men in de inleiding de wens uitspreekt zoveel mogelijk mensen te bereiken.

Grote zwakte

Herfsttij der middeleeuwen heeft natuurlijk zijn verdiensten. Het is verbluffend te zien hoe iemand zo erudiet kon zijn. Huizinga durfde het aan om zijn uitgangspunt – de teloorgang van de middeleeuwse maatschappij en de kiemen van de renaissance, die erop zou volgen – in één alomvattende, monumentale studie te concentreren. Bovendien is de ambitie om in de hoofden van de toenmalige (hoofse) mensen te kruipen al even indrukwekkend. Maar wie als eigentijdse historicus het boek leest, ziet daarin ook de grote zwakte. Het is nogal vooringenomen om de 14e en 15e eeuw te zien als het einde van een tijdperk en vervolgens alle feiten te verzamelen die dat bevestigen. Terwijl de werkelijkheid uiteraard veel genuanceerder is.

Haast poëtisch

Daarom is Herfsttij der middeleeuwen vooral interessant als historiografisch werk – een voorbeeld van hoe men vroeger aan geschiedschrijving deed. Men ging op zoek naar de emotie en historische sensatie en schreef verhalend en nauwelijks objectief. Dit boek is dus zelf een historisch document geworden. Maar als literatuur is het, in deze uitgave, anno 2016 nauwelijks te behappen. Op hier en daar een haast poëtische, ritmische beschouwing na. Want hoe men het ook draait of keert, dat Huizinga in zijn tijd en discipline een taalvirtuoos was, daar kan niemand onderuit:

‘In de pastorale verbeeldt zich de positieve tegenstelling van het hoofse leven; de negatieve uiting is de hofvlucht, de lof der aurea mediocritas, de verloochening van het aristocratische levensideaal, hoe en waar men het dan ook ontvluchten wil: in studie, in eenzame rust, in arbeid.’