Boeken / Fictie

Het boeit de personages ook niet zo, wat Grunberg schrijft

recensie: Arnon Grunberg - Onze oom

Twee jaar werkte Arnon Grunberg, tussen reizen naar Afghanistan en akkefietjes met A.F.Th. (van der Heijden) door, aan Onze oom. Het resultaat is een zelfs naar Grunbergs normen vuistdikke roman geworden. Kwantiteit staat hier echter niet in verhouding tot kwaliteit, want in vergelijking met het messcherpe en zielsontroerende Tirza, maar ook als boek op zich, is Onze oom ontgoochelend.

Aan de ambitie en drijfveren van de schrijver zal het alvast niet liggen: het lijkt wel of Grunberg zijn pen in vitriool heeft gedoopt en zich vervolgens boos maakt op de gehele wereld, maar vooral op de absurde oorlog. Het probleem is dat het allemaal nergens naartoe gaat, dat de verschillende losse verhaallijnen op geen enkel moment samen worden geknoopt. Voor een roman van dit kaliber is dat een grote handicap, als lezer zit je voortdurend te wachten op een finale die er uiteindelijk niet komt. Wat een verschil met Tirza, dat onafwendbaar afstevende op een huiveringwekkend slot.

Ongeluk

~

Alles draait rond majoor Anthony die zich beweegt in een niet nader genoemd land op het einde van een burgeroorlog. Dat dit personage uitvergroot en zelfs karikaturaal is, mag geen verrassing heten, dat doet Grunberg wel meer. Deze majoor dramt maar door, tracht de touwtjes zoveel mogelijk in handen te houden en aarzelt niet om slachtoffers te maken, zolang hij zijn troepen maar kan bevoorraden. Wanneer ‘per ongeluk’ enkele burgerslachtoffers vallen, besluit de majoor om het overlevende kind Lina in huis op te nemen. Komt hem ook goed uit, want hij is namelijk onvruchtbaar en het zwembad in zijn tuin kon die leemte naar eigen zeggen niet vullen.

Pagina’s en pagina’s lang moet Lina luisteren naar het gekibbel tussen haar stiefouders: de vrouw van de majoor is namelijk niet geheel en al opgetogen met diens beslissing. Dat gekibbel gaat nergens heen en weet dan ook niet te boeien. Op een bepaald moment besluit Lina te vluchten – wellicht boeide het haar ook niet zo. Vanaf dan maken we de omzwervingen van dit meisje mee. Helaas is Lina ten eerste een lege huls en daarom volstrekt oninteressant, haar escapades leiden ook al naar niets. Je zit voortdurend te wachten op die ene wending, dat opduiken van het noodlot, de weg naar een catharsis. Maar het wachten is tevergeefs.

Praten

Mocht een en ander nog wervelend zijn geschreven, dan zou de manke plot er met dat mooie kleedje misschien mee zijn weg gekomen. Maar ook de schrijfstijl laat te wensen over. Grunberg heeft namelijk de neiging om korte, afgebeten zinnetjes te gebruiken die snel gaan vermoeien en ongeïnspireerd aanvoelen. Laat de intrigerende openingszin nog het beste hopen (‘De moordenaar van Lina Sinani Huanca’s ouders kon zelf geen kinderen krijgen, daarom besloot hij Lina Sinani Huanca te adopteren’), het is daarna snel voorbij met de verwachtingen. Een passage als deze is tekenend voor het boek: ‘Hij praatte niet graag, en als hij praatte, vooral als hij tegen vreemden praatte, ging dat geforceerd. Het leger was geen praatclub. Er werd te veel gepraat naar zijn idee, te veel geroddeld. Praten was een symptoom van verrotting.’ Zes keer ‘praten’ in drie zinnen. Er zal heus wel een bedoeling achter steken, maar die doet het boek geen goed. Ook de bruuske en al te opvallende shift van onvoltooid verleden tijd in de eerste helft van het boek naar de tegenwoordige tijd in de rest, werkt niet, behalve op de zenuwen.

Kortom, waar Tirza de emotie nog balde en gericht naar een bittere finale mikte, gaat Onze oom nergens heen en lijkt van enige literaire ambitie geen sprake. ‘Ik wil weten waar we heen gaan’, roept een soldaat op een bepaald moment. Als we niet beter wisten, had-ie het tegen de schrijver zelf.