Boeken / Non-fictie

Literair monument van het jaar

recensie: Frans Kellendonk - De brieven

Op 15 februari 1990 overleed Frans Kellendonk, net 39 jaar geworden, aan de gevolgen van aids. De Nederlandse letteren verloren de, volgens sommigen, meest getalenteerde stem van zijn generatie. Oek de Jong en Jaap Goedegebuure hebben het afgelopen jaar gewerkt aan een verzameling van zijn brieven.

Voor beiden moet het een ingewikkelde en soms confronterende klus zijn geweest. In verschillende interviews gaf Oek de Jong al aan verbaasd te zijn geweest door de seksuele kant van zijn collega en vriend, een kant die hij daarvoor niet kende. En hoe blij zal Goedegebuure zijn geweest met deze initiële typering door Kellendonk: ‘Die Goedegebuure is trouwens hard op weg om een nog saaier criticus dan Carel Peeters te worden… Alles volgens het voorbeeld van de mufste academische kritiek.’

Dit is verre van de enige scherpe opmerking die uit Kellendonks pen vloeit in De brieven. Het boek bevat meer dan driehonderd brieven, geschreven tussen 1968 en 1990. Korte brieven en veel ansichtkaarten zijn weggelaten, maar uit een enkele losse opmerking blijkt dat De Jong en Goedegebuure überhaupt niet alle brieven in handen hebben weten te krijgen. Enerzijds is dat onvolledige jammer, maar het is ook heel goed mogelijk Kellendonks leven te volgen aan de hand van de hier wél verzamelde brieven.

Een leven in brieven

Het brievenboek is een interessant genre: de verzamelde stukken geven een beeld van een geleefde werkelijkheid, maar vanuit de aard der zaak is dat beeld gefragmenteerd en incompleet. Kellendonk schreef geregeld een brief, maar misschien wel de helft van dit boek is ontstaan tijdens zijn studiejaar in Birmingham, zijn jaar in Minneapolis en – in mindere mate – tijdens zijn vakanties. Op die momenten volgen we Kellendonk wekelijks, daarbuiten ontbreken bijna gehele jaren.

Gebaseerd op De brieven, waar bracht Frans Kellendonk de dag mee door? In het begin is dat natuurlijk studie en promoveren. Het schrijven, dat later uiteraard prominent vooraan staat, is dan nog een zijspoor, waar in een enkele terzijde naar verwezen wordt. Maar langzaam krijgen zijn publicaties – eerst zijn debuut Bouwval (1977) en in de tweede helft de romans Letter en geest (1982) en Mystiek lichaam (1986) – de meeste aandacht. Meer nog correspondeert Kellendonk over zijn vertalingen van onder meer Henry James en Wyndham Lewis.

En dan zijn er nog antropologische beschrijvingen van Britten en Amerikanen, scherp en vaak verrassend actueel commentaar op politieke ontwikkelingen (in 1974, vanuit Birmingham: ‘De anti-EEG politiek is gedoemd te mislukken en lukt ze, dan wordt Engeland in nog sterkere mate een satelliet van de VS dan het al is’). Hij maakt er anekdotes en verhalen van. Kellendonk entertaint, hij lijkt zijn toehoorders te willen vermaken – maar vermoedelijk wilde hij ook net zo goed zijn eigen gemoed verbeteren. Daartoe stelt hij zich op als satiricus, die de mensen om zich heen bespot en beschimpt.

Gelukzalige waanzin

Alle mensen die een belangrijke rol hebben gespeeld in dat leven komen voorbij: natuurlijk zijn ouders en zussen, die menig vroege brief krijgen, en Jan Duyx, Kellendonks eerste grote liefde en vriend nadat hun romantische relatie op de klippen was gelopen. Vaak is ook Oek de Jong de geadresseerde. Het is zelfs in een brief uit 1983 aan De Jong dat aids voor het eerst De brieven binnen treedt: op dat punt denkt de arts nog aan ‘een milde vorm van de nieuwe Amerikaanse ziekte’.

Dan zijn er de jongens, die zich blijkbaar in redelijk groten getale tot de schrijver aangetrokken voelden. (Zo komt hij in Minneapolis terug van het boodschappen doen met een 16-jarige jongen aan de arm.) En, af en toe, is er een stormachtige relatie, vaak net zo intens als kort, waarna alles op de klippen loopt en Kellendonk hen allerlei verwijten maakt. De ergste van deze omgangen was met een jongen die na de breuk consequent ‘de Thijs’ wordt genoemd, over wie Kellendonk terugblikkend schrijft:

Ik heb met hem een halfjaar van gelukzalige waanzin beleefd; ik dacht in hem het gevonden te hebben, niet zomaar een levenspartner, maar de liefde die alles rechtvaardigt, dus ook de atoombom en de honger in Tsjaad.

Hiervoor lees je uiteindelijk De brieven: de altijd zorgvuldig geweven en verzorgde taal, die inzichten mogelijk maakt. Kellendonk vindt de juiste woorden en de juiste formuleringen, gekoppeld aan een scherp observatievermogen. In De brieven is hij op de toppen van zijn kunnen. Natuurlijk is het boek een parel voor de Kellendonk-fan en een schat voor wie een tijdsbeeld van de jaren 70 – 90 wil maken. Deze uitgave is al voorgesteld als het literaire evenement van het jaar, maar is vooral ook een literair monument.