Tag Archief van: 8WEEKLY

Theater / Voorstelling

Integere moord, bestaat dat?

recensie: Orkater/Amsterdams Bostheater/SSBA - Julius Caesar

Julius Caesar bevindt zich na vele gewonnen veldslagen op het toppunt van zijn roem. Sommige Romeinen willen hem tot keizer kronen, maar anderen vrezen de teloorgang van de republiek. Niet alles werkt in deze muzikale versie van William Shakespeare’s Julius Caesar, maar veel wel. Het levert een boeiende toneelavond op die fantastisch is vormgegeven.

Een jonge man gekleed in een witte bontmantel spreekt ons op geaffecteerde wijze toe in een taal die op Italiaans lijkt. Dan wordt hij omringd door een aantal dreigende gedaanten in zwarte capes. De moord op Julius Caesar al zo vroeg in het stuk? Nee, het blijkt een droom te zijn. Caesar wordt wakker en roept om zijn vrouw, Calpurnia. Het is een echo van de waarschuwende droom die Calpurnia later zal hebben en die Caesar weg zal wuiven. Overigens is dit begin niet door Shakespeare bedacht, maar door de makers van Orkater. Het werkt, je bent meteen bij de les.

Veranderingen

Er wordt veel gepraat, geargumenteerd, politieke voors en tegens worden geponeerd, dit zou makkelijk een saaie statische avond kunnen worden maar het tegendeel is het geval. Er is muziek die niet alleen op instrumenten maar ook op het decor wordt gespeeld. De vormgeving is interessant, de kostuums zijn geweldig. Bijna niemand draagt een eenduidig pak of jurk, er ontbreken mouwen, broekspijpen, er zijn ongelijke zomen, een elegante jumpsuit heeft een harnas als voorkant, alles heeft betekenis. Deze voorstelling heeft de hele zomer op het grote toneel van het Amsterdamse Bos gespeeld en is nu aangepast voor de kleinere podia van de Nederlandse theaters. Niet alles werkt optimaal, als de moord op Caesar dan eindelijk plaatsvindt gaat dat nogal onhandig, maar de catwalk het publiek in en een waterval van bloed maken indruk.

Er heeft ook een ingrijpende verandering plaatsgevonden in de cast. Matthijs van de Sande Bakhuyzen, die Brutus speelde, is wegens ziekte vervangen door Tobias Nierop. Het is knap dat Nierop zich zo snel deze belangrijke rol heeft eigen gemaakt, maar hij zit er nog niet helemaal in, al groeit hij gedurende de avond. Tijdens het hoogtepunt van het stuk, de toespraken van Brutus en Marcus Antonius na de moord op Caesar, staat er een indrukwekkende Brutus die op rustige en integere wijze uit de doeken doet waarom de samenzweerders tot hun daad zijn gekomen. Als hij aan het eind van de voorstelling ‘de nobelste aller Romeinen’ wordt genoemd, geloof je dat. Marcus Antonius, gepassioneerd gespeeld door Jip van den Dool, die hem onderbreekt en wegstuurt is een schoolvoorbeeld van manipulatieve retoriek en wint natuurlijk.

Associaties

Bijzonder aan deze voorstelling vind ik de vele associaties met het heden die bij me opkomen. Niet alleen gedachten aan de mislukte aanslagen op Hitler, maar ook aan de eventuele mogelijkheid dat een groep belangrijke Republikeinen zou besluiten Trump uit de weg te ruimen om Amerika en de Republikeinse partij te redden. Je kunt het je voorstellen en het maakt dat de gedachtegang van de samenzweerders dichterbij komt dan je lief is.

Naast de geweldige Caesar door Mattias van de Vijver trekt Julia van der Vlugt de aandacht als bediende Lucius. Ook hier tonen de makers en regisseur Michiel de Regt grote inventiviteit. Lucius valt niet alleen steeds in slaap, maar is halfdoof en -blind en loopt moeilijk. Het is erg geestig als hij de lange trap op- en afmoet. En zeer des Shakespeares die immers graag komedie bij zijn tragedies gooit en tragiek bij zijn komedies. Aan het einde slaagt Lucius er ook nog eens in om me tot tranen toe te ontroeren.

De voorstelling levert ook wat twijfels op: de vele scènes tussen Brutus en Cassius, die vooral dienen om het plot uit de doeken te doen, zijn te vlak en daardoor moeilijk te volgen. Wellicht verandert dat als Reinout Scholten van Aschat over enige tijd de rol van Cassius overneemt. En hoe amusant Van de Vijver ook is als Caesar, je kunt je nauwelijks voorstellen dat deze ijdele druktemaker zo’n onoverwinnelijke krijgsman was en ooit de minnaar van Cleopatra. Dat neemt echter niet weg dat dit een knappe, boeiende productie is van een op papier toch vrij taai stuk.

 

 

 

Theater / Voorstelling

Integere moord, bestaat dat?

recensie: Orkater/Amsterdams Bostheater/SSBA - Julius Caesar

Julius Caesar bevindt zich na vele gewonnen veldslagen op het toppunt van zijn roem. Sommige Romeinen willen hem tot keizer kronen, maar anderen vrezen de teloorgang van de republiek. Niet alles werkt in deze muzikale versie van William Shakespeare’s Julius Caesar, maar veel wel. Het levert een boeiende toneelavond op die fantastisch is vormgegeven.

Een jonge man gekleed in een witte bontmantel spreekt ons op geaffecteerde wijze toe in een taal die op Italiaans lijkt. Dan wordt hij omringd door een aantal dreigende gedaanten in zwarte capes. De moord op Julius Caesar al zo vroeg in het stuk? Nee, het blijkt een droom te zijn. Caesar wordt wakker en roept om zijn vrouw, Calpurnia. Het is een echo van de waarschuwende droom die Calpurnia later zal hebben en die Caesar weg zal wuiven. Overigens is dit begin niet door Shakespeare bedacht, maar door de makers van Orkater. Het werkt, je bent meteen bij de les.

Veranderingen

Er wordt veel gepraat, geargumenteerd, politieke voors en tegens worden geponeerd, dit zou makkelijk een saaie statische avond kunnen worden maar het tegendeel is het geval. Er is muziek die niet alleen op instrumenten maar ook op het decor wordt gespeeld. De vormgeving is interessant, de kostuums zijn geweldig. Bijna niemand draagt een eenduidig pak of jurk, er ontbreken mouwen, broekspijpen, er zijn ongelijke zomen, een elegante jumpsuit heeft een harnas als voorkant, alles heeft betekenis. Deze voorstelling heeft de hele zomer op het grote toneel van het Amsterdamse Bos gespeeld en is nu aangepast voor de kleinere podia van de Nederlandse theaters. Niet alles werkt optimaal, als de moord op Caesar dan eindelijk plaatsvindt gaat dat nogal onhandig, maar de catwalk het publiek in en een waterval van bloed maken indruk.

Er heeft ook een ingrijpende verandering plaatsgevonden in de cast. Matthijs van de Sande Bakhuyzen, die Brutus speelde, is wegens ziekte vervangen door Tobias Nierop. Het is knap dat Nierop zich zo snel deze belangrijke rol heeft eigen gemaakt, maar hij zit er nog niet helemaal in, al groeit hij gedurende de avond. Tijdens het hoogtepunt van het stuk, de toespraken van Brutus en Marcus Antonius na de moord op Caesar, staat er een indrukwekkende Brutus die op rustige en integere wijze uit de doeken doet waarom de samenzweerders tot hun daad zijn gekomen. Als hij aan het eind van de voorstelling ‘de nobelste aller Romeinen’ wordt genoemd, geloof je dat. Marcus Antonius, gepassioneerd gespeeld door Jip van den Dool, die hem onderbreekt en wegstuurt is een schoolvoorbeeld van manipulatieve retoriek en wint natuurlijk.

Associaties

Bijzonder aan deze voorstelling vind ik de vele associaties met het heden die bij me opkomen. Niet alleen gedachten aan de mislukte aanslagen op Hitler, maar ook aan de eventuele mogelijkheid dat een groep belangrijke Republikeinen zou besluiten Trump uit de weg te ruimen om Amerika en de Republikeinse partij te redden. Je kunt het je voorstellen en het maakt dat de gedachtegang van de samenzweerders dichterbij komt dan je lief is.

Naast de geweldige Caesar door Mattias van de Vijver trekt Julia van der Vlugt de aandacht als bediende Lucius. Ook hier tonen de makers en regisseur Michiel de Regt grote inventiviteit. Lucius valt niet alleen steeds in slaap, maar is halfdoof en -blind en loopt moeilijk. Het is erg geestig als hij de lange trap op- en afmoet. En zeer des Shakespeares die immers graag komedie bij zijn tragedies gooit en tragiek bij zijn komedies. Aan het einde slaagt Lucius er ook nog eens in om me tot tranen toe te ontroeren.

De voorstelling levert ook wat twijfels op: de vele scènes tussen Brutus en Cassius, die vooral dienen om het plot uit de doeken te doen, zijn te vlak en daardoor moeilijk te volgen. Wellicht verandert dat als Reinout Scholten van Aschat over enige tijd de rol van Cassius overneemt. En hoe amusant Van de Vijver ook is als Caesar, je kunt je nauwelijks voorstellen dat deze ijdele druktemaker zo’n onoverwinnelijke krijgsman was en ooit de minnaar van Cleopatra. Dat neemt echter niet weg dat dit een knappe, boeiende productie is van een op papier toch vrij taai stuk.

 

 

 

Boeken / Non-fictie

Inspirerend filosofisch overzichtswerk

recensie: Ger Groot – De geest uit de fles

Hoogleraar filosofie Ger Groot schrijft met De geest uit de fles een indrukwekkend overzicht van de geschiedenis van de moderne filosofie.

Het grote, zware boek met harde kaft doet denken aan een schoolboek. Het staat vol met kleurrijke afbeeldingen en linkjes naar video’s die op de website van Lemniscaat te zien zijn. Op de voorkant staat een muurschildering van graffiti-artiest Banksy. Het boek ziet er aantrekkelijk uit, je krijgt meteen zin om te gaan lezen.

Ons zelfbeeld

Filosoof Ger Groot – hoogleraar, docent en schrijver van tal van boeken en artikelen – doet in De geest uit de fles iets dat hij nog niet eerder heeft gedaan. In zijn eerdere schrijfwerk zoekt hij de verbinding tussen filosofie en maatschappij en legt daarbij de nadruk op kunst en cultuur. In zijn nieuwste werk brengt hij dat allemaal samen in één prachtig, helder en spannend overzicht. Hij verhaalt in geur en kleur het ontstaan en de ontwikkeling van het zelfbeeld van de moderne mens vanaf de Moderne Tijd. In die vier eeuwen heeft de mens niet stilgezeten. Er zijn niet alleen boekwerken volgeschreven door filosofen, onze voorouders hebben hun zelfbeeld vormgegeven en naar buiten gebracht in tal van cultuuruitingen.

Filosofie en cultuur

In De geest uit de fles laat Groot zien hoe de denkbeelden in verschillende periodes onlosmakelijk verbonden zijn met wat er geschilderd, gebouwd en onderzocht is. Want ‘filosofie is overal, in alle hoeken van de samenleving’. Daarmee haalt Groot in één klap de ideeën van denkers als Kant en Rousseau onder het stof vandaan. Filosofie is overal en is alles behalve louter theoretisch of decadent. Zo vergelijkt Groot de film Into the Wild met het rousseauiaanse verzet tegen civilisatie. Ook het ‘ontdekkend leren’ dat wij nu kennen op basisscholen is volgens Groot terug te vinden in het boek Emile (1792), waarin Rousseau zijn filosofie over de opvoeding behandelt.

De mens centraal

Vanaf de Moderne Tijd is het zelfbeeld van de mens centraal komen te staan in de geschiedenis. Daar begint De geest uit de fles. Groot beschrijft de geschiedenis van het denken van de mens over zichzelf. Maar als we denken los te staan van onze voorouders, hebben we het goed mis.

In vier eeuwen tijd hebben we steeds meer kennis gekregen en vandaag de dag hebben we zoveel informatie tot onze beschikking dat we niet in staat zijn het allemaal tot ons te nemen. ‘Terwijl we steeds knapper worden, drijven we rond in een zich almaar wijder uitstrekkende baaierd van onopgeloste raadsels en onzekerheid.’ Daarmee is dit boek over onze geschiedenis net zozeer een boek over ons heden. We hebben veel vooruitgangen geboekt, maar staan nog steeds voor vergelijkbare problemen als de mensen aan het begin van de Moderne Tijd. Dat maakt dat dit boek over de filosofiegeschiedenis ook actuele thema’s behandelt waar de hedendaagse mens iets aan heeft.

Nieuwe beschrijvingen van bekende ideeën

Groot beschrijft de filosofieën van nagenoeg alle grote filosofen vanaf Descartes. Dit doet hij op een leuke, onalledaagse manier. Zo legt hij de categorieënleer van Kant uit aan de hand van de werking van een tv-toestel. Dit klinkt misschien kinderlijk; toch is het echt een boek voor volwassenen. Het mag er dan uitzien als een schoolboek, maar voor middelbare scholieren is het taalgebruik te moeilijk en gaat Groot wellicht te diep in op de denkbeelden en hun consequenties. Daar tegenover staat dat het voor alle mensen met interesse in filosofie echt een aanrader is. Als filosoof vreesde ikzelf dat het boek gesneden kost zou zijn, maar ik was blij verrast door de beschrijvingen en overdenkingen van Groot. Dat het boek met of zonder voorkennis intrigeert is bewonderenswaardig.

Beeld en geluid

Op de website van de uitgeverij is een speciale pagina aangemaakt bij het boek. Hierop zijn alle beeld- en geluidsfragmenten waar Groot naar verwijst terug te vinden. Dit zijn allerlei uiteenlopende zaken. Zo kun je een interview met Gadamer bekijken, een college van Lacan, een toespraak van Obama, maar ook filmscènes uit verschillende films en beelden van Joeri Gagarin die in 1961 als eerste mens de ruimte in gaat. Daarmee gaat het denken en diens historische setting leven, wordt het tastbaar en zelfs vermakelijk. De geest uit de fles kan gezien worden als naslagwerk, leerboek en ontspanning ineen en biedt voor iedereen een frisse kijk op onze geschiedenis en het denken daarbinnen.

Theater / Voorstelling

“Happily Ever After” is sprookjesachtig mooi.

recensie: Maas theater en dans - Happily Ever After

Jasper van Luijks eerste jeugddansvoorstelling is een viering van de dood waar jongens en meisjes van 8 tot 88 jaar van kunnen genieten.

Je moet het maar durven: een voorstelling over de dood voor 8 jaar en ouder. Niet het meest gemakkelijke onderwerp, maar choreograaf Jasper van Luijk weet er prima raad mee. Door sterfscènes te verweven met sprookjes benadert hij de dood vanuit de beleving van jonge kinderen. Hoe ga je om met een einde dat echt een einde is? Wat als de prinses niet meer wakker gekust kan worden?

Fantasie en werkelijkheid

Twee jongens en een meisje beginnen een spelletje waar we bekende sprookjesmotieven in herkennen. Als volleerde Sneeuwwitjes vallen ze neer, soms na een hap van een appel, om daarna weer tot leven gekust te worden. Het spel verandert als een vierde danseres een solo danst, neervalt, en niet meer opstaat. De geruststelling dat zelfs stervende prinsessen een happy end krijgen wordt hier even doorbroken door de realiteit van het leven. Diezelfde spanning tussen fantasie en werkelijkheid keert later terug in een duet, waarin een van de jongens het dode meisje tevergeefs ‘tot leven’ probeert te wekken. Zij beweegt als een pop mee, hij gaat stug door. In sprookjes leven we immers lang en gelukkig. Voor de dood is geen plek.

Onbevangen kinderen

Het thema mag dan zwaar lijken, de voorstelling is het allerminst. De kracht van Happily Ever After ligt juist in de lichtheid en transparantie waar van Luijk en zijn performers voor gekozen hebben. Inés Belda Nácher, Yeli Beurskens, Anton van der Sluis en Art Srisayam hebben de onbevangenheid van een kind op verkenningstocht. Ze spreken de taal van een jong publiek, zonder het uitvergrote spel te gebruiken waar volwassenen in jeugdtheater soms op terugvallen. In een sober decor – een oplopend vlak met een enkele roze magnolia – laten ze ons op verschillende manieren nadenken over de dood. Het eerste deel staat in het teken van het ontdekken van de dood en een verlies van onschuld. Na een lange slaap – Doornroosje komt om de hoek kijken – wordt het winter. Het decorbeeld wordt grimmiger, de dansers klampen zich aan elkaar vast en remmen elkaar af. Angst voert de boventoon.

Dan worden de roze bloesems van de magnolia opgeraapt en gebruikt om een van de danseressen te versieren en klaar te maken voor het hiernamaals. Hier wordt een hele andere kant van de dood getoond, een waar Van Luijk geïnspireerd door raakte: het levenseinde als een vreugdevol afscheid waar je niet bang voor hoeft te zijn. Na de ontdekking en de angst wordt ten slotte de schoonheid van het sterven belicht. Versierd met bloemen loopt de danseres langzaam omhoog, op de helling naar een vermoedelijk hiernamaals. Of dat hiernamaals er ook is, wordt in het midden gelaten, maar dat maakt niet uit. Het einde zelf is mooi, en hoeft helemaal niet eng te zijn.

Theater / Voorstelling

De mannenparadox

recensie: Lucas De Man, Ahmet Polat en Rashif El Kaoui - De Man Is Lam

In een fraai voorbeeld van nominatief determinisme heeft theatermaker en presentator Lucas De Man een onderzoekende voorstelling gemaakt over het fenomeen van zijn achternaam: Wat betekent het eigenlijk om een man te zijn? Die vraag inspireerde een zoektocht van barbershop tot boekenkast en leidde tot een vlammend multimediaal betoog over de vele tegenstrijdige facetten van ons ideaalbeeld van de moderne vent.

“Ken je de mannenparadox?” vraagt Lucas De Man halverwege de voorstelling aan zijn publiek. Dat is kort gezegd het probleem dat de moderne man net zo goed behulpzaam moet zijn  in de keuken als dat hij een ongeremd beest is in bed. De moderne man moet laveren tussen viriele retrograde macho en een emotioneel toegankelijke feministische softie. Lucas De Man, die de toepasselijkheid van zijn achternaam niet schuwt, citeert onderzoek waaruit blijkt dat de moderne (blanke, heteroseksuele, hoogopgeleide) man meer in het gedrang is dan je misschien zou denken: meer dan 80% van alle berichtgeving over mannelijkheid is negatief, zo’n 40% van alle meldingen van huiselijk geweld wordt gedaan door mannen en ze staan bovenaan de lijstjes van zelfmoord en eenzaamheid. In de tijd van gender studies en identiteitspolitiek is ook het zelfbeeld van de man op losse schroeven komen te staan: waar de (blanke, heteroseksuele, hoogopgeleide) man historisch gezien altijd zichzelf als de norm zag, moet hij zich nu aanpassen aan nieuwe culturele normen.

De betekenis van man-zijn

Kortom, zoals de titel van de voorstelling het al zegt: De Man Is Lam. Gelukkig is de voorstelling geen Baudeteske tirade tegen de gemankeerde mannelijkheid, maar een oprechte en komische zoektocht naar de betekenis van het man-zijn in deze tijd. Zo worstelt Lucas De Man met de vraag of je jezelf wel mag laten pijpen door je vriendin terwijl je je tegelijkertijd verzet tegen de maatschappelijke onderwerping van de vrouw. Op een ander moment horen we dat Nivea Men alleen de gezichtscrème verkocht krijgt met een reclame waarin een crèmesmerende übermacho een houtzaagwedstrijd wint met twee fotomodellen aan elke arm.

Goedkoop applausmomentje

Maar het onderzoek naar de contemporaine man ging verder dan het graven in de eigen ziel. De Man Is Lam is onderdeel van een breder kunstproject dat naast theater bestaat uit een fotografietentoonstelling en een podcastreeks met zo’n 180 interviews over het onderwerp man. Zowel de foto- en videografie van Ahmet Polat als de interviewfragmenten van Rashif El Kaoui versterken de toch al krachtige solo-performance van Lucas De Man, die betogend wisselt tussen alleman en mannetjesputter maar zichzelf en zijn opvattingen voortdurend onder de loep blijft leggen. Zo kapt hij een goedkoop applausmomentje af na zijn lofzang op complexiteit om het publiek erop te wijzen hoe makkelijk dat is om te roepen. Hij heeft als performer een nonchalante air en tegelijkertijd een roestvaste beheersing van de zaal, in één zin kan Lucas De Man zijn publiek laten bulderen van het lachen en zo stil krijgen dat je een speld kan horen vallen.

De bijdrages van Ahmet Polat en Rashif El Kaoui zorgen ervoor dat de blik op mannelijkheid breder wordt dan het perspectief van de blanke (heteroseksuele, hoogopgeleide) man. Tijdens de voorstelling horen we  interviewfragmenten met  onder andere Tilburgse kickboxers en Rotterdamse hangjongeren en op projectieschermen zien we behalve  Hollandse rugbyers ook een Turkse man breien. Daarnaast wordt een groot deel van de monoloog van Lucas de Man vanuit het oogpunt van een migrantenzoon verteld.

Vrolijk ontregelend

Hoe sterk de neiging ook is, De Man Is Lam geeft ons gelukkig geen eenduidige oplossing voor de mannenparadox. Het is zeer lastig om genuanceerd over het onderwerp gender te praten en tegelijkertijd iets daadwerkelijk substantieels te zeggen. Maar Lucas De Man maakt wel op een vrolijk ontregelende wijze voelbaar dat seksuele identiteit tegelijkertijd een bron van schaamte en van trots kan en mag zijn. Dat wij kerels daar nu pas echt openlijk mee beginnen te worstelen geeft misschien aan hoe ver wij eigenlijk achterlopen met onze emancipatie.

Theater / Voorstelling

Het einde nadert

recensie: Het Zuidelijk Toneel - Conversations (at the end of the World)

Op ongeveer de helft van de voorstelling begint het te sneeuwen. Een wonderschone, niet-aardse sneeuw die doet denken aan grote scholen dansende vissen in de diepzee of lichtgevend alg. De gehele voorstelling houdt het niet meer op met sneeuwen, zodat – uiteindelijk – alle personages verzuipen.

Schoonheid en horror ineen – dat typeert de voorstelling Conversations (at the end of the world) van Het Zuidelijk Toneel onder regie van Kris Verdonck. De horror zit hem in het besef van een naderend einde; het einde van het eigen leven of van de gehele wereld. De schoonheid van de voorstelling zit hem in hoe met dit doodsbesef wordt omgegaan. In afwachting van hun aanstaande afscheid komen een vijftal personages samen in een droomachtig decor om – tot het zover is – wat verhalen te vertellen, muziek te maken of gewoon stil te zijn.

Daniil Charms

Aan de basis van de voorstelling liggen de teksten van de Russische absurdistische schrijver Daniil Charms. Het werk waarvan in de voorstelling gebruik wordt gemaakt, is veelal aforistisch van aard en doordrenkt met zwarte humor. Neem het verhaal van de man die als kaviaar geboren werd en zodoende bijna door zijn oom is opgegeten, de wonderdoener die weigert wonderen te doen of de man die enkel gebeten wordt door manshoge vlooien die via de voordeur binnenkomen en naast hem in bed gaan liggen. Deze absurdistische korte verhalen hebben vaak een serieuze ondertoon. Niet gek, wanneer je de biografie van Charms erop na slaat: geboren in 1905 in tsaristisch Rusland, maakte de overgang naar de Sovjetunie onder leiding van Stalin mee, werd verbannen naar Siberië wegens een al te kunstzinnig karakter, kwam weer terug naar Sint-Petersburg maar werd daar ten tijde van de nazi-invasie krankzinnig verklaard en overleed in een psychiatrische inrichting. Een levensloop die niet een al te lichtzinnige omgang met de wereld rechtvaardigt en dat hoor je terug in zijn teksten, waar – tussen alle humor door – opvallend veel mensen lijden en overlijden.

De personages vertellen elkaar die wonderlijke zwart komische anekdotes, zonder verder echt op elkaar te reageren. Vaker zwijgen ze. Of luisteren naar het pianospel opgevoerd door Marino Formenti. Dit doen ze in een prachtig decor dat in zijn lege eenvoud associaties oproept met een andere planeet of een post-apocalyptische Aarde. Ze zijn zich er ten volle van bewust dat het einde nadert; misschien vanwege een kernoorlog, een natuurramp of misschien zijn de karakters gewoon ziek. Langzaamaan worden de personages – zonder te protesteren – opgeslokt door het decor. Zoals dat gaat wanneer je doodgaat. Het doodstille einde is prachtig. Conversations (at the end of the world) vormt zo een indrukwekkende meditatie op de tijd en de dood.

Boeken / Fictie

Noorse thuisloze met puberdochter

recensie: Tomas Espedal - Tussen april en september

De dood van een van de ouders is vaak het uitgangspunt van een lange en diepgaande zoektocht. Wat heeft de gestorvene betekend in mijn leven; lijk ik op mijn moeder of mijn vader en wie ben ik zelf eigenlijk? De Noorse schrijver Tomas Espedal heeft zich net als zijn vriend en collega Knausgård op dit pad begeven – op een andere manier en in een totaal andere stijl. Espedal is ook dichter en het autobiografische verslag van zijn rouwperiode getiteld Tussen april en september is een relatief dun boekje geworden.

Espedals naamloze hoofdpersoon gaat door een een dubbele crisis heen: enige maanden na zijn moeder is ook zijn ex-vrouw overleden. Hij trekt in haar afgelegen huis op een eiland voor de kust van het Noorse Bergen om voor zijn puberdochter te zorgen. ‘We hebben allebei onze moeder verloren’ is zijn aftrap. De dochter, die verder nauwelijks een rol speelt in de roman, wordt razend. Na de scheiding van haar ouders woonde ze bij haar moeder. Ze lijkt met haar verdriet niet bij haar vader terecht te kunnen. Hij put zich uit in huishoudelijke bezigheden, maar is verder hoofdzakelijk met zichzelf bezig. Haar enige tekst in het boek luidt: ‘Waarom ben je altijd thuis? Waarom kun je me niet met rust laten?’

Espedal moet van zijn dochter het huis uit. Hij schrijft:

‘Ik ging naar de stad.

Tegen mijn zin ging ik naar de stad, wat moest ik daar?’

 

Ingekookte tekst

De herhaling is typisch voor zijn stijl. Het geeft het verhaal over zijn ouders, waar ze vandaan kwamen, hoe ze elkaar ontmoetten, hoe ze verliefd werden en elkaar in hun huwelijk toch niet begrepen, een vreemde mythologische sfeer. Dat heeft de schrijver goed gezien, want de reconstructie van onze afkomst en jeugd is een autobiografische mythe. Espedals taal komt soms archaïsch over, breekt hier en daar plotseling af, duikt dan weer op als poëzie of poëtisch proza. In tegenstelling tot de volumineuze romandelen van Knausgård is zijn tekst ingekookt. Voortdurend probeert hij de kern van wat hij wil zeggen over te brengen. Details en chronologie zijn daarin minder belangrijk.

Vechtvriendjes

In de vraag waar de ik-verteller bijhoort en de daaruit voortkomende innerlijke conflicten speelt het milieu een grote rol. Zijn vader is altijd fabrieksarbeider geweest, zijn moeder was afkomstig uit een dure Bergense familie. Zij kon zich moeilijk neerleggen bij het verlies van haar behaaglijke leven en zijn vader probeert uit alle macht te stijgen op de sociale ladder. Voornaamste inzet is de buurt waar het gezin woont. Ze verhuizen van een asociale flat naar een rijtjeshuis – dat echter veel te dicht bij de achterstandswijk ligt. De vroegere vechtmakkertjes weten de jongen te vinden in zijn nette straat en hij beseft niet te kunnen ontsnappen aan zijn afkomst.

Als volwassene vraagt hij zich af hoe vaak hij nog moet verhuizen voordat hij op de plek woont die zijn thuis kan worden. Ook het huis van zijn ex, midden in de natuur, blijkt een fiasco. Waar moet hij heen?

Vroeger en nu lopen in elkaar over in de sombere overpeinzingen. Uiteindelijk komt het goed : hij krijgt greep op zijn verleden en verzoent zich met zijn bestaan – en dan is het boek uit. De compacte, indringende teksten nodigen de lezer echter direct weer uit om terug te bladeren. Een poëtisch verslag van persoonlijke groei.

Theater / Voorstelling

Het heelalbrede spectrum van een 15-jarige autist

recensie: National Theatre – The incident with the dog in the middle of the night

Het is werkelijk een feestje: aan de Amstelkade schitteren talloze BN’ers op de rode loper van het Amsterdamse Carré. Persfotografen flitsen er enthousiast op los, vooral als er een roedel middelbare scholieren zich als één hoop op de loper stort. Het is dé grote avond van de tweede versie van ‘Broadway aan de Amstel’: The curious incident of the Dog in the Night-Time.

De internationale hit The curious incident of the Dog in the Night-Time – gebaseerd op het gelijknamige boek van Mark Haddon – is nu mét volledige Londense cast te aanschouwen in hartje Amsterdam. Omringd door bekend Nederland in hun beste kledij en KLM-medewerkers (een exclusief VIP-uitje voor de in blauw geklede stewardessen), worden theaterliefhebbers getrakteerd op een Engelstalige show van kwaliteit. De barokke zaal van Carré contrasteert met het podium. Het decor van het toneelstuk is namelijk opgebouwd uit een soort vierkante ‘doos’ met aan weerszijden een blokjesachtig magnetisch veld. De voorstelling start exact om 20:03 – een knipoog naar de precisie van autisten – en het is letterlijk een ‘knallend’ begin. De volumeknop wordt op z’n hardst gedraaid en het is alsof iemand per ongeluk de lichtknop heeft geraakt. In het pikkedonker ontwaart het publiek een aantal gestaltes: een in joggingbroek geklede ‘jongen’ is onmiskenbaar Christopher John Francis Boon (Joshua Jenkins), een 15-jarige autistische jongen. Een negenkoppige cast beweegt zich als een dansgezelschap om hem heen. Een extra dimensie aan het verhaal wordt gegeven door Julie Hale in de rol van quasi-verteller/therapeut van Christopher, genaamd Siobhan, die het verhaal ondersteunt met stukken uit Christophers notitieboek.

Aandachtstrekker  / Een curieuze moord

Vanaf het eerst moment word je gegrepen door het verhaal. Door de ontzettend harde vaart die dit toneelstuk kenmerkt, grijpt de voorstelling iedere seconde de aandacht. Het verhaal over Christopher is dan ook erg intrigerend. Samen met vader Ed (David Michaels) leeft Christopher is het Engelse Swindon, waar de 15-jarige zich afhoudt van iedere vorm van sociale interactie, uitmunt in wiskunde en gefascineerd onderzoek doet naar het heelal. Op een dag ligt de geliefde hond van zijn buurvrouw Mrs. Shears dood in de tuin, gedood met een tuinvork. Christopher, die de hond aantreft in de openingsscène, is verdachte nummer één. Als een politieman hem mee wil voeren naar het bureau, slaat Christopher van zich af – Christopher flipt van lichamelijke aanrakingen – en dat komt hem meteen ten duur te staan: hij wordt gearresteerd voor mishandeling en wordt later door zijn vermoeide vader opgehaald.

Hoofd vol herrie/ruis

Door zijn autisme is Christopher altijd bloedeerlijk en hij kan dan ook geen leugens vertellen. Hij wéét dat hij er niets mee te maken heeft, maar zint op de vraag ‘wie dan wel?’. Binnen no-time ontwikkelt Christopher zich tot een detective en hij gaat over zijn eigen drempel door voor het eerst in zijn leven het contact op te zoeken met zijn buren. Zodoende komt Christopher al snel in contact met de oude Mrs. Alexander (Debra Michaels), die hem snel tot de waarheid brengt: ze vertelt Christopher dat zijn moeder is vreemdgegaan met Mr. Shears. Intussen houdt Christopher nauwgezet al zijn notities bij in een groot boek Per ongeluk komt dat boek in de handen van zijn vader. Zijn vader neemt het boek in en dwingt Christopher te stoppen met zijn zoektocht, maar dat heeft ernstige gevolgen. Als Christopher zijn notitieboek van zijn vader probeert te ontfutselen, stuit hij op een doos waarin ook enkele brieven liggen die van zijn overleden moeder blijken te zijn. Hoe kan zijn moeder brieven hebben geschreven als ze al maanden eerder is gestorven aan een hartaanval? Christopher – woedend en verward door de leugens van zijn vader – besluit om een reis af te leggen naar London, naar het adres waar zijn moeder al die tijd heeft ‘geleefd’. De reis is fantastisch vormgegeven in zowel spel en dans als in decor: als kijker bevind je je haast in het brein van Christopher. Felle kleuren, harde geluiden en mensen razen zich om Christopher heen en maken het inzichtelijker hoe het is om autisme te hebben. Joshua Jenkins speelt de rol van Christopher erg geloofwaardig en menig persoon zou haast denken dat hij écht aan autisme leidt, zijn houding, zijn handelingen en gezichtsuitdrukkingen zijn zó karakteristiek en goed uitgevoerd.

Méér dan perfect

De regie was in handen van Marianne Elliot. winnares van een Tony Award, en dat is te zien: de acteurs zijn zo gestroomlijnd, ze bewegen ‘sierlijk’ en zijn goed op elkaar ingespeeld. De timing is perfect: het vereist heel veel tijd en moeite om alles tot op de seconde getimed te hebben. Het decor is daarnaast ontzettend multifunctioneel. Het bevat namelijk niet alleen licht, maar er zitten ook nog decorstukken in verborgen achter de vele luikjes. De acteurs maken bovendien niet alleen gebruik van het toneel, maar ook van de ruimte in de zaal. Zo struint er plots een ‘politieofficier’ vanuit achterin de zaal naar het podium toe. Hoewel je soms verwacht dat je gehoorschade gaat oplopen door de harde muziek, kun je niet anders dan verrukt zijn door zo’n totaalvoorstelling. Alles aan deze voorstelling klopt én de kijker wordt keer op keer verrast. Zo ook op het einde – de lichten zijn weer aan en het applaus is weggeëbd – als Christopher nog één laatste keer terugkomt om een rekensom uit te leggen in vier minuten. Net als met ieder geslaagd feestje, blijft deze voorstelling nog lang in herinnering.

Theater / Voorstelling

Werther wil niet volwassen worden

recensie: Toneelschuur Producties - Het lijden van de jonge Werther

In 1774 werd Johann Wolfgang von Goethe plotsklaps beroemd met zijn roman Die Leiden des jungen Werthers. Een hele generatie zag in het hoofdpersonage Werther zijn hartstocht, zielenleed en Weltschmerz eindelijk vertegenwoordigd. Mensen spiegelden zich zodanig met Werther dat zijn kledingstijl op slag hip werd en zich naar zijn voorbeeld een zelfmoordgolf door Europa verspreidde, zo wil het literair-historisch cliché.

Spreekt Werther heden ten dage nog steeds tot de verbeelding? Theatermaker Eline Arbo was onder de indruk van Werthers stelligheid en compromisloze levenshouding en heeft een theaterbewerking van Goethes roman op de planken gebracht onder de vlag van Toneelschuur Producties. Nog even kort het verhaal: Werther (Victor IJdens) brengt de zomer door in de Duitse provincie en wordt daar verliefd op Lotte (Diewertje Dir). Zij is echter al verloofd met de pragmatisch ingestelde Albert (Sander Plukaard). Hoewel Werther met beiden bevriend raakt, gaat hij ook kapot aan zijn niet beantwoorde liefde voor Lotte. Tot Werther – gevoelsmens als hij is – nog maar één dramatische uitweg ziet om aan zijn lijden te ontsnappen.

Twee levensvisies

Arbo kiest ervoor om twee levensvisies tegen elkaar uit te spelen: de alles-of-niets hartstocht van Werther tegen het pragmatisme en de gematigdheid van Albert. Lotte ontpopt zich als een compromis maar kiest daarmee eigenlijk automatisch voor Albert want Werther kan met geen enkel compromis leven. De ondertitel luidt “hoe ver ben jij bereid te gaan voor jouw idealen”. Werther zou als voorbeeld moeten dienen van een idealist die tot het naadje gaat. Toch lukt het Werther nergens om echt een idealistisch rolmodel te worden: zijn gejammer is eerder pathetisch en kinderlijk. Deze emotionele onvolwassenheid wordt benadrukt in het decorontwerp bestaand uit aaneenrijgingen van plastic strandspeelgoed. Wanneer Werther aan het eind van het stuk kiest voor het dramatisch gebaar, valt letterlijk het speelgoeddoek. Waarmee nog eens wordt gezegd: Werthers belevingswereld is die van een kind. Zo verliest Werther het van de rationele Albert die, weliswaar soms neergezet als een karikatuur, simpelweg beschikt over een grotere dosis gezond boerenverstand.

Schoolpleinliefde

Ook de relatie tussen Lotte en Werther blijft iets kinderlijks houden, en wil daardoor niet echt overtuigen. De apotheose van hun liefde is een potje badminton. De vrolijke kleurtjes waarin Lotte gehuld gaat en de waterpistoolgevechten doen meer denken aan een schoolpleinliefde dan aan grootse een meeslepende romantiek die zelfmoord voorstelbaar kan doen maken. Kinderlijkheid gaat nauw samen met narcisme en ook dat is deze Werther niet vreemd. Wanneer Lotte praat, is zijn blik niet zelden op iets in de verte gericht, alsof die hele Lotte hem niet zoveel kan interesseren, maar slechts als willekeurig excuus voor zijn levenspassie en defaitisme dient. Om hiermee terug te komen op de ondertitel van de voorstelling: je kunt je afvragen of het personage van Werther niet vreemd gekozen is om nieuw elan te geven aan verloren gewaand idealisme. Tuurlijk, Werther is gepassioneerd, maar die passie heeft weinig met wereldverbetering te maken. Romantische liefde is de facto altijd een egoïstisch project. De link naar Werther als politieke held blijft voor mij daarom onduidelijk.

De voorstelling kent desalniettemin zijn vermakelijke en sterke momenten – onder andere de muzikale intermezzo’s en de komische vertolking van Albert door Sander Plukaard. Maar de grote zwakte zit in het niet willen overtuigen van de liefde tussen Werther en Lotte.

Nacht van de Poëzie - foto Patrick Post
Boeken / Achtergrond
special: 35ste Nacht van de Poëzie
Nacht van de Poëzie - foto Patrick Post

Nacht vol levende poëzie

Opnieuw was de Nacht van de Poëzie een feest voor de liefhebber van het gesproken woord. Er werd breeduit gelachen en volop meegezongen in deze vijfendertigste editie van de hoogmis der dichtkunst. Kippenvelmomenten waren er ook in de ‘achthoekigheid’ van het Utrechtse Vredenburg.

Volgens co-host Piet Piryns moeten we de populariteit van de Nacht misschien zoeken in de ontkerkelijking die overal gaande is. Als het Woord niet meer in het heilige domein wordt gezocht, moeten dichters die lacune vullen. Met een kleine tweeduizend bezoekers in de zaal krijgt het poëtische Woord deze nacht een gewillig oor.

De spits wordt traditioneel afgebeten door de dichter die vorig jaar de afsluiting verzorgde. Jonathan Griffioen vormt met zijn confronterende gedichten over de stadswijk waarin hij opgroeide een uitstekende opening en tegelijkertijd de aanloop naar de eerste muzikale onderbreking. De zaal wordt opgewarmd en losgezongen door een gloedvolle Brigitte Kaandorp die, zo kort na de aftrap, het publiek meteen al in een collectief la-la-laah laat samenvloeien.

Oude crooners

Cees Nooteboom - Patrick Post

Cees Nooteboom (foto: Patrick Post)

Dan volgt een blokje ‘oude knarren’ (met respect). Frank Koenegracht in zijn haast reviaanse somberte waar altijd de glimlach om de hoek komt kijken: ‘Vannacht droomde de dood van mij./ Ik weet niet hoe hij daarbij kwam./ Ik vermoed dat/ hij droomde dat hij iets kwijt was (…)’. Cees Nooteboom sluit daarbij aan met zijn mijmeringen over eilanden, zijn zomerverblijf op Menorca in het bijzonder, om te eindigen met de bezwering ‘Waarom laten de doden ons niet met rust’. Veel applaus voor deze crooners, van jong en oud die nog steeds warmlopen voor de gevestigde orde.

In het goedgevulde programma is ruimte voor debutanten, zoals de pas afgestudeerde Simone Atangana Bekono die, zonder uitgegeven te zijn, al op het podium van de Nacht staat. Haar bijdrage is boeiend, maar behoeft nog wat schwung om overeind te blijven tussen de kanonnen. Via de verrassende observaties van Neeltje Maria Min (zónder haar allerberoemdste dichtregel uit ons taalgebied) en de vurige, verbeten Astrid Lampe is de vloer voor Bart Moeyaert. Met zachte stem en een perfecte timing leest hij uit zijn bundel Verzamel de liefde:

Ik dacht dat het niet kon:
dat iets wat je niet ziet
je alle dagen draagt
en sterker maakt.
Alsof je spieren krijgt
van liefde.

Wervelwind Karsu

Antjie Krog - Patrick Post

Antjie Krog (foto: Patrick Post)

Live-optredens in de poëzie worden publiekelijk omarmd, terwijl de verkoop van dichtbundels marginaal te noemen is. Een ontwikkeling die niet zo vreemd is, gezien het optreden van de Zuid-Afrikaanse dichteres Antjie Krog. Hier wordt poëzie levend gemaakt, vormgegeven tot haast tastbare beelden. Op intense wijze slingert ze de Zuid-Afrikaanse regels de wereld in: fluisterend, snauwend, schreeuwend en dan weer ingetogen smekend. Het is een avontuur om door Krog, de perfecte Nacht-gast, meegenomen te worden in haar belevingswereld.

Na een warme donderpreek van Dimitri Verhulst, die met zijn België-gedichten en het bijbehorende cynisme het publiek voor zich inneemt, wordt het tijd voor een nieuw muziekje. De Nederlands-Turkse zangeres Karsu begint als een lieflijk intermezzo maar blijkt al snel een ware wervelwind. Het is een lust voor oog en oor – Maria Callas meets Anouk – waarbij de ingetogenheid verrassend wordt afgewisseld met een stem die klinkt als een klok.

Nog zo’n hoogtepunt: de Utrechtse dichter Alexis de Roode komt met een bevlogen voordracht van zijn gedicht Schepping, week 2, waarin hij de mens centraal stelt om het werk van de Schepper in de tweede week naar zijn hand te zetten. Een confronterend relaas over onze manipulatie met de natuurlijke omgeving:

De mens sprak: De dieren en planten behoren aan mij,
maar zij gehoorzamen aan tijd. Ze bloeien in de lente
en geven zaadvruchten in de herfst. De vogels leggen
eieren naar hun aard, maar in de winter leggen ze niks.
Ik zal de planten een huis van glas geven en in de kippenstal
zal ik een helder licht branden. Ik zal eieren eten in december.
Weer werd het avond en morgen: de derde dag.

Jaap Robben - Patrick Post

Jaap Robben (foto: Patrick Post)

Ook Jaap Robben is een performer pur sang. Zijn poëzie is helder en aanstekelijk, zijn optreden expressief en ingetogen tegelijk. Mensen op het verkeerde been zetten, dat kan Robben als de beste, waarbij de vraag of zijn gedichten voor kinderen of voor volwassenen zijn altijd komt bovendrijven. Robben trekt zich nergens iets van aan, hij dicht en draagt voor, zo simpel is het, en krijgt vele handen op elkaar.

‘Drijf een wig in de nacht en luister’ is het op de alle wanden aangebrachte Nacht-motto. De poëzie heeft deze opwindende nacht weer klemgezet, de overgebleven toehoorders proberen tot de laatste woorden van debutante Vicky Francken de ogen open te houden. Geen nood, volgend jaar, in weer een Nacht, zal deze laatste opnieuw de eerste zijn.

 

35ste NACHT VAN DE POËZIE
TivoliVredenburg Utrecht
16 september 2017

Boeken / Fictie

Hetzelfde en toch een beetje anders

recensie: Ben Lerner - 22.04

De opening van Ben Lerners roman 22.04 – een verwijzing naar de film Back to the Future –  is weergaloos. In een peperduur restaurant eten de verteller, een tobberige schrijver, en zijn literaire agent een voorgerecht van ‘met zout doodgemasseerde baby-inktvissen’. De gewelddadige luxe van de happy few van New York wordt gevolgd door een dreigend nieuwsbericht. Er is storm op til.

De vermoorde baby-inktvisjes vormen op hun beurt een scherpe tegenstelling met de uiterst zorgvuldige wijze waarop de naamloze ik-verteller en zijn vriendin een medisch traject voor inseminatie ingaan. Ze heeft hem gevraagd of hij donorvader van haar kind wil worden. Een andere tegenstem bij het lachwekkende lunchmenu is de coöperatie voor biologisch voedsel, waar de verteller gedwongen vrijwillig diensten draait als inpakker en vakkenvuller. Aan het slot van het verhaal is de storm uitgeraasd en proberen de personages Brooklyn Bridge te bereiken om thuis te komen.

Literaire fuga

Zo waait de roman voorbij, op stemmen en tegenstemmen. In een klassieke fuga zijn alle stemmen gelijkwaardig. Dit uitgangspunt past precies bij het postmoderne proza van Lerner. Met als enig verschil dat de auteur samen met zijn hoofdpersoon voortdurend op zoek is naar die ene ervaring die echt is. Die zo concreet en waarachtig is dat

‘de wereld om me heen (zich) opnieuw rangschikte terwijl ik de woorden (een bericht over de ernstige ziekte van een vriend ICR) tot me door liet dringen’

Dat ‘opnieuw rangschikken’ komt een aantal malen terug; steeds is het een confrontatie met ‘echt’ – leven en dood – die vreemd genoeg niet de geest van de verteller in beweging brengt maar de wereld om hem heen. Alsof hij, ook in precaire situaties, niet bij machte is om zelf van zijn stuk te vallen. De verteller zit behoorlijk vast in zijn cerebrale activiteiten en zijn geringe zelfvertrouwen. Hij piekert eigenlijk onafgebroken over de kloof tussen de werkelijkheid om hem heen en zijn onvermogen erin op te gaan. Het leidt tot onnavolgbaar grappige, ironische beschrijvingen, zoals de lange scène waarin hij moet masturberen om donorsperma te leveren.

‘Ik keek naar de afstandsbediening (voor de pornovideo, ICR) om te zien hoe het precies werkte en herinnerde me toen: ik word niet geacht iets aan te raken dat het spermamonster zou kunnen verontreinigen. Wat zou verontreinigender kunnen zijn dan deze afstandsbediening, die door ik weet niet hoeveel vieze handen was vastgepakt? Na enkele seconden paniekerig wikken en wegen drukte ik gewoon op play – waardoor de Aziatische Anale Avonturen begonnen, hoewel dat helemaal niet mijn ding is; het leek op de een of andere manier minder afkeurenswaardig om niet te kiezen dan om een positieve voorkeur voor een van de beschikbare categorieën te kennen te geven-, legde ik de afstandsbediening neer, liep terug naar de wasbak en waste mijn handen.’

Eerlijke fraude

De ironie slaat echter om in een soort wanhoop wanneer het vriendenpaar na veel gedoe besluit om de conceptie op natuurlijke wijze te doen plaatsvinden. Zodra de verteller zich bewust wordt van zijn handelingen krijgt hij de slappe lach en is de erectie voorbij. Het is exemplarisch voor alle activiteiten die hij onderneemt ten einde een ‘echt’ leven te leiden. Bewustzijn leidt tot distantie en wordt de duivel die alles kapotmaakt.

Dan besluit hij om het frauduleuze aspect van de realiteit niet meer te bestrijden. If you can’t beat them, join them, lijkt hij te denken. Zijn idee om een gefingeerde correspondentie met een literaire grootheid te presenteren als uit een archief opgedoken, bezorgt hem een reusachtig voorschot van zijn uitgever.

De roman moet alleen nog even geschreven worden en dat doet de hoofdpersoon in een gesubsidieerde schrijversflat in Texas. Korte tijd slaagt hij erin zich af te sluiten van de bedrieglijke realiteit om zijn hoogstpersoonlijke bedrog te plegen. Hij belandt vervolgens op een feestje van rijke mensen waar overvloedig drugsgebruik de authentieke schrijfervaring weer tenietdoet. Alleen door een kotsende gast met een bad trip te helpen, kan hij een restje eergevoel bewaren.

De verteller slaat een andere weg in, een omweg. Een kennis nodigt hem uit een bezoek te brengen aan haar collectie afgeschreven kunst. Het gaat om beeldende kunst die door vandalisme of brand- en waterschade uit galeries en musea is verwijderd, nadat de verzekering de marktwaarde heeft uitgekeerd. Deze kunst is waardeloos geworden en daardoor op een bepaalde manier ‘verlost’. Hij is diep ontroerd als hij naar een foto kijkt waar een andere foto bij hoorde die verloren is gegaan. Nu lijkt het motto van de roman, gebaseerd op een Chassidische vertelling, waarheid te worden: in de komende wereld zal alles hetzelfde zijn, maar

‘Alles zal zijn zoals het nu is, alleen een beetje anders.’

Voortouw

Over ‘een beetje anders’ gaat ook de Gidslezing – jaarlijks evenement van het gerenommeerde literaire tijdschrift De Gids – van Lerner. Hier onderzoekt hij de relatie tussen taal en beeldende kunst, met name de betekenis(verandering) van een beeld door de beschrijving ervan. Hij gaat in op dubbele beelden zoals het ‘eendkonijn’ van Wittgenstein; een tekening die tegelijk eend en konijn voorstelt. De filosoof Wittgenstein onderzocht een eeuw geleden, net als Ben Lerner nu, de relatie tussen taal en werkelijkheid en tussen feit en fictie.

Lerner voegt daar de beeldende kunst bij. Door Dada en het surrealisme van vroeger en het conceptual art van nu, zijn de zogenaamde ‘readymades’ in beeld gekomen. Dit zijn objecten die hun betekenis ontlenen aan hun context. In de Gidslezing gaat hij dieper in op de afgeschreven, waardeloze kunst uit de roman 22.04.

‘Toen ik de foto’s in mijn handen hield, was het alsof ik een subtiele maar wezenlijke gewichtsverandering kon waarnemen: de ziel van de markt was vervluchtigd; het was kunst buiten het kapitalisme. (…) Voor mij waren deze objecten – die nog hetzelfde waren, maar een beetje anders – readymades voor of uit een komende wereld, een toekomst waar een ander waardesysteem heerst dan de tirannie van de prijs, in de kunstwereld en daarbuiten.’

Hier ontvouwt Lerner zijn dieperliggende motief: maatschappijkritiek vanuit het – mystieke – chassidische messianisme. De werkelijkheid moet verlost worden, en de kunst zal daarin het voortouw nemen door het vermogen alles een beetje anders te maken.

Watermolen in de tijd

Een terugkerend thema is het motief van de verdwenen schilderijen. Een bevriende schilderes neemt vanuit de galerie waar ze zal exposeren een taxi naar huis om de laatste hand aan twee werken te leggen. Van de zenuwen vergeet ze de schilderijen, die vervolgens onnaspeurbaar zijn omdat de gegevens van latere taxiritten om privacyredenen niet worden verstrekt. De verteller besluit de zoektocht in proza vast te leggen en als kunstwerk aan de expositie toe te voegen. De schilderijen uit het verhaal zijn later in werkelijkheid ook geschilderd. Zo wordt fictie feit, betoogt Lerner, en draait het scheprad van een watermolen rond dat afwisselend werkelijkheid, verbeelding en kunst opschept uit een rivier van tijd – misschien het meest raadselachtige thema in het werk van Lerner.

Het loont de moeite zijn proza, poëzie en essay’s in samenhang te lezen. Lerner is een van die schrijvers die feilloos de problematiek van de eenentwintigste eeuw en het postmodernisme verwoordt. Zijn werk is een integere poging om uit te stijgen boven het anything goes van een totaal ‘geliberaliseerde’ wereld.