Film / Achtergrond
special: Deel 2

IDFA 2006

De negentiende editie van het documentairefestival IDFA – dit jaar van 23 november tot en met 3 december – zit er weer op. 8WEEKLY zat er bovenop, met verslagen van de beste documentaires, geselecteerd uit een groot aanbod dat stilistisch interessant, vernieuwend of maatschappelijk relevant is.

~

deel 1 | deel 2 | deel 3

29 november 2006

The US vs. John Lennon
(David Leaf en John Scheinfeld, 2006)

De documentaire The US vs. John Lennon concentreert zich op de protestacties van Lennon. De makers laten door middel van bijzonder beeldmateriaal en interessante sprekers zien dat Lennon zoveel meer heeft gedaan dan zijn bekende ‘bed peace, hair peace’-actie in het Amsterdamse Hilton. Tegelijkertijd krijgen we een schets van de tijdsgeest voorgeschoteld, aangezien de misstanden uit die tijd onlosmakelijk verbonden zijn met dat wat Lennon bewoog. Het deed hem besluiten zijn muziek tot een ’tool’ te maken, meer nog dan een uitsluitend artistieke uiting, waarmee hij een van de eerste artiesten werd die van zijn miljoenenpubliek gebruik maakte om zijn boodschap te verkondigen. Een boodschap die uitblonk in simpelheid en juist daardoor zo helder en krachtig doordrong tot vooral de jongere generatie: “Give peace a chance!”.

~

Uiteraard komt, naast de voor- en tegestanders uit die tijd, ook Yoko Ono aan het woord, een vrouw die toen (en nog steeds) veel argwaan opwekte: zij zou Lennon meevoeren in haar radicale denkbeelden. Hoewel duidelijk wordt dat zij inderdaad een grote rol heeft gespeeld in Lennons ontwikkeling, wordt vooral naar voren gebracht dat ze buiten alles om een gelukkig echtpaar waren. Vooral in de laatste jaren van Lennons leven streefden ze naar een rustig bestaan met hun kind.

Wat de documentaire vooral weet te bevestigen is Lennons genialiteit, zijn overredingskracht, alsmede zijn doortastende gevoel voor humor. Duidelijk is dat hij doorkreeg dat alles wat hij verkondigde op een weegschaal werd gelegd, en steeds beter werd in het incalculeren van de kritiek die hij zou krijgen. De manier waarop hij keer op keer de critici niet alleen de wind uit de zeilen nam, maar ook in één adem met de eigen kortzichtigheid confronteerde, is zeer vermakelijk. Als hem door een journaliste kwalijk wordt genomen dat hij zich ontpopt als zonderlinge ex-Beatle lacht hij meewarig en geeft rustig toe dat hij het best vindt, zo omschreven te worden door de pers. Vrede is voor hem het belangrijkste doel van zijn acties en het maakt hem daarbij niet uit hoe anderen tegen hem aankijken.

Heeft het geholpen? Volgens Lennon en de makers van deze documentaire mooi wel! Als voorbeeld passeert onder andere zijn grootste triomf: het bewerkstelligen van de vrijlating van vredesactivist John Sinclair (een verrassende en bijzondere bezoeker op de filmpremière in Paradiso). The US vs. John Lennon is niet alleen een interessant document over de massahysterie rondom een wereldster geworden, maar ook een mooie karakterschets van een vredelievende genius. (MR)

Suffering and Smiling
(Dan Ollman, USA/Nigeria 2006 • Silver Wolf Competitie)

In 1960 werd Nigeria onafhankelijk, maar dit heeft de bevolking tot op heden niet veel goeds gebracht. Het land produceert behalve bier niets voor de eigen bevolking en wordt 46 jaar na dato nog steeds leeggeroofd. Het met olie-export verdiende geld verdwijnt in de zakken van machthebbers. De zwaartekracht van die erfenis is groot, zo groot dat Afrikaanse activisten vaak
niet meer weten hoe ze er mee om moeten gaan. Hoe hopeloos hopeloos is, laten de verbleekte, van VHS-tapes afkomstige, beelden duidelijk zien. Nigeria is een land zonder infrastructuur, zonder werk, vol armoede, aids en corruptie. In plaats van solidariteit overheerst de gedachte aan meer.
‘Hoe hebzuchtiger je bent, hoe beter je af bent’ lijkt het credo van de jongste generatie.

~

Fela Anikulapo Kuti (1938-1997) stelde met baanbrekende muziek de overheersende corruptie aan de kaak. Zijn ‘afrobeat’ is nog steeds legendarisch. Beïnvloed in het Londen van de jaren zestig door soul, funk en jazz creëerde hij zijn eigen unieke stijl, die teruggreep naar zijn Nigeriaanse muzikale roots, en combineerde die met ongekend felle anti-establishmentteksten. Kuti’s afrobeat veroverde Afrika en de rest van de wereld. Zijn populariteit maakte Kuti gevaarlijk voor de heersende Nigeriaanse elite. Diverse arrestaties en martelingen hebben zijn gezondheid gesloopt. Uiteindelijk stierf hij in 1997, mogelijk aan aids.

Zijn zoon Femi (inmiddels 40) is hem in zijn voetsporen gevolgd. Femi Kuti is ervan overtuigt dat in Afrika een ideologie ontbreekt die realistisch is. Alleen de (georganiseerde) Afrikanen zélf kunnen een einde maken aan de economische slavernij en de roof van grondstoffen.
Dat dat in Nigeria aan de orde is laat Ollman helder zien. Als Nederlander stijgt het schaamrood je naar de kaken bij de beelden uit Oloibiri, een dorp waar Shell sinds 1956 ruwe olie vandaan haalt.

Femi is een vertegenwoordiger van een Afrikaanse generatie van muzikanten en intellectuelen die zoeken naar een authentieke manier om Afrika uit het slop te halen. Met zijn band The Positive Force geeft hij uitputtende optredens in de roemruchte Shrine, de club die door vader Fela Kuti in de sloppen van Lagos werd opgericht. De bezoekers gaan volledig los op de opzwepende muziek. Ollman geeft van Femi’s gevecht tegen de hopeloosheid een mooie, uitgebalanceerde representatie. De muziek staat weliswaar centraal, maar het ontbreekt niet aan ontroerende en interessante mensen, die al jaren zeggen waar ze voor staan. Voor Femi, die doorgaat, geldt hetzelfde als voor zijn vader. Als het allemaal oud nieuws is geworden, lijkt er nog maar één uitweg: dans het weg! (AvO)

Ghosts of Cité Soleil
(Asger Leth, Milos Loncarevic, Denmark/USA 2006 • Reflecting Images)

Gekleurd, wanhopig, arm en gewelddadig Haïti. Slechts twee uur vliegen van Miami Beach zijn de overlevingskansen in Cité Soleil, een van de grootste sloppenwijken van de hoofdstad Port-au-Prince, van dag tot dag verschillend. Er wonen bijna 300.000 mensen. Er is geen officieel gezag, nauwelijks gezondheidszorg of bescherming in de wijk die wordt geregeerd door vijf illegale bendes die het geweld niet schuwen. Schiet- en steekpartijen zijn er dagelijks; de wijk wordt door de VN gezien als een van de gewelddadigste plekken ter wereld.

~

De duizelingwekkende film van de Deen Asger Leth en de Servische Milos Loncarevic speelt zich af in 2004, tijdens de laatste maanden van president Jean-Bertrand Aristides bewind.
Met Aristides ondergang stijgt de onderlinge spanning tussen de bendeleiders, Chimères, in de wijk. Zij worden door Aristide gebruikt als body-guards en knappen vuile klussen op. De loyaliteit aan Aristide van deze vijf Chimères (geesten) weerspiegelen de zeer gewelddadige machtsverhoudingen, de corruptie en politieke toestand van het land.

De twee broers Bily (James Petit Frere) en 2Pac (Winson Jean) zijn bendeleiders, ook al ambiëren ze eigenlijk een ander bestaan. 2Pac droomt van een rapleven als Tupac Shakur en broer Bily, idealistischer, hoopt op een politieke carrière onder Aristide. Lachwekkend is dat allerminst – de macht van de Chimères is groot. De machtsstrijd tussen én binnen de clans is de dagelijkse realiteit. Niet voor niets sterf je jong in Cité Soleil en zorg je zo snel mogelijk voor veel nageslacht.

De vorm van Ghosts of Cité Soleil is modern, het lijkt één lange muziekclip. Bijna al het beeldmateriaal is door editor Adam Nielsen onder handen genomen en heeft de sfeer van uitgebleekte zon. Een wreed contrast met de gebeurtenissen die in hoog tempo aan je voorbij flitsen. De film is vooral genadeloos door de manier waarop de paradox van de hoofdpersonen in beeld wordt gebracht: ook al is snel zichtbaar dat 2Pac en Bily geen fijne jongens zijn, ga je ze toch sympathiek vinden.

Gangsterliefje en buitenstaanster Éleonore ‘Lele’ Senlis verschafte de makers toegang tot de wijk, waar tot dan toe nog nooit een blanke een voet aan de grond durfde te zetten. Ondanks het constante gevaar is het camerawerk innovatief. Door fantastisch gebruik van licht en close-ups vanuit ongebruikelijke standpunten weet met name cameraman Frederic Jacobi de dramatiek en sfeer zo uit te buiten dat de film onder de huid kruipt, zodanig dat Ghosts of Cité Soleil bijna een speelfilm lijkt. Een van de hoogtepunten van het festival. (AvO)

4 Elements
(Jiska Rickels, NL 2006 • Joris Ivens Competitie)

Een film over mannen die de elementen trotseren, met weinig tot geen woorden: dat is 4 Elements. Vuur, een brandweerkorps aan het werk in Siberië. Water, vissers op een viskotter in Alaska. Aarde, twee mijnwerkers ondergronds in Duitsland. En lucht, de training van astronauten in Rusland.

~

Gevaarlijke beroepen die – behalve in Siberië – goed laten zien hoe meesterlijk we als soort de elementen technisch weten te beheersen. Maar Rickels wil dat menselijke element blijkbaar juist op de achtergrond houden. De film weet, behalve op afstand, nauwelijks een identificatie op te roepen. Bijna alles wat wordt getoond is pure observatie met een mooie maar vrij statische, traditionele cameravoering. 4 Elements is 89 minuten lang een gecomponeerde metafoor van de elementen die de bouwstenen van het menselijk bestaan zijn.

Boeiend van begin tot eind door subtiele herhalingen van herkenbare contouren, geluiden en ritmes, gedraaid op locaties die voor de meesten van ons vreemd en onwezenlijk zijn. Vuur, het eerste deel van dit vierluik, is rauw en direct; in de latere, meer afstandelijke delen treden mens en techniek steeds meer op de voorgrond. Muzikaal ondersteund door een score die als een ballade de natuur een extra steuntje in de rug geeft of haar juist overstemt. Een ambitieus en geslaagd project, waarbij de rauwheid van diezelfde natuur wel wat erg overstemd wordt door manipulaties van de mens. Wat Rickels wil zeggen is intuïtief, het wordt opengelaten aan de kijker. 4 Elements is een film die je moet zien, maar bovenal moet ervaren. (AvO)

27 november 2006

When the Leeves Broke: a Requiem in Four Acts

(Spike Lee, 2006 • Reflecting Images)

Een goede documentaire is boeiend van begin tot eind, ook als dit vier uur kan duren. When the Leeves Broke: a Requiem in Four Acts van Spike Lee is zo’n film. De film is boeiend vanwege de uitgebreide en genuanceerde beschrijvingen van de ramp in New Orleans. Vanaf de eerste tekenen dat er een orkaan genaamd Katrina richting vaste land trok tot een jaar na de ramp wordt uiteen gezet wat er mis ging.

~

De politieke inschattingsfouten die o.a. leidden tot een late evacuatie en het onnodig hoge aantal slachtoffers waren voor regisseur Spike Lee genoeg redenen om zich erin vast te bijten en alles uit de doeken te doen. Door middel van vele interviews met direct betrokkenen, waaronder de burgemeester van New Orleans, wordt er voor de kijker een heel nauwkeurig beeld gecreëerd wat er allemaal mis ging in de periode van voor en na de ramp.

Wie bang is dat het in handen van Spike Lee (o.a. maker van de fictiefilms Malcolm X en Do the Right Thing) tot een politiek pamflet wordt gekneed, kan na het zien van deze uitstekende documentaire opgelucht adem halen. De film laat de juiste mensen aan het woord en door middel van onthutsende beelden wordt de grootste natuurramp uit de Amerikaanse geschiedenis geschetst. We wisten natuurlijk al heel veel dankzij de media, maar zo nauwgezet als Spike Lee alles in deze film de revue laat passeren, geeft de waarheid toch nog extra dimensie. Het is geen politiek pamflet geworden, maar wel een goede poging de bewustwording van de impact van deze ramp in de VS te bevorderen. En zo kan een documentaire over een onderwerp waarvan je dacht dat je alles al wist, toch makkelijk vier uur lang de aandacht vasthouden. (MR)

Feet Unbound
(Khee-Jin Ng 2006 • Australië)

Feet Unbound is een onevenwichtige en onbevredigende documentaire die een episode uit de Chinese geschiedenis verweeft met een portret van een moderne Chinese vrouw. In de film volgt een journaliste de oorspronkelijke route die in de jaren dertig werd afgelegd door Mao’s volksleger tijdens de beruchte lange mars. De documentaire bekijkt deze gebeurtenis vanuit het perspectief van de vrouwen die vochten in Mao’s volksleger.

~

De jonge Chinese journaliste Ellie wordt in haar onderzoek naar deze vrouwen gevolgd, terwijl ze ook vertelt over haar eigen leven. Het probleem is dat Ellie praat over alledaagse zaken, terwijl daar doorheen de verhalen worden verteld van de overlevenden van de mars. Haar beslommeringen (ze heeft het over haar relaties, de rust die luisteren naar haar mp3-speler biedt en haar zoektocht naar spirituele zingeving) worden afgewisseld door de verhalen van de vrouwelijke soldaten die gaan over onbeschrijfelijke beproevingen (oorlogsgeweld, honger en verkrachtingen). Ellie zegt vaak dat ze erg meeleeft met de vrouwen, maar het probleem is dat ze geen afstand kan nemen van hetgeen ze wil vastleggen. Haar visie is onkritisch en lijkt te zijn gebaseerd op pure bewondering voor de vrouwen die voortkomt uit de kloof tussen beide belevingswerelden. Ellies fascinatie wordt nooit uitgewerkt en de historische context van de lange mars wordt maar heel summier behandelt.

Feet Unbound laat ook veel interessante zijthema’s liggen. Er is een ongelofelijke tegenstrijdigheid tussen de communistische idealen van de vrouwen en de hedendaagse kapitalistische Chinese samenleving. Ellie en de makers van de documentaire hebben daar geen oog voor, terwijl dat aspect het meest actueel is. Opgesomd is Feet Unbound een documentaire die laat zien waar de valkuilen liggen van het medeleven van de makers. De oprechte doelstelling om een groep van vergeten vrouwen hun verhaal te laten vertellen, wordt door een mate van blind respect teniet gedaan. (GV)

Lima’s Streets
(Marcelo Bukin 2006 • Spanje/Peru)

In deze korte documentairefilm wordt met een snelle montage een beeld gegeven van het leven van straatkinderen in Lima. Lima’s Streets werd in opdracht van een humanitaire organisatie gemaakt door Marcelo Bukin, en gebruikt een sensationalistische stijl om een beeld te geven van het rauwe straatleven in de Peruviaanse hoofdstad.

~

Veel beelden hebben een pakkende kracht, maar worden om onduidelijke redenen steeds door een snelle montage aan het oog van de toeschouwer onttrokken. Het geheel vormt een fragmentarische impressie die enerzijds gezien kan worden als een methode om het wilde straatleven te tonen en anderzijds op zelfbewuste wijze gekunsteld en schokkend overkomt.

Één scène lijkt de sensatiezucht van de regisseur te tonen, door een persoon te laten vertellen over een vreselijke buurt waar camera’s niet geduld worden door criminele bendes. Reden te meer voor Bukin om die plek te filmen, terwijl de uiteindelijke beelden zo weer verdwijnen in de maalstroom van misère en geweld. Door Bukins methoden neemt de film niet de tijd om de geportretteerde kinderen te tonen in hun omgeving. De film is daarmee een soort voyeuristische freakshow, terwijl het shockeffect eigenlijk bedoeld was om mensen wakker te schudden. (GV)

Ghosts
(Nick Broomfield, Engeland 2006)

Onlangs verschenen Nick Broomfields kritische en controversiële documentaires op dvd. Documentairefilms als Kurt and Courtney, Heidi Fleiss: Hollywood Madam en Biggie and Tupac waren reportages die grotendeels gedragen werden door Broomfields eigen persoonlijkheid en zijn drang om achter de waarheid te komen. Ondanks thema’s die riekten naar sensatie gaf Broomfield er zijn eigen draai aan, waardoor er inzichten werd geboden in onderwerpen die vaak werden gezien als te plat voor de serieuze pers.

Ghosts vormt voor Broomfield een uitstapje van zijn reportages. Het is een dramatische reconstructie gebaseerd op de getuigenissen van Ai Qin Lin, een Chinese illegale arbeidster die een ongeluk overleefde, waar andere illegalen de dood bij vonden. In Ghosts speelt Ai Qin Lin zichzelf en de andere rollen worden vervuld door niet-professionele acteurs. De film is daarmee geen traditionele documentaire en past eerder in een genre van sociaalgeëngageerde films á la Ken Loach.

~

Broomfields dramatische reconstructie doet ondanks realistische elementen ook veel concessies aan de werking van de fictiefilm. Het gebruik van muziek in de vorm van een terugkerend liedje komt erg gemaakt over. Daarnaast heeft de film een flashback structuur om zo Ai Qin Lins tocht te laten zien van een arme Chinese provincie naar Europa.

Overduidelijke sympathie

Ghosts is op zijn sterkst in zijn uitbeelding van het miezerig en onzeker bestaan van de illegalen in Engeland. Geheel geïsoleerd en vol heimwee werken ze hele dagen voor een hongerloon in de onderlaag van de Britse economie. Broomfield toont de hypocriete houding van de Britse uitzendbureau’s en voedselindustrie die afhankelijk zijn van illegale werkers. Hij legt een duidelijke link tussen de absurde wetmatigheden van globalisering die ervoor zorgen dat culturele tegenstellingen schijnbaar opgelost worden door een economie die mensen nivelleert tot goedkope arbeidskrachten.

Ondanks Broomfields actuele boodschap en oprechte medeleven met het lot van de illegalen, faalt de film door sentimentele stukken die Broomfields rauwheid afzwakken. Ook is Broomfields sympathie overduidelijk, waardoor de film aan objectiviteit en afstand inboet. Het geheel heeft iets weg van een versimpeld pamflet, terwijl de daadwerkelijke problemen complexer in elkaar steken. Een normale non-fictie aanpak was misschien krachtiger geweest, omdat de film minder onderhevig zou zijn aan dramatische beperkingen die van een bestaand persoon automatisch een personage maken. (GV)

Muziek / Album

Prachtvolle aanval op het gemoed

recensie: Sol Seppy - The bells of 1 2

Inmiddels al weer geruime tijd uit, maar behoorlijk onopgemerkt is de cd The bells of 1 2 van Sol Seppy. Omdat hij ten onrechte weinig aandacht heeft gekregen, bespreken we het album alsnog. Niet dat het een straf is, integendeel zelfs: The bells of 1 2 is een hele fijne plaat. En hij past ook nog eens veel beter bij de herfst dan bij de zomer.

~

Onlangs trad Sol Seppy in de Melkweg op in het voorprogramma van Sparklehorse. Diens voorman Mark Linkous heeft zich sinds enige tijd ontfermd over de in London woonachtige Sophie Michalitsianos, de eigenlijke naam van Sol Seppy. Ze was al te gast op de Sparklehorse-albums Good Morning Spider en It’s A Wonderful Life. Bij de eerste tonen van openingsnummer 1 2 van The bells of 1 2 zijn echter vooral de Múm-associaties niet van de lucht. 1 2 wordt voortgestuwd door een kinderlijke synthesizermelodie, al doet de zang van Sophie Michalitsianos iets af aan de vergelijking met Múm. Die is ook ijl, maar voller en minder breekbaar dan de zang zoals we die kennen van de IJslandse gezusters Valtýsdóttir.

Mazzy Star en 4AD

Naarmate het album vordert, sluipen er ook duidelijk andere referenties in de muziek. Mazzy Star is daar een van, maar er zijn ook raakvlakken met het typische geluid van de Britse platenfirma 4AD van midden jaren tachtig (Cocteau Twins, This Mortal Coil). Al is Sol Seppys muziek organischer en opgewekter dan die van de verzameling treurwilgen op dit label, dromerig blijven de klanken niettemin.

Onvoltooide sfeerschetsen

Er is veel aandacht voor sfeer op dit debuut, en maar weinig voor dynamiek. De onderlinge verschillen tussen de twaalf liedjes zijn echter groot genoeg om het geheel niet saai te maken. Soms klinken de nummers wel wat eenvormig of onvoltooid, zoals Love’s Boy. Ook het doordreinende Slo Fuzz komt niet echt uit de verf. Jammer dat deze twee tracks achter elkaar staan, waardoor de aandacht even verslapt.

Er blijft echter meer dan genoeg ruimte over voor tracks die wel zeer geslaagd zijn. Het schitterende Farewell Your Heart bijvoorbeeld, al eindigt dit nummer zeer abrupt. Ook Come Running en A to N stijgen ver boven de middelmaat uit. Een enkele uitbarsting in de vorm van het noisy Move en het gebruik van elektronica zorgen er bovendien voor dat het album voor het overgrote deel spannend blijft.

Enter one

Als dan afsluiter Enter one is aangebroken, ga ik alsnog helemaal om. De lichte smetjes verdwijnen naar de achtergrond en gewillig laat ik me betoveren door Soll Seppys sentimentele boodschap. Een groot tekstschrijver is Sophie Michalitsianos niet, maar de gloedvolle manier waarop ze de woorden “Fear not this light/we are of this light divine/welcome enter one” brengt, laat ze boven hun betekenis uitstijgen. Ik hoop dat het nog lang duurt voor het zover is, maar dit nummer mag op mijn begrafenis te horen zijn. Als dan aan het einde de zon ook nog opkomt, zit het helemaal goed. Halleluja.

Theater / Voorstelling

’t Barre Land: op toneel kan alles!

recensie: April is the cruellest month-een assemblage / Torquato Tasso - 't Barre Land

Op de achterkant van het programma van de voorstelling April is the cruellest month – een assemblage staat een afbeelding van een mechanische eend. De Franse uitvinder en instrumentenbouwer Jacques de Vaucanson (1709-1782) werd hiermee beroemd. De creaties hadden ogenschijnlijk niet veel nut. Maar Vaucansons eenden konden wel ploeteren en zwemmen in het water of zelfs met de vleugels slaan, ze konden ook eten en ze schenen het zelfs te verwerken. Het waren wonderbaarlijke imitaties van het echte leven; alles was te verklaren, maar het bleef mysterieus. En zo is het eigenlijk ook gesteld met ’t Barre Land. Je ziet het creatieve proces, je kunt als het ware voelen hoe de voorstelling is ontstaan en leeft bij de acteurs, maar tegelijkertijd is het geen repetitie. De voorstelling laat gelukkig veel aan je verbeelding over.

Traditie?!

’t Barre Land is een bijzonder gezelschap. Zonder artistiek leider of bepalende regisseur brengen zij als duurzaam collectief hun voorstellingen sinds 1990 op de planken. Zo dragen zij allen verantwoordelijkheid voor het repertoire. Voor dit gezelschap is theater geen product, maar een continue ontwikkeling van vragen stellen, bewerken en perfectioneren van voorstellingen. Het onderzoeken van of het herdefiniëren van de toneeltraditie vormt voor hen een net zo grote uitdaging als het spelen of maken van onbekende stukken. Het gezelschap speelt met de vastgeroeste conventies van het theater. Bij alles plaatst ’t Barre Land een vraagteken: bij de tekst en zijn plaats in de theatergeschiedenis, de rol van de acteur, de rol van de ruimte. Zelfs bij de plaats van de toeschouwer.

April is the cruellest month

~

Van 15 november tot en met 19 november speelde ’t Barre Land in het Grand Theatre in Groningen. De eerste drie avonden waren voor April is the cruellest month – een assemblage, gevolgd door Torquato Tasso. Een intieme zaal, niettemin groot genoeg voor de aaneenschakeling van stukken waaruit April bestaat. Je neemt plaats en de voorstelling begint; vrij vroeg daarna word je echter uitgenodigd om op het podium een drankje te komen halen. Het heeft een vervreemdend effect op de toeschouwer. Je voelt je ongemakkelijk – het podium is toch van de acteurs? – maar het is verbazingwekkend te constateren dat het ongemakkelijke gevoel snel verdwijnt zodra je een voet in het domein van de acteurs hebt gezet. De toeschouwer is een actief onderdeel van het stuk geworden en je wordt je bewust van je rol in het geheel.
April is een assemblage van verschillende toneelstukken. Stukken die te kort zijn voor een avondvullende voorstelling. ’t Barre Land waagde het om al deze stukken te versmelten tot één lange voorstelling. En eigenlijk pakken ze hiermee een oude theatertraditie op; vroeger werden er voor en tijdens de verschillende bedrijven van een toneelstuk kleine stukken opgevoerd. Een traditie wordt in ere hersteld maar het gezelschap geeft er een geheel eigen draai aan. Het eerste stuk van de avond was Acte sans paroles van Samuel Beckett. Een fraaie opening, mede door de sterke acteerprestatie van Ingejan Ligthart Schenk. Als het stuk is afgelopen gaan de spelers niet van het toneel af. Ze treffen voorbereidingen of ze blijven wachten tot ze aan de beurt zijn. Alles gebeurt dus op het toneel. Verhullen is er niet bij en past ook niet in de filosofie van het gezelschap. Alles is in ontwikkeling en alles moet te zien zijn. Het geeft een bijzondere dynamiek aan de voorstelling.
Een van de betere stukken zowel qua acteerprestatie als tempo was de Treurspeler tegen wil en dank van Anton Tsjechov. Wederom wordt hier met de toneelconventies gespeeld. De hoofdrolspeler is een man, maar wordt in deze vertolking uitstekend neergezet door Anouk Driessen. Echter niet alle stukken konden een fijn tempo combineren met een goed acteerspel. Perception van Philip Roth is een langzame en weinig boeiende recitatie van de tekst geworden, waardoor het iets van een droge literatuurles kreeg in plaats van een boeiende dialoog tussen de twee spelers. Daarentegen is deze versie van Pitten van Herman Heijermans in één woord hilarisch te noemen. De souffleur, een rol van Ingejan Ligthart Schenk, blijft stoïcijns de chaotische acteurs helpen en die wisselwerking werkt op de lachspieren.
April is the cruellest month is een bijzondere voorstelling. De structuur van het stuk geeft het ensemble de mogelijkheid alle aspecten van de theaterkunst te etaleren. Vastgeroeste opinies over de rol van de toeschouwer, over de inrichting van het podium en over de toneeltraditie worden met deze voorstelling op losse schroeven gezet. ’t Barre Land kan het ontregelende effect echter niet in alle onderdelen laten voelen en dat is jammer.

Torquato Tasso

~

De andere avonden werd Torquato Tasso – een toneelstuk van Johann Wolfgang Goethe opgevoerd. Een heel ander stuk dan April – voornamelijk door de structuur van het toneelstuk. Torquato Tasso speelt zich helemaal volgens de klassieke regels af op één locatie, met dezelfde spelers en een chronologische opbouw. ’t Barre Land heeft dit stuk negen jaar geleden voor het eerst gespeeld. Nu hebben ze het stuk opnieuw tegen het licht gehouden en zelfs voorzien van een nieuwe enscenering en vertaling.
Wat was de noodzaak om dit stuk na negen jaar weer op te voeren? ’t Barre Land is zich steeds meer als een repertoiregezelschap aan het ontwikkelen en in die zin past het om een eerder gespeeld stuk weer eens onder de loep te nemen. Naast deze interne – dus vanuit de ontwikkeling van het gezelschap – noodzaak, diende er zich ook één aan van een vakbroeder. Ivo van Hove, artistiek leider van Toneelgroep Amsterdam, nodigde via zijn aan het begin van het nieuwe theaterseizoen uitgesproken rede De Staat van het Theater zijn collega’s uit om na te denken over een theater van de eenentwintigste eeuw. Zijn statement lokte nogal wat reacties uit. In plaats van een ingezonden brief voeren de makers van ’t Barre Land Torquato Tasso op om daarmee hun visie op het theater van de toekomst te geven. Het gaat erom wat er zich op het toneel manifesteert en hoe kun je dat beter doen dan door de voorstelling weer op te voeren?
Niet alleen ’t Barre Land heeft negen jaar aan deze voorstelling kunnen sleutelen, ook Goethe deed er negen jaar over voordat het stuk af was. Aan het hof van Alfons de Tweede, hertog van Ferrara (gespeeld door Vincent van den Berg), ontspint zich een fascinerende intrige. De dichter Torquato Tasso heeft net zijn mooiste gedicht ingeleverd als Antonio Montecatino, een politicus, ten tonele verschijnt. De twee mannen komen in een twistgesprek terecht. Een confrontatie tussen verschillende domeinen volgt: esthetiek versus politiek, emotie versus ratio en de kunst versus het leven. In een prachtige jambische vertaling worden die spanningen uiteengezet.
In het begin van het stuk blijft het compleet donker. Je hoort de tekst wel, maar kunt de acteurs bijna niet onderscheiden. Een fascinerende ervaring: de zwaarte van de tekst wordt meteen invoelbaar en dat geeft je de concentratie mee om de hele voorstelling te letten op de woorden. In het verdere verloop van de voorstelling vormt de sobere enscenering een prachtige tandem met het spel van de acteurs. Martijn Nieuwerf, die de rol van Tarquato Tasso op zich heeft genomen, weet door de nuance in zijn spel te overtuigen. De wispelturige inborst van de dichter weet hij treffend te verbeelden. Zijn opponent, Antonio Montecatino (een rol van Ingejan Ligthart Schenk), is het tegenovergestelde, eerder statisch en rationeel. Helaas weet hij hierin niet echt te overtuigen; zijn spel is onduidelijk en verwarrend. Gelukkig wordt dat grotendeels goed gemaakt door de hele groep. Het antwoord van ’t Barre Land op Van Hove’s statement ligt hierin besloten: het is mogelijk onderling onverenigbare gebieden van de menselijk geest en het menselijk handelen op toneel te brengen zonder te streven naar een bepaalde duiding. Je moet kijken of het geslaagd is als kunstwerk en daartoe word je als toeschouwer uitgenodigd.

Zelfreflecterend toneel

In de pauze van het stuk Torquato Tasso kon je getuige zijn van een gesprek tussen de acteurs. Ze becommentarieerden elkaars spel en het leek erop of zich ook hier nieuwe inzichten ontwikkelden. De voorstelling is na negen jaar nog niet af en daar moet je ook niet naar streven, vindt ’t Barre Land. Je bent als toeschouwer getuige van alle stadia van de toneelstukken. De toeschouwer krijgt een beeld van de machinerie van de theaterkunst; het is toneel dat zich bewust is van zijn mogelijkheden, zijn beperkingen, zijn rol in het theaterlandschap en dat is een hele uitdaging. Een uitdaging voor eenieder die zich daartoe wil zetten, want het vergt wel enig uithoudingsvermogen.

Kijk voor meer informatie en de speellijst op de site van ’t Barre Land

Theater / Voorstelling

Groot feest bij de Paardenkathedraal

recensie: August, August, August (De Paardenkathedraal)

Ter gelegenheid van zijn tienjarig jubileum bij De Paardenkathedraal en het 65-jarige bestaan van de Stadschouwburg Utrecht maakte regisseur Dirk Tanghe een uitbundige grote zaal voorstelling. August, August, August is dan ook een groot feest. En niet alleen voor het publiek, ook de cast straalt de grootste lol uit. Naast een klein clubje vaste acteurs werkt een grote groep mensen vrijwillig mee om van dit sprookje een imposante reisvoorstelling te maken.

~


August, August, August
is een toneelstuk over het circusleven waarin een grote kloof bestaat tussen de mensen die het voor het zeggen hebben en de creatieve artiesten. Clown August (Michael pas) zou niets liever willen dan een eigen paardennummer waarin hij acht witte Lippizaners dresseert. Maar deze act staat onder leiding van de directeur. Om zijn droom in vervulling te laten gaan, zal hij eerst directeur van het circus moeten worden. De directeur is bereid zijn baan af te staan als August een aantal opdrachten vervuld. Zo moet hij een vrouw vinden, een kind maken en heel veel geld verdienen om het circus te kunnen kopen. Wanneer de clown er uiteindelijk in slaagt om alle opdrachten te vervullen, is de directeur hem toch nog te slim af en worden August en zijn familie in de val gelokt.

Fantasiewereld

~


De Tsjechische auteur Pavel Kohout schreef een sprookje met een eenvoudige en lineaire verhaallijn. Van een spannend plot moet deze voorstelling het dan ook niet hebben. In August, August, August gaat het juist om de verbeeldingskracht. De fantasie van de clown waarmee hij al zijn opdrachten laat slagen. De kracht van het theater om onwaarschijnlijk dingen te laten gebeuren. De acts van de circusartiesten stellen nauwelijks iets voor en toch komen ze spectaculair over. Maar daar moet je als toeschouwer wel in mee kunnen gaan. Wanneer je je niet mee laat voeren in deze fantasiewereld zal de schoonheid aan je voorbijgaan.

Toneelbeeld

~

De regie van Tanghe helpt hier natuurlijk wel een handje mee. Hij haalt alle facetten van het theater erbij. Het ene moment is het podium een circuspiste, dan weer een ordinaire nachtclub. Met enkel wat veranderingen in het gekleurde licht, stralen de fonkelende achterdoeken precies de juiste sfeer uit. De kostuums zijn al even gelikt. De leidinggevenden in zwarte latex pakken en August en zijn familie in lieve primaire kleuren. Een overduidelijke regiekeuze maar daardoor wel heel puur. En die puurheid zorgt ervoor dat de showelementen niet over de top gaan. Wie bereid is mee te gaan in het feestje van Dirk Tanghe, beleeft aan August, August, August een ontroerende en bovenal vermakelijke theateravond.

De voorstelling August, August, August speelt nog tot en met 3 mei 2007. Zie ook: www.paardenkathedraal.nl

Muziek / Achtergrond
special: UK: de beste popfabriek van Europa

London Calling? London Speaking!

.

Meer nog dan bij voorgaande edities waren de Britten goed vertegenwoordigd in het publiek. Vanaf de eerste tonen van het festival is het duidelijk: men is hier niet gekomen om een beetje passief van de muziek te gaan genieten. De Londense Holloways pikken dit sentiment moeiteloos op. Met het credo ‘life sucks, let’s party’ bedienen ze het popelende publiek in de kleine zaal, dat gewillig met de voetjes van de vloer gaat. Met hun luchtige mix van ska en indiepop die bij vlagen Californisch aandoet zijn ze niet meesters in originaliteit maar absoluut goed genoeg om de opening te vieren van het festival, wat deze editie zijn 15e verjaardag viert.

Little man Tate

Het blijft altijd lastig om als nog maar net (niet) doorgebroken band de grote zaal van Paradiso goed te beroeren. Optredens die in de kleine zaal ‘legendarisch!’ waren zijn niet zelden in de grote zaal alleen maar ‘goed’ of zelfs slechts ‘ok’. Aan Little Man Tate de lastige taak om de aftrap te doen in de grote zaal. Meteen beginnen ze met hun bekendste nummer Man I hate your band dat door de voorste twee rijen uit volle borst wordt meegezongen. Bij de rest van de zaal slaat de vonk niet over en gebeurt dat ook de rest van het optreden niet. Gelukkig blijkt ook uit een interview met 3voor12 dat ze dit zelf schijnen te onderkennen: “we beseffen dat we geen revolutionaire band zijn. We zijn live wel goed, niet geniaal”. Tja…

Ondertussen…

Een van de dingen die opvallen is dat er in de grote zaal één, soms zelfs twee lopende tappen zijn. Mannen met grote rugzakken, die je normaliter alleen in de Heineken Music Hall ziet, maar dan dit keer zonder vlaggetje of zwaailicht. De taak van deze elitetroepen is verdwaalde of gestrande festivalbezoekers die om één of andere reden de twintig meter naar de bar niet kunnen overbruggen, van bier te voorzien. Als klap op de vuurpijl is het bier bij hen ook nog eens goedkoper dan aan de bar! De logica hierachter is ongetwijfeld geniaal, maar ontgaat mij totaal.

The Rifles. foto: Olivier Wieringa
The Rifles. foto: Olivier Wieringa

The Rifles & Milburn

Het eerste echte wapenfeit van deze London Calling zien we bij het optreden van The Rifles. In een notendop: The Jam meets The Clash. Meezingers waarvan nog weinigen de tekst kennen, maar wat slechts nog een kwestie van tijd lijkt. Gooi hun bekendste nummer Peace and quiet onder een Vodafonereclame en binnen de kortste keren spelen ze op de grotere openluchtfestivals. Meteen hierna krijgen we de volgende dreun al te verduren: Milburn. In recensies van hun onlangs uitgekomen debuut-cd Well well well kregen ze al meteen het stempel Arctic Monkeys-kloon toebedicht, temeer omdat ze ook uit Sheffield komen en alsof Ironie helemaal geen genade heeft hebben ze ook nog bij elkaar op school gezeten. Zanger Joe Carnall, 19-jarige krullenbol bij wie het babyvet nog wat rond de wangen zit, stapt het podium op met een zelfverzekerdheid die zelfs de mensen achterin de zaal van de sokken blaast. Het duurt niet lang voordat de hele zaal, eh goes apeshit. Iets over de helft van de set wordt het podium overgenomen door enthousiaste stagedivers die op het podium aangekomen eigenlijk veel liever meezing waardoor Joe noodgedwongen moet gaan zingen over de microfoon van de gitarist. Het boeit hem allemaal niet, voor Milburn is de avond geslaagd. De hitte en voldaanheid die na afloop van het concert in de lucht hangen doen nog het meest denken aan de uittocht van festivalgangers na afloop van het laatste concert in de Alpha Tent op Lowlands.

Boy Kill Boy

Een blik op het programma: Boy Kill Boy. Dat voorspelt niet veel goeds, de ‘object-werkwoord-subject’-bandnaam getuigt niet echt van overlopende creativiteit. Helaas blijkt dit ook te kloppen. Met Milburn nog vers in het geheugen overtuigt het gejengel en synthesizergepiel van Boy Kill Boy geen moment. Wanneer de aandacht dan even van de muziek afglijdt, kan men zich altijd nog vermaken met een beetje culturele antropologie van de koude grond. Het was namelijk redelijk eenvoudig om het Britse deel van het publiek van het Nederlandse te onderscheiden. Aan de extreem korte rokjes en knielaarzen te zien lijken Britten een hogere drempelwaarde te hebben voor de outfitclassificatie ‘hoerig’ dan de Nederlanders. Of misschien heeft ‘hoerig’ in het engels wel een minder negatieve connotatie, wie zal het zeggen

The Young Knives
The Young Knives

The Young Knives & Klaxons

Het optreden van The Young Knives uit Oxford betekent de tweede podiumbestorming van de avond. Deze is duidelijk een gevolg van de goede verrichtingen van de band. Ze zijn naar eigen zeggen de Robin Hoods van de rock: “taking influence from the rich, arty types and making it good for the poor”. Nerdy indierockartpunk (andere volgorde mag) die zowel opzweept als vervreemdt, een knappe combi die goed aankomt bij het publiek. Gut, het wordt tijd voor nieuwe genres met minder dan drie voorzetsels.

Poof! Presto! Hier zijn de Klaxons, genre? Raverock: op papier een risico in de programmering, in praktijk een succes. Binnen de kortste keren is de zoveelste pit een feit en vliegen de bekers en lichtgevende polsbandjes door de lucht.

Ondertussen…

Het moet gezegd worden dat onze goed getrainde, binge-drinkende vrienden van de andere kant van het Kanaal een positief effect hebben op het doorgaans wat moeilijk overtuigbare, Nederlandse publiek. Veel Britten hebben de overtocht gewaagd om een verscheidenheid aan redenen. Ten eerste zijn de bands die op London Calling staan opkomende, grote acts, how convenient dus om al die acts over twee dagen verspreid onder één dak te zien. Ten tweede is het prijsverschil tussen enerzijds concertkaartje Engeland en anderzijds concertkaartje Nederland plus overtocht klein genoeg om een twee-dagen-vakantie te overwegen. Zeker wanneer, ten derde dus, Nederland dat vakantieland is en er vrijelijk geblowd, gestagedived en gecrowdsurfd kan worden.

Fortune Drive & Metronomy

Fortune Drive brengt ons een mix van stoner- en indierock met een eigenzinnigheid die doet denken aan de Mars Volta, met de intense vocalen van Bobby Anderson als kippenvelhoogtepunt. Bij een aantal nummers laat de climax echter te lang op zich wachten, waardoor je halverwege het nummer ineens weer op de grond staat, in plaats van twintig centimeter erboven zweeft. En de lichtman moet leren z’n vinger ook eens van de stroboscoopknop af te halen. Bij het optreden van Metronomy, onder andere bekend van het remixen van de Infadels, is de puf eruit bij het publiek. Langzaam maar zeker strompelt men naar buiten, tegemoetgekomen door de mensen die voor de afterparty komen.

Dag twee: 747’s & Pigeon Detectives

Wanneer de volgende dag de 747’s de aftrap doet zit bij velen nog de kater in de benen. De muziek van dit internationale gezelschap is alleraardigst. Toch lijkt de psychedelische indierock wat misplaatst op London Calling, wellicht meer iets voor Motel Mozaique. Jamie-T kruist een Conor Oberst-achtige gedrevenheid met vocalen à la The Streets. Wederom gaan de eerste paar rijen mee en de rest niet. misschien ook te vroeg. Na een paar bier blijkt Paradiso weer helemaal wakker wanneer The Pigeon Detectives aantreden. Ogenblikkelijk wordt het podium gethrashed, de zaal gaat helemaal los terwijl een opblaasschaap op het podium meerdere malen wordt aangerand.

Bromheads Jacket foto: Olivier Wieringa
Bromheads Jacket foto: Olivier Wieringa

De Guillemots & Maccabees & Bromheads Jacket

De Guillemots op de programmering zetten is duidelijk een dappere poging. Met maar weinig overeenkomst met de opzwepende postpunk of indierock van de andere bands zijn Fyfe Dangerfield plusband toch een aparte vertoning. Het hoopgevende, orkestrale van de band, dat doet denken aan de Arcade Fire en Sufjan Stevens, sluit echter niet naadloos aan op de wensen en verwachtingen van het publiek. Duidelijk een gevalletje van thuis luisteren.De uitgeruste benen zijn vervolgens helemaal klaar om de kleine zaal ondersteboven te krijgen bij de Maccabees. Wederom niet bijster origineel maar wel erg aanstekelijk. De Bromheads Jacket doen vervolgens een serieuze gooi naar het predikaat ‘beste act van het festival’. Met een ongekende felheid en Streets/Libertinesachtige verhalende zang knallen ze hun songs het publiek in. Nirvanacover en kapotgeslagen gitaar incluis weten ze als beste de grote zaal mee te krijgen.

The Automatic
The Automatic

The Automatic

De enige act die daar op de zaterdag nog een beetje bij de buurt komt is The Automatic. Met het einde van het festival al in zicht realiseert iedereen zich dat als er nog los gegaan wil worden, dat nu moet gebeuren. Met dat feit doet The Automatic zijn voordeel en de band laat de zaal ontaarden in een crowdsurf-festijn met stagedive-contest. De beveiliging wordt weggestuurd door de Johnny Rotten-imitatie achter de toetsen. De zwaar groovende cover van Kanye Wests Golddigger (met dwarsfluit!) en de hit Is it a monster vormen de werkelijke slotakkoorden van het festival. De bands Mumm-ra, Lotus Lullaby en Oxfam Glamour Models lijken er slechts te staan voor het volmaken van de tijd die er in de meter is gegooid.

De officiele eindconclusie

Zelfs zonder echte headliner is London Calling van begin tot eind in staat te boeien. Bij de ene act op inhoud (Guillemots, 747’s), bij de andere op presentatie en inzet (Milburn, Maccabees, The Automatic), bij weer een ander op allebei (Rifles, Bromheads Jacket, Klaxons) en bij nog weer een ander als gelegenheid om de benen en oren even rust te gunnen (Boy Kill Boy) . Het deel van de Britse gasten dat de acts toch net wat beter kende en eerder los ging (“Oi man, I’m fah’kin pissed” “oh ya got another beer? Cheers!”) werkte als een katalysator voor de rest van het publiek. Ik hoop dat ze volgende editie weer van de partij zijn, maar als de programmeur een beetje zijn werk blijft doen zal dat wel goed komen.

Muziek / Album

Tastbare herinnering aan een decennium Arab Strap

recensie: Arab Strap – Ten Years of Tears: an Audio Rockumentary

Het is je wellicht niet ontgaan: Arab Strap zet er een punt achter. Na tien jaar platen maken is het mooi geweest. Om afscheid te nemen van de fans toerden de twee excentrieke Schotten samen met de band door Europa. Maar daar blijft het niet bij. Met de cd Ten Years of Tears: an Audio Rockumentary laten ze nog een mooi tastbaar aandenken achter.

~

Eén van de afscheidsshows – deels om Ten Years of Tears te promoten – werd eind oktober gehouden in Rotown, Rotterdam. Daar schuifelde de band enigszins afwezig het podium op. Toen zij Stink inzette, de opener van de laatste volwaardige plaat The Last Romance, nam het verwachtingsvolle publiek dit met een luid applaus in ontvangst. Er volgde een concert dat zich, net als de cd Ten Years of Tears, liet gelden als een bloemlezing van een eigenzinnige band.

Het concert zat vol hoogtepunten. Het begon overwegend hard, met nummers die veelal afkomstig waren van The Last Romance. Gaandeweg werd er ruimte gemaakt voor fijne songs uit een verder verleden, zoals The First Big Weekend, Who Named the Days en New Birds. Het grootste hoogtepunt kwam aan het einde, waarbij kapiteins Middleton en Moffat alleen op het podium overbleven om een aantal nummers akoestisch te brengen, waaronder The Shy Retirer en Here We Go. Een schitterende manier om afscheid te nemen van de fans; eindigen zoals de basis van Arab Strap tien jaar geleden is gelegd.

Geen very best of

De nummers die tijdens het afscheidsconcert werden gespeeld, komen veelal overeen met de liedjes op Ten Years of Tears. De plaat is daarmee zowel een mooi aandenken aan dit optreden als aan een geweldige periode. Een periode van tien jaar waarin negen wisselvallige platen zijn gemaakt en waarin de gehele thematiek van Arab Strap – seks, verdriet, drank, drugs, humor, rock-‘n-roll en veel mislukte relaties – vanuit elke positie is bezongen. Het is geen very best of geworden; eerder een alternatieve verzameling van tien jaar Arab Strap, met een hoop liveversies, B-kantjes, demosessies en niet eerder uitgebrachte songs.

Gilded is een van de oudste B-kantjes op Ten Years of Tears. Het is een sterke liveversie, opgenomen tijdens een show van John Peel uit 1996. De band haalt niet alleen herinneringen op uit een ver verleden. Ook recent werk komt aan bod, zoals het B-kantje van de single Speed Date; Preface: Set the Scene. Een mooi nummer dat de opener had moeten worden van The Last Romance, maar volgens Moffat de definitieve selectie net niet heeft gehaald. Daarom krijgt het nummer nog een extra kans.

Dank

En zo staat Ten Years of Tears vol met allerlei fijne Arab Strap-liedjes, waarvan het merendeel niet op plaat is verschenen. Het is jammer dat Ten Years of Tears het definitieve einde uitstraalt, maar volgens de band is het mooi geweest. Zoals Moffat het in Rotterdam bewoordde: “This is our last tour, I’m too fuckin’ old for this shit”. Het is niet anders. Dank voor al de mooie jaren.

Boeken / Fictie

De lastigste, de beste

recensie: Alfred Schaffer - Schuim

De meeste mensen willen bruggen slaan, zich met elkaar verbinden. Als ze schrijven, doen ze daarom duidelijke, logisch in elkaar passende mededelingen. Ze willen iets vertellen en doen dat vaak met een gemak dat buitengewoon verbluffend is. Voor dichters gelden echter andere wetten. Dichters zijn niet gebonden aan de alles overschreeuwende eis om bevattelijkheid. Voor hen lijkt een ander credo te gelden: de lastigste zijn de beste.

Vandaar mijn volledige goedkeuring voor Schuim, de nieuwe bundel van Alfred Schaffer. Ik had het kunnen zien aan zijn blik op de achterkaft, ik had het kunnen verwachten toen ik las over zijn aanstelling op relatief jonge leeftijd aan de universiteit van Kaapstad, ik had het kunnen weten door vroegere titels als Zijn opkomst in de voorstad (2000), Dwaalgasten (2002), Definities & Hallucinaties (2003) en Geen hand voor ogen (2004).

Ik had het kunnen merken, maar merkte het niet. Daarom strandde ik bij een eerste lezing op pagina 15, bij Vrolijkheid voor beginners, bij een tweede op pagina 37, waar vooral het woord ’terrorist’ mij danig verontrustte, en het duurde tot een derde lezing tot ik het schuim aan mijn voeten voelde en in de zee van Schaffers gedichten kon springen. Dit moeilijke parcours had echter geen frustratie tot gevolg. Nee, wat mij overviel was een bijzondere vorm van tevredenheid. In dit geval bleek immers dat het de moeite was geweest om door te bijten, want de lastigste dichters zijn de beste.

Hier eindigt de erkenning

Die lastigheid is bij een auteur als Schaffer een eigenschap die hij in zijn poëzie injecteert om ze een enorme draagkracht te geven. Hij lijkt van de gedachte uit te gaan dat duidelijkheid de fascinatie in de weg staat. Daarom eindigt in zijn verzen de herkenning. Wat hij zegt is zelden te vatten, maar hij zegt het op een bijzonder charmante manier. De grootste uitdaging bij het lezen van Schuim is dan ook het loslaten van de zoektocht naar betekenissen. Af en toe zijn die er wel, maar Schaffers poëzie gaat over zoveel meer. Ze gaat over ritmiek, klank, collage, verwarring en onbewuste associaties.

Schaffer brengt in zijn gedichten de bewegingen van het brein in kaart en laat ons de nog niet door het bewustzijn gefilterde chaos van het subject zien. Zijn teksten ademen een absurditeit die parallel loopt met de manier waarop de hedendaagse mens in de samenleving staat. Klein, stil en verward.

Hier eindigt de herkenning. Wat je verliet blijft achter.
Een ambulance jaagt door rood, iemand zet de kranen open.
Een zieke boom wordt omgezaagd. We hadden beter moeten weten

Machinale tijden

Een ander procédé waarmee Schaffer lastigheid in zijn gedichten induceert, is moeilijker te omschrijven. Schaffer verwijst voortdurend naar de mechanica van dit tijdsvak. Hij legt bloot hoe alles op een bevattelijke manier in elkaar valt en overgaat zoals in een raderwerk. Hij legt de mechanica van bevelen en gebruiksaanwijzingen bloot die de wereld veranderen in een eeuwig verder draaiend geheel.

De kans dat er een terrorist* in uw wijk woont, is erg klein.
Mensen worden niet van de ene op de andere dag terrorist.
Heeft uw kind veel aandacht voor radicale ideeën?
Praat daar dan over met hem of haar.

Schaffer beschrijft een wereld waarin geen plaats is voor individuen, maar waarin elke persoon ingeschakeld wordt als een radertje voor een groter geheel. Hij toont een verbod op identiteit en oorspronkelijkheid. Hij toont, maar door de manier waarop klaagt hij sommige dingen ook aan. Zijn poëzie is maatschappelijk bewustmakend.

En nu allemaal in koor

De paradox van de laatste decennia is dat we leven in een tijd waarin steeds meer mensen toegang hebben tot universiteiten, dat er steeds meer mogelijkheden zijn gekomen tot het ontplooien van een individualiteit, maar dat anderzijds die individuele identiteit maar mogelijk is op een paar vrijplaatsen, waaronder kunst en cultuur. Over het algemeen zijn de media en het bestuur het individu gaan dirigeren in de richting van een verstommende collectiviteit. De manier waarop Schaffer dat in poëzie laat zien maakt het ingewikkeld. Er is in zijn gedichten geen subject, er zijn zelfs geen personages of gemotiveerde handelingen. Wat overheerst, is een bewustzijnloos ‘doen’, een wezenloze stroom van ‘spreken’ en ‘gebeuren’.

Macht der gewoonte: handen wassen voor het eten, handelen naar geweten.
Zeg eens netjes goedemorgen. Je naam is goud waard, een geur van hoger
Honing. Jij mijn trouwe volgeling, ik jouw marionet: wil ik je aanraken, deins
Ik achteruit. Laten we elkaar nu snel ontmoeten, je zult me niet verliezen..

De bundel eindigt met het veelbetekenende beeld van een dijkbreuk. Schaffer laat een gedesoriënteerd subject door een beangstigend universum dwalen.

Zolang je maar bestond hadden we een reisdoel voor het grijpen.
We zijn telefonisch te bereiken.
Nooit is het zo stil geweest..

Schuim. Schaffer schrijft over gebrek aan houvast. Hij maakt met zijn taal een parallel universum waarin hij de mechanismes van de huidige maatschappelijke ontwikkeling, toont. Hij laat heel nauwkeurig zien hoe mensen hun doelen en hun individualiteit verliezen. Het is een bewustmakingsproces. Door in de gedichten te duiken en je aan zijn stroom der dingen over te leveren, onderga je het huidige bestaan en wordt dat als bij toverslag bijna bevattelijk. Dat is, net als zijn poëzie zelf, heel erg lastig.

Theater / Voorstelling

Ongekunsteld en overtuigend

recensie: DAK (MONK)

.

“Je moet jezelf zien als een moderne onderneming”. Met gebalde vuisten, verheven stem en een verbeten grimas probeert de neo-liberale zakenvrouw de kunstschilder aan te sporen tot ondernemerschap. Ook de aanwezige jonge, hippe columniste doet een duit in het zakje maar de schilder houdt voet bij stuk: aan business wil hij zijn vingers niet branden.

DAK, het eerste deel van de trilogie DAKHEMELRUIMTE, is gebaseerd op het boek Titaantjes van Nescio. Aanvankelijk ongemakkelijk, babbelen de vier gasten tijdens een reünie op het dak van Henks polderhuis. Maar Henk komt niet opdagen en de vier blijken aan elkaar overgeleverd. Toch besluiten ze tot een gezellig samenzijn en hapjes en drankjes worden uit de volle koelkast gehaald. Maar de maatschappelijke tegenstellingen van het viertal wekken irritatie en jaloezie. Erotische en emotionele ontboezemingen brengen het viertal uiteindelijk samen. Onverwacht bezoek van een verzekeringsagent (Rutger Kroon) brengt de finale dramatische helderheid.

Gestileerde burgermanszin versus maatschappelijke onaangepastheid

~


Net als in het boek speelt de schilder (Anil Jagdewsing) de maatschappelijke onaangepaste en onpraktische artiest tegenover de zelfvoldane, gearriveerde burger (Maartje van den Brink). Maar ook de beroepswerkloze (Bas Jilesen) en de columniste Renee (Ellen Goemans) spelen hun spelletje: wie is het meest maatschappelijk (on)aangepast. Zo verwijten ze elkaar gestileerde burgermanszin en het ontberen van persoonlijkheid vanwege een gebrek aan inhoud, daad- en zeggingskracht.

Sporen van Nescio

Het oplettende publiek vindt sporen van Nescio in verschillende lagen. Ook qua stijl blijft deze negentiende-eeuwse schrijver niet onopgemerkt. Het is zijn spreekstijl die MONK volledig tot wasdom laat komen. De virtuoze, komische dialogen zorgen voor onderdrukt leedvermaak bij de toeschouwer. Goed gelukt, want het ongekunstelde resultaat blijft hangen en overtuigt.

DAK is het eerste deel van de Titanen trilogie DAKHEMELRUIMTE. DAK is nog te zien op 6 december in het Korzo Theater in Den Haag en op 7 december 2006 in de Toneelschuur in Haarlem. Het tweede deel van deze trilogie gaat in februari 2007 in première en vanaf maart 2007 wordt de Titanen Trilogie DAKHEMELRUIMTE als avondvullende voorstelling gespeeld in de Nederlandse en Belgische theaters. Zie ook: www.tgmonk.nl

Muziek / Achtergrond
special: Mozart - Cosi fan tutte, Le nozze di Figaro, Don Giovanni

Mozart/Da Ponte-trilogie in nieuw jasje

.

~

Er zijn wel meer operahuizen die de Mozart/Da Ponte-trilogie als een cyclus presenteren, maar dat gebeurt altijd nadat de losse opera’s in verschillende jaren afzonderlijk in première zijn gegaan. Zo niet in Amsterdam. Mede ingegeven door de volle agenda van chef-dirigent Ingo Metzmacher en de unieke mogelijkheid om meerdere solisten in verschillende rollen terug te laten keren, besloot De Nederlandse Opera drie nieuwe producties in één weekend aan het publiek te presenteren: ruim elf uur Mozart in drie dagen.

Geen standaardensceneringen

Een gewaagd project, zeker omdat juist dit regisseursduo aangetrokken was. Wieler en Morabito zijn overladen met prijzen – waaronder die voor de beste operaproductie van het vorig jaar – maar ze waren ook verantwoordelijk voor een door pers en publiek slecht ontvangen Lucio Silla in 2004, waarmee ze in Stuttgart een groot deel van het conservatieve publiek van zich vervreemdden. Dat het geen standaardensceneringen zouden worden, stond dan ook op voorhand vast.

Natuurlijk is het niet zo dat Le nozze di Figaro, Don Giovanni en Cosi fan tutte niets anders gemeen hebben dan componist en librettist, al zijn er geen personages die in de stukken opnieuw ten tonele worden gevoerd. Willem Bruls verwoorde het in 1993 voortreffelijk: “Het hoofdthema van de drie Da Ponte-opera’s is de trouw als het fundament van de intermenselijke betrekkingen en het onvermogen van hem om aan deze trouw te voldoen.” Het is dan ook geen verwonderlijke keuze van Wieler en Morabito om de stukken in omgekeerde volgorde van hun ontstaansgeschiedenis te presenteren.

1) Leerschool voor geliefden: Cosi fan Tutte

~

De ondertitel van Cosi fan tutte (“zo doen ze het allemaal”) luidt La scuola degli amanti, oftewel de leerschool voor geliefden. De geliefden in deze opera zijn nog jong, hebben geen verleden en moeten de wereld nog ontdekken. De zusjes Fiordiligi en Dorabella zijn met hun geliefden Ferrando en Guglielmo in Napels waar zij de trouw van hun liefde bezingen. De oudere Don Alfonso bespot hun jeugdige zelfverzekerdheid, die grenst aan overmoed, en stelt dat trouw van vrouwen niet bestaat. Uiteraard zijn de jonge mannen het niet met hem eens; ze willen daar zelfs om wedden. Zij zullen de instructies van Alfonso zonder morren opvolgen en verkleed elkaars verloofdes proberen te verleiden. Hetgeen na een hoop verkleedpartijen en listige plannen natuurlijk lukt. Aan het eind van de opera trouwen de stellen nog wel, maar van een feest is amper sprake.

Cruciaal is de opmerking terzijde, die Alfonso al in het eerste tafereel maakt:

“O, dwaas verlangen!
Het kwaad te willen ontdekken
dat ons, als het gevonden is,
zo miserabel maakt.”

Een groter misverstand om Cosi fan tutte slechts als een luchtige klucht te willen zien is er dan ook niet. Edward Said noemt deze opera niet voor niets de meest duistere Mozart-opera en spreekt van een “ondraaglijke lichtheid”. De bizarre en op het eerste gezicht totaal ongeloofwaardige plot heeft ervoor gezorgd dat Cosi door velen beschouwd is al Mozarts meest frivole opera, maar zoals Jane Clover onlangs in The Guardian schreef, is de uitkomst van deze leerschool voor geliefden het best samen te vatten met “Hallo, wrede wereld”.

Vakantiekamp

Het is daarom een mooie vondst van Wieler en Morabito om de opera te verplaatsen naar een vakantiekamp in de jaren vijftig. Het vernuftig ronddraaiende decor is een ware mallemolen die afwisselend de slaapkamer van de meisjes, de eetzaal en de woonkamer toont. De liefdesparen zijn amper volgroeide adolescenten, de jongens willen macho zijn, maar zijn onzeker; de meisjes dromen van de prins op het witte paard, maar zijn ook nieuwsgierige bakvissen. Wanneer de jongens vertrekken en de meisjes ze vrijwel meteen vergeten, is dat in deze enscenering niet ongeloofwaardig: vakantievriendjes komen en gaan immers, desnoods op een en dezelfde dag. En dat je meteen zelfmoord wil plegen als je je vriendinnetje een ander ziet kussen of een afscheid voor een week als een eeuwigheid ervaart past ook bij zo’n kalverliefde.

Alfonso speelt hierbij een dubbelrol. Enerzijds waarschuwt hij de jonge geliefden, anderzijds zijn het zijn machinaties die erin resulteren dat de jongeren hun onschuld verliezen en schept hij overduidelijk genoegen in zijn rol. Alfonso, hier voortreffelijk pijprokend neergezet door Garry Magee, is een cynische moralist die de jongeren wil laten zien dat de vrouwen allemaal hetzelfde zijn.

Briljante gecaste Despina

Alfonso wordt daarbij geholpen door het kamermeisje Despina. In veel traditionele ensceneringen is zij weinig meer dan een verbitterde oude vrijster, maar mede dankzij de briljant gecaste Danielle de Niese groeit zij in Amsterdam uit tot een zelfverzekerde vrouw die de meisjes voorhoudt dat alle mannen maar aan één ding denken en zij het er daarom ook maar van moeten nemen.

Vocaal is de Britse sopraan Sally Matthews als Fiordiligi de ster van de avond, maar in deze enscenering heeft De Niese de sterkste rol. Net als in de beroemde regie van Peter Sellars speelt de relatie tussen Despina en Alfonso voortdurend op de achtergrond mee. Bij Wieler en Morabito is Despina duidelijk de sterkere van de twee. Hij ontleent zijn plezier aan krijgen van zijn gelijk, zij geniet van haar vrijheid. Zij gebruikt de meisjes niet voor haar eigen plezier, maar toont ze hoe belachelijk hun gedrag is. Heerlijk is het moment waarop Dorabella als een echte bakvis woedend met een bordje smijt en Despina het gelijk maar even helemaal afmaakt door het complete servies van tafel te gooien.

Nepgif en een backpacker

Niet alles is even geslaagd. De recitatieven worden hier begeleid door een backpacker op gitaar. Dat past in de enscenering, maar hij loopt met regelmaat wat al te doelloos rond. En het leger vormgeven als een groep padvinders is grappig, maar hoe aardig ook, het is jammer dat hun eerste opkomst vocaal vorm krijgt door een plaatje dat Alfonso opzet.

Aan inconsequenties ontkomen Wieler en Morabito evenmin. Wanneer Ferrando en Guglielmo nepgif innemen om elkaars geliefde te kunnen veroveren, blijkt Ferrando daarvan even later zo van slag dat hij niet een van de dames, maar Guglielmo wil kussen. Hilarisch, zeker, en het maakt de verontruste meisjes geloofwaardiger, maar vreemd is het wel. Op het eerste gezicht goedkoop, maar welbeschouwd zeer geraffineerd is het lichteffect bij de ‘magische steen’ waarmee juist benadrukt wordt dat deze nep is. En het einde, waarbij de grootse macho van de twee de grootste verliezer lijkt, is schitterend.

Cosi fan tutte is zo een vrolijke mallemolen met tragisch randje, die terecht op langdurig applaus getrakteerd werd.

2) De moraal voorbij: Don Giovanni

Zoveel bijval als Cosi kreeg, zo overweldigend klonk het boegeroep een avond later. Al bij het opengaan van het doek na de pauze klonken de eerste blijken van afkeuring, anderhalf uur later waren die aangezwollen tot een orkaan. Een klein deel van het publiek wilde zelfs zo graag de regisseurs uitfluiten, dat dirigent Ingo Metzmacher daarvan het slachtoffer werd.

~

Op deze Don Giovanni is veel kritiek mogelijk, maar niet zozeer op het muzikale deel. Toegegeven, in de recitatieven is flink geknipt, maar die keuze is te rechtvaardigen. Zo radicaal als Opera Zuid vorig jaar gingen Wieler en Morabito bovendien niet te werk – daar werden alle recitatieven simpelweg overboord gegooid – zodat genoeg overbleef om de voortgang van het verhaal duidelijk over te brengen.

Spaanse vrijbuiter

Er is onwaarschijnlijk veel geschreven over de Spaanse vrijbuiter Don Juan. Voordat Mozart en Da Ponte de stof in 1787 tot een opera verwerkten, waren er al meerdere opera’s rondom deze rokkenjager geschreven. Mozarts Don Giovanni is echter met afstand de bekendste geworden, hoewel ook op deze opera wel het een ander aan te merken valt.

Het verhaal is betrekkelijk eenvoudig: Don Giovanni wordt belaagd door Donna Anna, een jong meisje dat hij heeft geprobeerd te ‘veroveren’. Haar vader, de Commendatore, heeft hij al in de eerste scène koelbloedig vermoord. Ook een bedrogen liefde, Donna Elvira, zit hem achterna, maar Giovanni’s bediende Leporello onthult haar in de befaamde ‘catalogus-aria’ dat Giovanni met duizenden vrouwen over de hele wereld het bed gedeeld heeft, alleen in Spanje al 1003, en zij niets voor hem betekent. In een overmoedige bui probeert Giovanni vervolgens het boerenmeisje Zerlina op haar bruiloft te verleiden. Wanneer iedereen zich tegen hem keert, verbergt hij zich op het kerkhof. Vlakbij het standbeeld van de Commendatore (dat opmerkelijk snel opgericht is) hoort Giovanni een stem die hem zegt respect te hebben voor de doden. Giovanni daagt daarop voor de grap het standbeeld uit bij hem te komen eten. Diezelfde avond verschijnt het beeld inderdaad bij hem thuis, waar net een orkestje Giovanni’s favoriete muziek (waaronder een flard uit Le nozze di Figaro) ten gehore brengt, en vraagt hem berouw te tonen over zijn zonden. Giovanni weigert, “a torto di viltate tacciato mai serò” (van lafheid zal mij nooit kunnen betichten) en wordt verzwolgen door het hellevuur.

Briljante voorlaatste scène

Hoewel de opera vele prachtige passages bevat, is deze voorlaatste scène het belangrijkst; in deze scène wijkt Mozart extreem af van de gewoontes binnen het operagenre door de verschillende personages in een tumultueuze dialoog dwars door elkaar heen te laten praten zónder de voortgang van het verhaal uit het oog te verliezen. Had de componist het hierbij maar gelaten en het doek snel laten vallen, maar er volgt nog een volkomen overbodig slotsextet. Opmerkelijk genoeg bestaat er een door Mozart gedirigeerde variant van de opera zonder het slotsextet. Mozart was niet tevreden over deze variant, maar om daar meteen de conclusie aan te verbinden dat Mozart het vreselijk vond dat de opera besloot met de hellevaart van Don Giovanni, zoals bijvoorbeeld Mozart-expert Nikolaus Harnoncourt beweert, is ongefundeerd. Een gelukkig einde dus, terwijl de opera zo veel meer indruk achter zou laten als met vuur, rook en de hel besloten zou worden. Althans, in traditionele ensceneringen; Wieler en Morabito hebben een geheel andere visie.

Rammelende enscenering

Een originele visie, dat zeker, maar wel een vol slordigheden die de toeschouwer verbijsterd achterlaat. Zo schiet de verder zo besluiteloze Don Ottavio aan het eind van het eerste bedrijf Don Giovanni neer, maar is hij even later niet alleen springlevend, maar toont geen enkel spoor van welke verwonding dan ook. En bleef het hier maar bij.

Gedurende de gehele voorstelling bestaat het toneelbeeld uit een verzameling bedden van waaruit de verschillende personages hun aria’s zingen. Allen blijven ook vrijwel de gehele voorstelling in hun eigen bed. Op zich geen slecht idee, maar het maakt de voorstelling erg statisch. Wanneer de Commendatore gedood is, verdwijnt hij dan ook niet van het podium, maar gaat liggen in een van de bedden en blijft daar tot het eind liggen in een pose die doet denken aan Lenin op zijn sterfbed. Dat zijn dochter naast hem in het bed kruipt, is niet meer dan logisch. En de verkrachting van Zerlina vindt uiteraard midden op het podium plaats, met alle bloederige gevolgen van dien.

Voorspelbaar

In het tweede bedrijf blijken al die bedden natuurlijk scheefgezakt en Don Giovanni bespot ook niet het beeld, maar de ‘slapende’ Commendatore. Wanneer deze zijn uitnodiging om bij hem te komen eten aanvaardt, snijdt Don Giovanni keurig symbolisch (Freud leeft nog in het theater) zelf het stokbrood en wordt vervolgens niet door de aarde verzwolgen, maar omsingeld door de bedden die na drie uur opeens blijken te kunnen bewegen. En in het jubelende slotkoor verrijst Don Giovanni als een grijnzende feniks, en loopt kalm door het middenpad de zaal uit – de moraal is aan hem niet besteed.

Ultieme voyeur

Net als Despina in Cosi fan tutte is Don Giovanni een hedonist die wars is van welke moraal dan ook. En net als in Cosi is het hulpje (Leporello) de ware ster van de avond. Zijn rol is vergelijkbaar met die van Don Alfonso; hij is de ultieme voyeur die wel deelneemt aan de handeling, maar zijn plezier vooral ontleent aan wat anderen doen. In dit geval zelfs letterlijk, want hier blijkt Leporello de veroveringen van zijn meester op ontelbare filmopnames te hebben vastgelegd. Op een wijze waarop de vieze man van Kees van Kooten jaloers zou zijn, zet José Fardilha Leporello op suggestieve wijze neer, zijn handen constant wriemelend in zijn broekzakken.

Zijn sterke vertolking van Leporello kan echter niet verhullen dat deze enscenering van Don Giovanni mislukt is. Want hoe ongebruikelijk ook, deze voorstelling is te statisch, saai en voorspelbaar. En hoe knap het ook is dat Pietro Spagnoli druiven een paar meter in de lucht kan gooien om ze vervolgens in zijn mond op te vangen, een erotische uitstraling heeft hij niet en vocaal is hij uitgerekend in de titelrol de zwakste schakel. Het boegeroep voor het een avond eerder zo bejubelde regisseursduo kwam dan ook niet onverwacht.

3) Figaro in een showroom: Le nozze di Figaro

“Wraak, ja, wraak! – dat is een voorrecht
dat slechts wijzen is vergund:
schande vergeten, smaad vergeven
is laaghartig, slap en laf.”

~

Dit zingt dokter Bartolo aan het begin van Le nozze di Figaro. En wraak namen Wieler en Morabito met Mozarts op één (Die Zauberflöte) na meest opgevoerde opera. Veel verwondering hoeft de enorme polariteit van Mozarts Figaro niet te wekken: niet alleen bevat de opera prachtige muziek, ook het libretto steekt goed in elkaar waarbij komische momenten afgewisseld worden met meer dramatische.

Ook hier weer een bruiloft. Figaro en Susanna willen trouwen, maar worden gedwarsboomd door graaf Almaviva, die zo zijn eigen plannen met Susanna heeft. Maar na een ruim drie uur durende opera vol persoonsverwisselingen, verkleedpartijen, misleiding, complotten en verwarrende toevalligheden (waarbij Figaro en passant zijn ouders terugvindt), moet de graaf zijn excuses aanbieden en eindigt de opera met vuurwerk en trouwplannen: “tutti, contenti saremo cosi”, “we kunnen nu allemaal gelukkig zijn”.

Het libretto is gebaseerd op een toneelstuk van Baumarchais dat voor flink wat opschudding zorgde door de oneerbiedige tekening van de aristocratische moraal en daarom door menig vorst verboden werd. Da Ponte schrapte daarom verschillende scènes uit de toneeltekst en veranderde de politieke tirade van Figaro tegen sociale ongerechtigheid in een tirade tegen het wispelturige van vrouwen. Inderdaad, “cosi fan tutte?”

Autobedrijf Almaviva

In tegenstelling tot Cosi dragen de verschillende personages een verleden met zich mee. Figaro heeft in ruil voor een lening ooit beloofd met de veel oudere Marcelinna te trouwen. Dokter Bartolo wilde ooit met de gravin trouwen, maar heeft een kind verwekt bij Marcelinna – Figaro – terwijl het huwelijk van Almaviva al lang niet meer is was het eens was.

Wieler en Morabito hebben de handeling verplaatst naar een kille autoshowroom. De graaf is de grote baas, Figaro een jonge verkoper. Geheel in stijl worden de recitatieven ditmaal door Metzmacher begeleid op een synthesizer en wordt meteen naar mobieltjes gegrepen als iemand geroepen moet worden. De tuinman is een beveiligingsmedewerker die handig gebruikt maakt van de beelden van de bewakingscamera’s. De auto die midden op het toneel staat doet prima dienst als verstopplaats en het hokje op de tweede verdieping – handig te bereiken via een lift – dient eveneens als projectiescherm. Het klinkt vergezocht, maar het werkt uitstekend.

Ontnuchtering

Het vierde bedrijf is het meest intrigerende. Alles is van het toneel verdwenen en de zangers lijken in een concertante uitvoering belandt te zijn. Boven hun hoofd worden de verwikkelingen in de tuin waarover zij zingen echter getoond in slim gemonteerde beelden van de beveiligingscamera’s. Aan het eind lijkt de lieve rust en vrede hersteld, maar staan de personages als beelden naast elkaar. Niet alleen de graaf is ontmaskerd, allen blijven ontnuchterd achter.

Niet alleen door de geslaagde regievondsten, maar vooral door de vocale prestaties van de solisten is Le nozze di Figaro het onbetwiste hoogtepunt van dit drieluik. Luca Pisaroni is een van de beste Figaro’s van de laatste jaren, terwijl Danielle de Niese andermaal bewijst niet alleen over een mooie stem te beschikken, maar eveneens over groot acteertalent. Garry Magee is een robuuste graaf en Cellia Costea maakt de woede en frustratie van de gravin tastbaar. Ook de andere rollen worden stuk voor stuk uitstekend gezongen en het Nederlands Kamerorkest beleeft hier haar beste momenten.

Ongekende passie

De samenwerking tussen Mozart en Da Ponte hield na deze drie opera’s op. Mozart componeerde nog Die Zauberflöte en La clemenza di Tito, Da Ponte belandde na allerhande omzwervingen die een opera waardig zijn in Amerika, waar hij uiteindelijk de eerste hoogleraar Italiaanse literatuur en cultuur werd. Daar nam hij het initiatief tot de eerste Italiaanse opera-uitvoeringen in de nieuwe wereld, maar toen hij vertelde dat hij niet alleen Mozart gekend had maar zelfs deze opera’s geschreven had, geloofde men hem niet.

Le nozze di Figaro, Don Giovanni en Cosi fan tutte zijn uitgegroeid tot de meest uitgevoerde en beroemdste opera’s. Dat maakt het voor elke regisseur moeilijk nog een eigen draai aan de stukken te geven; alles is al eens gedaan. Het is bewonderenswaardig dat Wieler en Morabito erin geslaagd zijn de Mozart/Da Ponte-trilogie van nieuwe perspectieven te voorzien. Niet alles is even succesvol, maar het duo heeft in Amsterdam een trilogie gerealiseerd die niet alleen voldoende stof tot discussie oplevert, maar ook twee van de meest verrassende en intelligentste Mozart-producties in jaren bevat. Een trilogie die bovendien de gangbare opvatting dat Don Giovanni verreweg de beste van de drie Da Ponte-opera’s is op zijn kop zet. En het gejuich en het boegeroep bewijzen dat opera een kunstvorm is die ook in 2006 nog ongekende, ja Italiaanse, passie kan losmaken bij het publiek.

Nog te zien t/m 8 januari 2007, in een tiental bioscopen en op www.cultura.nl

Theater / Voorstelling

Hoogstaand klassiek ballet uit Sint-Petersburg

recensie: Anna Karenina (Boris Eifman Ballet)

Choreograaf Boris Eifman was al in 1977 een pionier in voormalig Rusland. Hij had de grote droom om met de traditionele academische klassieke balletstijl, zoals wij die kennen uit onder meer De Notenkraker en Het Zwanenmeer, te breken. Een droom die niet gemakkelijk is te verwezenlijken in een land dat al eeuwen leeft met strenge communistische regels en tradities.

In Anna Karenina geven vederlichte dansers en danseressen het drama van Anna Karenina, naar het gelijknamige boek van Tolstoj uit 1887, weer. Een mooi verhaal over het ongelukkige huwelijk van Anna met Karenin en haar romantische leven met minnaar Vronsky. Ze moet keuzes maken. Er rest niets anders dan een drastisch besluit.

Driehoeksverhouding

~


De eerste klanken van componist Pjotr Tsjaikovsky fladderen door de zaal. Het gordijn gaat langzaam open en aan het einde van lichtbundel ligt een teddybeer en een speelgoed spoorbaan. Anna (Maria Avashova) is ongelukkig getrouwd met de twintig jaar oudere man Karenin (Albert Galichanin). Ze wordt verliefd op een officier uit het leger, Vronsky (Yury Smekalov). De ontmoetingen die Anne heeft met Vronsky zijn vrolijk en zitten vol met passie en romantiek. Toch voelt Anne zich ook schuldig naar haar man maar ook naar zijn familie en vrienden. Ze wil hun niet in de steek laten. Niemand accepteert de relatie die ze heeft met Vronsky. Anna kan moeilijk kiezen; ze wordt heen en weer geslingerd tussen de twee mannen. Schuld, schaamte, passie en romantische gevoelens dwingen haar tot zelfmoord. Radeloos gooit ze zich voor de trein.

Eifman opent deuren

Beetje bij beetje veroverde de Russische choreograaf Eifman terrein met zijn werken. Anno 2006 heeft hij samen met zijn gezelschap een indrukwekkend repertoire op zijn naam staan. Werken als Tsjaikovsky, De Rode Giselle en De Russische Hamlet slaan internationaal aan. Anna Karenina ging in april 2005 in Sint-Petersburg in première en reist sindsdien de wereld rond. De klap op de vuurpijl is toch wel het aanbod van het Bolsjoi theater geweest. Dit gezelschap uit Moskou, dat bekend staat als de crème de la crème op het gebied van klassiek ballet, bood Eifman de kans om modernere werken uit te voeren. De pers was lovend. Het stoffige en saaie klassieke ballet had een opkikker nodig; eindelijk was er weer iemand die de dans in Rusland weer tot leven kon brengen.

Modern Ballet

~


De choreografie van Anna Karenina laat zich misschien het best omschrijven als modern ballet. De tutu’s zijn verdwenen en de bewegingen zijn iets minder stijf en strak maar de invloed van het klassieke ballet is nog steeds heel erg groot. De dansers zijn zichtbaar zwaar klassiek geschoold. Hun benen draaien 180 graden uit en reiken gelift tot vertikaal. Daarnaast zijn de bewegingen luchtig uitgevoerd door de magere en vederlichte danseressen op spitzen. Sprongen zijn hoog en krachtig. Menig danser zal jaloers zijn op de perfecte klassieke ballettechniek.

In de laatste scène wordt de techniek wat moderner. Maar het blijft slechts een zachte aanraking met het moderne ballet. Anna Karenina is klassiek ballet in een moderner jasje. In Rusland zal dit nieuwe jasje inderdaad voor een omwenteling hebben gezorgd. Russische gezelschappen breken niet graag met tradities. Maar in Europa kennen we al jarenlang gezelschappen die vol roem vele stappen verder gaan in het moderne balletgenre. Hierbij valt te denken aan het populaire gezelschap van Maurice Béjart dat al in 1960 werd opgericht onder de naam “Het Ballet au xxe siècle” en later “Béjart Lausanne” is gaan heten. Je kunt de choreografie meer vergelijken met werken van choreograaf George Balanchine, de grondlegger van het moderne ballet. Maar die opereerde al in 1934 en dus zijn de werken van Eifman niet nieuw te noemen.

Desalniettemin is er veel lof voor Eifman en terecht. Er zijn nog maar weinig gezelschappen die zulk technisch hoogstaand ballet kunnen tonen. Het verhaal is dramatisch en mooi uitgebeeld door de ranke en slanke dansers van het ongeveer 60-koppig gezelschap. Eifman maakt voor zijn werk gebruik van symbolische bewegingen en sterke gelaatsuitdrukkingen. Anna Karenina is op en top drama.