Muziek / Album

Zoetgevooisde Britse blijheid

recensie: The High Llamas - Can Cladders

Na een pauze van drie jaar zijn de Britse High Llamas terug met een nieuw album: Can Cladders. Hiermee bewijst de band op overtuigende wijze nog lang niet uitgespeeld te zijn. Can Cladders verenigt het beste van dertien jaar High Llamas in zich.

Zachte drums en een smaakvol strijkkwartet; de muziek op Can Cladders lijkt aanvankelijk vooral rustig en gemoedelijk. De akoestische gitaar en de piano die vervolgens opduiken maken de muziek echter voller en bij vlagen zelfs jazzy. Pakkende gitaarriffs en soulvolle baslijnen maken het werk af en geven de muziek niet alleen extra ritme, maar ook een dosis Motown mee. Stil blijven zitten blijkt toch moeilijker dan gedacht! En dan de zang. Boven de muziek zweeft de stem van zanger en gitarist Sean O’Hagan; zacht, gevoelig en mierzoet. Op de juiste momenten duiken de vier achtergrondzangeressen op. Een even fraai als harmonieus geheel.

Popnostalgie

Fotograaf: John Knights
Fotograaf: John Knights

Het geluid van The High Llamas deed op eerdere albums altijd sterk denken aan de soepele harmonische pop uit de late jaren zestig en de vroege jaren zeventig. Dat is op dit Can Cladders ook zeker weer het geval. Een veelgenoemde inspiratiebron zijn dan ook The Beach Boys. Als je beide bands nog eens na elkaar beluistert, blijken er inderdaad veel overeenkomsten te bestaan. De sterke melodieën, het optimisme, de fraaie harmonieën en de verzorgde productie – zo kenmerkend voor The Beach Boys – kom je ook tegen bij The High Llamas. Toch hebben de Britten wel degelijk een eigen geluid. De muziek is een stuk elektronischer en klinkt over het algemeen pittiger. Door de beeldende teksten van Sean O’Hagan hebben de nummers bovendien een grotere diepgang. Overigens beweert O’Hagan zelf altijd dat hij sterk door Burt Bacharach is geïnspireerd, en niet zozeer door The Beach Boys.

Rijkdom


De muziek op Can Cladders varieert van springerige bossanova met snelle gitaarintermezzo’s, zoals Honeytrap, tot meer ingetogen werk, als Winter’s Day, dat doet denken aan het werk van Paul McCartney ten tijde van The Beatles. Het opvallende aan Winter’s Day is de sterke variatie. Een rustig intro met slechts bas en gitaar, waar de zachte stem van Sean O’Hagan overheen komt. Vervolgens een intermezzo gedomineerd door een rollende piano en een van de zangeressen, hetgeen het nummer een R&B tintje meegeeft. Hierna neemt O’Hagan met zijn zoete stem de zang weer over. Winter’s Day is typerend voor Can Cladders, omdat het gehele album dergelijke verschuivingen in stijl kent. De rijkdom aan ideeën is als vanouds groot, zonder dat dit de songs in de weg staat. Hierdoor blijft deze achtste plaat van The High Llamas ook na vele draaibeurten nog steeds boeien.

8WEEKLY

Kunst Inhaleren

Artikel: Olfactieve kunst; daar zit een luchtje aan, deel 2

In het eerste deel van dit tweeluik is beschreven hoe hedendaagse kunstenaars geuren in hun kunstwerken gebruiken. In dit tweede deel zal worden ingegaan op de geschiedenis van de rol van geur in de maatschappij en de technologische ontwikkelingen op het gebied van geur. Samen hebben zij de weg geplaveid die hedendaagse kunstenaars nu bewandelen en uitbreiden. Tot slot wordt ingegaan op de methoden van conservatoren om geurkunst te preserveren en wordt een toekomstbeeld geschetst van olfactieve kunst.

Scenario 1

Iemand begint ‘brand’ te roepen precies op het moment dat het grote filmdoek een bosbrand vertoont. Er ontstaat paniek. Mensen proberen in het donker hun weg te vinden naar het groen oplichtende bordje. Een stem door de luidspreker probeert de menigte gerust te stellen. “Het hoort bij de film. Er is geen brand. Blijft u alstublieft rustig.” Het kwaad is al geschied.

Illustratie: Marjolein Dolman
Illustratie: Marjolein Dolman

Scenario 2


Twee geliefden vinden elkaar via Pheromone Link, het eerste olfactieve datingbureau ter wereld. Zij vinden elkaars geuren, gepresenteerd in flesjes, onweerstaanbaar en er vindt een ontmoeting plaats. Liefde op het eerste gezicht. Na een paar jaar gaan ze met slaande ruzie uit elkaar. Zij besluit hem nog een schop na te geven door hem te bestoken met mailtjes die haar geur zijn kamer in blazen via zijn AromaJet. Hij op zijn beurt pest haar terug door de meest afstotelijke geuren te sturen. Deze komen echter niet door haar spamfilter heen.

Scenario 3

In een groot Japans kantoor heerst absolute stilte. Alleen het getik van honderden snelle vingers op toetsenborden vult de ruimte. Toch gebeurt er iets, dat onzichtbaar en onhoorbaar is. Het is vier uur in de middag. Citroengeur maakt plaats voor houtgeuren om de mensen alert en actief te houden, juist op dat moment van de dag waarop Nederlanders volgens de reclame heet water bij het zakje soeppoeder moeten gooien.

De drie beschreven scenario’s zijn op het eerste gezicht van een hoog hypothetisch niveau. Toch zijn ze stuk voor stuk mogelijk met de huidige stand van zaken in de geurtechnologie. De mogelijkheden die geurtechnologie biedt aan kunstenaars, zijn beschreven in het eerste deel van dit tweeluik. In dit deel wordt aandacht geschonken aan geur en haar rol in de maatschappij.

De maatschappelijke geschiedenis van geur

In de Romeinse oudheid krijgt geur al een meervoudige rol toebedeeld. Naast een cosmetische en geneeskrachtige functie, dient deze zelfs een religieus doel. Geuren worden gebruikt om te communiceren met de goden door middel van reukoffers. In de katholieke kerk is vanaf de vroege middeleeuwen ook een plaats gereserveerd voor geur. Volgens de hiërarchische indeling van de mystica Hildegard von Bingen, behoren de afstotelijke geuren tot de regionen van de hel, terwijl de welriekende geuren geassocieerd worden met de hemelse sferen. In de negende eeuw maakt de Arabische fysicus en filosoof Avicenna door middel van destillatie het eerste ‘echte’ parfum. Gedurende de gehele middeleeuwen is geur verbonden met zowel esthetiek als met de medische wetenschap. Bepaalde geuren zouden weldadig zijn. Pas tijdens de new age heeft dit idee opnieuw haar intrede gedaan.

Vanaf de zeventiende eeuw vindt in Europa een opmerkelijke kentering plaats ten aanzien van geur. De twee eeuwen die hierop volgen zijn bepalend geweest voor de manier waarop wij nu tegen het reukzintuig aankijken. Nog steeds is het reukzintuig ondergeschikt aan het gehoor en het gezicht. Grote denkers als Kant drukken hun stempel op wat volgens hen het ‘laagste’ zintuig is. De reukzin wordt geassocieerd met het dierlijke en aan het vrouwelijke. Hegel schrijft dat het reukzintuig ‘aards’ is omdat de neus midden in het gezicht is gepositioneerd, “tussen de spirituele zones van de ogen en de mond in” en sluit haar uit van de esthetiek. De neus is slechts goed om het afstotelijke mee te herkennen. Het ontstaan van dit idee loopt synchroon met het ontstaan van de grote steden als Parijs en Londen. Dit worden broedplaatsen voor afstotelijke geuren. Vóór de aanleg van riolen en verharde wegen en de opkomst van de hygiëne, moeten deze plaatsen weerzinwekkend hebben geroken.

Illustratie: Marjolein Dolman
Illustratie: Marjolein Dolman

In de achttiende eeuw gaan de verschillende klassen zich voor het eerst sterk onderscheiden qua geur. In de lagere arbeidersklasse heerst het idee dat een sterke lichaamsgeur kracht geeft aan het individu, terwijl de hogere klassen zich besprenkelen met muskus en amber en zich zelfs af en toe wassen (behalve het hoofd, want dat is te gevaarlijk volgens contemporaine dokters). De afkeer van lichaamsgeuren stamt in principe uit de tweede helft van de negentiende eeuw. Door de individualisering van de maatschappij wordt het ruiken van andermans lichaamsgeuren gezien als schending van de persoonlijke ruimte en wordt het geassocieerd met opdringerigheid. Dit beeld is tot nog toe niet veranderd. Er rust zelfs een zwaar taboe op.

Door de overtuiging dat geuren in huis zich niet langer mogen mengen, ontstaan er een aparte ruimtes voor koken en persoonlijke hygiëne. Hierdoor kunnen in de woon- en slaapkamers aangename geuren worden verspreid. Er ontstaat een nog verfijndere esthetiek van geur en de markt wordt overspoeld door geurende producten. Dierlijke geuren raken compleet uit de mode en de onschuldige aroma’s van bloemen raken in zwang. Op dit moment zien we een enorme opkomst van bloemenmarkten. Ook de lagere klassen kunnen het zich nu permitteren om welriekend door het leven te gaan. Europa gaat welriekend de twintigste eeuw in. Een eeuw die revolutionair is op het gebied van olfactie. Op cosmetisch gebied is een opvallende ontwikkeling dat ook mannen zich gaan parfumeren. Verder doet bijvoorbeeld aromatherapie op grote schaal haar intrede. In de marketing wordt het effect van geur op de kooplust ten volle benut. En op het gebied van geurtechnologie vinden opzienbarende ontwikkelingen plaats waar bijvoorbeeld kunstenaars gretig gebruik van maken.

Geurtechnologie

In de jaren vijftig van de twintigste eeuw vatten wetenschappers het idee op van de geurtelevisie en de geurbioscoop, respectievelijk de Smell-o-vision en AromaRama. Beiden vinden geen voedingsbodem. In de eenentwintigste eeuw wordt opnieuw een poging gedaan om geur met een modern medium te integreren en ditmaal met meer succes. De gepatenteerde iSmell en de AromaJet kunnen net als printer en muis aan de computer worden gekoppeld en maken het mogelijk geuren te ontwikkelen en te versturen per e-mail. Deze apparaten bevatten een ‘geurpatroon’ van honderdachtentwintig synthetische geuren. Er zijn duizenden geurvariaties te maken met deze zogenaamde basisgeuren.

De ontwikkeling van synthetische geuren vond al eerder plaats, in de jaren negentig van de vorige eeuw. Kunstenares Clara Ursitti (beschreven in deel 1) en biochemist George Dodd ontwikkelden de ‘synthetische neus’. Iedere willekeurige stof kan daarin worden geanalyseerd om vervolgens met slechts een paar ingrediënten nagebootst worden. Ursitti gebruikt de neus om geurportretten te maken, die gretig aftrek vinden op de Amerikaanse markt. De toepassingsmogelijkheden lijken onbegrensd.

Illustratie: Marjolein Dolman
Illustratie: Marjolein Dolman

De AromaJet wordt al op grote schaal ingezet in winkels en warenhuizen in de vorm van geurzuilen. De geur van taartjes op de broodafdeling doet de klanten watertanden en de portemonnee openen. De Bijenkorf heeft zich als een van de eerste bedrijven verdiept in deze vorm van kooplustopwekkende marketing. In Japanse bedrijven wordt technologie vermengd met kennis van het effect van geur op de psyche. In de ochtend worden citroengeuren verspreid om mensen opgewekt te houden en in de middag houtgeuren om fris en alert te blijven. Een Nederlands bedrijf dat gespecialiseerd is in het verspreiden van luchtjes in kantoren en winkels, is het in Amersfoort gevestigde Senta. Zij houden zich bezig met zintuiglijke marketingconcepten. Ook kunstenaars maken gretig gebruik van al deze hedendaagse ontwikkelingen. En in sommige gevallen zijn het de kunstenaars zelf die bijdragen aan ontwikkelingen in de geurtechnologie. Clara Ursitti werd net al genoemd in verband met de ‘synthetische neus’ en ook Peter De Cupere experimenteert met nieuwe technologieën in zijn eigen laboratorium.

Vervliegende geuren

Het is interessant om te bedenken wat geurkunst voor conservatoren van musea betekent; zij krijgen te maken met een geheel nieuw conserveringsvraagstuk. Er zijn nauwelijks precedenten.
In het geval van Clara Ursitti, die vloeibare synthetische geuren gebruikt, is het gemakkelijk. Vervliegt de geur, dan wordt de geurproducerende stof aangevuld. Bovendien worden de stoffen gedoseerd afgegeven door middel van de sensoren. Het kan ook voor problemen zorgen. Valt er een flesje om, dan kan de geur maanden blijven hangen. In het geval van kunstenaar Ernesto Neto was het lastiger. Op een expositie in Basel scheurde een lycra zak die kurkuma bevatte. Het was voor de conservator een immense opgave om nog op tijd voldoende kruiden te vinden om het kunstwerk te restaureren.

Conserveren wordt zo een kwestie van aanvullen en reproduceren, maar er zijn meer aandachtspunten bij het werken met geurkunst. Tijdens tentoonstellingen is het belangrijk om een relatief hoge luchttemperatuur te bewerkstelligen, zodat de geuren intenser worden ervaren. Om te zorgen dat de geuren niet onbedoeld andere kunstwerken bereiken, moet de betreffende ruimte afgesloten zijn met bijvoorbeeld een deur of plastic flappen. En na een tentoonstelling is het alsof een schim van het kunstwerk achter blijft, doordat geuren blijven hangen. Dit is te voorkomen door te zorgen voor egale en ondoordringbare oppervlakken in de ruimten waar de geurkunstwerken ‘getoond’ worden, zodat er grondig kan worden schoongemaakt. Uit vele interviews met conservatoren bleek dat bijna niemand hier rekening mee te houdt.

Dat ruikt naar…

Ook de museumbezoeker moet wennen aan deze nieuwe kunstvorm. Zij weet vaak niet hoe te reageren en beseft soms ook niet dat de geur een daadwerkelijk onderdeel is van het kunstwerk. De museumbezoeker (de toeruiker?) heeft geen bestaand denkkader om het werk in een context te kunnen plaatsen. Voor het omschrijven van geuren blijken wij vooral te denken in termen van ‘lekker’ en ‘vies’ en ‘dat ruikt naar…’ Er is geen goed vocabulaire om geuren te beschrijven, en waar weinig beschrijvende taal voor handen is, is het ook moeilijker om een oordeel te vormen. Ruikt iets onaangenaam, dan is de enige manier om afstand te nemen, weg te lopen van het kunstwerk.

Wanneer het publiek meer ervaring krijgt met geurenkunst zal er een nieuw kader ontstaan waarop mensen kunnen teruggrijpen. De oude Grieken bijvoorbeeld gebruikten geuren als symbool. Iedere god had een eigen geur die zijn of haar aanwezigheid verraadde. Kunstenaar Peter De Cupere gebruikt geuren ook op zo’n metaniveau. Hij ontwikkelde een geurenalfabet, waarbij elke letter een aparte geur heeft. Het is dit niveau waarop olfactieve kunst in de toekomst zou kunnen gaan werken. Je kan je zelfs voorstellen dat een geur ironisch gebruikt kan gaan worden of als citaat. De ontwikkelingen in de wetenschap en de aandacht die er tegenwoordig is voor geur, moeten dit in de nabije toekomst al mogelijk maken.

Artikel naar de scriptie:
Kunst inhaleren; het gebruik van geur in kunst in de afgelopen vijftien jaar
Lees ook deel
1

Boeken / Fictie

Verzand in chaos

recensie: Said El Haji - Goddelijke duivel

In Goddelijke duivel gaat een schrijver van Berberse afkomst op zoek naar zijn god. Hij belandt in een Amerikaans pantheon. In vlotte dialogen en complexe zinnen, met flauwe humor en een subtiele scheiding tussen verbeelding en realiteit ontdekt hij dat de wereld bestaat uit een moeras van goden en waarheden. In Goddelijke duivel probeert Said El Haji helderheid te scheppen, maar creëert hij chaos.

Het begint met de nachtelijke vlucht voor Zatot de Barbaar, ergens aan het eind van de maand augustus in 2005. De schrijver van Berberse afkomst is de primitiviteit van Zatot zat en vlucht. Hij vlucht via moerassen met manshoge brandnetels en venijnige berenklauwen voor hij langs de kant van de weg, even buiten Rotterdam, belandt. Daar wordt hij opgepikt door zijn gevleugelde vriend Occasio. Occasio neemt hem op sleeptouw naar het instituut van de Verenigde Naties der Letteren in de Amerikaanse staat Iowa.

Op zoek naar een nieuwe waarheid

~

De schrijver van Berberse afkomst vlucht niet alleen voor Zatot. Hij vlucht ook voor zichzelf om te voorkomen dat hij verdrinkt in hypothetische werkelijkheden. Vragen als ‘wat als?’ hebben geen nut. Hij is zijn god, zijn waarheid kwijt en gaat tijdens zijn verblijf aan het instituut van de Verenigde Naties der Letteren op zoek naar een nieuwe god, een nieuwe waarheid.

Daar, op het instituut tussen de uitgestrekte velden en glooiende heuvels vol maïs en sojabonen, waar schrijvers en dichters uit de hele wereld te vinden zijn om met elkaar van gedachten te wisselen en om elkaar te inspireren, lopen heel wat ontheemde goden rond. Het is een waar pantheon. Zo zijn naast de Berberse schrijver ook onder meer de Egyptische Ofra Hoentaaz, de Palestijnse Imane Miskina, de Bengaalse Juna, de Kazachse Fenitsjka Bozhkova en de Zuid-Koreaanse Hyun Moo, te gast op het instituut. Allemaal zijn ze op zoek naar de waarheid. De een vindt die in drank, de ander in de islam, het boeddhisme, de Native Americans of christelijke gemeenschappen als de Amana’s.

Allemaal krijgen ze een kleine toelichting. Het is zo’n overdaad aan personages en waarheden dat je blijft zweven boven de personages. Af en toe maak je een duikvlucht en verdrink je bijna in de ontstaansgeschiedenis van de Amana’s, de Meskwaki’s of in de rite van Chusok, een Koreaans ceremonieel feest.

Vlucht in fantasie

Niet alleen de lezer raakt verstrikt in de vele waarheden, ook de schrijver van Berberse afkomst heeft het regelmatig moeilijk. Op zulke momenten gaat hij op bezoek bij Bernardo Soares, het heteroniem van Fernando Pessoa, of klimt hij op de rug van een reuze cicade om over Amerika te vliegen. Fantasie en realiteit lopen dan moeiteloos in elkaar over. Vluchten in fantasie is voor de schrijver van Berberse afkomst de enige manier om te overleven in het moeras vol talloze universa.

Wat doet die overweldigende variatie met de naar waarheid zoekende mens volgens de Berberse schrijver?

“..de angst dat je op drijfzand staat bij iedere absolute misgreep en het gewelddadige verlangen naar eenduidigheid, het op intimiderende wijze doordrukken van een opvatting omdat je het wilt geloven omdat je het niet beter weet of om dat je er belang bij hebt.”

Complexe zinnen wisselen de vlotte dialogen tussen de verschillende personages af en verlossen de lezer van flauwe humor in de naam van Teriyaki Wasabi of zinnen als “Ik moet ergens geweldig de wind van voren hebben gekregen, het kan niet anders, terwijl het de afgelopen weken helemaal niet winderig is geweest maar juist heel warm.”

Vluchten is, volgens de schrijver van Berberse afkomst, noodzakelijk. “Het hele leven is een vlucht voor en ontkenning van het wereldlijk moeras door middel van droom en fantasie, de anatomie van iedere queeste.” Het is dan ook niet de kunst om je god, je waarheid te vinden, maar om te blijven zoeken. “Wat je nodig hebt is een energiek stel benen dat zich naar een energiek stel hersens wil schikken, de rest is flauwekul.”

Boeken / Non-fictie

Waarheid als revolutie

recensie: Richard de Brabander (red.) - Het uur van de waarheid. Alain Badiou, revolutionair denker

Alain Badiou (Rabat, 1937) is misschien wel het nieuwe icoon van de Franse wijsbegeerte. Sinds de verschijning van L’être et l’événement (1988) is zijn ster rijzende in Frankrijk en in de laatste jaren is hij eveneens doorgebroken in de Engelstalige wereld, zoals blijkt uit de vertaling van zijn hoofdwerk in 2005.

In goede Franse traditie is Badiou een veelzijdig denker. Naast wijsgeer is hij wiskundige, zoals blijkt uit zijn grote aandacht voor de verzamelingentheorie in L’être et l’événement en voor de categorieëntheorie in zijn nieuwste werk Logiques des mondes (2006). Maar hij is ook een politiek activist van extreemlinkse snit, die met een aantal maoïstische kameraden fabrieksarbeiders bijstaat en zich hard maakt voor de zogenaamde sans papiers. Ten slotte is hij ook nog eens romancier en heeft hij een aantal romans en toneelstukken op zijn naam staan.

Badiou in Nederland

~

Niet alleen in de Verenigde Staten, ook in Nederland is Badiou de afgelopen jaren doorgebroken. In 2004 is zijn vurige pamflet Ethiek in het Nederlands verschenen en het afgelopen jaar zijn daar nog twee vertalingen aan toegevoegd: De twintigste eeuw en Deleuze. Al zijn naar mijn smaak werken zoals Manifeste pour la philosophie (1989) of Saint Paul. La fondation de l’universalisme (1997) karakteristieker voor zijn werk dan deze twee laatste vertalingen, het lijkt mij desalniettemin een goede zaak dat het werk van Badiou dankzij deze vertalingen een breder lezerspubliek krijgt, zodat het denken van deze roemruchte filosoof ook in het Nederlandse taalgebied ontsloten wordt.

Tegelijkertijd is Badious werk voor een beginnende lezer bepaald niet eenvoudig. Zijn Ethiek is nog wel goed te lezen – dat mag ook wel aangezien het geschreven is als leerstof voor middelbare scholieren – maar zijn Deleuze is zware kost, om nog maar te zwijgen over de moeilijkheidsgraad van L’être et l’événement en Logiques des mondes. In dit licht is het initiatief van uitgeverij Ten Have om De twintigste eeuw tegelijk uit te geven met een bundel essays die de toegang tot het werk van Badiou moet vergemakkelijken zeer prijzenswaardig.

Vier waarheidsdomeinen

De bijdragen in de bundel Het uur van de waarheid worden veelal geleverd door jonge filosofen van Nederlandse bodem. De bundel is opgebouwd rond de vier door Badiou onderscheiden waarheidsdomeinen: politiek, liefde, wetenschap en kunst. In de verschillende bijdragen pogen de auteurs duidelijk te maken wat waarheid voor Badiou in deze vier gebieden betekent. Mijns inziens slagen de verschillende essays hier in en zijn ze daarom zeker behulpzaam bij een eerste kennismaking met Badiou.

Het uitgangspunt van de bundel heeft echter ook een nadeel. Door Badious werk te beschrijven vanuit deze vier domeinen dreigt de bepaling van de centrale begrippen in zijn werk zoals waarheid, universalisme, trouw, gebeurtenis, en situatie naar de achtergrond te verdwijnen. Een duidelijke uitleg van deze begrippen lijkt mij onontbeerlijk omdat deze het kader vormen waarin Badiou de vier waarheidsdomeinen bespreekt.

De bepaling van deze begrippen wordt nog eens sterker aan het zicht van de lezer onttrokken door het feit dat een technische notie als l’événement in het ene essay wordt vertaald als ‘gebeurtenis’ en in het andere als ‘evenement’. Dit is alleen maar verwarrend. Een eenvoudige redactionele ingreep had zo’n slordigheid kunnen (en moeten) voorkomen.

Badious latere werk

De bundel besluit met een deel van een interview met Badiou door Bruno Bosteels en de bekende Badiou-interpreet Peter Hallward. Volgens de inleiding waarmee de bundel opent zou dit interview van belang zijn omdat Badiou hier een aantal opmerkingen maakt die zouden laten zien hoe hij van perspectief verandert in zijn nieuwste werk Logiques des mondes.

De keuze voor dit sluitstuk lijkt mij echter niet zo gelukkig. De interviewers zijn duidelijk experts in het werk van Badiou. Het gevolg hiervan is echter dat ze geen verhelderende vragen stellen, maar overwegend ingaan op zeer technische details. De essays voorafgaand aan het interview reiken bovendien niet het materiaal aan waarmee de nuances uit dit interview te begrijpen zijn. Daarom zal dit interview voor de beginnende Badiou-lezer zijn doel voorbij schieten.

Desalniettemin houden we buiten dit interview nog zo’n 120 bladzijden over, die nog altijd goed zijn voor twee of drie uurtjes leesplezier voor degene die zich in het werk van Badiou wil verdiepen en die beter wil begrijpen wat hij nu bedoelt met waarheid in politiek, liefde, kunst en wetenschap.

Muziek / Album

Gratis download, geen doekoes

recensie: The Opposites - Rauwdauw

Op de redactievergadering werd ineens een hoesje in mijn handen gedrukt. “Hier, TopNotch, dat is vast iets voor jou.” Vanaf het karton keek het gehavende gezicht van Big2 me moeilijk aan. Willy de Polderneger leek op de ommezijde, ondanks de schrammen op zijn gezicht, beter in zijn vel te zitten. Boven zijn pretoogjes prijkt de titel van dit werk: Rauwdauw.

Vergis je niet. Dit is geen volledig album van The Opposites; Rauwdauw is een mini-album. In tegenstelling tot hun debuut De Fik Er In is op deze plaat geen enkele beat geproduceerd door Big2 zelf. De gedachte achter deze mini was volgens het tweetal de wens om samen met gastproducers een album uit te brengen dat als één geheel klinkt. Een album met een ‘rauwdauw’-mentaliteit.

Stampende beats

~


Gesteld mag worden dat dat muzikaal gelukt is. Met de stampende beats van bijvoorbeeld Reverse (PartySquad), Alecto, Shockmount en QF klinkt de plaat op veel momenten behoorlijk zwaar. Een naam die me direct te binnen schiet als referentie is Kubus, en dan voornamelijk met zijn werk op Buitenwesten. Ondanks het grote aantal gastproducers komt het album over het geheel genomen verrassend coherent over. Geen klasse, geen stijl, de opener, en vorig jaar als clip het album vooruitgesneld, laat goed horen wat Rauwdauw inhoudt. De subwoofers draaien direct overuren. Slechts op Van ’t dorp naar de stad en op Simpel & klaar wordt gas teruggenomen. Deze twee door Darin G (D.A.C.) geproduceerde nummers zorgen voor meer laidback momenten.

Geen beeldspraak

Maar laidback of niet, tekstueel blijven The Opposites continu binnen het kader van het album: rauw. Was er op De Fik Er In nog wat ruimte voor maatschappijkritiek, op Rauwdauw horen we voornamelijk rechttoe-rechtaanteksten over het eigen kunnen. Net als op de voorganger hoeven we ook hier niet te zoeken naar beeldspraak; The Opposites brengen het recht voor zijn raap en daar zijn ze zeer bedreven in. Hier en daar bijgestaan door vrienden rappen ze over hun eigen leven. Een leven zonder pretenties waarin ze nog steeds hun eigen gang gaan.

~

Rauwdauw kwam tot stand in samenwerking met TonyBell.nl en is aldaar gratis te downloaden. Zoek niet in die platenbakken van je lokale muziekhandel want deze plaat komt niet officieel uit. ‘Rauwe ondergrond’ blijft ook hier het thema.

The Opposites live:
23-03 Discotheek Rumours, Leeuwarden

Film / Films

Pretentieuze geweldsporno

recensie: Princess

Scandinavië heeft een ambivalente geschiedenis als het om pornografie gaat. De Zweden liepen mijlenver vooruit op de rest van Europa op het gebied van legalisering, maar waren erg laat met het verbieden van kinderporno. Zentropa, de beroemde Deense arthouseproducent, kwam eind jaren 90 met een reeks ‘vrouwvriendelijke’ pornofilms op de proppen. Denemarken en Zweden hebben een welig tierende porno-industrie, terwijl de Zweden de laatste jaren een paar boze films maakten die fulmineerden tegen de vermeende ontmenselijking van porno – de documentaire Shocking Truth en Lukas Moodyssons A Hole in My Heart bijvoorbeeld.

Vorig jaar besloot de debuterende Deen Anders Morgenthaler om een duit in het zakje te doen van het pornodebat. In zijn animatiefilm Princess wordt een klein meisje bevrijd uit de klauwen van monsterlijk pornovolk, en wel door de broer van haar moeder, een voormalige priester. Deze man begint vervolgens met goddelijke inspiratie een eenzame en bloedige kruistocht tegen de pornografen om de naam van zijn vroeg gestorven zus (de moeder van het kind, en een gevierde pornoster) te zuiveren. Ondertussen kampt hij met een schuldcomplex over zijn eigen aandeel in de familiegeschiedenis.

Sensationeel

~

Familiewraak, een religieuze invalshoek, de invloed van zedeloosheid op een klein meisje – pretenties alom. Maar Morgenthaler is er de man niet voor om zulke zaken serieus te nemen. Zijn film is namelijk een kille en wrede actiefilm, die een nauwelijks ontwikkelde afschuw van porno als legitimatie gebruikt voor brute moorden. De enige reden dat Princess een animatiefilm is (ook al bestaat hij voor een deel uit gefilmd materiaal), is dan ook dat Morgenthaler er niet mee weg zou komen om zulke zaken op celluloid vast te leggen. Nu is de kijker met de gewelddadigere exponenten van de Japanse anime wel wat gewend op het gebied van intense geanimeerde actie, dus opzienbarend is de film ook in dit opzicht niet. Maar wat veel fouter is – aanstootgevender dan een doorsnee pornofilm – is dat de regisseur wel een serieuze poging doet om de kijker mee te laten leven met de priester, die met volle morele overtuiging (en met steeds ongeloofwaardigere efficiëntie) de pornomannen een voor een afslacht. Hij laat het kind zelfs een van hen molesteren, en hier wordt pijnlijk duidelijk hoe hypocriet Princess is. Dit is voor een groot deel pure geweldsporno, in kille decors en met harde kleuren akelig uitgebeeld, maar niet minder sensationeel.

Strip

~


Een pretentieus en moreel onverdedigbaar werkje dus, op het afgelopen IFFR door critici vreemd genoeg serieus genomen, maar in ieder opzicht abject. Het feit dat de regisseur mede-auteur van de grove en bloederige stripreeks Wulffmorgenthaler is, suggereert een weinig ontwikkelde visie. Het voortdurende debat over de porno-industrie verdient in ieder geval een serieuzere en oprechtere benadering.

Film / Films

Een weifelende revolutie

recensie: 12:08 East of Bucharest (A fost sau n-a fost?)

Corneliu Porumboiu’s 12:08 East of Bucharest toont hoe de geschiedenis vervormd wordt door de ongrijpbaarheid van verschillende subjectieve herinneringen. De film kijkt vanuit het hedendaagse Roemenië terug naar de gebeurtenissen die plaatsvonden tijdens de revolutie van 1989. Ondanks Porumboiu’s kritische blik is de film erg grappig en humaan in zijn uitbeelding van de menselijke conditie.

12:08 East of Bucharest heeft een ambitieus doel, terwijl de stijl en het genre van de film anders doen vermoeden. De film is op het eerste gezicht een realistische komedie die subtiel van tempo en inhoud verandert in zijn tweede helft. Aan de hand van een aantal personages die gevolgd worden door Porumboiu’s statische camera krijgen we in het eerste deel van de film flarden van Roemeense levens te zien.

Humanistische gebrekkigheid

~

De bejaarde Piscoci, bijvoorbeeld, is een laconiek sjacheraar die als kerstman nog wat probeert bij te verdienen in de stad. Manescu is een geschiedenisleraar die al zijn geld opmaakt in de kroeg, en ongeneerd liegt tegen zijn vrouw over zijn kerstbonus. Als hij een proefwerk geeft, gooit hij het op een akkoordje met zijn leerlingen zodat hij zijn kater uit kan zitten. Hieruit blijkt dat hij didactische idealen niet hoog in het vaandel heeft staan.

Naast deze twee personages die op picareske wijze een mate van berusting en onverschilligheid tegenover de alledaagse werkelijkheid tonen, volgt Porumboiu televisiemaker Virgil die bezig is met het voorbereiden van een interview over de revolutie van 1989. De film speelt zich af op de dag dat de revolutie herdacht wordt, en Virgil wil in zijn lokale tv-programma aandacht geven aan die gebeurtenis. Als gasten heeft hij Piscoci en Manescu uitgenodigd, omdat zij volgens hem een essentieel deel hebben gehad in de revolutie op lokaal niveau. Virgil verschilt niet veel van de andere personages. Hij heeft stiekem een affaire en probeert zijn show wat meer elan te geven door te verwijzen naar klassieke filosofen zonder ze echt te begrijpen.

Perspectief

~

De film wisselt in de tweede helft van perspectief en toont het interview als een rechtstreekse opname. De vraag die de interviewer aan twee gasten voorlegt is waar ze op de dag van de revolutie waren en wat ze toen deden. Al snel ontstaat er onduidelijkheid die voornamelijk wordt veroorzaakt door bellers die de show onderbreken en het verhaal van de gasten ter discussie stellen. Het interview wordt al snel een vermakelijke farce, maar de vragen blijven. Was Manescu daadwerkelijk op het plein aan het demonstreren op die dag? En is Roemenië veranderd na de revolutie?

Het vertrouwen in de geschiedenis als een nationaal instituut valt gedurende het interview weg en daarmee opent Porumboiu de ruimte om historische feiten op een kritische wijze te belichten. De tegenstelling tussen de verschillende kampen, tussen de revolutionairen en de krachten van het totalitaire regime zijn onduidelijker te trekken. Er is wel degelijk iets gebeurd op die dag, maar de gevolgen en de verandering zijn niet eenduidig te vangen. De eensgezinde euforie van de revolutie maken plaats voor een verwarde en rommelige kakofonie van tegenstrijdige meningen.

Democratisch revisionisme

~

12:08 East of Bucharest toont een revisionistische tendens binnen de Roemeense cinema, waarbij men met gepaste ironie terugkijkt naar de plotselinge overgang van tirannie naar vrijheid. Het is misschien ook geen verrassing dat een nieuwe generatie van jonge filmmakers dit gebied behandelt vanuit hun ambigue positie tussen het Roemenië van Ceausescu en het Roemenië van daarna. Het probleem dat voortvloeit uit de film is de vraag in hoeverre de geschiedenis gezien kan worden als een nationale constructie, terwijl het in werkelijkheid een losse verzameling blijft van subjectieve gezichtspunten. Het collectieve verleden blijft daarmee een ongrijpbaar fenomeen, ook al wordt het als politiek middel gehanteerd.

Porumboiu weet dit interessante probleem op een hele menselijke wijze te benaderen. Mensen zijn vanuit zijn standpunt voornamelijk overlevers. Toch biedt de film nog een ontroerende coda, waarbij een bescheiden geloof in de kracht van veranderingen subtiel tot uiting komt. De film gelooft nog in revolutie ook, al zijn de marges waarin die revolutie plaatsvindt altijd klein en onderhevig aan een chaotische werkelijkheid.

Lees ook het artikel over recente Roemeense cinema, met onder andere een interview met de regisseur van 12:08 East of Bucharest.

Theater / Voorstelling

The passenger verdwaalt in eigen pretenties

recensie: The passenger

Het thema van de dolende mens is een favoriet uitgangspunt voor veel theatermakers. Zo ook voor United-C. Het dansgezelschap dat in Eindhoven gevestigd is, maakt multidisciplinaire voorstellingen waarin de psychologie van de mens centraal staat. Zichtbaar wordt ‘datgene wat onder de oppervlakte leeft, maar wat doorgaans wordt verhuld door beschaving en de menselijke rede’. De ongeïnspireerde beeldenbrij die het gezelschap met zijn meest recente voorstelling over het publiek uitstort, had echter gerust in het onderbewuste van de makers mogen blijven.

In het performanceachtige stuk The passenger figureert de mens als toevallige passant in zijn eigen leven. Deze thematiek wordt meteen duidelijk verbeeld door de grote glazen kooi links op het podium, waar één van de dansers vaak letterlijk de rol van toeschouwer heeft.

De voorstelling begint veelbelovend. Met een wilde choreografie zetten dansers Justin Yep, Parwanhe Frei en Andreia Rodrigues opgejaagde, strijdbare individuen neer. Het ontbreekt de bewegingen die zij maken misschien aan originaliteit, maar dit wordt goedgemaakt door het mooie contrast tussen Yep en de twee dames, die bijna aandoenlijk zijn in hun rondere, krachteloze vechtdemonstratie.

Alles gaat echter mis vanaf het moment dat actrice Lisa van Doremalen aan de zijkant van het toneel uit de glazen vitrine stapt en een lied aanheft. Het is een zeer ernstig en pathetisch lied, dat aan het eind van de voorstelling ook nog eens wordt herhaald. Livemuziek gebruiken in een voorstelling is natuurlijk allemaal goed en wel, maar in The passenger gebeurt dit zonder ironie en zonder verdere opsmuk en daardoor wekt dat eerder irritatie dan fascinatie op. De bijdrage van de gitarist, die af en toe de speelvloer betreedt, is daarentegen onmisbaar in een voorstelling die zoals deze op sfeer drijft.

Saaie voordracht

~


De klaagzang van Van Doremalen is helaas niet de enige esthetisch onverantwoorde keuze die choreografe Pauline Roelants en regisseur Maarten van der Put hebben gemaakt. Na een veelbelovend begin van de voorstelling, buitelen in de eerste twintig minuten de missers over elkaar heen: onfunctioneel naakt, choreografieën die geen moment verrassend willen worden en projecties op de achterwand, die er alleen maar lijken te zijn omdat nu eenmaal alle kunstdisciplines aangewend moeten worden. De grootste misser in The passenger is echter een tekst die door Roelants op monotone wijze wordt voorgelezen en die in het Nederlands al doodsaai is, maar hier ook nog eens wordt afgewisseld met een miserabel slechte Engelse vertaling. Zelfs in handleidingen van videorecorders staan minder kromme zinnen.

Halverwege de voorstelling mondt alles uit in een minuten lang durende kakofonie van beeld en geluid, wat zeker wel een gevoel van onrust weet op te roepen, maar te lang voortduurt, zodat je als toeschouwer vroegtijdig afhaakt. Het onbestemde, wat als kracht van de voorstelling had moeten gelden, wordt op den duur gewoon saai.

Oases in een onmetelijke woestijn

~


Toch valt er af en toe ook nog wel te genieten van de individuele scènes. De prettige aanwezigheid van Barbara Mullin, die een even getalenteerde actrice als danseres is, brengt wat lucht in The passenger. Toch wordt ook zij in haar spel ondermijnd door de tekst. Het is een weinig subtiele ‘spreekbeurt’ over de dualiteit van Christopher Columbus, die tevens als inspiratiebron heeft gediend voor het maken van de voorstelling. Roelants en Van der Put hebben hier en daar wel beelden weten te creëren die beklijven, maar het blijft jammer genoeg bij oases in een onmetelijke woestijn. Naderhand blijf je zitten met een gevoel van medelijden voor de spelers, omdat ze keihard werken en helemaal niets communiceren.

The passenger is een onsamenhangende, oppervlakkige en pretentieuze misstap.

The passenger is nog te zien tot en met 12 oktober 2007. Klik hier voor de speellijst.

Muziek / Album

Stemmig plaatje

recensie: Loney, Dear – Sologne

Gevoelige mannen met gitaren: ze zijn van alle tijden. Of ze nu Nick Drake, Buckley, Elliot Smith of Thomas Dybdahl heten, het is vrijwel altijd hoofdzakelijk treurnis dat de klok slaat. Zo ook bij Loney, Dear. Al verpakt hij die treurnis in soms opwekkende en soms rijk georkestreerde popliedjes.

~

Afgezet tegen de singer-songwriters uit de inleiding, valt Loney, Dear enigszins uit de toon. Hij kleurt zijn folky gitaarpopliedjes in met toetsen en een heel arsenaal aan strijk- en blaasinstrumenten. Hierdoor zijn er net zoveel raakvlakken met bijvoorbeeld Sufjan Stevens en The Postal Service als met Nick Drake of Elliot Smith. Ook de geest van nationale trots en Popprijswinnaar Spinvis waart rond op het album.

Eurosonic

Naar verluidt maakte de Zweed Emil Svanängen veel indruk op het Eurosonic festival afgelopen januari. Een innemende en – hoe kan het ook anders – timide jongeman die vol verve zijn semi-akoestische liedjes aan de man bracht in een muisstille zaal. Een aantal critici gaf sowieso al een tijdje hoog op over de man. Een enkeling noemde hem zelfs de grote belofte voor 2007. Hopelijk weegt de druk niet te zwaar op zijn frêle schouders. Het zal niet de eerste keer zijn dat roem de ondergang inluidt van een dolende ziel.

Vlak

Sologne is eigenlijk een oud album. Het is opgenomen in 2004 op een eenvoudige thuisstudio in een zolderkamer – waar hebben we dat eerder gehoord? In 2006 werd het opnieuw gemixt en opgepoetst. Het is het eerste album van de man dat hier officieel uitkomt, hiervoor was het alleen op een eenvoudige cd-r verkrijgbaar via internet. Nu is er een geremasterde versie beschikbaar met een stemmige en sobere hoes. Geremasterd of niet, productioneel is het nog steeds geen hoogvlieger. Het album klinkt vlak en soms erg blikkerig.

Die stem, die stem

Er is geen instrument dat zo’n doorslaggevende stempel heeft op muziek als de menselijke stem. Helemaal in popmuziek, waar de zang vrijwel altijd voorin gemixt wordt. En nu komt het: dat is de reden dat deze release wat mij betreft niet voldoet aan zijn vooruitgesnelde reputatie. Gedurende het grootste gedeelte van Sologne brengt Emil Svanängen zijn teksten met een afgeknepen kopstem, als een gemankeerde Bee Gee. Samen met de vlakke productie zijn dat de twee punten die ervoor zorgen dat dit album niet voldoende overtuigt.

Toen ik een half jaar geleden het album van Adem recenseerde, had ik hetzelfde gevoel als bij deze cd: ik wil het heel graag mooi vinden maar de zang blijft me tegenstaan, ook na herhaaldelijk luisteren. De stembuigingen en de schelle kopstem zijn me teveel. Zo was het bij Adem en zo is het bij Loney, Dear. Hou je wel van de zang van eerstgenoemde, dan kun je Sologne blind aanschaffen. Als je er de kriebels van krijgt, of van kopstemmen in het algemeen, laat je deze cd beter liggen.

Film / Films

Liefde in een koud klimaat

recensie: Notes on a Scandal

De kracht van alle drama is even sterk als de geloofwaardigheid van de personages die daarin spelen. Essentieel is dat ze tot leven komen, emotioneel weten te raken en nieuwsgierig maken. Welnu, Judi Dench als de ijzige Barbara Covett in Notes on a Scandal komt zo explosief en ijzingwekkend tot leven dat er een bijna tastbare kilte in de bioscoopzaal hangt. Zij bezit zo’n intens geloofwaardige en kille uitstraling dat je geneigd bent Al Gore te bellen met de oplossing voor de klimaatproblematiek: stationeer deze ijskoude angstaanjagende dame naast de Noordelijke ijskappen en het smelten zal prompt ophouden.

En verder, wat identificeren met levensechte boeiende personages betreft, is er in de school waarin Notes on a Scandal zich afspeelt voor ieder wat wils. Een worstelende puber die gretig de achtervolging op zijn op hol geslagen hormonen inzet, een oudere man die verliefd is op een mooie jonge vrouw, een jonge vrouw geobsedeerd door een nog jongere jongen. Trieste sneue mensen met pijnlijk onbeantwoorde verlangens. Graai maar in deze boeiende grabbelton en het is ieder keer prijs. In deze acteursfilm pur sang wordt er langs de hele linie subliem geacteerd. Wat wilt u nog meer? De onweerstaanbare Cate Blanchett als lerares misschien? Die is er ook. En hoe. De camera houdt van Cate, een subtiele achteloze verleidster. Jong of oud, man of vrouw, als lerares verleidt ze zowaar de hele school en je gelooft haar ook.

Controverse

~

Notes on a Scandal verhaalt over twee vrouwen verstrengeld in gevoelens van verlangen en verraad. Barbara Covett (Judi Dench) is een eenzame geschiedenislerares die bij zowel haar leerlingen als collega’s bekend staat als kil en onbuigzaam. Haar wereld verandert echter wanneer ze kennismaakt en bevriend raakt met de nieuwe tekenlerares Sheba Hart (Cate Blanchett). Maar wanneer Barbara ontdekt dat Sheba een verhouding heeft met de vijftienjarige scholier Steven (Andrew Simpson) verandert hun verhouding. Sheba’s echtgenoot Richard Hart (Bill Nighy) krijgt steeds meer te maken met de venijnige Barbara, die ook met vuur speelt want haar eigen verleden is zeker niet zonder controverse.

Centraal staat de op springen staande vriendschap tussen Barbara en Sheba. Het pijnlijke onbegrip, de tenenkrommende avances van Barbara, en het onvermogen van beide vrouwen worden door Judi Dench en Cate Blanchett met een verbluffende chemie neergezet. Barbara (hard, wreed, gepantserd en verspeend van alle zelfkennis) tegenover Sheba (zacht, kwetsbaar, sensueel en vol zelfspot). Een groter contrast is nauwelijks denkbaar.

Melodrama

Bill Nighy heeft weliswaar een kleine rol als de oudere echtgenoot van Sheba, Richard, maar slaagt er wonderwel in veel diepgang te geven aan de licht cynische universitaire docent wiens vitale jonge vrouw langzaam maar zeker van hem wegglijdt. Wat het schandaal betreft is de puber in kwestie (Steven) uitmuntend gespeeld door de pas zeventienjarige Andrew Simpson. Het scenario werd geschreven door de gelauwerde toneelschrijver Patrick Marber, die ook het intrigerende relatiedrama Closer (2004) schreef. Het is geestig en scherpzinnig, maar in de laatste scènes, als het er eigenlijk niet meer toedoet, ontspoort het jammerlijk in huilerig melodrama.

We worden ook geconfronteerd met een voice-over. Dit steeds vaker opduikend verschijnsel heeft vele films met potentie om zeep geholpen. De onlangs verschenen Little Children (2006) werd danig verpest door de anonieme en aan verbale diarree lijdende vertelstem. De schade wordt hier beperkt door het feit dat de voice-over de hoofdpersoon zelf is, en Judi Dench neemt gretig de dubieuze honneurs waar met ladingen cynisch en geestig venijn.

~

Notes on a Scandal, vrij naar Zoe Hellers roman met dezelfde titel, is gedeeltelijk een productie van het UK Film Council en de BBC. Deze omroep specialiseert zich al jaren in sterk geacteerd hoogwaardig drama. Een van de vele hoogtepunten werd bereikt in 1990 met de onvergetelijke en met prijzen overladen miniserie, Portrait of a Marriage.

Groots en meeslepend

Regisseur Richard Eyre (Iris, 2001, ook met Judi Dench in de hoofdrol) vindt zelf dat zijn film anti-Hollywood is omdat Barbara, de heldin, zo’n ongelofelijke berekenende bitch speelt. Niet helemaal waar want de laatste overbodige scènes verdrinken in een kleffe Hollywood saus. De allerlaatste scène is zelfs ronduit gênant gezien de kwaliteit van de film als geheel. Opmerkelijk in een productie deels afkomstig van de BBC dat van het begrip ‘onnadrukkelijk’ een handelsmerk heeft gemaakt. Maar voordat het zover is zijn we bijna negentig zinderende, aangrijpende, ontroerende minuten en talloze memorabele scènes verder. En voor het weergaloze triumviraat Judi Dench, Cate Blanchett, en Bill Nighy mag “groots en meeslepend geacteerd” voor een keer uit de clichékast.