Film / Achtergrond
special: Retrospectief Isabelle Huppert

Een ijzig masker en een zinnelijke belofte

In het Haagse filmhuis draait tussen 15 maart en 11 april een retrospectief gewijd aan Isabelle Huppert, waarin de loopbaan van deze zeer tot de verbeelding sprekende actrice uitgebreid te bezichtigen is. Het retrospectief volgt haar carrière vanaf La Dentellière uit 1977 en sluit af met haar meest recente film, Nue properiété (2006), die onlangs op het Filmfestival in Rotterdam te zien was. De keuze voor Huppert is toepasselijk aangezien ze een status heeft bereikt die te vergelijken is met die van haar landgenoten Catherine Deneuve en Jeanne Moreau.

Isabelle Huppert gefotografeerd door Bernard Plossu (detail)
Isabelle Huppert gefotografeerd door Bernard Plossu (detail)

De kans krijgen om te zien hoe een persoon zich ontwikkelt door de tijd heen is een merkwaardige en confronterende ervaring. Dit proces van beschouwen is van noodzakelijk belang voor het analyseren van de carrière van een actrice, van wie, als ze succesvol is, immers verwacht wordt dat zij zich overtuigend aanpast. Als men kijkt naar de verschillende rollen die een filmcarrière omvatten is er altijd een spel tussen de persoon zelf en het personage, met aan de ene kant bepaalde persoonlijke tics en karaktertrekken en anderzijds de geloofwaardigheid die wij verwachten van een specifieke vertolking.

Met de selectie die wordt aangeboden in het retrospectief gewijd aan Isabelle Huppert heeft de toeschouwer een breed overzicht van haar carrière en daarmee een kans om zelf de balans op te maken van haar oeuvre. De geselecteerde films geven een goed beeld van de variaties binnen de vaste thematiek van haar dramatische personae.

Frigide masker

Wat als een constante opvalt in haar loopbaan zijn dramatische trekken die op verschillende wijzen en gradaties opduiken en terugkomen in veel van haar films. De trefwoorden om die rollen mee te beschrijven variëren van afstandelijk en kwetsbaar naar kil en erotisch. In bepaalde films neigen ze naar het extreme, zoals in de sensuele en emotionele frigiditeit die ze toont in Michael Hanekes La Pianiste.

Veel van haar rollen tonen haar als een ongrijpbare en ondoorgrondelijke vrouw. Ook zijn vaak de mannelijke personages paradoxaal genoeg gevangen door de kracht van haar verleidelijke reserve en aanlokkelijke afstandelijkheid. Door de tijd heen heeft Huppert in veel van haar personages verschillende mechanismen gehanteerd om die afstandelijkheid te waarborgen. Al die dramatische middelen, subtiele trucs en lichamelijke tekens van haar kunst lijken voort te komen uit de kennis dat niets zo ongrijpbaar is als een vrouw geprojecteerd op het witte doek.

Het meisje dat er niet was

Scène uit La Dentellière (1977)
Scène uit La Dentellière (1977)

Met de vroegste film in het retrospectief, Claude Goretta’s La Dentellière (1977), krijgt men de kans om Huppert te zien als een jong en verlegen meisje. De film is een bewerking van de gelijknamige roman van Pascal Lainé, en gaat over de kwetsbare Pomme die verliefd wordt op een jongen die al snel haar zwijgzaamheid interpreteert als een teken van haar simpele komaf. De rol van Pomme, die destijds Hupperts doorbraak betekende, weet ze in alle bescheidenheid naar zich toe te trekken. Met haar spaarzame maar precieze vertolking is de film nog steeds overtuigend. Als Pomme heeft ze een nederige gloed en speelt ze met kleine bewegingen, fragiele gebaren en voelbare stiltes. De film geeft verder een kritische kanttekening bij het rolpatroon dat van vrouwen verwacht wordt. Pomme past niet in de hokjes die de andere personages voor haar bedenken. Haar geliefde probeert haar op een intellectuele wijze te doorgronden, maar zijn grootste gebrek is dat hij niet kan accepteren wie ze daadwerkelijk is.

Chabrol en Godard

In 1978 zou Huppert de hoofdrol vertolken in Claude Chabrols Violette Nozière, en dat was het begin van een samenwerking die recentelijk nog resulteerde in L’Ivresse du Pouvoir (2006). Van Chabrol zijn verder de films Madame Bovary (1991) en La Cérémonie (1995) te zien. Dat Chabrol en Huppert zich waagden aan een verfilming van Flauberts meesterwerk getuigt van enige ambitie. De film gaat echter net iets te ver in het gebruik van Huppert’s kilheid, ondanks het feit dat het kan worden opgevat als een afspiegeling van de sociale beperkingen van vrouwen in het negentiende-eeuwse Frankrijk.

De publieksfilm Coup de Foudre (1983), een kroniek van twee vrouwen beginnend in 1942 tot aan midden jaren vijftig, is ook in het Haagse Filmhuis te vinden. Coup de Foudre geeft een overtuigend tijdsbeeld met zijn gedetailleerde reconstructie van die periode pakkend gevangen in zijn production design, sfeervolle muziek en zelfverzekerde shots. Het resultaat is echter enigszins banaal en onbevredigend. Hupperts rol past wel naadloos bij het resultaat wat regisseuse Diane Kurys wil bereiken.

Kille speelsheid

Scène uit La Séparation (1994)
Scène uit La Séparation (1994)

Van de laatste decennia zijn er ook veel films te zien, waaronder Christian Vincents La Séparation (1994). Deze sterke acteursfilm wordt door Huppert overtuigend gedragen, samen met een verwarde en emotioneel labiele Daniel Auteuil. Minimaal en realistisch in beeld gebracht is de film een intieme schets van een relatie die langzaam in verval raakt. Hun samenzijn is een ruïne die door beide acteurs nog weifelend in stand wordt gehouden als een uitstel van een onzekere toekomst.

In 2001 zorgde Hupperts succesvolle rol in La Pianiste voor een stortvloed aan prijzen. Het imago van koele en kwetsbare vrouw werd met die film benadrukt als een essentiële kant van haar dramatische bereik. Maar de rol van afstandelijk ijskoningin lijkt ook geresulteerd te hebben in een bepaalde stereotypering waar Huppert de laatste tijd mee speelt.

Imago

Een film die helaas niet te zien is, is Bertrand Taverniers thriller Coup de Torchon (1981), waarin een erg sensuele Huppert de maîtresse van Phillippe Noiret speelt. Ook wordt er in het retrospectief geen aandacht geschonken aan Hupperts Amerikaanse uitstapjes. Zo speelde ze in Michael Cimino’s legendarische Western Heaven’s Gate (1980) een prostituee die door zowel Kris Kristofferson als Christopher Walken bemind wordt, maar deze film is niet in het Haagse Filmhuis te vinden. Misschien heeft dat te maken met het feit dat de film genadeloos flopte dankzij Cimino’s overmoedige en arrogante ambitie.

Scène uit Coup de Torchon (1981)
Scène uit Coup de Torchon (1981)

Hupperts recente rol in David O. Russels I Heart Huckabees (2004) is daarentegen heerlijk in de wijze waarop ze speelt met haar eigen imago en de Amerikaanse vooroordelen over Franse vrouwen. In de film gaat ze op in haar rol als de gevaarlijke filosofe Caterine Vauban, die beïnvloed door trendy nihilisme een existentialistische twijfelende jongeman levenswijsheden bijbrengt.

Tegenover de strakke discipline die Huppert toont bij elke rol die ze speelt is duidelijk op te merken dat ze goed is in het op een intelligente wijze spelen met haar imago en het verwachtingspatroon omtrent haar persoonlijkheid. Voor veel vrouwelijke actrices lijkt het na het bereiken van een bepaalde leeftijdsgrens moeilijk te zijn om nog goede rollen te krijgen. Institutionalisering van hun imago lijkt daarbij een noodzakelijk kwaad. Toch komt Huppert nog even energiek en gedreven over in haar recente films, en heeft ze ook weinig pretentieuze missers op haar naam staan. Haar verrassende keuzes lijken er op de lange termijn voor gezorgd te hebben dat de toeschouwer met bewondering kan terugkijken op een interessante en voorbeeldige carrière.

De films zullen naast het Haagse Filmhuis te zien zijn in verschillende film- en kijkhuizen door het land. Ook is er in het Haagse Fotomuseum een tentoonstelling te zien met de vele gezichten van Isabelle Huppert verbeeld in foto’s, van onder andere Richard Avedon, Henri Cartier-Bresson en Rineke Dijkstra.

Theater / Achtergrond
special: Babelfestival - Ostadetheater

Bewogen geschiedenissen

‘Oost west, thuis best?’ Dat was het thema van het interculturele Babel-festival over migratie en weemoed, dat van 16 tot en met 25 maart in het Amsterdamse Ostade-theater werd gehouden. Een week lang waren er voorstellingen, concerten en lezingen die heel verschillend waren, maar één ding gemeen hadden: ze waren geïnspireerd door de bewogen geschiedenis van mensen uit Oost-Europa en de landen van de voormalige Sovjet-Unie.

Het zijn roerige tijden. Door maatschappelijke ontwikkelingen en (gebrek aan) overheidsbeleid zijn grote groepen goed geïntegreerde Nederlanders zich weer allochtoon gaan voelen. Angst en achterdocht lijken het te gaan winnen van respect en openheid. Dat geldt niet alleen voor de houding van veel oude Nederlanders ten opzichte van nieuwe Nederlanders uit het zuiden, maar ook van die uit het oosten. Het Ostade-theater probeert hiertegen een beetje tegenwicht te bieden met het jaarlijkse Babel-festival. Makers van Nederlandse bodem krijgen daarin negen dagen lang de ruimte hun visie op het thema te laten zien. Opdat we elkaar misschien een beetje beter begrijpen en wie weet de Bijbelse spraakverwarring ooit het hoofd kunnen bieden.

Aanraders tijdens deze editie waren Het archief van overtollige kennis van de Compagnie Karina Holla (20 maart) en Drie link(s)e uurtjes van het Slavisch Toneel (23 maart). Voor de kinderen waren er de voorstellingen Doorbraak (6+) van Loes Hegger (21 maart) en het vertelconcert De twaalf vensters van Kristal (6+) van De Luie Vrouw (25 maart).

20 maart

Het archief van de overtollige kennis – Compagnie Karina Holla

Met een groter wordende controle van de staat op de burger en immigratie als onderwerpen van het Babelfestival, mag het zit het kafkaiaans bewegingstheater Het Archief van de Overtollige Kennis van regiseusse Karina Holla niet ontbreken. De korte hevige performance verhaalt hoe de staat met moderne techniek het individu onder controle houdt en hoe deze op onaangename wijze in aanraking komt met de bureaucratie.

Het leven van de Russiche uitvinder Lev Sergeivich Termen, in het Westen beter bekend als Léon Theremin is hiervan het voorbeeld. Regisseuse Karina Holla leidt de performance over het leven van de uitvinder van de Theremin, het eerste elektronische muziekinstrument, in. Haar fascinatie brengt Holla bijna tot in detail over met veel humor, gebaren en mimiek.

Zodra de dansers na de inleiding op het toneel verschijnen, trekken ze het publiek meteen mee in hun spel. Rennend over het toneel, schuilend onder tafels die aan elastiek vastzitten en verstopt in een soort goochelkast proberen ze de aandacht van het publiek vast te houden. De performance voelt in balans. Rustige bewegingen worden afgewisseld met snelle, actieve bewegingen en enkele gespeelde scènes waarin de dansers acteren. Ook aan de mimiek en kleine details is duidelijk aandacht besteedt. Wanneer Theremin voor de laatste keer met zijn voormalige geliefde Clara Rockmore een rondje over Time Square loopt, schudden zijn schouders van ouderdom. Met duidelijke beelden en verwijzingen naar de inleiding van Holla ziet de kijker het leven van Theremin tot leven komen en op de vloer aan zich voorbij trekken. Van de absurde en doodsangstige momenten die de uitvinder in de vorige eeuw meemaakte tijdens zijn verblijf in Amerika tot aan zijn terugkomst in het voormalige Sovjet Unie. (Mariëlla Pichotte)

17 maart

Paradijs met korting – Nino P.

‘Nederland kende ik van drie dingen: homo’s, drugs en kippen. De Nederlandse kippen kende ik van de markt in Georgië en ik dacht dat iedereen in Nederland homoseksueel is.’ Dit is het beeld dat Nino Purtskhvanidze, artiestennaam Nino P., ruim tien jaar geleden had van Nederland. Opgegroeid in Georgië bracht de liefde haar uiteindelijk in 1998 naar Nederland. Van een grijze Georgische stad kwam ze terecht in een Rotterdamse winkelstraat. Boven de Prijzenslag, tegenover de Op=Op, naast de Knaakland en de Alles 5 euro winkel.

In vijftig minuten vertelt Nino met behulp van een diavoorstelling en geluidopnames in soms hakkelende Nederlandse zinnen het verhaal van haar inburgering. Een half gedekte eettafel, een diascherm en een kleine leestafel is alles wat ze heeft. De voorstelling komt dichtbij een reading. De meeste tekst doet ze uit het hoofd, maar soms zoekt ze houvast in het tekstboekje. Ondanks dat de woorden letterlijk op papier staan, struikelt ze nog over sommige uitspraken.

Paradijs met Korting is de zoektocht naar een eigen plek tussen de allochtonen en de autochtonen. Wie had ooit gedacht dat de zinnen in het Groene Boek, de taalmethode waarmee hoogopgeleide anderstaligen in korte tijd Nederlands leren, zo belachelijk klinken. Voor ons. ‘Nederlands is een makkelijke taal. Mijn naam is Nino. Ik heet Nino.’ En dat het niet vieren van kerst typisch een Nederlandse gewoonte is. Niemand heeft zin om het te vieren en bij elkaar te zitten. Eigenlijk drukt Nino P. ons met onze verwende neuzen op de feiten. Wij Nederlanders willen helemaal geen contact met onze buren en naasten. Wij willen wel alles van ze weten. Wij denken in hokjes. Het beeld van Nederland is toch niet zo rooskleurig als dat we dachten. In ieder grapje zit een kern van waarheid, alleen de kern van de grap van Nino P. is misschien wel heel pijnlijk. (Mariëlla Pichotte)

16 maart

Voorproefje Drie link(s)e uurtjes – Het Slavisch Toneel

~

Een man en een vrouw zitten aan een tafel. Ze lepelen soep, hij slurpt en boert erbij. Hij opent – tussen de soep en de aardappelen – de conversatie. “Ja priens”, klinkt het fonetisch. Een derde persoon betreedt de vloer. Zo neutraal als het maar kan, vertaalt hij “Ik ben een prins”. Het Russische gesprekje, zo horen we uit zijn mond in het Nederlands, gaat al snel van redelijk onschuldig naar tamelijk onbeschoft. Qua inhoud, want man en vrouw zijn van toon behoorlijk onbewogen, zonder stemverheffing, zonder enig misbaar. Vreemd, want ze schelden elkaar verrot.

Daar begint het van voren af aan. Met een groot verschil: nu lijkt het stel een stuk bozer op elkaar. De gezichten vertrekken, de houdingen worden agressiever, de stemmen klinken harder, het spreken gaat stukken sneller. De vertaler krijgt het moeilijk, en bij de derde omloop loopt hij zowat paars aan. Net als de schreeuwende eters, die al een hele tijd geen hap meer door hun keel krijgen.

Deze strak gespeelde scène die draait rond lichaamstaal heet Ruzie en komt uit de Drie linkse uren van de Russische absurdist Daniil Charms. Uit 1928, maar zo tijdloos als het maar zijn kan. Heerlijk hilarisch, gek genoeg nooit eerder in Nederland te zien geweest. Maar nu gelukkig in een korte tour op de planken gebracht door de (ex-)studenten slavistiek, verenigd in het Slavisch Toneel. Een aardige gelegenheid om razendsnel wat Russisch te leren. Al is het de vraag of je met termen als “jouw neus lijkt op een voedertrog” of “jij hebt een kippennek” veel vrienden zal maken. (Moon Saris)

De voorstelling Drie link(s)e uurtjes van het Slavisch Toneel is te zien op vrijdag 23 maart tijdens het Babel-festival.

Mijn zwervend hart – Theatergroep Esperanza

~

Waar kom je vandaan als je oma een Oekraïense was, je opa een Russische jood, je papa een Mexicaan is, je mama een Nederlandse en jij bent geboren in Amsterdam? Dat onderzoeken Nadja Filtzer en haar theatergroep Esperanza in de hartverwarmende muzikale voorstelling Mijn zwervend hart. Het talent van voorvrouw Filtzer is groot, haar enthousiasme aanstekelijk en haar verhaal meeslepend. Meer dan genoeg om te verhullen dat het her en der nog wel een tikje scherper kan.

Nadja Filtzers multi-culti-achtergrond is de basis van deze voorstelling, waarin ze aan de hand van koffers vol herinneringen haar stamboom uiteenzet. Of, zoals ze zelf zegt, er alle opgekropte gevoelens van de hele familie uit laat komen. Ze trekt het publiek moeiteloos mee op haar reis langs onder meer Oekraïne, Rusland, Frankrijk, de Verenigde Staten en Mexico en heeft de harten van de toeschouwers al lang gestolen voordat ze de koektrommels met zoete lekkernijen rond laat gaan.

Oprecht en authentiek, vertrouwd en allerminst sentimenteel speelt ze zichzelf en haar naaste familieleden. Van een bordurend omaatje tot een schilderende vader; de creativiteit zit in de familie. Vol bezieling vertellend springt ze van lied naar lied. Ze zingt in vele verschillende talen, die ze allemaal heel behoorlijk beheerst en in warme, swingende stijlen die haar goed liggen, live begeleid door een pianist en een bassist. Oude filmbeelden en lieflijke animaties maken deze bijzondere impressie van de familie Filtzer compleet.

De portee van haar verhaal lijkt te zijn: je hoeft je roots niet te zoeken, je hebt ze altijd bij je. Als je ergens vertrekt, neem je je wortels mee, om ze weer te planten daar waar je terechtkomt. Een mooie boodschap, die ze zelf af en toe een beetje tegenspreekt door te blijven hameren op haar Amsterdams zijn. Ondanks haar donkere haren en spitse trekken die door de jaren heen tal van gokken rond haar afkomst hebben opgeleverd.

Even raak als grappig zijn de momenten waarop ze lekker pathetisch een akelige gebeurtenis uit het familieleven schetst, een stevige jankbui faket en die vervolgens met een brede grijns relativeert – ‘o jee, ik maak er weer drama van.’

Maar hoe mooi ze ook zingt, hoe aanstekelijk ze ook vertelt en hoe echt deze talentvolle vrouw ook is, Mijn zwervend hart kan niet tot het einde boeien. Tot de helft is het een consistent verhaal waarin iedereen eenvoudig wordt meegesleept, maar dan gaat het meer van de hak op de tak, heeft het wat losse eindjes en bevat het een enkele passage die er best uit had gemogen. Die mannen, bijvoorbeeld, die zijn hooguit ‘schoonfamilie’ en horen niet tot de bloedlijn. Weg ermee.

Verder zou deze swingende tante met ritmegevoel wat hebben aan een choreografe. De dansjes zijn redelijk saai en er zijn er best veel van, want stilstaan is niet aan Nadja Filtzer besteed. Er mag alleen niets veranderen aan de dans waarin ze als haar eigen oma danst met haar eigen papa-als-baby tegen haar borst. Het vertederendste moment uit de voorstelling, een prachtig en krachtig symbool van de hoop die haar familie altijd hield, ondanks al het grote verdriet wat haar overkwam. (Moon Saris)

Kunst / Expo binnenland

Ronddolen en stilstaan

recensie: Mapping the City

Op de dag dat het college van B&W zijn goedkeuring geeft aan de bouw van het nieuwe Stedelijk Museum in Amsterdam, wordt de tentoonstelling Mapping the City in het Post CS-gebouw geopend. Deze tweede tentoonstelling in een serie van vier, verspreid over vier jaar, heeft als onderwerp de stad als werkterrein van de kunstenaar. De stad als een plek waar de kunstenaar ronddwaalt en onzichtbare momenten, plekken of blikken aanstipt. De stad klaar om te ontdekken. Er wordt een grote variatie in werken getoond. Werken uit de periode vanaf de jaren zestig tot heden, gemaakt door diverse kunstenaars, gebruikmakend van uiteenlopende media. Mapping the City bevat onder andere werk van Francis Alÿs, Philip Lorca diCorcia, Jeff Wall en nieuweling Doug Aitken.

Hoe de kunstenaar zich tot zijn atelier verhoudt, was de eerste vraag die het Stedelijk in Mapping the Studio in 2006 probeerde te beantwoorden. Nu komt de vervolgvraag aan bod: hoe verhoudt de kunstenaar zich tot de stad? Het werk van Francis Alÿs heeft betrekking op beide: hij bestudeert de stad rondom zijn atelier. Zijn Collection of Ephemera, recentelijk aangekocht door het Stedelijk Museum, bestaat uit tekeningen, foto’s en notities over de tien blokken rondom zijn werkplek in Mexicostad. Zijn werk is schematisch; de tekeningen lijken door de onuitgewerkte lijnen snel gemaakt. Alÿs slaagt er zo in om het snelle leven in een grote metropool weer te geven.

Bill Owens, Suburbia, Zwart/wit fotografie, 40,5 x 51 cm Courtesy James Cohan Gallery, New York
Bill Owens, Suburbia, Zwart/wit fotografie, 40,5 x 51 cm Courtesy James Cohan Gallery, New York

De bezoeker van Mapping the City wandelt met de kunstenaars mee. Daarbij worden verschillende aspecten van de stad belicht, aan de hand van de thematiek die de kunstenaar heeft gekozen. Bill Owens toont in Suburbia de leegheid van het leven in de buitenwijken van Amerika in de jaren zeventig. Hij plaatst teksten als: “We zijn echt gelukkig. Onze kinderen zijn gezond, we eten gezond en we hebben een fijn huis.” naast een foto van een overgelukkig uitziend gezin, waardoor het beeld niet meer klopt. De dubbele bevestiging van de boodschap ontkracht deze juist. Hoewel het werkterrein van zowel Alÿs als Owens de stad is, is de thematiek niet hetzelfde. Owens neemt de mensen in de stedelijke omgeving als uitgangspunt, terwijl Alÿs de gebouwde stad verkent en het onderzoek zélf als werk beschouwt.

Op verschillende manieren komt in de tentoonstelling naar voren hoe nauw de mens met zijn omgeving verbonden is. Zoals in de video-installatie Electric Earth van Doug Aitken, waarin danser Ali Johnson op de voice-over zegt: “A lot of times I dance so fast that I become what is around me.” In deze video danst Johnson ’s nachts op een afgelaten parkeerterrein. Schoonheid en enorme droefheid worden door Aitken tijdens het ronddolen voor een moment verenigd.

Isolatie

Beat Streuli, Sydney 1998, 1999. kleurendruk, 182 x 245,5 cm. Collectie Stedelijk Museum Amsterdam
Beat Streuli, Sydney 1998, 1999. kleurendruk, 182 x 245,5 cm. Collectie Stedelijk Museum Amsterdam

Het ronddolen door de stad zonder duidelijk doel voor ogen, beschreven door de Franse Situationist Guy Debord met de term dérive, is een van de leidraden van de tentoonstelling. Een andere leidraad is de flâneur, door de Franse schrijver Charles Baudelaire in 1860 beschreven als een figuur die alles met gepaste afstandelijkheid aanschouwt. De kunstenaar heeft dus een ander perspectief dan de ‘gewone’ stadsmens, die zich voortbeweegt met een duidelijk doel voor ogen. Het houvast van een doel zorgt ervoor dat we vragen zoals “Waar gaan we naartoe? Wat stelt dit voor? Wat betekent dit?” makkelijk kunnen beantwoorden. Een kunstenaar als Jeff Wall probeert ons aan het wankelen te brengen door onze vragen niet te beantwoorden. Er komen juist meer nieuwe vragen bij. Er zijn twee grote lichtbakken aan het begin van de tentoonstelling te zien. Een van de lichtbakken, Dawn, laat een hoek van een straat zien, een bocht, een stuk muur, elektriciteitsmasten, bomen en een grote steen. Waar moeten we naar kijken, waar zit de betekenis? Instinctief voelt het licht onnatuurlijk aan waardoor de kijker het gevoel krijgt dat hij iets belangrijks moet zien.

De werkwijze van Wall hangt tussen documentatie en geënsceneerde fotografie. Bij Dawn plaatste hij twee foto’s over elkaar; één van de straathoek met de brandende straatlantaarn, en een van nadat deze was uitgegaan. Dat Wall gebruikt maakt van trucage is geen geheim. Voor een goed kunstwerk doet de truc er niet toe, het geheim is niet de belangrijkste clou, zoals bij een goochelaar. Dit geldt ook voor de foto’s van Philip Lorca diCorcia. De truc die hij toepast zorgt ervoor dat nietsvermoedende stedelingen extreem fel uitgelicht gefotografeerd worden. Het resultaat is foto’s van pure, nadenkende blikken. Een gevoel van isolatie straalt van de mensen op de foto’s af, alsof ze alleen zijn in plaats van omringd te zijn door anderen.

Blauwdruk

Willem de Ridder en Wim T. Schippers, 'Mars door Amsterdam' , december 1963, Signalement, Vara televisie, still.
Willem de Ridder en Wim T. Schippers, ‘Mars door Amsterdam’ , december 1963, Signalement, Vara televisie, still.

De stad is de blauwdruk waarop de kunstenaar werkt en bouwt. Vanuit geconcentreerde openheid aanschouwt de kunstenaar de ruimte om zich heen. De videowerken van Sarah Morris registreren de uiterlijkheden van Florida op afstandelijke wijze. Stanley Brouwn liet willekeurige passanten optekenen hoe ze van A naar B gaan. Wim T. Schippers en Willem de Ridder organiseerden de mars door Amsterdam, een performance waarbij zes heren van het Centraal Station naar het Rembrandtplein liepen. Omstanders zullen niet door hebben gehad wat er aan de hand was. Toch was de mars volgens Schippers en de Ridder een geslaagde onderneming. Schippers gebruikte de stad vaker in zijn werk. Door een performace te houden of een object te plaatsen in de stad, liet hij de omgeving ook deel uitmaken van het kunstwerk.

Kortom, de ruimte waarin ons dagelijks leven afspeelt, de grote plaats waarin wij leven, is het werkterrein voor de nieuwsgierige kunstenaar. En wellicht kijken we de volgende keer met wat meer verwondering om ons heen. Het woord ‘stad’ betekent volgens de Van Dale niets meer dan ‘een grote plaats met een centrum en samenhangende bebouwing, ingedeeld in straten en wijken’; maar de kunstenaar laat ons zien dat er zich van alles af speelt. Een dwaaltocht zonder doel, zoals Debord met dérive bedoelde klinkt dus lang zo gek nog niet.

Theater

Van die dingen, ja. Van die dingen.

recensie: Van Kooten en De Bie - Schertz, Zatire en Yronie

Schertz, Zatire en Yronie – het thema van de boekenweek, maar dan gespeld volgens het Bruine Boekje. Het is de titel van een dvd waarop dertig sketches van Koot & Bie, die allemaal betrekking hebben op boeken en taal. Louter klassiekers, zoals we dat van het duo gewend zijn, met als klapper de legendarische confrontatie tussen Simon Carmiggelt en De Vieze Man.

Aan satire geen gebrek op de Nederlandse televisie, je struikelt over de cabaretiers die de actuele normen en waarden van commentaar voorzien, maar zoals vroeger wordt het nooit meer. Op de collectie die het duo Kees van Kooten en Wim de Bie uit de periode 1973-1998 bij elkaar bracht staan in ieder geval twee sketches die heden ten dage niet eens meer zouden kunnen. In de ene probeert de aangepaste Turk Pamuk (Koot) bij een zeer angstige boekhandelaar (Bie) een exemplaar te kopen van Rushdie’s Duivelsverzen. Niet om te lezen, maar voor op de salontafel. Het zou de heren in deze moeilijke tijden minimaal een aantal fatwa’s opleveren, vanwege de combinatie humor en islam. Nog erger wordt het als de Positivo’s christendom en islam laten samensmelten tot chrislam. Je hoort op de achtergrond al het aangorden van de bomgordels en het zoemen van het water in de fluitketel van Cohen.

Hilarisch en tijdloos

Zomaar wat serieuze overpeinzingen die bij het integraal bekijken van de verzameling opdoken – en net zo snel weer verdwenen, want het is vooral verschrikkelijk lachen wat de heren hier allemaal doen. Het eerste – en oudste – fragment is meteen helemaal raak. Van Kooten leest als dichter voor een publiek van één ongeïnteresseerde toehoorder in een boekwinkel poëzie die van onoorspronkelijkheid aan elkaar hangt, daarbij in free jazz-stijl begeleid door De Bie op achtereenvolgens sax en bongo’s. Hilarisch en tijdloos, want de wereld wordt nog steeds volop bevolkt door dat soort mensen.

Verderop komen we de bekende typetjes tegen. Cor van der Laak die taalverloedering in de openbare ruimte aan de kaak stelt (en overigens volkomen gelijk heeft, ja!), de leraar Duits die ditmaal geen Heine, maar een hele Kronkel uit het hoofd reciteert, een alfabetboerende Dirk en nog veel meer wat te maken heeft met taal in de brede zin des woords. Sommige insteken (‘Is ter Braak verfilmbaar’) eisen nogal wat van de kijker, enige kennis van de Nederlandse letteren strekt verder toch wel tot aanbeveling. Lachen zijn de twee verontwaardigde anonymi die zich druk maken over het feit dat hoewel ze – naamloos – voorkomen in De Avonden, de literatuurliefhebbers geen enkele belangstelling voor ze hebben, maar dan moet je wel zelfs enigszins bekend zijn met de Reve-gekte. Al is het ontbreken van al te diepgaande doorvoeldheid dienaangaande op zich niet echt een probleem, het spel van de beide heren is dermate fenomenaal dat je de boodschap toch wel medekrijgt. Wat we al wisten van de andere thematische dvd’s die in de winkel liggen en waar deze, vol nog niet eerder heruitgebracht materiaal, feilloos bij past. Behalve dan dat het hoesje weer afwijkt, wat toch slordig staat, in de kast. Van die dingen, ja!

Carmiggelt en De Vieze Man

De schijf is de aanschaf alleen al meer dan waard vanwege wat hier als bonus wordt gepresenteerd: de confrontatie tussen Carmiggelt en Van Kooten in zijn onsterfelijke creatie van Vieze Man, uit de film Vroeger kon je lachen van Bert Haanstra. Een scène die je met gemak dertig, veertig en misschien zelfs vijftig keer achter elkaar kunt bekijken. Alles klopt, van de grime die de doorgaans zo keurige Van Kooten zeer subtiel en daardoor des te verpletterender verandert in het clichébeeld van de vieze man, die hij vervolgens met enorme overtuiging speelt – zo overtuigend, dat je je gaat afvragen of achter zijn gebruikelijke façade van burgerlijke innemendheid niet daadwerkelijk ook iets van de vieze man verborgen gaat. De manier waarop hij telkens even wat overtollig speeksel wegslikt, zelfs de wijze waarop hij uit zijn ogen kijkt, het blijft na al die jaren onweerstaanbaar – en dan hebben we het nog niet eens gehad over zijn tekst en – vooral – hoe hij die uitspreekt. Een monumentale prestatie, en dat terwijl wat hij in andere gedaanten neerzet ook niet misselijk is. De overpeinzing door de heer Bussink, die de trouwe kijkers kennen als de voormalige verzetsman, over erotiek, poëzie en mattekloppers is een waar titanenwerk, waarin ontroering en schaterlach om voorrang strijden.

Zo losgezongen van de actualiteit als deze en een aantal andere sketches zijn, voor het optimaal waarderen van de meerderheid blijft kennis van de voorbije decennia onontbeerlijk. Wie weet immers nog wie Elco Brinkman was – en dat de man ooit zelfs minister van cultuur is geweest. Overigens de beste die we sinds tijden hebben gehad, maar dat is weer een ander verhaal. De meer tijdgebonden passages maken van deze dvd ook weer een kleine geschiedenisles: zo was het, en zo dacht het denkende deel van de natie daar indertijd over. Wie het allemaal heeft meegemaakt indertijd, beseft pas goed hoe ons land in korte tijd veranderd is – en hoe we zeldzame talenten als de beide directeuren van het Simplistisch Verbond missen.

Theater / Achtergrond
special: Hel van het Noorden - Stadsschouwburg Groningen, Grand Theatre

Vlaamse Meesters in het hoge Noorden

Zo’n vier jaar geleden staken de theaterprogrammeurs van de Stadsschouwburg Groningen en het Grand Theatre de koppen bij elkaar. Zij vonden dat het Vlaamse theater meer in de schijnwerpers gezet moest worden. Zo ontstond de ‘Hel van het Noorden’, dat inmiddels aan zijn derde editie toe is. In de week van 8 tot en met 14 maart kon men kennis maken met Vlaamse gezelschappen Rosas, Les Ballets C. de la B., Wim Vandekeybus, Alain Platel, LOD en Het Toneelhuis.

Een uitgelezen kans voor 8WEEKLY om zich te laten onderdompelen in de Vlaamse theaterwereld. Birgit Zuurveld ging naar de danstheatervoorstelling Nine Finger. Koen van Hees bezocht Elk wat wils. Iets van Shakespeare van het Antwerpse gezelschap De Tijd en Onegin / Aleksandr Poesjkin van het eveneens Antwerpse Toneelhuis & LOD.

11 maart

Elk wat wils. Iets van Shakespeare – De Tijd

~

Het verzameld werk van Shakespeare ging tijdens de repetities door de papierversnipperaar. Twee kernen bleven over: Venus en Adonis (1593) en Lucretia (1594). Geen toneelteksten, maar uitgerekend twee epische gedichten. De rest van de voorstelling is een samenraapsel van associatief aan elkaar verbonden tekstgedeeltes. Soms iets té associatief, maar dan is er een liedje van de Beatles en dat maakt veel goed.

Wat valt er eigenlijk nog met Shakespeare te doen? Alles is toch wel zo’n beetje gedaan? Het is erg moeilijk om nu nog origineel uit de hoek te komen, maar regisseur Lucas Vandervost en zijn ensemble zijn daar wonderwel in geslaagd.

Zoals gezegd is het volledige werk van Shakespeare door de papierversnipperaar gegaan. In deze voorstelling is dan ook geen duidelijke verhaallijn te vinden. De toeschouwer krijgt een avond zonder plot en herkenbare personages voorgeschoteld. De interesse van Lucas Vandevost ligt dan ook niet in de verhalen van Shakespeare, maar veel meer in diens taal. En die wordt hier losgezongen van elk herkenbaar punt. De Tijd laat Shakespeare’s taal bloeien en je volop genieten van zijn poëtische kracht.

Vandervost laat de acteurs vaak plaatsnemen achter echte microfoons. Ze zeggen hierin hun teksten op en zingen liedjes. Deze vondst sluit goed aan bij de gedachte om de taal centraal te stellen. Ze versterken de stemmen in plaats van het plot of de personages. Dit vergt wel enig uithoudingsvermogen van de toeschouwer en dat is dan ook meteen de valkuil. Sommige gedeeltes van de voorstelling ontberen schijnbaar elke structuur. Deze verworden dan tot een langzaam opdreunen van tekst. Ook de twee epische gedichten, die min of meer centraal staan, zijn hierdoor soms lastig te volgen.

De acteurs krijgen je echter weer snel bij de les. Ze doen dat door op meesterlijke wijze bekende liedjes van de Beatles te zingen. Alleen begeleid door een orgeltje brengen zij op passende wijze een eerbetoon aan die andere veel geciteerde Britten. In deze enscenering gaan de welbespraaktheid van Shakespeare en de ‘simpelheid’ van de Beatles-liedjes op prachtige wijze samen. Het zorgt voor de nodige afleiding, maar laat eveneens zien dat de thematiek van de liefde ons al eeuwen blijkt te fascineren. Zowel Shakespeare als de Beatles hebben de gave deze emotie (en andere) in een duidelijke beeldspraak om te zetten.

De gekunsteldheid van het theater wordt in deze voorstelling niet ontkend, maar juist ingezet om de taal van Shakespeare in al zijn kracht te laten stralen. Een bijzondere benadering van diens oeuvre, hetgeen wel enige inspanning vereist, maar je krijgt er een prachtige avond voor terug. (Koen van Hees)

Elk wat wils. Iets van Shakespeare van De Tijd is nog te zien tot en met 31 maart 2007. Klik hier voor meer informatie en speellijst.

12 maart

Nine Finger – Alain Platel, Fumiyo Ikeda en Benjamin Verdonck

~

Een danseres, een acteur en een podium. Nine Finger brengt met deze summiere middelen een meeslepende en schokkende voorstelling over de belevenissen van een kindsoldaatje in Afrika. Het verhaal is gebaseerd op de debuutroman Beasts of No Nation van Uzodinma Iweala (1982), een Amerikaan van Nigeriaanse origine.

In kinderlijk Engels vertolkt de acteur Benjamin Verdonck zijn rol van kindsoldaatje. Hij staat in een kort voetbalbroekje op het toneel en gebruikt veel stemverheffingen die een gevoel van onmacht overbrengen. Zijn bewegingen zijn gespannen, zijn hele lichaam beeft en de angst is van hem af te lezen. Het geweld, de verkrachtingen en het verdriet van de jonge jongentjes brengt hij zo met heftige emoties in de aandacht. De kinderen kunnen geen kind zijn, ze maken de meest erge dingen mee. Ze zijn verward en worden bijna gek doordat ze niets aan hun situatie kunnen veranderen.

Fumiyo Ikeda, de belangrijkste danseres van Rosas van Anne Teresa de Keersmaeker, gaat over het toneel met krachtige korte bewegingen die ze vaak herhaalt. Ze probeert met haar lichaam de ernst van de situatie te benadrukken. De dans staat op zich zelf in de voorstelling. Het illustreert de handeling niet, maar benadrukt extra het gevoel dat overgebracht wordt. Toch blijkt dat dit zware onderwerp misschien toch beter puur in de vorm van theater gegoten had kunnen worden. Het acteren neemt dan ook een grotere rol in op het podium en tegen het einde van de voorstelling gaat Ikeda zelf ook meer acteren dan dat ze nog aan het dansen is.

De grote kracht van de voorstelling ligt in het beroeren en meeslepen van het publiek. Ikeda en Verdonck zijn zo overtuigend dat je zelf ook echt verdrietig wordt als je naar het verhaal kijkt en luistert. De tribune is op het toneel geplaatst waardoor je, als publiek, bijna letterlijk in het verhaal zit. Aan het eind van de emotionele voorstelling beantwoordt de jongen de vraag hoe hij zijn toekomst ziet. Hij wil een auto en hij wil veel geld verdienen, zegt hij. Terwijl de jongen deze vraag beantwoordt, wordt het publiek aan het nadenken gezet. Hoe zien wij, volwassenen, de toekomst? Een toekomst met kindsoldaatjes kan toch bijna geen toekomst genoemd worden? Na dit krachtige slot wordt het donker op het toneel en er volgt een langdurige stilte. Nine Finger heeft bereikt een hele zaal te laten nadenken over oorlog. Groot applaus volgt. (Birgit Zuurveld)

14 maart

Onegin – Het Toneelhuis en LOD

~

Het verhaal van Poesjkins (1799-1837) roman-in-verzen Jevgeni Onegin is als volgt: Onegin vestigt zich op het landgoed van zijn overleden oom en raakt daar bevriend met de jonge romantische dichter Lenski. Lenski is verloofd met Olga. Haar zus, Tatjana, valt voor de charmes van Onegin. Hij wijst haar echter af. Een incident op een feest leidt tot een duel tussen Lenski en Onegin, waarbij Lenski fataal wordt getroffen. Olga trouwt een ander en Tatjana vertrekt naar Moskou, waar zij in het huwelijk treedt met een generaal. Na jaren ziet Onegin haar terug en wordt verliefd. Nu op haar beurt wijst zij hem af, niet omdat de liefde voorbij is, maar omdat ze een eed van trouw gezworen heeft.

Onegin is een prachtige klassieker om eens goed je tanden in te zetten. Guy Cassiers heeft al eerder bewezen grote romans naar het theater te vertalen, zoals bleek uit zijn Proust-cyclus, Bezonken Rood en Hersenschimmen. Wederom weet hij met zijn bijzondere theatertaal van film, fotografie, tekst, geluid en het spel van de acteurs een prachtige voorstelling te construeren.

Het achterdoek laat een rustig landschap zien dat wordt ontsierd door een grote fabriek. Daarboven hangen drie grote videoschermen. Op het podium staan drie acteurs: Ariane van Vliet (Tatjana), Tom Dewispelaere (Onegin) en Kevin Janssens (Lenski). Zij hebben alledrie hun eigen camera. Op de donkere, warm oranje videobeelden zijn de acteurs met elkaar in gesprek, maar op het podium zijn ze van elkaar verwijderd. Ze zijn niet in staat écht met elkaar te communiceren. Welbespraaktheid, geholpen door een wat zachter Vlaams, kan niet camoufleren hoe eenzaam de hoofdrolspelers zich voelen. Op verbluffende wijze toont Cassiers hier zijn meesterschap: het totale toneelbeeld weet in al zijn kunstmatigheid juist een hele natuurlijke emotie op te roepen.

De originele tekst van Poesjkin is doorspekt met allerlei bespiegelingen, grapjes en anekdotes. Het is of de schrijver tegelijkertijd commentaar geeft op de roman die hij aan het schrijven is. Dit procédé heeft Cassiers overgenomen door vertellers te introduceren. Vic de Wachter en Gilda de Bal geven structuur aan het verhaal en brengen de juiste tempowisselingen aan.

Het beeld is bij Cassiers even belangrijk als het geluid. Voor deze productie heeft componist Dominique Pauwels de muziek verzorgd. Deze muziek, uitgevoerd door LOD, wordt live op de bühne gespeeld. Een mix van elektronica, strijkers, piano en sopraan zorgen voor een stemmige invulling van de onvervulde verlangens van Onegin, Tatjana en Lenski.

Op deze wijze gaat alles op het toneel een relatie met elkaar aan: het beeld past bij de muziek, de muziek bij het spel van de acteurs en zij op hun beurt weer bij het beeld. Wat ontstaat is een weergaloze en hartverwarmende voorstelling, ondanks de tragiek van de hoofdrolspelers. Het is de realisatie dat het theater zo veel schoonheid vermag. (Koen van Hees)

Onegin van Het Toneelhuis & LOD is nog te zien tot en met 29 maart 2007. Klik
hier
voor meer informatie en speellijst.

Theater / Voorstelling

Brokeback Mountain gaat uit van eigen kracht

recensie: Wetten van Kepler - Brokeback Mountain

Alles in de Wetten van Keplers Brokeback Mountain drijft op suggestie. De geluiden, de videobeelden en niet in de laatste plaats Proulx’ prachtige, poëtische teksten, die tussen de regels door het meest spreken. Het sobere, maar fantastisch werkende decor van ruw timmerhout, dat zonder moeite staat voor een hoge bergweide, het kantoor van de baas, een tentje in de kou of de bijkeuken van een huis. De verteltrant, die maakt dat een vrijscène ook uitstekend rechtop zittend kan worden vertolkt. Alleen de twee acteurs gaan onvoldoende op in dit suggestieve spelletje; zij ‘zijn’ vooral en ‘schijnen’ weinig.

De Wetten van Kepler maakte een grote klapper met de rechten om als eerste in de wereld Brokeback Mountain op het toneel te zetten, maar haalde er tegelijkertijd een groot risico mee in huis. Want op hetzelfde moment viel het door Ang Lee verfilmde verhaal over twee homoseksuele cowboys in steeds meer prijzen en kregen steeds meer mensen de film te zien. En als toneelstuk opboksen tegen een succesvolle rolprent is geen sinecure.

Luisterrijke suggesties

~


De wereld van Willem Schouten als Ennis en Sieger Sloot als Jack is simpel. Een man houdt van vrouwen en krijgt er kindjes mee. Om brood op de plank te brengen, moet hij hard werken. Beide heren solliciteren op een baantje als schaapherder en gaan samen een kille zomer lang de eenzame hoogte van Brokeback Mountain op. Daar ontdekken ze, zonder al te veel omhaal en poespas, elkaar en komt de complexiteit hun bestaan binnengeslopen. Hun verdere leven lang worstelen ze met gevoelens die geen plek mogen krijgen. Jack heel expliciet, Ennis meer in zichzelf gekeerd. Het motto van het stuk: ‘If you can’t fix it, you gotta stand it.’

Kort en goed: gastregisseur Jos van Kan komt met zijn toneelversie ruimschoots weg. Hij creëerde een stuk dat volledig los staat van de film en gaat daarbij uit van eigen kracht. Hij hield zich perfect aan de lijn en ook aan de geest van het verhaal, maar speelde met alle andere facetten. Zijn prijswinnende vondst: de twee acteurs die in een werkelijk nergens verwarrende afwisseling soms een personage en dan weer verteller zijn.

Annie Proulx’ kabbelstroompje aan mooie woorden levert sowieso een aanlokkelijk hoorspel op – de schrijfster presteert het om in al haar extreem luisterrijke taal veel meer te suggereren dan daadwerkelijk te zeggen. Van Kan pikt dat prachtig op in zijn vertaling. Hij speelt ermee door in zijn regie andere dingen te laten zien dan de toeschouwer hoort en stopt ook in zijn verdere enscenering veel suggestie. Kou, vuur, weidsheid, ongemak, genegenheid: we zien het niet echt, maar het is er wel allemaal. De regisseur voegde er bovendien een in de novelle en de film ontbrekend scheutje humor aan toe; zeer welkom in dit tamelijk trage en serieuze verhaal.

Anticlimax

~


Maar al dat moois maakt Brokeback Mountain niet tot een geslaagde exercitie. Klein minpuntje is dat Van Kan op een paar momenten de magie van de suggestie doorbreekt daar waar die juist aan kracht zou hebben gewonnen door haar te handhaven. Dat gebeurt bijvoorbeeld op het moment dat Jack en Ennis elkaar weer ontmoeten na vier jaar hun eigen levens met hun gezinnetjes te hebben geleid. Ze vertellen daarover terwijl ze op tien meter afstand van elkaar staan. Als ze elkaar niet alleen in woorden maar uiteindelijk toch ook in daden omhelzen, verwordt de potentieel grootste climax tot de grootste anticlimax. Jammer.

De grootste misser zit echter in de vermogens van de acteurs. Willem Schouten en Sieger Sloot spelen de tekst op zich best aardig, bewegen zich prima over het podium en voelen zich zichtbaar op hun gemak in het stuk. Bovendien heeft Sloot een fijngevoelige, warme zangstem, die nog aan kracht wint als de iets mindere zanger Schouten invalt voor een tweestemmig lied. Maar hun personages blijven ondanks de dubbele lagen in de levens van de cowboys tamelijk eendimensionaal; we krijgen geen doorkijkje in hun zielen. Ze vertellen het wel, maar ze laten het niet zien. En daardoor mist het spel de suggestie die dit Brokeback Mountain verder zo bijzonder maakt. Dat maakt dat deze toneelversie van de Wetten van Kepler het nét niet voor elkaar krijgt het publiek de twee complexe levens te laten (mee)beleven.

Brokeback Mountain is nog tot 31 maart 2007 te zien. Klik hier om erachter te komen waar.

Film / Films

Onschuldige hebzucht

recensie: Dennis P.

Op 4 augustus 2001 verlaat Dennis P. zijn werkgever Gassan Diamonds met in zijn handen een magnetrondoos vol diamanten. Minstens 20 miljoen rijker vlucht hij naar Mexico. De buit wordt verborgen in een kunstwerk langs de snelweg bij Almere. Het is de grootste diamantroof uit de Nederlandse geschiedenis.

In 2002 schreven twee journalisten het boek Aan de haal, waaruit bleek dat Dennis P. de roof pleegde uit liefde voor een meisje uit een seksclub. Regisseur Pieter Kuijpers zal het verhaal uit het boek heus wel wat hebben aangedikt, maar de basis voor de film Dennis P. blijft hetzelfde: dikke man pleegt een miljoenenroof om de liefde van zijn leven te kunnen kopen – maar het blijkt dat liefde niet zomaar te koop is.

~

Kuijpers liet met Van God Los en Off Screen al eerder zien dat hij graag films maakt op basis van actualiteiten. Maar waar deze films in de categorie serieus drama vallen, moet Dennis P. een tragikomedie zijn. Dat is een moeilijk genre. Voor wie niet weet dat het echt gebeurd is, lijkt het alsof scenarioschrijver Paul Jan Nelissen flink is geflipt en zijn hersenspinsels de vrije loop liet gaan, om het geheel ten slotte te overgieten met een moralistisch sausje. Het probleem met het verhaal van Dennis P. is, kortom, dat de waarheid soms zo verdomd ongeloofwaardig is. De makers schijnen bovendien gedacht te hebben dat een opzienbarend verhaal automatisch komedie oplevert, en dat is een vergissing.

Ontroerende dikzak

Dennis P. heeft in het verleden wat geldproblemen gehad, waardoor hij moet leven van wat zijn schuldeisers voor hem overlaten. Hij woont bij zijn volkse ouders (John Leddy en Willeke van Ammelrooij) in een armoedig huis, maar dat belet hem niet om te dromen van de grootste zaken waarvoor hij in de wieg is gelegd. Wanneer hij verliefd wordt op de prostituee Tiffany en een diamantje jat van zijn werkgever om haar mee uit te kunnen nemen, is het hek van de dam. Dennis P. is het soort man dat een enorme lening afsluit en het geld dezelfde dag verpatst aan een dure auto en luxe restaurants. Hij meent dat niets je in de weg moet staan om je dromen te volgen. Het is verbazingwekkend te zien dat hij echt zo naïef is om te verwachten dat hij met de opbrengst van de diamantroof voor eeuwig uit de problemen is. De combinatie van boerenslimheid en onschuldige hebzucht brengt hem echter ver, maar niet ver genoeg.

~

Edo Brunner is goed gecast. Met zijn dikke lijf en zijn bezwete hoofd, zijn joviale gebaren en zijn kinderlijke gezichtsuitdrukkingen overtuigt hij vanaf de eerste scène. Hij weet van Dennis P. een ontroerende, tragische figuur te maken. Ook Nadja Hüpscher is uitstekend als de minstens zo naïeve, maar toch geraffineerde Tiffany. Haar casting roept wel de vraag op waarom Hüpscher toch altijd van die hysterische kindvrouwtjes speelt. Een beetje afwisseling in haar rolkeuze zou geen kwaad kunnen.

Niet grappig

Het verhaal is eerder tragisch dan komisch. De scènes die echt komisch bedoeld zijn, mislukken. Wanneer de directeur van het diamanthuis (Edwin de Vries) Dennis vraagt een oogje in het zeil te houden omdat hij vermoedt dat er gestolen wordt binnen het bedrijf, kijken de acteurs alsof ze na elke zin een lachband op de achtergrond horen.

De dramatische scènes daarentegen zijn ontroerend, wat behalve door het sterke acteerwerk ook door de interessante soundtrack komt. Een smetje op het blazoen is de tenenkrommende voice-over die de dramatische slotscène verpest. Dennis P. is verder degelijk gemaakt en mooi gefilmd. Het is hooguit onduidelijk welk publiek de film precies moet trekken. Dat komt door de keuze om Dennis P. in de markt te zetten als een romantische komedie, terwijl de film dat niet is. De realiteit is nu eenmaal zelden ‘een komisch liefdesverhaal’.

Boeken / Fictie

Geouwehoer zonder Gods zegen

recensie: Herman Stevens - Moederziel

Herman Stevens schreef met Moederziel zijn “meest ambitieuze roman”, aldus de flaptekst. Een nobel streven, maar het pakt helaas niet goed uit. De poging om het leven van een puberende jongen in de jaren zestig van de vorige eeuw te beschrijven verzandt in wijdlopige en vaak saaie beschrijvingen. Vreemd, want in feite komt er in korte tijd nogal wat op de jongen af.

“Veel mensen leven in de overtuiging dat de rest van de wereld op hun verhaal zit te wachten. Een misverstand.” Zo verwoordde literair agent Paul Sebes een tijdje terug in een landelijk tijdschrift zijn visie op de vele ambitieuze schrijvers die in vaak ellenlang proza hun eigen ik in de etalage zetten. De belangen van Herman Stevens zullen, getuige zijn roman Moederziel, waarschijnlijk niet door Sebes worden behartigd. Want in welke mate het verhaal van hoofdpersonage Wessel de Roos dan ook geënt mag zijn op het leven van Stevens zelf, het is een typisch voorbeeld van een boek waar Sebes tegen ageerde.

Spaanse danser

~

Welke geschiedenis wordt in Moederziel ontvouwd? In 1968 gaat de dan twaalfjarige Wessel samen met zijn moeder in haar balletschool wonen, nadat zij niet langer heil ziet in een toekomst waar Wessels vader ook deel van uit maakt. Wessel is een slimme jongen die op de drempel staat van zes lange jaren gymnasium, maar over een rijk gevoelsleven beschikt hij niet. Erg veel gedachten over een toekomst waarin hij zijn vader niet veel meer zal zien, heeft hij in ieder geval niet. Wel raakt hij al snel in de ban van zijn nieuwe leven op de middelbare school, en vooral van alle meisjes die altijd in de balletschool aanwezig zijn om lessen te volgen bij zijn moeder. De wereld van de seksualiteit openbaart zich aan hem, en niet altijd op even zachtzinnige wijze. Wessel ziet kort nadat ze in de balletschool zijn getrokken bijvoorbeeld hoe zijn moeder bestegen wordt door een bronstige Spaanse danser, “terwijl diens lid als een drijfstang tussen zijn moeders dijen steekt”. Kort voor deze scène is Wessel al geconfronteerd met een jongen die uit het niets zijn geslacht uit zijn broek haalt, masturbeert, en vervolgens Wessel min of meer dwingt hetzelfde te doen. Wat dit alles met de jonge Wessel doet blijft gissen voor de lezer, wat eigenlijk typerend is voor en tegelijkertijd het mankement is van Moederziel: het gebrek iets te laten zien van wat zich onder de huid van Wessel afspeelt.

Kitscherige dromerigheid

Het moet toch een wirwar van gedachten bij hem zijn, met de onzekerheden die hij heeft over zijn schoolprestaties, over de scheiding van zijn ouders, de half ontblote meisjes die in de balletschool dagelijks om hem heen dartelen, over zijn veel oudere vrienden die zich (geheel in de tijdsgeest van de late sixties) overgeven aan drank en drugs en daarnaast nog over zijn prille liefde voor Saskia, met wie hij voor het eerst het bed deelt. Maar helaas, de weerslag van deze verzameling kolkende nieuwe indrukken is een kabbelend relaas, waarbij Stevens pagina’s vult met uitputtende beschrijvingen van gebeurtenissen die niet veel zeggen over de ten tonele gevoerde karakters of over enige reflectie van Wessel zelf. Als Wessel samen met zijn liefje in Den Haag een druk plein oversteekt en alleen nog maar oog voor haar heeft in plaats voor het voorbijrazende verkeer, noteert Stevens: “Auto’s stopten toch wel voor hen. Het geluk stond aan hun kant.” De kitscherige en geforceerd overkomende dromerigheid van deze zin staat model voor de manier waarop Stevens de lezers van Moederziel voortdurend probeert in te palmen.

Daarnaast is het boek te dik. Het lijkt alsof Stevens al voor aanvang van het schrijven van Moederziel heeft besloten een fiks aantal pagina’s te wijden aan Wessels relaas, terwijl het onderwerp er zich eigenlijk niet voor leent. Het snoeien van zo’n honderdvijftig pagina’s zou de kwaliteit van het werk waarschijnlijk ten goede komen. Nu is het, om Reve aan te halen, vaak geouwehoer. Maar dan zonder dat Gods zegen er op rust.

Majestueus

De flaptekst wijst in zijn lofzang op het boek ook op de “majestueuze Nina Fischer”, waarmee Wessels moeder wordt bedoeld. Natuurlijk is zo’n flaptekst ordinaire verkoperspraat, maar het beeld dat van Nina Fischer bestaat na lezing van Moederziel, staat in dit geval wel erg ver af van het “majestueuze” waarmee ze wordt aangekondigd. Wel laat Stevens haar op zowat iedere pagina een nieuwe sigaret opsteken, maar of dat nu zo’n onuitwisbare indruk moet maken? Nina Fischer is niet het enige personage van wie na driehonderddertig pagina’s een eendimensionaal karakter bestaat. Zelfs met de gedachtengang van Wessel, over wiens schouder je toch al die tijd hebt meegekeken, heb je maar weinig affiniteit als hij op de laatste pagina’s van het boek vertelt wat hij nou eigenlijk echt wil. En daarmee is Moederziel een dik, maar tegelijkertijd mager boek.

Kunst / Expo binnenland

Up, Close and Personal

recensie: Robert Capa - Retrospectief

Het vernieuwde Joods Historisch Museum opent zijn deuren met een overzicht van het werk van de Joodse documentairefotograaf Robert Capa (geboren als Endre Friedmann in Boedapest, 1913). Capa werd voornamelijk bekend door zijn werk van de Spaanse Burgeroorlog en van D-Day, maar heeft zich tot zijn dood in 1954 niet beperkt tot het van dichtbij fotograferen van oorlogssituaties. Ook legde hij armoede en politieke vluchtelingen vast en maakte hij portretten van bekende kunstenaars in zijn nabije omgeving. Deze tentoonstelling, die grotendeels samengesteld werd door fotoagentschap Magnum – waarvan Capa een van de medeoprichters was – probeert allesomvattend te zijn en is hierdoor erg vol. De grote hoeveelheid beeld en tekst moet ook nog eens wedijveren met de huisstijlkleuren van het Joods Historisch Museum.

Pablo Picasso en Françoise Gilot. Op de achtergrond Picasso’s neef, Javier Vilato. Golfe-Juan, Frankrijk, augustus 1948 © 2001 by Cornell Capa/Magnum Photos
Pablo Picasso en Françoise Gilot. Op de achtergrond Picasso’s neef, Javier Vilato. Golfe-Juan, Frankrijk, augustus 1948 © 2001 by Cornell Capa/Magnum Photos

Capa verliet zijn moederland al op jonge leeftijd. Nadat hij opgepakt werd tijdens een demonstratie tegen het fascistische regime besloot hij Hongarije te verlaten. Via Berlijn kwam hij in Parijs terecht, waar hij besloot zijn naam te veranderen omdat hij een nieuwe en meer herkenbare Amerikaanse naam wilde dragen. Overigens betekent cápa in het Hongaars ‘haai’. Het feit dat hij al op jonge leeftijd in opstand kwam tegen het heersende regime en al vroeg begon met reizen zijn de basisingrediënten geworden voor zijn fotografische werk. Capa’s meeste bekende uitspraak; ‘If your pictures aren’t good enough, you aren’t close enough’, typeert al zijn werk. Hij brengt zijn publiek uiterst dicht bij de gefotografeerde onderwerpen. Door Capa’s aanpak kan de toeschouwer bijna in het beeld stappen. In tegenstelling tot de verwachting levert dit geen overgedramatiseerde beelden op, maar intieme foto’s met een oprechte ingetogenheid.

Uiterlijk vertoon

De uitgangspunten van de presentatie in het museum zijn zowel geografisch als chronologisch. Landen waar Capa fotografeerde zijn gekoppeld aan de periode waarin hij op een bepaalde plek verbleef. De hoofdstukken die zo ontstaan vormen de rode draad van de tentoonstelling die, na een lange introductietekst van Capa-kenner en biograaf Richard Whelan, begint met een portret van Leo Trotski dat Capa in 1932 maakte en eindigt met foto’s die hij in Israel in 1954 in Indochina maakte. De laatste groep werken laat glamour-achtige foto’s zien van Capa’s vriendengroep, waaronder Ingrid Bergman en Pablo Picasso. Naast de algemene introductie wordt elk ‘hoofdstuk’ apart geïntroduceerd en heeft elke groep van gemiddeld drie of vier foto’s ook nog een apart tekstbordje met hierop de titels, locaties en jaartallen. Een grote blauwe wand met de introductietekst, de groen en rode titels op de lichtgrijze muur en de groene bordjes zijn relatief groot, erg kleurig en overheersend waardoor de aandacht van de toeschouwer weggeleid dreigt te worden.

Robert Capa, Haifa, Israël, mei-juni 1949 © 2001 by Cornell Capa/Magnum Photos
Robert Capa, Haifa, Israël, mei-juni 1949 © 2001 by Cornell Capa/Magnum Photos

Capa’s canon

Maar het werk van Capa is indrukwekkend genoeg om hier tegenwicht aan te bieden. Capa’s meest beroemde beelden, zoals die van een stervende Spaanse soldaat en de onscherpe silhouetten van geallieerde soldaten op Omaha beach, hebben in de tentoonstelling geen overdreven prominente plaats gekregen. Gelukkig maar, er is namelijk ook minder bekend werk te zien dat erg de moeite waard is. Zoals bijvoorbeeld een foto waarop een groep immigranten die tegen elkaar aangeduwd tegen een scheepsreling aanleunen op weg naar de nieuwe staat Israël of de foto’s die Capa nam van een dorpsgemeenschap in de Oekraïne. Hierop zijn boerenvrouwen te zien in hun dagelijks leven, hard aan het werk op het land. Dit werk doet overigens denken aan foto’s van Dorothea Lange en Walker Evans die zij maakten in het kader van het Farm Security Administration project dat in de jaren ’30 in het zuiden van de Verenigde Staten werd gerealiseerd om de armoede op het platteland te bestrijden. Robert Capa. Retrospectief laten zien dat Capa niet alleen dicht bij oorlog te vinden was maar dat hij ook geïnteresseerd was in maatschappelijke onderwerpen.

Robert Capa, Kinderen spelen in voor brandhout gesloopte woning (aan de Nieuwe Uilenburgerstraat), juni/juli 1945 © 2001 by Cornell Capa/Magnum Photos
Robert Capa, Kinderen spelen in voor brandhout gesloopte woning (aan de Nieuwe Uilenburgerstraat), juni/juli 1945 © 2001 by Cornell Capa/Magnum Photos

Nederlandse inbreng

Midden tussen Capa’s indrukwekkende zwart-witfoto’s staan twee touch screens opgesteld. Hier kan gekozen worden uit het luisteren naar een interview met Eva Besnÿo (in het Prentenkabinet van het Joods Historisch Museum is op dit moment ook een overzicht van haar werk te zien). Besnÿo herdenkt de tijd dat zij in Boedapest in dezelfde straat als Robert Capa woonde en vertelt over Capa’s kennismaking met fotografie en de gesprekken die ze samen voerden. Via dezelfde beeldschermen zijn een tweetal slideshows te zien. De eerste serie toont foto’s die Capa maakte tijdens een bezoek aan onze koninklijke familie. Het zijn opmerkelijke en intieme beelden zoals we die ook kennen van Willem van de Poll. Met name de foto waarop Beatrix, met een verband om haar rechterknie enthousiast haar best doet tijdens een potje badminton, doet zelfs de toeschouwer zonder liefde voor het koningshuis glimlachen. Tot slot vinden we de meest indrukwekkende serie van de tentoonstelling, gekenmerkt door Capa’s intieme relatie met het onderwerp en zijn zichtbare betrokkenheid. Capa laat het leven zien van een Joodse familie in Amsterdam in 1945 die in armoede proberen te overleven. De beelden zijn direct en hartverscheurend maar laten ook empathie en compassie zien zonder medelijden op te wekken.

Dit retrospectief laat de toeschouwer die niet bekend is met het werk van Capa kennismaken met een buitengewone fotograaf die indrukwekkende beelden van de geschiedenis van de eerste helft van de 20e eeuw vastlegde. Voor de toeschouwer die al wel bekend is met de ‘canon van Capa’ is deze tentoonstelling een herontdekking van de fotograaf die ook nu nog zeer de moeite waard is.

Theater / Voorstelling

Monty Pyhton vliegt nu ook door Nederland

recensie: Bos Theaterproducties - Monty Pyhton's Flying Circus

.

Verstandige woorden, maar vervolgens dondert hij vrolijk in de valkuil die veel regisseurs voor zichzelf graven. Een goed toneelstuk ten tonele voeren is blijkbaar niet genoeg, ze willen er ook altijd hele diepe dingen mee zeggen. In dit geval dat “Monty Python onder de oppervlakte ook ergens over gáát: over bureaucratie, over gekmakende regeltjes, over ambtenarij,” aldus de regisseur in Elsevier. En dat terwijl de vijf komieken van Monty Python gewoon geniale, absurde humor maakten, die je net zo min hoeft uit te leggen als de absurde grappen van Hans Teeuwen.

Lekker ‘sullealistisch'”

~


Want absurd zijn ze, die sketches. Neem nou de sketch waarin vier welgestelde heren, met een glas wijn in de hand, opscheppen wie het vroeger het armst had. “Wij woonden met 160 man in een kinderschoenendoos midden in de snelweg en als ontbijt kregen we een hap warm grint.” Waarop een ander er nóg een schepje bovenop gooit: “Lucky you!”

Of die bezopen sketch van een als Vietnamees verklede filmregisseur, die een modern koningsdrama opvoert, waarin de acteurs niet op paarden, maar op flitsende brommertjes het toneel oprijden. En die bovendien, wat minstens zo’n schitterende vondst is, de ‘r’ en de ‘l’ omdraaien. “Ik heb belicht uit Vrissingen, van Michiel de Luitel.” Waarop de regisseur tegen de koning zegt dat hij ook op ‘een blommel’ moet, omdat dat zo lekker ‘sullealistisch’ is. En zo kunnen we nog wel even doorgaan.

Gemengde gevoelens


~


Na het zien van de vijf kwartier durende voorstelling, die tegen een kaal decor wordt gespeeld (een bureau en een scherm, waarop abstracte gebouwen worden geprojecteerd), verliet ik het theater met gemengde gevoelens. Elke rechtgeaarde Monty Python-fan, en daar zijn er inmiddels een hele hoop van, kan de meeste scènes wel dromen, want ze worden al jaren op tv herhaald, of zijn terug te zien op video of DVD. Onbewust ga je dus vergelijken en moet je constateren dat tegen zulke briljante acteurs als John Cleese, Eric Idle, Graham Chapman, Terry Gilliam en Michael Palin gewoon niet op valt te boksen. Elk gebaartje, elke knipoog en elke stembuiging zitten voor eeuwig in ons geheugen gebeiteld. Vandaar dat de regisseur zich heilig had voorgenomen om er in de Nederlandse versie iets héél anders van te maken. Edoch, omdat hij inhoudelijk niets aan de scenes mocht veranderen, vraag je je onwillekeurig af of je dat eigenlijk wel moet willen, er iets héél anders van maken. In die zin is de voorstelling dus gewoon een zeer geslaagde compilatie van aanstekelijke Monty Python-sketches geworden, maar dan in een Nederlandse jasje gestoken.

Vermakelijk balanceren

~


Blijft de vraag over of dat erg is? Nee, totaal niet. Want er wordt uitstekend geacteerd door Arnoud Bos, Eva van der Gucht, Finn Poncin en Jeroen Spitzenberg, die zich voor de gelegenheid in grijze maatpakken hebben gestoken en met fraaie hangsnorren zijn behangen. Ze gedragen zich als een stelletje dolgedraaide warenhuisverkopers, werken zich op tot grote gekte, spelen kostelijke woedeuitbarstingen en balanceren vermakelijk op het randje van de waanzin. En dan die humor, die zeer goed vertaald is door Barbara van Kooten.

Gelukkig heeft de regisseur ervan afgezien om de veel te vaak herhaalde sketches over die dode papegaai of het ministerie van rare loopjes in de selectie op te nemen, maar oh oh oh, wat blijft er veel over om van te genieten.

Kortom, Monty is een vermakelijke komedie, die prima wordt gespeeld. Voor liefhebbers van absurde humor is het dan ook zeker een aanrader. Maar verwacht vooral geen andere interpretatie van de legendarische Monty Python-humor.

De voorstelling wordt tot en met 16 juni 2007 gespeeld. Klik hier voor meer informatie.