Muziek / Concert

Indrukwekkend en overtuigend

recensie: Neil Young & Promise of the Real @Ziggo Dome Amsterdam

Met bijna veertig studioalbums op zijn naam is Neil Young muzikaal al vele decennia actief. Niet alleen solo, maar ook als muzikant van diverse bands. Live is Young nog steeds een aanrader en dat bewijst hij deze avond in Ziggo Dome overtuigend.

Heldere voorbode

Neil Young & Promise of the Real openen de avond met een stevige inzet van ‘Mansion on the Hill’. Het blijkt de voorbode te zijn van een avondje gitaar-raggen. Young laat zich begeleiden door twee andere gitaristen, een bassist, drummer en conga-speler. Een van de gitaristen blijkt later op de avond ook banjo en orgel te kunnen spelen. De vijf muzikanten onder leiding van dinosauriër Neil Young hebben er stevig het tempo in en laten de Ziggo Dome sidderen op zijn grondvesten. Twee uur lang weet hij zijn publiek van elke seconde te laten genieten. Het tempo is hoog en de energie van de meester zelf stroomt hevig door de zaal.

We worden kort verblijd met een trio van akoestische liedjes waarvan het middenstuk gevormd wordt door een fabuleuze uitvoering van ‘Heart of Gold’. De zaal verandert in een swingende massa mensen met telefoonkaarsjes. Velen kunnen het niet laten voorzichtig mee te zingen. De afsluiter van dit klein blokje is ‘Old Man’ waarbij we zelfs banjo horen. De akoestische gitaar wordt daarna direct van het podium verwijderd door de roadies, waardoor we zeker weten: het zit erop, geen akoestische nummers meer. Young geeft plankgas en houdt de geluidsmuur stevig opgetrokken.

Spelplezier schittert op het gezicht

Het is niet te merken dat Young inmiddels de 73 jaar gepasseerd is. Dat geldt echter niet voor zijn oude begeleidingsband Crazy Horse. Reden voor Neil Young om rond te trekken met de band jongelingen van Promise of the Real, de band van Willie Nelsons zoon. Het spelplezier van Neil Young blijkt vooral uit de geprojecteerde detailbeelden op een van de schermen tijdens het afsluitende nummer ‘Rocking in the Free World’ als we duidelijk de grijns op zijn anders ernstig vertrokken gezicht mogen ontwaren. Het is een waardig slotakkoord van een geweldige show.

De toegiften liegen er niet om. Bij de aanvang van ‘Like a Hurricane’ wordt een orgel uit het plafond naar beneden gelaten om hier de gitarist/banjo-speler op te laten spelen. De orkaan van dit nummer dendert werkelijk door de zaal. De uitvoering van deze compositie is meeslepend, donker en zwaar. Het actuele liedje van Joni Mitchell ‘Woodstock’ rond de vijftigste verjaardag van dat festival mag natuurlijk niet ontbreken. Actueel om dat het festival een halve eeuw na dato zich wil herhalen, maar zoekende is naar een locatie. Neil Young laat ons achter me een geweldige ervaring en een voldaan gevoel. De meester kan het nog steeds en bewees dat met verve en plezier!

Kunst / Expo binnenland

Een wereld in etsen

recensie: Rembrandts Wereld in Teylers Museum

Rembrandt vliegt je deze zomer om de oren. Het is dit jaar immers 350 jaar geleden dat Hollands grootste meester stierf en daarmee is het officieel ‘Rembrandtjaar’. Het Teylers Museum geeft hier invulling aan met de prachtige, simpele tentoonstelling Rembrandts Wereld, waarin werk op papier van Rembrandt en zijn omgeving wordt tentoongesteld.

De wereld van Rembrandt

Rembrandt groeide op in Leiden maar verhuisde op vijfentwintigjarige leeftijd naar Amsterdam. Het komt dan ook niet als een verrassing dat zijn ‘wereld’ voor een groot deel uit deze stad bestaat. Amsterdam speelt een gastrol op veel van zijn etsen. Gezicht op Amsterdam vanaf de Kadijk bijvoorbeeld toont een topografisch vrijwel correcte weergave van de stad, met de Montelbaanstoren en de Oudekerktoren als achtergrond bij een landschap vol molens en boerderijen. Rembrandt was echter ook niet bang voor wat artistieke vrijheid. In Landschap met een boerderij en een hooimijt etste hij een zicht op het Huis Kostverloren nabij de Amstel, waarvoor hij met zijn rug naar Amsterdam moest staan. Toch voegde hij links op de achtergrond een panorama van de stad toe.

Boomgroep met vergezicht, 1652, Collectie Teylers Museum

Etskoning

Rembrandt is natuurlijk de koning der etsen en er zijn dan ook zeker een paar pareltjes opgenomen in Rembrandts Wereld. Het campagnebeeld De drie bomen (zie boven), de grootste landschapsets die Rembrandt ooit maakte, is een prachtige combinatie van licht en donker. Drie bomen op een heuvel steken fel af tegen de witte lucht; links op de achtergrond echter komen diep donkere wolken het tafereel binnen. Voor Boomgroep met vergezicht kraste Rembrandt met een etsnaald direct in de koperplaat. Hierdoor heeft het werk een fluweelachtige kwaliteit, die vaker terugkomt in Rembrandts oeuvre. Ook etskoningen maken soms echter wel foutjes, en met de afdruk van Boerderij met witte planken schutting moet Rembrandt niet helemaal tevreden zijn geweest. Aan de linkerkant heeft hij de ets wat bijgeschilderd met grijs penseel. Op latere afdrukken van deze voorstelling is te zien dat hij op die plek meer lijnen heeft geëtst.

Rembrandt van Rijn (1606 – 1669), Hercules Segers (ca. 1589/90 – ca. 1640), Vlucht naar Egypte, Collectie Teylers Museum

Vrienden

Rembrandts Wereld richt zich niet alleen op Rembrandt zelf. Veel bekende namen uit zijn omgeving komen voorbij. Zo zijn er een aantal werken opgenomen van Jan Lievens, Rembrandts jeugdvriend en collega, waarmee hij in Leiden een tijdje een atelier deelde. Ook Jacob en Philips Koninck, beiden leerlingen van Rembrandt, komen uitgebreid aan bod, evenals Abraham Furnerius. Bijzonder is ook de ‘samenwerking’ tussen Rembrandt en Hercules Segers. Rembrandt was groot fan van de oudere Segers, en voor Vlucht naar Egypte gebruikte hij een oude etsplaat van deze kunstenaar. Hij schraapte wat figuren weg en maakte er een religieuze afbeelding van. Ook zijn er zelfs ‘neppe’ Rembrandts te zien. Over twee kleine werkjes in een vitrine wordt verteld dat de achttiende-eeuwse kunstverzamelaar Cornelis Ploos van Amstel ervan overtuigd was dat ze van Rembrandt waren. De stijl en de penseelstreken echter wijzen erop dat de twee werkjes waarschijnlijk achttiende-eeuwse namaak zijn.

Rembrandt maakte in zijn leven zo’n driehonderd schilderijen, tweehonderdnegentig etsen en tweeduizend tekeningen. In het Rembrandtjaar kan de keuze dus wat overweldigen, maar Rembrandts Wereld is een tentoonstelling die je als Rembrandt-liefhebber niet mag missen. Een prachtige weergave van niet alleen de wereld van de schilder, maar ook zijn vaardigheid als etser en landschapskunstenaar.

Theater / Voorstelling

De Drie Musketiers als hilarisch zomerspektakel

recensie: De Drie Musketiers - De Warme Winkel

In de openluchtvoorstelling De Drie Musketiers worden de krachten van De Warme Winkel en regisseur Pieter Kramer zeer geslaagd verenigd.

Voor de voorstelling begint loopt een acteur in een zwarte cape langs de rijen en vraagt vriendelijk of hij iedereens aandacht mag. Op een nogal schoolse wijze vertelt de acteur over het verhaal van de boerenknul D’Artagnan, die zich bij de drie musketiers Athos, Porthos en Aramis wil voegen. Hij vertelt ook over de stagiair van De Warme Winkel (zou hij het zelf zijn?) die voor deze bewerking allerlei fragmenten uit het oorspronkelijke verhaal heeft verzameld en heeft gekoppeld aan het essay van Neil Postman Amusing ourselves to death, waarin Postman profeteert dat door de nieuwe media de mensheid grotendeels ten onder zou gaan aan de constante drang naar afleiding en prikkels.

Wat een goede stagiair zou je denken, als je naar de inleiding hebt geluisterd. Als je tenminste hebt geluisterd… Door omgevingsgeluiden uit het Amsterdamse bos, het geklets van de laatste bezoekers die letterlijk en figuurlijk binnendruppelen, het feit dat de acteur zonder microfoon spreekt en het gegeven dat de inleiding nogal schools is, is het merendeel van de luisteraars al afgehaakt. Sommigen kletsen door de inleiding heen, anderen zoeken in de tas naar nootjes en drank. Een enkeling controleert op de mobiel de laatste weersvoorspelling. Ik luister naar de inleiding en voel mij precies als de acteur wanneer ik voor een groep ongeïnteresseerde leerlingen sta. Toch haak ook ik af en controleer ik mijn mail, niet wetende dat ik met die handeling zojuist ben gezakt voor het examen van de aandacht dat De Warme Winkel met De Drie Musketiers houdt.

De Warme Winkel en Kramer is een gouden combinatie

Wie aan De Drie Musketiers denkt, denkt niet meteen aan musketiers die rondrijden op motors en allerlei stunts uitvoeren, of aan een vloekende kardinaal Richelieu, die de hofdame van de koningin martelt door haar wenkbrauwen en schaamhaar te plukken, en al helemaal niet een dozijn rode kabouters die om de haverklap ‘moonend’ opdoemen.

In deze bewerking van De Warme Winkel (onder regie van Pieter Kramer) is dat én meer allemaal mogelijk. Van het originele plot blijven de grote lijnen over. Ook nu wil boerenknul D’Artagnan (aanstekelijk gespeeld door Benjamin Moenen) bij de musketiers. Om daarbij te mogen moet hij nog steeds een aantal proeven doorstaan. De belangrijkste proef heeft te maken met de affaire die de Franse koningin Anna met de Engelse Lord Buckingham heeft. Zij heeft hem haar zilveren ketting gegeven, en die moet D’Artagnan samen met de drie musketiers uit Londen terughalen.

In ruil voor het originele verhaal, voegt De Warme Winkel in deze bewerking een flinke dosis spektakel en humor toe. Dat kan ook niet anders met regisseur Pieter Kramer (bekend van de vele RO-familievoorstellingen). De samenwerking tussen De Warme Winkel en Kramer pakt in deze voorstelling prachtig uit. De droge humor van beide partijen wordt naar een hoger niveau getild. Enkele voorbeelden: terwijl de musketiers op motoren rondrijden en allerlei onzinnige trucjes doen, rijdt hun baas, monsieur de Tréville (een van de vele rollen van Vincent Rietveld), op een oude damesfiets. En de affaire tussen de Franse koningin en de Engelse Lord wordt door beiden lekker met een overdreven accent gespeeld in een scène die zo uit Allo, Allo afkomstig had kunnen zijn. Of het gesprek tussen de koningin en haar hofdame Contance, waarin de koningin verslag doet van haar affaire, waar zelfs de dispuuttrutjes Madelon en Fleur uit Koefnoen nog een puntje aan kunnen zuigen. En vergeet vooral niet de rode kabouters die constant tevoorschijn komen en zowel het publiek als de personages afleiden door hun konten, borsten en/of geslachtsdelen te laten zien.

Van theater naar computerspel

Maar wie nu denkt dat deze bewerking niet meer is dan scabreus vermaak heeft het mis. Die kabouters, die steeds meer naakt laten zien en op den duur zelfs allerlei reclameaanbiedingen scanderen, staan symbool voor de gevaarlijke hang naar afleiding en prikkels waarover Postman schrijft. Het echte doel, namelijk die ketting van de koningin terugkrijgen en in het verlengde daarvan het oorspronkelijke verhaal, raakt uit het oog verloren. De Drie Musketiers lijkt steeds meer te veranderen in Super Mario, waarbij D’Artagnan de rol van Mario vervult en de rode kabouters vervangbaar zijn door de aardmannetjes die in het spel steeds opdoemen. De overgang van theater naar computerspel wordt ook duidelijk gemaakt door de achtergrondmuziek, waarin letterlijke fragmenten uit Super Mario zijn opgenomen. Het decor van Juul Dekker, dat voornamelijk bestaat uit hout en metalen steigers, past hier eveneens mooi bij. Als een Mario klimt D’Artagnan van ladders en springt over balken om de kabouters te verslaan.

Zoals in een echt computerspel komt de vijand – de afleiding in dit geval – weer terug. De voorstelling eindigt dan ook met de vraag of we tegen die afleiding moeten vechten, zoals Postman in zijn essay aanraadt, of dat we die afleiding moeten omarmen. Immers, door die platte afleiding is deze De Drie Musketiers een doldwaze en komische voorstelling geworden.

De Warme Winkel zou De Warme Winkel niet zijn als ook hier een adder onder het gras ligt. Het is namelijk één van de kabouters die dit pleidooi voor de omarming van de afleiding houdt. D’Artagnan en de andere musketiers gaan hier weer klakkeloos in mee. De ketting van de koningin is inmiddels iedereen vergeten, en het echte verhaal wordt nooit afgemaakt.

Kunst / Expo binnenland

Mooie details in overladen tentoonstelling

recensie: Recensie: Het begin van een nieuwe wereld. De ontwikkeling van de moderne sculptuur

De beeldententoonstelling Het begin van een nieuwe wereld in het Kröller-Müller Museum in Otterlo is als een groot boeket bloemen: overdadig, met hier en daar een prachtige bloem die eruit springt. Het lijkt wel of men een haast encyclopedisch overzicht van niet alleen de aankopen door oud-directeur Bram Hammacher (van 1948-1963) wil bieden, maar ook van de ontwikkeling van de beeldhouwkunst van de vorige eeuw waarover in 1969 zijn boek The evolution of modern sculpture  verscheen.

Anoniem, Oceanië, Grote spleettrommel, 19de eeuw, Kröller-Müller Museum, Otterlo

Meteen in de eerste zaal loop je er haast letterlijk al tegenaan, tegen een plateau waarop een grote hoeveelheid beelden staat als was het een boeket: kleine bloemen vooraan, wat grotere in het midden en meer dan levensgrote achteraan. Het zijn voornamelijk torso’s en enkele niet-Europese werken, waaronder een houten spleettrommel uit Oceanië naast de houten Rebecca van Ossip Zadkine. Twee werken die met elkaar in dialoog gaan en eruit springen.

Dialoog

Dat plateau is meteen een introductie tot de gehele tentoonstelling. Het bestaat voornamelijk uit op het menselijk lichaam of de natuur gebaseerd figuratief werk en abstracte werken waarbij een verwijzing naar mens en natuur nooit ver weg lijkt. Deze keuze is aangevuld met enkele niet-westerse stukken en voorstudies of ideeën op papier voor beeldhouwwerken van bijvoorbeeld Henry Moore en Barbara Hepworth. Soms met de uitwerking daarvan ernaast, zoals St. Sebastian van Eduardo Paolozzi. Een enkele keer komt een thema van een tekening terug in een beeldhouwwerk, zoals de Griekse neus van Femme assise van Zadkine op diens Jeune homme dat zo’n tien jaar later ontstond. Weer twee bloemen die naar hartenlust mogen (op)bloeien!

Ossip Zadkine, torso Clementius, 1941, Kröller-Müller Museum, Otterlo

Een dialoog vindt ook plaats tussen beeldhouwwerken die in het museum staan en degene die buiten staan, in de beroemde beeldentuin, die ook op het conto van Hammacher mag worden geschreven. Zo lijken Les harpistes (1930) van Jacques Lipchitz, die Hammacher in 1950 in New York ontmoette, in gesprek te gaan met diens Le chant des voyelles van enkele jaren later. Van een voorstudie kun je in dit geval echter niet spreken – het zijn autonome kunstwerken. Het eerste werk, Les harpistes, staat in een wederom volle vitrine met maar liefst tweeëndertig stukken, als waren het de Thirty pieces van Andrew Lord elders in het museum.

Rustiger is een vitrine met diverse mooie koppen, waaronder Josefa van Charlotte van Pallandt dat een dialoog lijkt aan te gaan met Le grand visage van André Derain uit dezelfde periode. Omdat je om deze vitrine heen kunt lopen, zie je ook de achterkant ervan wat altijd boeiend is.

Grenswachters

Intrigerend is Vitesses involontaires van Zoltan Kemery, waar met name veel ouders met kinderen enige tijd voor blijven staan. Het is opgehangen op de grens van een zaal met respectievelijk abstract en figuratief werk – wéér zo’n bloem die eruit springt en mooi rustig aan de wand hangt.
In de laatste zaal ligt, in een vitrine, Le commencement du monde van Constantin Brancusi. Hieraan ontleent de tentoonstelling zijn naam.

Constantin Brancusi, Le commencement du monde, 1924, Kröller-Müller Museum, Otterlo

Dan sta je opeens in het restaurant. Als je even doorloopt, kom je in de grote tentoonstellingszaal waar op dit moment werk van Charlotte Posenenske (1930-1985) is te zien. De één zal haar minimalistische werk aanspreken, een ander niet. Dat concludeer je als je mensen ofwel geïntrigeerd naar binnen ziet lopen of zich juist op de drempel meteen ziet omdraaien. Dat geldt ook voor de strakke, klassieke presentatie van – eerlijk is eerlijk – haar beknopte oeuvre en omgekeerd dus ook voor de tentoonstelling ter ere van Hammacher. De één zal er niet genoeg van kunnen krijgen, de ander zoekt naar wat rustpunten. Als een bloem in een boeket. Want soms zie je door de bloemen het boeket niet meer en dat is jammer.

Muziek / Concert

Legendarisch feestoptreden

recensie: The Beach Boys & Rotterdams Philharmonisch Orkest

Het optreden van The Beach Boys tezamen met het Rotterdams Philharmonisch Orkest op de rand van Nederland, de Tweede Maasvlakte, mag gerust legendarisch genoemd worden. De iconische Amerikaanse band had dit plan in 2017 samen met Spido-directeur Leo Blok reeds gesmeed.

De Rotterdamse rederij Spido heeft voor haar 100-jarig feestje The Beach Boys naar Rotterdam gehaald en laat ze samen met het Philharmonisch Orkest spelen. De droom van de directeur komt uit na een gesprek met Bruce Johnston tijdens hun optreden twee jaar eerder. Het feest is geen besloten gelegenheid, maar open voor wie een kaartje kan bemachtigen. De drieduizend toeschouwers vergapen zich aan het megapodium op de Tweede Maasvlakte. Grote schermen aan weerszijden geven eenieder detailbeelden. Helaas loopt het beeld niet synchroon met het geluid, een kleine smet op het perfecte optreden en geweldige geluid.

Nog steeds fit

Een halfuurtje later dan aangekondigd wordt het concert gestart. Het Rotterdams Philharmonisch Orkest opent de show met een medley van hits van de band alvorens de band het podium betreedt. De band opent met een aantal liedjes uit hun begintijd, zeg maar surfmuziek. Tijdens ‘Surfer Girl’ nodigt Mike Love het publiek uit om de flitslampjes van de mobiele telefoon te laten branden en ze als een moderne aansteker te laten mee-wiegen op de muziek. De nadruk ligt tijdens de eerste set op het vroege werk van de band. Mike Love en Bruce Johnston zijn de enige oprichters die de band nog rijk is. Ze zijn nog opvallend fit gezien de hoge leeftijd van eind zeventig. Dat de band nog zo’n honderdvijftig optredens per jaar schrijft zal zeker bijdragen aan de fitte uitstraling van deze hoogbejaarde muzikanten.

De show duurt bijna twee uren met een korte break, waarin het orkest één instrumentaal nummer laat klinken. De heel hoge noten kunnen deze twee heren niet halen, al laat Johnston later in het concert toch een behoorlijk staaltje zang klinken. Verder neemt Brian Eichenberger naast zijn gitaarspel de fraaie hoge noten, die vooral Brian Wilson zong, voor zijn rekening. De zoon van frontman Mike Wilson, Christian Love, geeft een prachtige vertolking van ‘God Only Knows’. Dat nummer werd vroeger gezongen door Carl Wilson die ons een aantal jaren geleden is ontvallen. Christian Love schittert in deze fraaie uitvoering van het iconische lied van de band.

Memorabele momenten

Na de break opent de band met het Mama’s en Papa’s-nummer ‘California Dreaming’ dat ze in de jaren negentig toevoegden aan hun eigen repertoire. De uitvoering die Bruce Johnston staande achter de toetsen geeft van ‘Disney Girls (1957)’ is adembenemend mooi. Johnston haalt aan het slot zelfs de hoge noten van deze song, die origineel op Surf’s Up verscheen in 1971. In het tweede deel kan de band natuurlijk niet om ‘Sloop John B’ heen dat geweldig klinkt met orkest. Het wachten is dan nog op de allerbekendste topfavoriet van de band. Eerst horen we nog ‘Barbara Ann’ alvorens het fantastische ‘Good Vibriations’ wordt ingezet. De orkestrale begeleiding is fabelachtig. De bassen klinken in het middenstuk onheilspellend. Een waar hoogtepunt, dat het slotakkoord blijkt in te luiden van de show.

Het door Mike Love geschreven ‘Kokomo’, een late hit voor de band, mag natuurlijk niet ontbreken, waarna ze definitief afsluiten met ‘Fun, Fun, Fun’ waarop Johnston en Love het bekende dansje van de band doen. Als de laatste noten van dit lied klinken, wordt een groots vuurwerk afgestoken achter het podium ter gelegenheid van het inmiddels Koninklijk onderscheiden rederijbedrijf Spido. Het spelplezier met het Rotterdams Philharmonisch Orkest steekt Love niet onder stoelen of banken. Een diepe buiging voor deze ruim vijftig jaar opererende band!

Film / Films

Schrijfster eist haar plek op

recensie: Colette (vod/dvd)

Het lijkt wel een hype, maar dat zou het genre tekort doen. Het laatste jaar stapelen de biografische films over schrijfsters zich op. En daarmee zien we dat de thema’s van #MeToo en #TimesUp een vaste plek in het filmlandschap hebben verworven.

Mary Shelley, de schrijfster van Frankenstein, kreeg haar film. Lee Israel vervalste brieven van mannelijke schrijvers en schitterde in het zwartkomische Can you ever forgive me?. In Becoming Astrid zagen we de jonge jaren van Pipi Langkous-bedenkster Astrid Lindgren.

En dan waren er nogal wat fictieve schrijfsters die worstelden en (meestal) bovenkwamen. De vrouw achter de Nobelprijswinnaar in The Wife, de would-be dichteres in The Kindergarten Teacher, en Engelse schrijfster met de mannennaam in The Guernsey Literary and Potto Peel Society.  Allemaal – fictief of niet fictief – hebben ze te maken met mannelijke onderschatting of zelfs onderdrukking.

Schandaalsucces

De meest interessante film in het genre hebben we dan nog niet eens genoemd. Colette gaat over de de Franse schrijfster met diezelfde naam (1873-1954). De film concentreert zich op de jaren dat zij zich als schrijfster ontplooit. Colette (Keira Knightley) is aanvankelijk een bleu meisje uit de provincie. Wanneer ze trouwt met de oudere womanizer Henry Gathier-Villars (Dominic West) en naar Parijs verhuist, bloeit ze op. Henry publiceert goedverkopende bellettrie onder de naam Willy.

Maar, wanneer hij in een writers block belandt, neemt zijn jonge vrouw het over. Ze schrijft onder zijn naam een serie over de opgroeiende Claudine waarin alle streken van haar schuinmarcherende en liegende man zijn verwerkt. Vanwege de openlijk seksuele ondertoon van de romans worden de boeken in het Parijs rond de eeuwwisseling een groot schandaalsucces.

Emancipatie

Regisseur Wash Westmoreland (Still Alice) neemt alle ruimte om de complexe relatie tussen Willy en Colette te schetsen. Hij is een egocentrische macho die haar gebruikt als muze, tegelijkertijd geeft hij haar de kans om te schrijven. Haar schaamteloze proza doet het bijzonder goed in het losbandige fin-de-siècle. De twee kunnen aanvankelijk niet met en niet zonder elkaar leven. Mede omdat Willy haar in het openbaar geen enkele credit gaf als ghostwriter van zijn romans en zij geen enkel recht kon doen laten gelden op haar eigen werk.

Wanneer Colette uiteindelijk voor zichzelf en de totale vrijheid kiest, krijgt de film een bredere context dan alleen dit interessante, particuliere leven. Colette begint te experimenteren met open relaties, erotiek, travestie en lesbische liefde. Dan valt ook de rol die de schrijfster had in de emancipatie van vrouwen en homoseksuelen op zijn plaats. Zelfs voor Parijse begrippen moet het een schok zijn geweest toen Colette zich in mannenpakken ging kleden en een relatie aanging met de transgender markies Izzie.

De film is extatisch vormgegeven waarbij de Parijse bohemiensfeer rond 1900 met nachtclubs en revues bijzonder goed is getroffen. Keira Knightley doet waar ze als actrice het beste in is. Haar rollen in kostuumdrama’s voelen nooit ouderwets, als kijker kunnen we heel natuurlijk meegaan in de metamorfose van haar karakter. Als publiek uit de 21-ste eeuw verplaatsen we ons aan de hand van Knightley ruim een eeuw terug in de tijd en begrijpen dit tijdperk zowaar even. Dat maakt van Colette een uitstekend kostuumdrama. En die films over de levens van schrijfsters, daar mogen er veel meer van worden gemaakt.

Theater / Voorstelling

Tryptich kraakt kritische noot niet overtuigend

recensie: Bryce Dressner, Roomful of Teeth, Akso|Schönberg - Triptych (Eyes of One on Another)

De interdisciplinaire performance Tryptich (Eyes of One on Another) levert een interessante herinterpretatie van het werk van Robert Mapplethorpe, maar slaat soms ook de plank mis.

Tryptich is opgedeeld in drie segmenten, te weten X, Y en Z – overeenkomstig de gelijknamige
portfolio’s waarin de Amerikaanse fotograaf Robert Mapplethorpe in de jaren zeventig en tachtig
stillevens van bloemen, zwarte naakte modellen en de homoseksuele BDSM-cultuur van New York
vastlegde. Daarmee creëerde hij een oeuvre dat toentertijd grote controverse veroorzaakte om zijn
expliciete portrettering van seks en fetisjisme, en daarmee een nationaal gevoerde discussie op gang
bracht over zedelijkheid en censuur.

Is Mapplethorpes werk nog steeds zo controversieel? Valt mee, ben je geneigd te denken, gegeven
het feit dat zijn werk groot getoond wordt in de grote zaal van Internationaal Theater Amsterdam
tijdens een sjiek theaterfestival; ook nog voor een veelal grijs publiek. Toch wel, als je bedenkt dat
het explicietste materiaal van BDSM-acts niet getoond wordt. Stijve piemels à la, anale fisting, toch
maar niet.

Tryptich is een technisch vernuftige voorstelling: de foto’s worden geprojecteerd op grote doeken,
waarachter de muzikanten van Asko|Schönberg en de vocalisten van Roomful of Teeth soms
doorschijnen. Laatstgenoemden plaatsen het werk van Mapplethorpe in een tekstuele, soms
poëtische context, met onder meer teksten van Patti Smith, met wie Mapplethorpe een tijd een
relatie had. Soms sluiten de doeken de achtergrond ook geheel af, zodat een enkele performer
(Martell Ruffin) overblijft op het toneel. Had hij dertig jaar eerder geleefd, dan had hij een van de
modellen van Maplethorpe kunnen zijn. Zijn optreden is minimalistisch maar aanwezig, uitdagend
blijft hij de zaal inkijken, zich schijnbaar weinig aantrekkend van de foto’ achter hem.

Ode en kritiek

Tryptich wil zowel een ode brengen aan Mapplethorpe als zijn werk in een kritisch daglicht plaatsen.
Dit doet het met name wanneer zijn Z-portofolio aan de beurt komt, waarin Mapplethorpe zwarte
naakte modellen portretteerde. Hier wordt de ondertitel van de voorstelling van belang: ‘ogen van
de een op de ander.’ Wat is de relatie tussen fotograaf en model? Gaat het hier om een gelijke,
menselijke relatie? Of objectiveert de blik van de fotograaf zijn model? Onderwijl zingt Roomful of
Teeth teksten van onder meer Essex Hemphill, die Mapplethorpe bekritiseerde op het fetisjeren van
zwarte lichamen. Zo wordt Tryptich een voorstelling over machtsrelaties en objectivicatie.

Met de rol van performer Ruffin lijkt Tryptich deze kritiek op Mapplethorpe breder te willen trekken
naar het publiek in de zaal. Ruffin zoekt de confrontatie met het publiek op, kijkt hen minachtend
aan, lacht het publiek zelfs uit. Hier wordt ons iets verweten, zoveel is duidelijk. Maar wat precies?
Zijn wij de objectiverende blik? Doen wij aan fetisjeren? Of wordt juist het publiek nu geobjectiveerd,
als zijnde een koekje van eigen deeg? Als het doel van Tryptich is om dergelijke reflectie te weeg te
brengen, dan is het werk van een outsider als Mapplethorpe, die zich ver buiten de
mainstreamsmaak bevindt, waarschijnlijk niet de goede ingang. Mapplethorpe is niet het Holland
Festival-publiek, het Holland Festival-publiek is niet Mapplethorpe. Impliceren dat dat wel zo is, doet
beiden geen recht aan. Zodoende wordt deze kritische noot niet overtuigend gekraakt.

Theater / Reportage
special: Oerol 2019

Oerol 2019: Anders kijken

8WEEKLY bezocht ook dit jaar weer het Oerol festival. Ik leerde hoeveel je ziet in het donker bij Bart van de Woestijne, zag de kunstenaar in de autist bij Romana Vrede, keek hoe mensen in elkaar konden schroeven bij Alexander Vantournhout en tuurde naar de horizon met Post Uit Hessdalen.

Bart van de Woestijne – In order of dissapearance

In In order of dissapearance, loop je een eigen route door het bos, om vervolgens in een houten box te verdwijnen en de wandeling in de krochten van je binnenste te vervolgen.

Bart van de Woestijne rijkt de acht toeschouwers ieder een sleutel met een gekleurd touwtje aan. Acht kleuren voor acht verschillende routes door het bos. In order of dissapearance lijkt in eerste instantie een soort begeleide meditatie. Terwijl je door het bos loopt leidt de stem Van de Woestijne je blik langs bewegende takken, naar de toppen van de bomen en naar degene die naast me staat. “Heeft diegene zich gekleed op het weer? Hoe heeft diegene zijn armen?” Dan draait de lens “Stel je voor wat diegene ziet als die naar jou kijkt.” En zo zijn wij beiden – terwijl we naar elkaar kijken – ineens meer met onszelf bezig.

Een oefening in kijken

De oefening van kijken is een terugkerend motief in het werk van Van de Woestijne in 2018 liet hij het publiek op Cementfestival een uur lang naar een levend paard op het podium kijken, afgelopen editie was dat een spelende peuter. Ook In order of dissapearance is een oefening in observatie, van de omgeving, maar vooral van je eigen binnenste.

De korte route door het bos leidt naar een kleine houten box. Met de sleutel aan mijn groene touwtje open ik de deur, neem plaats op een stoeltje en doe de deur dicht. Ik kijk door een glazen spiegelwand uit over het duinlandschap. Als onder een glazenstolp bewonder ik het landschap en mijn eigen afwezigheid daarin. Weer klinkt de stem van Woestijne nu over de speakers in het hokje: ‘Dit landschap zou van een eeuw geleden kunnen zijn, of misschien wel van de toekomst.’ Duidelijk is dat dit landschap er vóór mij was en ook na mij zal zijn. Zo confronteert Van de Woestijne de toeschouwer als vaker in zijn werk met de eigen vergankelijkheid.

‘Hij pelt de vele lagen van het zijn af’

Waar vele theatermakers op Oerol het schone duinlandschap van Terschelling in hun werk gebruiken, doet Van de Woestijne iets onverwachts. Met veel geratel schuift een donkere wand over het glas. Van Woestijne ontneemt je het zicht. Terwijl het landschap verdwijnt zie ik mijzelf in het glas gereflecteerd, totdat het echt donker wordt. In het donker wordt in In order of dissapearance een oefening in denken: ‘Wat als er iemand die er precies zo uitziet als jij precies zo doet. Jouw geliefden lief heeft. Wat als jij verdwijnt?’ Hij pelt de vele lagen van het ‘zijn’ af. ‘Hoe weet je dat je niet verzonnen bent?’ Van de Woestijne werkt toe naar een essentie, die hij deels invult. Geen ‘cogito ergo sum’, want Van de Woestijne lijkt meer waarde te hechten aan lichamelijkheid.

In order of dissapearance is ervaringstheater, en zo blijkt mijn ervaring volkomen anders dan de vrouw die twee hokjes naast me zit, zij houdt de deurklink angstvallig vast omdat ze bang is in het donker. Of de vrouw in het hokje rechts van me, zij danste op de muziek vertelt ze na afloop. Ik ergerde me aan de muziek, die als een elektronisch vrolijk wachtmuziekje goedkoop  contrasteerde met het unheimische gevoel dat Van Woestijne met zijn zoemende soundscape eerder neerzette.

Wat In order of dissapearance een sterk werk maakt is hoe Van de Woestijne het perspectief van de toeschouwer weet te kantelen van buiten naar binnen. Door met het licht te spelen confronteert hij je met een spiegelbeeld waarvan je op den duur gedissocieerd van raakt. Vooral in vorm is In order of dissapearance een beklemmende ervaring.

Romana Vrede – Who’s Afraid of Charlie Stevens

Ook Romana Vrede daagt mijn kijken uit in Who’s afraid of Charlie Stevens. Wat als we haar zoon Charlie Stevens niet als autist zien maar als kunstenaar? Dan worden zijn neuriënde geluiden muziek, zijn repetitieve bewegingen dans en zijn uitspattingen kunst.

In Who’s afraid of Charlie Stevens vormt de zwaar autistische zoon van Romana Vrede het uitgangspunt van de voorstelling. De vier performers van CLUB GEWALT belichamen Charlie. Het zijn energiebommen, onhandelbaar en onberekenbaar. Ze pulken aan het behang op de muur, ze berijden de theaterlampen en ze zitten aan het haar van het publiek. In Who’s afraid of Charlie Stevens duiken de performers in de belevingswereld van Charlie, of een interpretatie daarvan – Charlie kan immers niet praten.

Vrede spreekt rustig in de microfoon ‘Charlie zie je jezelf als kunstenaar?’ Het repliek is een muur van geluid. De vier performers van CLUB GEWALT buigen zich over hun synthesizers en gaan los, aangemoedigd door de beats van Robbert Klein. De geluiden overspoelen het publiek. Een volgende vraag van Vrede, weer een muur van geluid: Een dialoog lijkt niet mogelijk.

‘Zoals kunst kan communiceren zonder woorden, zo communiceert ook Charlie’

Who’s afraid of Charlie Stevens is een montagevoorstelling, waarin we impressies van Charlie meekrijgen. Zoals kunst kan communiceren zonder woorden, zo communiceert ook Charlie. De muziek van Robbert Klein vormt een associatief spreekkoor, in de snippers van Disney songs ontvouwt zich een logica.

We zien de machteloosheid van Vrede wanneer ze de vier dartelende performers in het gareel proberen te houden. Maar we zien bovenal de innige band die moeder en zoon hebben, in de momenten van rust. Zoals de ontroerende scene waar ze het naakte lijf van  performer Dook van Dijck insmeert met Nivea Creme. Of het moment waarop ze beseft dat haar zoon gelukkig is zoals hij is.

‘Soms moet je ook een beetje moeite doen’

In het nagesprek laat een oudere vrouw in het publiek weten dat de muziek haar afschrok: ‘Van waar die indringende muziek aan het begin?’ Vrede zegt: ‘Soms moet je ook een beetje moeite doen.’ Moeite doen, beter luisteren, om de muziek te horen in het geluid. Het kan in eerste instantie als een toeter klinken, maar als je langer luistert hoor je allerlei kleine nuances in de ritmes. Misschien is het net zo met Charlie Stevens denk ik, soms moet je beter kijken, om de schoonheid te zien in het autisme. Who’s afraid of Charlie Stevens is een pleidooi om anders te kijken. Om niet de beperking te zien van het autisme, maar de kunst.

Alexander Vantournhout – Screws

Screws is een kruisbestuiving van circus en dans. De voorstelling bestaat uit vijf nummers en speelt langs verschillende locaties rond de oude campus van Terschelling. Het publiek wordt uitgenodigd om per locatie zelf een gezichtspunt in te nemen. Bij het eerste nummer zit het publiek rond een plein. Twee performers draaien als schroeven in en weer uit elkaar. Het circus van Vantournhout heeft iets rauws en ongepolijst. Het grind knarst onder de voeten van de performers. De performers zijn zo goed op elkaar ingespeeld dat niet te zien valt waar de beweging begint en waar die ophoudt. In een kluwen wordt niet langer duidelijk: wiens been of wiens arm?

‘Hun prestaties worden gretig beloond door het publiek’

De performers zijn virtuoos. Vele malen worden hun prestaties, gretig beloond door applaus uit het publiek. Hier en daar hoor je een ‘jeetje’, ‘goh, moet je daar eens kijken.’ gevolgd door een ‘dit zouden wij misschien ook nog wel kunnen.’ Ik stel me voor hoeveel van de toeschouwers na de voorstelling zelf het trucje dat ik als kind leerde uithalen: Met de ruggen tegen elkaar, de armen ineen gehaakt om dan van de grond af samen omhoog te komen.

Het terugkerende motief in Screws is het in en uit elkaar schroeven van de lichamen, waarbij de performers elkaar nodig hebben om in balans te blijven. In ieder deel van Screws lijken de performers voor een andere uitdaging te lijken staan. Ze hangen ondersteboven met hun voeten gebonden aan een rails ze doen een balans act op spijkerschoenen. In plaats van te vechten tegen de beperking van het onmenselijke materiaal onderzoeken ze wat het materiaal met hun beweging doet.

Niet de beperking, maar de mogelijkheden

Het is iets wat Vantournhout in zijn solo voorstelling ANECKXANDER (2015) al deed. Daarin deed hij flik flaks terwijl hij zwarte plateauzolen en zware bokshandschoenen droeg. Hij kon de draai daardoor steeds net niet maken. In Screws lijkt hij niet de beperkingen op te zoeken van het materiaal, maar juist de mogelijkheden. In het derde nummer van Screws danst Vantournhout een sierlijke solo -of eigenlijk duet- met een zware bowlingbal. Door het gewicht van de bowlingbal, zwaait Vantournhout net iets harder. Hij speelt met het publiek, want terwijl hij zijn arm met het grootste gemak rond zwiept zie je velen denken, maar wat als hij de bal plots los laat…

Post Uit Hessdalen – 15 149ft

Gelegen op het meest Oostelijke puntje van Terschelling zit het publiek bij Post uit Hessdalen op een ijzeren tribune. We kijken uit op de branding met in de verte de horizon. In het midden van die tribune staat een groot rad. Twee performers op blote voeten en in overall geklede performers beginnen aan het rad te draaien. Een dik touw komt uit het zand naar boven, er lijkt geen einde aan te komen. Trekken deze de horizon naar ons toe? Trekken ze ons naar de horizon? Het is 15419 stappen tot de horizon. De horizon achternalopen is zinloos, toch spint Post uit Hessdalen dat idee uit in hun voorstelling 15 419ft uit.

Een vrouw met een tuba verschijnt op het strand en speelt een melodie. Haar melodie wordt even later beantwoord door een tweede vrouw met trompet. Het Oostendense Post uit Hessdalen staat bekend om hun interdisciplinaire voorstellingen, in 15 419ft speelt de muziek minstens net zo’n grote rol als de tekst die uit een megafoon klinkt. Bovenal is 15 419ft een poëtisch en traag werk. Een dappere keuze van de makers, maar geen geslaagde. In deze setting krijgt het werk niet de verstilling die het nodig heeft om de magie van het turen in de verte over te brengen. Het houdt geen stand op Oerol.

‘In deze setting krijgt het niet de verstilling die het nodig heeft’

De tubaspeelster loopt richting de horizon haar klanken klinken steeds verder weg. We zien de andere vrouw in de verte op een gong slaan, maar het geluid komt pas later aan. Er zijn twee waarheden, wat mijn ogen zien en wat mijn oren horen. Post Uit Hessdalen maakt een compositie met de vertraging van het geluid: een compositie van afstand. Op momenten is dat magisch: in de verte horen we de Tubaspeelster terwijl ons oog haar niet meer kan waarnemen. Op andere momenten zijn de klanken zo vervreemdend dat ze je afstoten en je ze graag op afstand houdt.

Over de luidspreker horen we de vrouw die naar de horizon loopt haar stappen tellen. Ze corrigeert zichzelf: ‘Stop met tellen, niet zo met je armen bewegen, aan niets denken opgaan in de lucht of in een lichtspiegeling.’ Dat aan niets denken blijkt lastig. Waar Post Uit Hessdalen probeert een poëtische voorstelling over het vergezicht neer te zetten, is het publiek al lang afgehaakt. De vrouw naast mij zucht verongelijkt en krijgt vervolgens de slappe lach. Na de voorstelling hoor ik de vrouw zeggen, ‘Ja ik merk toch dat ik naar het theater ga om vermaakt te worden.’ Ik hoor de woorden van Romana Vrede in mijn hoofd: ‘Soms moet je een beetje moeite doen.’

Theater / Voorstelling

Vrolijke chaos vol overtuiging

recensie: De Nationale Opera, Nederlandse Reisopera en Opera Zuid - Il matrimonio segreto

Niet vaak zie je een opera waarbij er veelvuldig luide lachsalvo’s uit de zaal komen. Bij Il matrimonio segreto wel: de 18de-eeuwse klucht is uitermate speels, met verve geregisseerd en de jonge zangers van De Nationale Opera Studio hebben de lachers op hun hand.

Natuurlijk, een doorwrocht Gesamtkunstwerk van vijf uur en een diep devoot oratorium zijn natuurlijk prachtig, maar opera is het leukst als het olijk, ondeugend en over the top is. Il matrimonio segreto van Domenico Cimarosa bezit al deze kwaliteiten: een guitige zedenschets en comedy of errors ineen, met een razendsnelle opvolging van speelse aria’s en een libretto dat ruim tweehonderd jaar na dato nog steeds op de lachspieren werkt.

Het verhaal is een ouderwetse draaideurklucht. Carolina (Julietta Aleksanyan) en Paolino (Lucas van Lierop) zijn in het geheim met elkaar getrouwd. Carolina’s vader Geronimo (Cody Quattlebaum) wil zijn andere dochter Elisetta (Verity Wingate) uithuwelijken aan de poenerige graaf Robinson (Martin Mkhize), maar die voelt echter veel meer voor Carolina. Tegelijkertijd denkt Geronimo’s zus Fidalma (Polly Leech) dat Paolino verliefd is op haar. Niemand begrijpt het nog, de chaos is compleet.

Speels en doeltreffend

Deze jolige boel zou echter in een verkeerde regie volledig dood kunnen slaan, maar is bij Monique Wagenmakers en de vormgevers in goede handen. Het decor van Francesco Cocco bestaat bijna uitsluitend uit grijze kledinghoezen, waarachter de spelers elkaar najagen. De kostuums van Federica Miani zijn fraai uitgevoerde parodieën op de pruikentijd. Ook is er een belangrijke rol weggelegd voor het lichtplan van Alex Brok. Zo wordt de ontreddering van graaf Robinson als hij zijn aanstaande bruid ontdekt vergezeld van een lichtwisseling waar menig soap nog wat van kan leren. Alle elementen sluiten naadloos op elkaar aan en maken de opera tot een genot om naar te kijken.

Virtuoze muzikale humor

Naast visueel spektakel is Il Matrimonio ook een ideale showcase voor het aanstormend talent van De Nationale Opera Studio. Cimarosa’s muziek is doorspekt met spitsvondigheden en grapjes die vallen of staan bij een overtuigende uitvoering. Martin Mkhize springt eruit met zijn combinatie van arrogantie en onzekerheid en schittert in een aria waarin hij Elisetta moet overtuigen dat hij geen geschikte partner is. Aleksanyan weet Carolina juist neer te zetten als vrouw die zich ontworstelt aan haar vader en de graaf, om uiteindelijk haar eigen plan te trekken. De zes spelers worden begeleid door het Orkest van de Achttiende Eeuw, dat onder leiding van Gianluca Capiano de klanken van Cimarosa een extra zwier meegeeft.

Il matrimonio segreto sluit af met een volstrekt ongeloofwaardig happy end. Het maakt niets uit. Met een grote glimlach loopt het publiek de zaal uit, waar de bubbels staan te wachten.

 

Boeken / Non-fictie

De wil tot zijn

recensie: René ten Bos - Extinctie

Filosoof René ten Bos neemt met zijn nieuwste (en wederom fenomenale) boek Extinctie afscheid als Denker des Vaderlands.

Extinctie sluit naadloos aan bij twee eerdere boeken van Ten Bos. Dwalen in het antropoceen (2017) gaat over het tijdperk waarin de mens zijn stempel op de aarde drukt. Ten Bos is op zoek naar een begrip van de mens en diens verhouding tot zijn omgeving. Het volk in de grot (2018) gaat over de tegenstelling tussen het volk en de elite en hun relatie met de waarheid. Zijn nieuwe boek Extinctie gaat over de catastrofale tijd waarin wij leven en waarin door de mens veroorzaakte massa-extinctie plaatsvindt. En daarmee is iets opmerkelijks aan de hand: het raakt ons niet.

Onvoorstelbaar

Ten Bos’ heeft een eigen stijl die ontzettend fijn is. Rustig en onderzoekend benadert hij een onderwerp. De filosoof zet geen betoog op en is nergens normatief. In plaats daarvan neemt hij je mee op pad en daagt hij je uit na te denken, anders te denken en kritisch te denken. Extinctie gaat over het onvermogen van de mens om zich te laten raken door de grootschalige extinctie die vandaag de dag plaatsvindt. Zowel dierlijke als menselijke extinctie is iets waartoe wij ons niet kunnen verhouden en dat intrigeert Ten Bos.

Een van de redenen hiervoor is de onmogelijkheid de extinctie te denken. ‘Dat het leven van mensen ten einde komt, misschien zelfs het leven als zodanig, is iets volstrekt onbegrijpelijks.’ Ook de grote verlichtingsfilosoof Immanuel Kant wist dit al. De mens kan het einde van de dingen niet denken. En je verhouden tot iets wat ondenkbaar is, is onmogelijk. Toch gaat Ten Bos op zoek naar een manier waarop we ons kunnen verhouden tot het onvoorstelbare. Want de extinctie vindt plaats, de mens heeft er een rol in en de wereld verandert met grote snelheid.

Verwachtingen

Een van de redenen waarom de mens zich geen zorgen maakt om de extinctie, is omdat hij de verandering niet waarneemt. Deze problematiek in relatie tot de klimaatcrisis wordt ook wel het shifting baseline syndroom genoemd. Ten Bos noemt dit een soort kennisextinctie: de mens past zijn beeld van wat normaal is continu aan en merkt daardoor veranderingen niet snel op. Zo verwachtte iemand 30 jaar geleden bepaalde vogels te zien in het bos die hij nu nooit meer zou zien. De verwachting verandert en daarmee het ‘normale’. Zo kan het dus gebeuren dat de mens zijn omgeving op grote schaal verwoest zonder dat hij door heeft dat er iets aan de hand is.

Van extinctie zijn geen beelden en daardoor is het moeilijk er een relatie mee op te bouwen. Daarnaast kennen wij een groot deel van de uitstervende soorten niet. Bovendien hebben veel mensen het idee dat extinctie iets is wat bij de natuur hoort, op de ijsbeer die geen ijs meer heeft na dan. Er bestaat inderdaad zoiets als natuurlijke (of: achtergrond) extinctie, maar de huidige door de mens veroorzaakte extinctie gaat 45.000 keer zo hard. Dit onzichtbare gebeuren zal zich langzaam aan ons tonen, doordat hele leefgebieden en ecosystemen erdoor uit balans zullen raken.

Zijn en intimiteit

Ten Bos kiest geen richting maar overweegt verschillende manieren om over het onderwerp na te denken. In het tweede deel van Extinctie staat specifiek de extinctie van mensen centraal. Verschillende filosofen en wetenschappers die zich over dit onderwerp hebben gebogen passeren de revue. Zo ook de Duitse filosoof Lütkehaus met zijn aanklacht tegen wat volgens hem het grote axioma is van het westerse denken. Namelijk, het idee dat zijn iets goeds is en niet-zijn iets slechts. Volgens Lütkehaus wordt onze samenleving gekenmerkt door een wil tot zijn. Wellicht dat het ook dáárom zo moeilijk is het niet-zijn te denken.

Ten Bos slaagt er aan het eind van het boek in te laten zien op welke manier extinctie ons tóch kan raken. Als we onze omgeving en de dingen daarin zien als iets waarmee we een intieme relatie hebben, raakt de extinctie ons in onze intiemste zones. Hier gaat ten Bos verder op de filosoof Giorgio Agamben die stelt dat de dingen waar we een intieme relatie mee hebben, dingen zijn die we ons niet kunnen toe-eigenen. Zoals de wereld, onze taal, het lichaam, het landschap en de dieren. Hier vindt de extinctie plaats en dat is dichterbij dan we dachten.

Ten Bos schrijft met Extinctie wederom een prachtige filosofische verhandeling over een uitermate actueel en verontrustend onderwerp dat alle mensen op een bepaalde manier raakt. Zijn meanderende manier van schrijven is ook in zijn nieuwste boek prettig en doet bovendien het onderwerp recht aan. Absolute aanrader.